NL8500657A - Werkwijze en inrichting voor het tot delen van een bepaalde grootte breken en afzeven van een stortmateriaal. - Google Patents

Description

- γ~ ι Ν.0. 32834

Werkwijze en inrichting voor het tot delen van een bepaalde grootte breken en af zeven van een stortmateriaal -

De uitvinding betreft een werkwijze voor het tot delen van een bepaalde grootte breken en afzeven van een stortmateriaal.

Tot nu toe wordt voor het tot delen van een bepaalde grootte breken en afzeven van een stortmateriaal, dit materiaal eerst 5 door een breekinrichting van het ene of andere type gevoerd en daarna over een zeef geleid, waarna de op de zeef achtergebleven materiaaldelen weer door een breekinrichting worden gevoerd en eventueel af gezeefd.

De bekende werkwijze is betrékkelijk omslachtig en vraagt 10 een omvangrijke inrichting. Daarbij worden meestal in deze breëkinrichtingen betrékkelijk veel van de stortmateriaaldelen tot een onnodige te kleine grootte gebroken, zodat in wezen te veel breekenergie wordt verbruikt dan strikt nodig zou zijn.

Het doel van de uitvinding is een verbeterde werkwijze 15 zoals hierboven genoemde te verschaffen die de nadelen van de bekende werkwijze niet heeft.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de werkwijze volgens de uitvinding het stortmateriaal op een tot vibratie gebracht vlak rooster wordt gevoerd, waarbij de soort en intensiviteit van deze vibratie 20 zodanig worden gekozen dat ten minste een vibratiebeweging in een richting loodrecht op het vlak van het rooster wordt verkregen met een zodanige intensiviteit dat de grootte, niet direkt door de openingen in het rooster vallende brokken van ten minste één materiaalsoort, als gevolg van deze vibratiebeweging, op het rooster worden gebroken tot 25 brokstukken met een grootte die toelaat dat deze brokstukken door de opening in het roester vallen.

Op deze wijze wordt dus niet meer breekenergie verbruikt dan strikt nodig is cm de genoemde grote materiaalbrokken tot brokstukken van de gewenste grootte te breken, aangezien zodra een 30 brokstuk wordt afgebroken dat voldoende klein is cm door een opening in het rooster te vallen, dit brokstuk aan de brekende werking van het rooster wordt onttrokken.

Bij voorkeur wordt het stortmateriaal in wezen continu bij 8500657 -2- één kant op het rooster gebracht en worden de soort vibratie en de stand ten opzichte van de horizontaal van het rooster zodanig gekozen, dat het materiaal van de opbrengkant naar de afvoerkant van het rooster wordt verplaatst met een zodanige snelheid ten opzichte van de lengte 5 van het rooster dat de verblijfstijd van de genoemde grote materiaalbrokken op het rooster voldoende lang is om deze brokken tot de genoemde grootte te doen breken.

Op deze wijze wordt de vibratie van het rooster tevens benut voor een verplaatsing van het te behandelen stortmateriaal over 10 het rooster, zodat een continu proces wordt verkregen.

Op voordelige wijze kan, bij een stortmateriaal dat ten minste twee soorten materiaal met verschillende breekkarakteristieken cmvat, de soort en de intensiviteit van de vibratie zodanige worden gekozen, dat uitsluitend grote, niet dirékt door de openingen in het 15 rooster vallende brokken van de meer gemakkelijk brekende materiaalsoort tot de genoemde grootte worden gebroken, zodat de grote niet direkt door de openingen vallende brokken van de andere materiaalsoort op het rooster achterblijven of bij de afvoerkant daarvan worden afgevoerd.

20 Op deze wijze wordt tevens een scheiding van twee materiaalsoorten verkregen die berust op de specifieke breekkarakteristieken van deze materiaalsoorten, zodat deze materiaalsoorten bijvoorbeeld wel hetzelfde soortelijk gewicht kunnen hebben. Een scheiding van twee materiaalsoorten met hetzelfde 25 soortelijk gewicht vormt tot nu toe een groot probleem, dat slechts met dure, omvangrijke en meestal technologisch ingewikkelde inrichtingen kon worden overwonnen.

Bij voorkeur wordt het door het rooster vallende materiaal opgevangen pp ten minste één zeef die samen met het rooster tot 30 vibratie wordt gebracht en het zich over deze zeef verplaatsende, niet doorgevallen materiaal, bij de afvoerkant van de zeef door een verkleiningsinrichting gevoerd.

Op deze wijze wordt de vibratie benut voor het op de zeef aan een verdere breekwerking onderwerpen en tot de gewenste grootte 35 afzeven van de door het rooster vallende materiaalbrokken en voor het door een verkleiningsinrichting voeren van het op de zeef achtergebleven materiaal.

De uitvinding betreft eveneens een inrichting voor het 8500657 -3- * ‘ uitvoeren van de werkwijze, welke inrichting bestaat uit een verend ondersteund gestel dat is voorzien van, door een motor aangedreven middelen voor het tot vibratie brengen van het gestel, waarbij nabij de bovenkant een vlak rooster en onder het rooster een afvoer in het 5 gestel zijn gemonteerd.

Bij voorkeur zijn de openingen in het rooster rechthoekig, waarbij de, de openingen begrenzende langs- en dwarszijden, volgens elkaar kruisende evenwijdige lijnen lopen en de langszijden evenwijdig met de verplaatsingsrichting van het materiaal over het rooster Iepen, 10 en zodanig op de, in één plat vlak liggende, bovenkanten van bepaalde, de openingen begrenzende langs- en/of dwarszijden, verhogingen zijn aangebracht, dat deze verhogingen ten opzichte van elkaar zijn versprongen, waardoor de brekende werking van het rooster wordt bevorderd.

15 Tussen het rooster en de afvoer kan ten minste één zeefplaat in het gestel zijn gemonteerd, waarbij, bij voorkeur, de zeefplaat een afvoereind heeft dat overgaat in een brekerplaat, en met deze brekerplaat samenwerkende breekmiddelen zijn aangebracht, die samen met de brekerplaat een verkleiningsinrichting vormen.

20 De breekmiddelen kunnen op voordelige wijze worden gevormd door ten minste één breekhamer met een plaatvormige kop die op een afstand van een ten minste gedeeltelijk geperforeerde brekerplaat is gelegen en een met deze kop verbonden, naar boven uitstekend steelsamenstel dat nabij het boveneind zwaaibaar cm een horizontale as 25 is gemonteerd, zodat bij de zwaaibeweging van de breekhamer, de kop van en naar de brekerplaat beweegt, waarbij een aanslag aan het steelsamenstel is aangebracht die zodanig tegen een nokorgaan aanligt, dat de breekhamer slechts in één richting van de brekerplaat naar boven kan zwaaien en de terug zwaaiende beweging door het nokorgaan wordt 30 begrensd.

Doordat bij het in werking zijn, de zeefplaat eveneens tot vibratie wordt gebracht, worden de niet door de zeef vallende materiaaldelen tussen de plaatvormige kop van de breekhamer en de brekerplaat gestuwd, waardoor de breekhamer onhoog wordt gezwaaid en 35 daarna weer op de materiaaldelen valt en deze daarbij breekt tot deeltjes die door de perforaties in de breekplaat kunnen vallen.

Bij voorkeur zijn de aanslag aan het steelsamenstel en het nokorgaan zodanig uitgevoerd, dat door een verplaatsing van deze 8500657 -4- onderdelen ten opzichte van elkaar, de afstand tussen de plaatvormige kop van de breekhamer en de brekerplaat kan worden gewijzigd.

Op voordelige wijze is de genoemde horizontale as op een vaste ondersteuning en het nokorgaan in het gestel gemonteerd, waardoor 5 wordt verkregen dat de afstand tussen de breëkhamerkcp en‘de brekerplaat zichzelf instelt tot een gelijkblijvende waarde, wanneer door een verhoging van het gewicht van de, zich op de zeefplaat bevindende hoeveelheid materiaal, het gestel dieper in de verende ondersteuning wegzakt, waardoor anders de afstand tussen de brekerplaat 10 en de hamerkop zou veranderen.

Op voordelige wijze kunnen de breekmiddelen ook worden gevormd door ten misnte één breekrol met een horizontaal lopende as, die door een motor tot rotatie kan worden gebracht bijvoorbeeld door de genoemde motor via de vibratoras of door een aparte motor. Bij voorkeur 15 bestaat daarbij de zeefplaat uit ten minste twee afzonderlijke delen, waarbij het eerste deel, bij het afvoereind daarvan overgaat in een onderste brekerplaat die onder de brekerrol is aangebracht, en het afvoereind van het tweede deel bij de bovenkant van de brekerrol eindigt en de bij dit deel behorende brekerplaat boven de brekerrol is 20 aangebracht, terwijl boven de onderste brekerplaat een, zich dwars door het gestel uitstrekkend opvangorgaan, direkt naast de brekerrol is aangebracht, welk orgaan bij de zijkanten van de brekerrol is aangesloten op zich naar beneden, tot voorbij de onderste brekerplaat uitstrekkende afvoerkanalen, en boven de bovenste brekerplaat en het 25 genoemde opvangorgaan een leiplaat is aangebracht.

Op deze wijze wordt een dubbele werking met een dubbele breékkapaciteit van de brekerrol verkregen, wat mogelijk wordt gemaakt doordat het te verkleinen materiaal door de met het gestel mee vibrerende zeefplaatdelen naar de brekerrol, aan weerskanten daarvan, 30 wordt gevoerd.

Bij voorkeur loopt de leiplaat schuin van boven naar beneden, naar één van de twee delen van de zeefplaat, waarbij het zich boven het opvangorgaan bevindende gedeelte van deze plaat als zeefplaat is uitgevoerd, waardoor het op het als zeefplaat uitgevoerde deel van 35 de leiplaat vallende materiaal direkt kan worden afgezeefd en het genoemde zeefplaatdeel minder wordt belast.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening waarin: 8500657 -5- *

Figuur 1 een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding in overlangse doorsnede en gedeeltelijk in zij-aanzicht toont,

Figuur 2 in het linkerdeel een dwarsdoorsnede volgens de 5 lijn II-II in figuur 1 en in het rechterdeel een eindaanzicht van de inrichting volgens figuur 1 toont,

Figuur 3 op grotere schaal de breekinrichting rechts in figuur 1 weergeeft,

Figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 3 10 toont,

Figuur 5 een deel van het rooster van de inrichting volgens figuur 1 in bovenaanzicht weergeeft,

Figuur 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI in figuur 5 is, 15 Figuur 7 een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in overlangse doorsnede toont,

Figuur 8 (¾) grotere schaal de breekrol in de inrichting volgens figuur 7 in vooraanzicht toont, en

Figuur 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX in figuur 8 20 is.

Zoals getoond in de figuren 1 en 2 onvat de inrichting volgens de uitvinding een uit zware stalen zijplaten 1 gevormd gestel.

Tussen deze zijplaten 1 is nabij de bovenkant een rooster 2 gemonteerd, en onder dit rooster een zeefplaat 5, 5' die door de dwarslopende bolle 25 staven 6 wordt ondersteund, waarbij het zeefplaatdeel 5 minder hellend dan het zeefplaatdeel 5' is uitgevoerd. Bij de onderkant is tussen de zijplaten 1 een enigszins trechtervonnige bodem 7 met een afvoeropening 8 gemonteerd. Onder het rooster 2 is verder nog een leischot 9 tussen de zijplaten 1 aangebracht. Met het verwijzigingscijfer 10 zijn 30 inspectieluiken aangegeven die aan de ene kant voor een stofdidite en geluidsdempende afdichting zorgen en aan de andere kant een toegankelijkheid tot het inwendige van de inrichting geven voor onderhouds-, reparatie- en verwisselingswerkzaamheden.

Het gestel 1 wordt bij de hoeken verend ondersteund door 35 vier veersamenstellen 11 die elk tussen een qp een zijplaat 1 bevestigde steun 12 en een op het fundament 13 aangebrachte stoel 14 met tussenschakeling van een vulplaat 15, zijn gelegen.

Een, tussen de zijplaten 1 aangebracht vibratorashuis 16 8500657 -6- is door middel van de flenzen 17 aan de respectieve zijplaten 1 bevestigd. Door dit ashuis 16 strekt zich een trillingsopwekker met excentrische as 18 uitr die, bij beide einden, niet getoonde, verstelbare contragewichten draagt, die door de beschermingskappen 19 5 worden beddet. De vibrator 18 wordt via de V-snaren 20 door de op het fundament 13 gemonteerde motor 21 aangedreven, waarbij deze motor 21 op een draaibare motorsteel 22 is geplaatst.

In plaats van de getoonde enkele éénassige vibrator kunnen ook meerdere vibratoren eventueel met meer assen of vibratoren van 10 andere types worden toegepast al naar gelang de vereisten. Ook zijn andere aandrijfvormen voor de vibrator (en) mogelijk, zoals bijvoorbeeld door middel van een cardanas, al of niet met een tussengeschakelde V-riemoverbrenging.

De zeefplaat 5 gaat bij het afvoereind daarvan over in een, 15 gedeeltelijk geperforeerde brekerplaat 23 die tussen de zijwanden 1 is bevestigd en die samenwerkt met de breekhamersamenstellen 24. Zoals getoond in de figuren 3 en 4 zijn twee rijen breékhamers 25 en 26 aanwezig, die elk een plaatvormige kop 25', 26' en een steelsamenstel 25'', 26” hebben, door middel waarvan de breekhamers 25, 26 draaibaar 20 cm een as 27 zijn aangebracht. De as 27 strekt zich dwars door de inrichting uit en steekt door openingen 28 in zijplaten 1, zodat de einden van de as 27 door middel van rubberen torsieblokken 29 door de, op het fundament 13 gemonteerde armen 30 wordt ondersteund. Via de hol uitgevoerde as 27 kunnen de hamers 25, 26 worden gesmeerd. Aan de 25 armsaroenstellen 25', 26' zijn aanslagen 32 respectievelijk 31 bevestigd die, aan weerskanten, tegen een als nok werkende as 33 aanliggen, zodat de hamers 25, 26 slechts in één richting van de brekerplaat 23 omhoog kunnen zwaaien. De as 33 is bij de uiteinden, door middel van de moeren 34 in de, op de armen 30 bevestigde beugels 35 vastgezet. De nokas 33 30 kan in verschillende standen, door middel van de moer 34 worden vastgezet, waardoor de brekeropeningen x en y kunnen worden ingesteld. Uit figuur 3 blijkt duidelijk dat indien de nokas 33 cmhoog wordt verplaatst, beide brekeropeningen x en y iets groter, en bij een verplaatsing van de as 33 naar beneden, iets kleiner zullen worden. Een 35 verschuiving van de nokas 33 naar links in figuur 3 zal veroorzaken dat de brékerepening y iets groter wordt en de brekeropening x iets kleiner, terwijl bij een verplaatsing van de as 33 in de andere richting de opening x iets groter en de opening y iets kleiner zal 8500657 -7- worden. Aan de onderrand van het leischot 9 is een vingerplaat 36 aangebracht, die, in het stortmateriaal terecht gekomen vreemde voorwerpen, zoals stukken betonijzer, hout, draad, enzovoorts tegenhoudt, zodat deze vreemde voorwerpen op gezette tijden kunnen 5 worden verwijderd.

De assen 27 en 33 kunnen ook op een zich achter de inrichting bevindende ondersteuningsconstructie worden ondersteund, zodat zij niet door openingen in de zijplaten 1 steken. Ocfc is het ' mogelijk dat de nokas 33 door de inrichting zelf wordt ondersteund, 10 waardoor het voordeel wordt verkregen dat de openingen x en y zelf instellend worden, d.w.z. dat wanneer bij een zware belasting de inrichting dieper in de verende ondersteuning 11 wegzakt, waardoor de brekerplaat 23 zich van de hamerkoppen 25", 26’1 zal verwijderen, en de openingen x en y groter zouden worden, door het zich dan 15 eveneens naar beneden verplaatsen van de nokas 33, deze openingen x en y constant blijven. Tenslotte is het ock nog mogelijk dat het breekhamersamenstel 24 geheel door de inrichting zelf wordt ondersteund, in welk geval, onder gebruikmaking van rubberen torsieblokken, de dan optredende secundaire (harmonische) trillingen 20 van de hamers kunnen worden gebruikt cm een breker-werking teweeg te brengen.

De hamers 25, 26 kunnen met extra gewichten 37, 38 worden verzwaard cm de juiste breekkracht te leveren.

Zoals getoond in de figuren 5 en 6 wordt het rooster 2 25 gevormd door een stel langsliggers 39 en dwarsliggers 40, waarbij bovenop de dwarsliggers massieve stalen dwarsbalken 41 en boven de langsliggers de vulstukken 42 zijn aangebracht. Bovendien zijn zodanig op bepaalde vulstukken 42 extra stukken staal 43 vastgelast dat een versprongen patroon van uitstekende elementen 43 wordt verkregen. In 30 plaats van de getoonde vorm kunnen de extra stukken staal 43 korter, scherper en smaller, of tand- of puntvormig zijn. Ock is het mogelijk cm dergelijke uitstekende elementen ook, of eventueel uitsluitend op de dwarsbalken 41 te plaatsen.

In figuur 1 zijn nog de schuifplaten 44 getoond door middel 35 waarvan de grootte van de uitstroomepening 8 kan worden gewijzigd.

Onder de uitstroemopening 8 is een bandtransporteur 45 met een trechtervormig verdeelorgaan 46 aangebradit, door middel waarvan het uit de inrichting stromende materiaal kan worden afgevoerd. Op de 8500657 -8- bovenkant van de inrichting is een meevibrerende hopper of stortbak 47 aangebracht, doch zo'n stortbak kan ook stationair boven de inrichting zijn aangebracht*

Bij het in werrking zijn van de inrichting wordt deze door 5 de, door de motor 21 tot rotatie gebrachte vibrator 18 tot vibratie gebracht. Daarna wordt het stortmateriaal bij A op het rooster 2 gestort waarbij grote niet direkt door de openingen in dit rooster 2 vallende brokstukken door het schuddend effect van het op en neer trillende rooster 2 worden gebroken tot brokstukken die door de 10 openingen in het rooster kunnen vallen. Indien het stortmateriaal uit twee soorten materiaal mat verschillende breekkarakteristieken bestaat, dan worden de grote brokken van het minder goed breekbare materiaal niet op het rooster 2 gebroken maar bij B uit de inrichting verwijderd. Het door het rooster 2 vallende materiaal komt op de zeefplaat 5, 5' 15 die eveneens vibreert, waardoor dit materiaal aan een verdere breekwerking wordt onderworpen en tegelijkertijd wordt afgezeefd tot de gewenste afmetingen, welk af gezeefd materiaal op de bodemconstructie 7 valt en van daar via de uitlaat 8 op de bandtransporteur 45, waardoor het materiaal wordt afgevoerd. De op de zeefplaat 5, 5' achterblijvende 20 grotere brokken worden geleidelijk naar de breekhamers 24 gevoerd, door welke hamers dit materiaal tegen de brekerplaat wordt verbrijzeld en door de perforaties in de brekerplaat in de bodemconstructie 7 valt. Eventueel niet gebroken delen worden bij C afgevoerd.

De uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 25 getoond in de figuren 7, 8 en 9 omvat eveneens een gestel bestaande uit twee zijplaten 48, tussen welke platen 48 bij de bovenkant een rooster 49 is aangebracht, dat op dezelfde wijze kan zijn uitgevoerd als het rooster getoond in de figuren 5 en 6. Eveneens is om het rooster een hopper of stortbak-constructie 50 aangebracht. Bij de onderkant is 30 tussen de zijplaten 48 een bodemconstructie 51 met een afvoercpening 52 gemonteerd, welke opening ook instelbaar kan zijn door schuiven 44 zoals getoond in figuur 1. De inrichting lean weer tot vibratie worden gebracht door de vibrator 53 die wordt aangedreven door een niet getoonde motor. De vibrator omvat weer een tussen de zijplaten 48 35 gemonteerd vibratorashuis 55 met een door dit huis lopende excentrische of concentrische as 56 die bij beide einden is voorzien van de verstelbare contragewichten 57 (zie figuur 8).

Tussen het rooster 49 en de bodemconstructie 51 zijn drie 8500657 -9- ‘ .

zeefplaten 58, 59 en 60, en twee leiscbotten 61 en 62 tussen de zijplaten 48 gemonteerd. De zeefplaat 59 gaat bij het afvoereind daarvan over in een brekerplaat 63 die kan samenwerken met een brekerrolsamenstel 64, bij de onderkant daarvan. Bij het afvoereind van 5 de zeefplaat 60 is een bovenste brékerpOLaat 65 aangebracht die eveneens met het brekerrolsamenstel 64 kan samenwerken, maar bij de bovenkant daarvan, zodat het brekerrolsamenstel 64 een dubbele werking en dubbele brekerkapaciteit heeft. Het tussen het brekerrolsamenstel 64 en de onderste brekerplaat 63 verkleinde materiaal valt direkt op de 10 bodemconstructie 51 cm via de uitstrocmcpening 52 te worden afgevoerd.

Het tussen de bovenste brekerplaat 65 en het brekerrolsamenstel 64 verkleinde materiaal wordt opgevangen door een opvangorgaan 66, bestaande uit een dakvormige plaatconstructie die bij de zijkanten in verbinding staat met de verticale afvoerkanalen 67 en 68 die uitmonden 15 boven de bodemconstructie 51 (zie figuur 8).

Zoals verder in meer bijzonderheden is getoond in de figuren 8 en 9 crnvat het brekerrolsamenstel 64 twee brekerrollen 64 en 64’, die elk tussen een middenplaat 69 en een zijwand 48 zijn gelagerd.

De middenplaat 69 is gemonteerd op de dwarsbalken 70 die tevens het 20 opvangorgaan 66, 67, 68 ondersteunen. Voor een betrekkelijk smalle inrichting kan echter met één brekerrol worden volstaan. De brekerrollen 64, 64' worden elk aangedreven door de vibratoras 56, via een tussen het lagerhuis 71 en het contragewicht 57 met eventueel dit contragewicht verzwarende toevoegplaten 57’, aangebrachte schijf 72 ai 25 een daarover geleide V-riem 73. Qn veiligheids- en aandrijftechnische redenen is nog een vloeistofkoppeling 74 met thermische beveiliging aangebracht of een ander type koppeling die een beveiliging geeft tegen blokkering en overbelasting, al dan niet gecombineerd met een signaleringsinrichting.

30 Verder is in figuur 9 getoond dat de brekerplaten 63 worden ondersteund door de torsielagers 75 en de veren 76, 76' via de zittingen 77 die tussen de dwarsarmen 78 zijn aangebracht. Door de spanbout 76’1 meer of minder aan te draaien kan de kleinste afstand tussen de onttrek van de brekerrol en de brekerplaat worden in- of 35 nagesteld. De bovenste brekerplaat 65 wordt op dezelfde wijze verend ondersteund door de torsielagers 78 en de veren 79, 79’.

Verder zijn in figuur 7 nog getoond de vingerplaten 80 en 81 bij respectievelijk het afvoereind van het leischot 61 8500557 -10- en de zeefplaat 58, en de geleiders 82 aan de onderkant van het rooster 49. De inrichting is bij beide kanten voorzien van inspectieluiken 83.

Bij het in werking zijn van de inrichting wordt weer bij A het stortmateriaal op het tot vibratie gebrachte rooster 49 gebracht, 5 waardoor de grote niet direkt door de qpeningen in het rooster vallende brokken, cp het rooster worden gebreken en eventueel niet gebroken brokken van een materiaal dat minder snel breekt, bij B worden afgevoerd. Het door het rooster 49 vallende materiaal valt, links in figuur 7 gedeeltelijk direkt op de zeefplaat 59 en gedeeltelijk eerst 10 op het leischot 61 en van dit schot op de zeefplaat 59. Het door de zeefplaat 59 vallende materiaal wordt opgevangen op de bodemconstructie 51 cm door de uitstroomopening 52 te worden afgevoerd. Het op de zeefplaat 59 achterblijvende materiaal wordt geleidelijk naar de brekerplaat(en) en tussen deze plaat(en) en de brekerrol(len) verkleind 15 om vervolgens pp de bodemconstructie (51) te vallen en door de uitstroomopening 52 te worden af gevoerd. Het in figuur 7 rechts door het rooster 49 vallende materiaal komt gedeeltelijk op de zeefplaat 58 en gedeeltelijk op de zeefplaat 60. Het door de zeefplaat 58 vallende materiaal wordt gedeeltelijk opgevangen door de leiplaat 62 en van daar 20 naar het opvangorgaan 66 gevoerd en valt gedeeltelijk direkt op het opvangorgaan 66, waarna dit materiaal door de verticale zijkanalen 67 . en 68 naar de bodemconstructie 51 wordt geleid om door de uitstrocmopening 52 te worden afgevoerd. Het op de zeefplaat 58 • achterblijvende materiaal wordt op de zeefplaat 60 gevoerd en van daar 25 samen met het op deze zeefplaat 60 achterblijvende materiaal naar de brekerrol 64 met brekerplaat 65 geleid on te worden verkleind, waarna dit verkleinde materiaal via het opvangorgaan 66 en de verticale kanalen 67 en 68 wordt afgevoerd. Het door de zeefplaat 60 vallende materiaal komt direkt pp de bodemconstructie 51. De vingerplaten 80 en 30 81 zorgen ervoor dat grotere vreemde voorwerpen niet tussen de brekerrol (len) 64 en de brekerplaten 63, 65 kunnen komen.

85 0 0 6 57

Claims (14)

1. Werkwijze voor het tot delen van een bepaalde grootte breken en af zeven van een stortmateriaal/ met het kenmerk/ daat het stortmateriaal cp een tot vibratie gebracht/ vlak rooster wordt gevoerd, waarbij de soort en intensiviteit van deze vibratie zodanig 5 worden gekozen dat ten minste een vibratiebeweging in een richting loodrecht cp het vlak van het rooster wordt verkregen met een zodanige intensiviteit, dat de grootte, niet direkt door de openingen in het rooster vallende brokken van ten minste één materiaalsoort, als gevolg van deze vibratiebeweging, op het roester worden gebroken tot 10 brokstukken met een grootte die toelaat dat deze brokstukken door de openingen in het rooster vallen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stortmateriaal in wezen continu bij één kant cp het rooster wordt gebracht en de soort vibratie en de stand ten opzichte van de 15 horizontaal van het rooster zodanig worden gekozen, dat het materiaal van de opbrengkant naar de afvoerkant van het rooster wordt verplaatst met een zodanige snelheid ten opzichte van de lengte van het rooster, dat de verblijfstijd van de genoemde grote materiaalbrckken op het rooster voldoende lang is cm deze brakken tot de genoemde grootte te 20 doen breken.

3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, waarbij het stortmateriaal ten minste twee soorten materiaal met verschillende breekkarakteristieken cmvat, met het kenmerk, dat de soort en intensiviteit van de vibratie zodanig worden gekozen, dat uitsluitend 25 grote, niet direkt door de openingen in het rooster vallende brokken van de meer gemakkelijk brekende materiaalsoort tot de genoemde grootte worden gebroken, zodat de grootte niet direkt door de openingen vallende brokken van de andere materiaalsoort op het rooster achterblijven of bij de afvoerkant daarvan worden afgevoerd.

4. wekwijze volgens conclusies 1+3, met het kenmerk, dat het door het rooster vallende materiaal wordt opgevangen op ten minste één zeef die samen met het rooster tot vibratie wordt gebracht, en het zich over deze zeef verplaatsende, niet doorgevallen materiaal, bij de afvoerkant van de zeef door een verkleiningsinrichting wordt gevoerd.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens 8500657 ψ # -12- de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting bestaat uit een verend ondersteund gestel dat is voorzien van, door een motor aangedreven middelen voor het tot vibratie brengen van het gestel, waarbij nabij de bovenkant een vlak rooster, en onder het rooster een 5 afvoer in het gestel zijn gemonteerd.

6. Inrichting volgens cnclusie 5, met het kenmerk, dat de openingen in het rooster rechthoekig zijn, waarbij de, de openingen begrenzende langs- en dwarszijden volgens elkaar kruisende, evenwijdige lijnen lopen en de langszijden evenwijdig met de verplaatsingsrichting 10 van het materiaal onder het rooster lopen, terwijl zodanig op de, in één plat vlak liggende bovenkanten van bepaalde, de openingen begrenzende langs- en/of dwarszijden, verhogingen zijn aangebracht, dat deze verhogingen ten opzichte van elkaar zijn versprongen.

7. Inrichting volgens conclusies 5-6, met het kenmerk, dat 15 tussen het rooster en de afvoer ten minste één zeefplaat in het gestel is gemonteerd.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de zeefplaat een afvoereind heeft dat overgaat in een, in het gestel gemonteerde brekerplaat en met deze brekerplaat samenwerkende 20 breekmiddelen zijn aangebracht, die samen met de brekerplaat een verkleiningsinrichting vormen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de breekmiddelen worden gevormd door ten minste één breekhamer met een plaatvormige kop die pp een afstand van een, ten minste gedeeltelijk geperforeerde brekerplaat is gelegen en een met deze kop verbonden naar 25 boven uitstekend steelsamenstel, dat nabij het boveneind zwaaibaar om een horizontale as is gemonteerd, zodat bij de zwaaibeweging van de breekhamer, de kop van en naar de brekerplaat beweegt, waarbij een aanslag aan het steelsamenstel is aangebracht die zodanig tegen een nokorgaan aanligt, dat de breekhamer slechts in één richting van de 30 brekerplaat naar boven kan zwaaien en de terugzwaaiende beweging door het nokorgaan wordt begrensd.

10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de aanslag aan het steelsamenstel en het nokorgaan zodanig zijn uitgevoerde, dat door een verplaatsing van deze onderdelen ten opzichte 35 van elkaar, de afstand tussen de plaatvormige kop van de hamer en de brekerplaat kan worden gewijzigd.

11. Inrichting volgens conclusies 9 of 10, met het 8500657 r ' ï ; -13- kenmerk, dat de genoemde horizontale as op een vaste ondersteuning is gemonteerd en het nokorgaan in het gestel is gemonteerd.

12. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de breekmiddelen worden gevormd door ten minste één breékrol met een 5 horizontaal lopende as die door de genoemde motor tot rotatie kan worden gebracht.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de zeefplaat uit ten minste twee afzonderlijke delen bestaat, waarbij het eerste deel, bij het afvoereind daarvan overgaat in een onderste 10 brekerplaat die onder de breekrol is aangebracht, en het afvoereind van het tweede deel bij de bovenkant bij de breekrol eindigt en de bij dit deel behorende brekerplaat boven de breekrol is aangebracht, terwijl boven de onderste brekerplaat een zich dwars door het gestel uitstrékkend cpvangorgaan, direkt naast de breékrol is aangebracht, 15 welk orgaan bij de zijkanten van de breekrol is aangesloten op zich naar beneden, tot voorbij de onderste brekerplaat uitstrekkende afvoerkanalen, en boven de bovenste brekerplaat en het genoemde cpvangorgaan een leiplaat is aangebracht.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het keranerk, dat 20 de leiplaat schuin van boven naar beneden, naar één van de twee delen van de zeefplaat loopt, waarbij het zich boven het opvangorgaan bevindende gedeelte van deze plaat, als zeefplaat is uitgevoerd. 8500657