NL8500606A - Werkwijze en inrichting voor het doorsnijden en het verwijderen van een om een voorwerp of een stapel voorwerpen aangebracht draad- of bandvormig omsnoeringselement. - Google Patents

Description

-1- i -.....=_ v

V

' E Ar/mf/33 Endra

Werkwijze en inrichting voor het doorsnijden en het verwijderen van een om een voorwerp of een stapel voorwerpen aangebracht draad- of bandvormig ontsnoeringselement.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het doorsnijden en het verwijderen van een om een voorwerp of een stapel voorwerpen aangebracht draad- of bandvormig omsnoeringselement, welke inrichting een 5 behandelruimte, organen voor het doorsnijden van een om een zich in de behandelruimte bevindend voorwerp of bevindende stapel voorwerpen aanwezige, uit een draad of een band bestaande omsnoeringslus en organen voor het afvoeren van de draad of de band van de doorgesneden lus omvat, van*elke 10 organen zowel de snijorganen als de afvoerorganen zijn aangebracht aan een met een taster samenwerkende eenheid, die in een richting evenwijdig aan het vlak van de door te snijden omsnoeringslus naar dat voorwerp of die stapel voorwerpen toe en daarvan af verplaatsbaar wordt gedragen door een langs 15 dwars op het vlak van die omsnoeringslus gerichte, zich buiten de behandelruimte bevindende geleidingsorganen beweegbare loper.

Een inrichting van deze soort is bekend uit de onder nummer 0014698 openbaargemaakte Europese octrooiaanvrage nr.

20 79.900122.7. Deze bekende inrichting is voorzien van een portaal, waarvan de kolommen zich aan tegenover elkaar gelegen zijden van de behandelruimte bevinden en de ene kolom een loper met snijorganen en de andere kolom een loper met afvoerorganen geleid. De snijorganen omvatten een langs aan de 25 kolommen van het portaal evenwijdige geleidingen beweegbaar mes met V-vormige snede en de afvoerorganen bestaan in hoofdzaak uit een zuigleiding en een daaraan aangesloten trechtervormig mondstuk.

De uitvinding beoogt door toepassing van ene andere 30 werkwijze de snij- en afvoerinrichting te vereenvoudigen, 8 o u 0 6 0 6 -2- * « beter geschikt te maken voor het doorsnijden van moeilijk te snijden band, bijvoorbeeld door glasvezel versterkt kunststof band of zelfs metaalband, en het afvoeren van de de draad of de band van de doorgesneden omsnoeringslus met grotere zeker-5 heid te doen plaats vinden dan wanneer daarvoor alleen een luchtstroom wordt gebruikt. Deze andere werkwijze is in hoofdzaak hierdoor gekenmerkt, dat een zowel evenwijdig aan het vlak van de lus van het door te snijden omsnoeringselement naar dat voorwerp of die stapel voorwerpen toe en 10 daarvan af als dwars op dat vlak beweegbare scheidingsplaat met het daaraan gevormde of bevestigde ene mes van twee als schaar met elkaar in samenwerking brengbare messen en met een drukvlak of een drukrol zodanig tussen dat voorwerp of die stapel voorwerpen en de omsnoeringslus wordt geschoven, dat 15 het omsnoeringselement zich over en in aanraking of vrijwel in aanraking met de snijkant van dat mes en met dat drukvlak of die drukrol komt uit te strekken, en dat vervolgens de scheidingsplaat met toebehoren van het voorwerp of de stapel voorwerpen af bewogen wordt, ten gevolge waarvan het ene mes 20 met zijn snijkant langs de snijkant van het andere mes van die twee samenwerkende messen wordt bewogen en daardoor de omsnoeringslus wordt doorgeknipt en tegelijkertijd of even later het zich over het drukvlak of de drukrol van de scheidingsplaat uitstrekkende einddeel van het doorgeknipte om-25 snoeringselement tussen dat vlak of die rol en een inmiddels aangedreven draaibare transportrol wordt geklemd, zo, dat het omsnoeringselement in zijn lengterichting van het voorwerp of de stapel voorwerpen wordt losgetrokken en wordt afgevoerd.

Uit deze werkwijze valt af te leiden, dat de snij-30 organen en de afvoerorganen zich aan dezelfde zijde van het te behandelen voorwerp of de te behandelen stapel voorwerpen bevinden, dat het tot een lus gevormde omsnoeringselement door een schaar wordt doorgeknipt in plaats van door een enkel mes wordt doorgesneden en dat de afvoer van het omsnoe-35 ringselement na het doorknippen van de lus slipvrij of praktisch slipvrij plaats heeft. Het eerste feit maakt het mogelijk de inrichting eenvoudiger en minder omvangrijk uit te voeren. Door het tweede feit kan het opensnijden van de om- 8500606

V

-3- snoeringslas met zeer grote kracht evenwijdig aan het vlak van die lus geschieden/ zonder dat een merkbare kracht in de richting loodrecht op dat vlak op het omsnoeringselement wordt uitgeoefend en door die loodrecht op de lus werkende 5 kracht de lus wordt weggeschoven in plaats van doorgesneden.

Voor het uitvoeren van deze werkwijze is de in de aanhef beschreven bekende inrichting zodanig gewijzigd, dat de snijorganen en de afvoerorganen delen van één en dezelfde, slechts aan één zijde van het voorwerp of de stapel voorwer-10 pen werkzame snij- en afvoereenheid vormen, welke eenheid van een scheidingsplaat, een aan die plaat gevormd of bevestigd mes, dat het ene mes van twee scharend met elkaar in samenwerking brengbare messen vormt, een aan de scheidingsplaat gevormd of bevestigd drukvlak of een daaraan aangebrachte 15 drukrol, het andere van die twee messen en een aandrijfbare draaibare transportrol is voorzien, de scheidingsplaat met dat ene mes en het drukvlak of de drukrol door verplaatsing van de loper tussen het voorwerp of de stapel voorwerpen en de door te snijden omsnoeringslus bruikbaar is, tenminste de 20 scheidingsplaat met toebehoren enerzijds en de rest van de eenheid anderzijds in een richting evenwijdig aan het vlak van de door te snijden omsnoeringslus naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, zo, dat door hun relatieve verplaatsing naar elkaar toe de twee messen met elkaar en tevens 25 het drukvlak of de drukrol en de transportrol met elkaar in samenwerking brengbaar zijn, en dat middelen voor het verplaatsen van de loper, de snij- en afvoereenheid en de scheidingsplaat ten opzichte van elkaar en van het zich in de behandelruimte bevindende voorwerp of de daarin aanwezige sta-30 pel voorwerpen alsmede middelen voor het aandrijven van de transportrol zijn aangebracht. Deze inrichting heeft slechts één enkele loper met de snij- en afvoereenheid, zodat slechts één geleidingskolom of één stel andere geleidingsorganen voor de loper nodig is en de inrichting slechts aan één zijde van 35 het te behandelen voorwerp of de te behandelen stapel voorwerpen behoeft te worden opgesteld. De inrichting is dus geschikt voor voorwerpen of stapels met willekeurig grondvlak, omdat deze niet door een portaal heen geleid behoeven te wor- den· 85 0 0 6 0 6 t \ -4-

De middelen voor het aandrijven van de transportrol kunnen een motor met een door de snij- en afvoereenheid gedragen en tegen draaiing geborgde stator en een op de as van de transportrol aangebrachte rotor omvatten. Deze motor kan 5 met voordeel een door een gas- of luchtstroom aandrijfbare rotor hebben. Voorts kan de transportrol draaibaar zijn gelegerd in een naar de scheidingsplaat toe en daarvan af beweegbare eerste slede van de snij- en afvoereenheid, welke slede in de richting naar de scheidingsplaat toe is belast 10 door eventueel instelbare veerkracht, die de slede tegen een aanslag van die eenheid gedrukt tracht te houden. Door deze uitvoering is de druk, waarmede de afvoerorganen het te verwijderen omsnoeringselement aangrijpen, aan de aard van dat element aanpasbaar en is hij, eenmaal ingesteld, praktisch 15 constant.

Om het opvangen van de doorgeknipte en met grote snelheid uit de inrichting geschoten omsnoeringselementen te vergemakkelijken, verdient het aanbeveling, de ruimte tussen het drukvlak of de drukrol van de scheidingsplaat en de 20 transportrol aan te sluiten aan een kanaal, dat voor het verdere transport van dat element met een zuigleiding is verbonden. Met voordeel kan die zuigleiding dan zijn aangesloten aan een door gas of lucht onder overdruk gedreven venturi-af-voerbuis.

25 De scheidingsplaat van de snij- en afvoereenheid kan een de naar de transportrol daarvan gekeerde zijde een aan die zijde gevormd of daartegen aanliggend, wigvormig verdikt deel vertonen, waarvan de wigvlakken in of nabij de vrije in-steekrand van de scheidingsplaat samenkomen en in de recht-30 hoekig op de scheidingsplaat gerichte, aan de bewegingsrichting van de loper evenwijdige dwarsdoorsneden van de zijranden van dat deel af tot een plaats tussen die randen een geleidelijk grotere hoek insluiten. Het door de scheidingsplaat gedragen ene van beide messen kan dan bestaan uit een flank 35 met een als snijkant uitgevoerde vrije rand van een uitsparing, die aan de ene zijde naast het vlak van de dwarsdoorsnede met de grootste wighoek van het genoemde deel in het naar de transportrol gekeerde wigvlak daarvan is gevormd, 85 00 6 0 6 —----—---------- ----- - > i -5- terwijl dan het met de transportrol in sainenbrengbare druk-vlak of de drukrol aan de andere zijde naast dat dwarsdoor-snedevlak in het laatstgenoemde wigvlak kan zijn aangebracht.

Verder kan de scheidingsplaat zijn bevestigd aan een 5 naar het voorwerp of de stapel voorwerpen in de behandelruimte toe en daarvan af beweegbare tweede slede van de snij-en afvoereenheid, een taster voor het bepalen van de slag van die slede zijn aangebracht en kan de taster zodanig verplaatsbaar ten opzichte van de scheidingsplaat zijn uitge-10 voerd, dat de door de taster bepaalde slag van de slede instelbaar is en groter gemaakt kan worden dan nodig is om de scheidingsplaat met het voorwerp of het betrokken voorwerp van de stapel in contact te brengen. Het voordeel hiervan is, dat de scheidingsplaat het voorwerp of een voorwerp van de 15 stapel een weinig wegdrukt of de slappe verpakking van het betrokken voorwerp een weinig indeukt, zodat tussen het voorwerp en het daaromheen aanwezig, door te knippen en te verwijderen omsnoeringselement ruimte ontstaat, die het schuiven van de scheidingsplaat met toebehoren tussen dat voorwerp en 20 dat element vergemakkelijkt en de kans, dat het omsnoeringselement met de scheidingsplaat wordt mede geschoven, aanmerkelijk verkleint.

In onderstaande beschrijving zal de uitvinding aan de hand van de bijgaande tekening verder worden toegelicht. In 25 de tekening is:

Fig. 1 de inrichting volgens de uitvinding in per-spektief, fig. 2 een vertikaal aanzicht van die inrichting, gezien in de richting van de pijl II in fig. 1, 30 fig. 3 op grotere schaal gedeeltelijk een vertikaal aanzicht en gedeeltelijk een vertikale doorsnede van een doorsnij- en afvoereenheid van die inrichting, fig. 4 een horizontale doorsnede over de lijn IV-IV in fig. 3, en voorts zijn: 35 fig. 5, 6 en 7 dezelfde doorsneden als die in fig. 4, maar in andere arbeidsstanden van die eenheid.

In fig. 1 en 2 is 1 een transportbaan met rollen, waarover laadborden 2 met door banden 3 omsnoerde stapels 8500606 -6-

» V

voorwerpen 4 langs een vertikaal opgestelde band- of draad-doorsnij- en afvoerinrichting volgens de uitvinding wordt getransporteerd. Deze snij- en afvoerinrichting bevindt zich aan één zijde naast de transportbaan 1. Voor het doorsnijden 5 van de zich om de getekende stapel voorwerpen bevindende banden komt telkens een laadbord met zulk een stapel naast de snij- en afvoerinrichting tot stilstand. Het beladen laadbord bevindt zich dan in de behandelruimte. Het op de juiste plaats tot stilstand komen wordt bestuurd door een fotocel 10 5.

De snij- en afvoerinrichting is voorzien van een ver-tikale kolom 6, waarlangs een loper 7 met de snij- en afvoer-eenheid op en neer beweegbaar is. Voor zijn beweging is de loper 7 bevestigd aan een om kettingwielen 8, 9 geslagen ket-15 ting 10, waarvan de einden zijn bevestigd aan een contragewicht 11. Het kettingwiel 8 is gekoppeld met een in twee richtingen draaibare motor 12 voor het hoger en lager stellen van de loper met toebehoren. Zodra zich een stapel voorwerpen in de behandelruimte naast de bandsnij- en -afvoerinrichting 20 bevindt, wordt door een niet-zichtbare, aan de loper 7 aangebrachte fotocel de hoogte van de loper zodanig ten opzichte van de hoogte van de stapel, of als er meer dan één band is, van de door te snijden band ingesteld, dat een daarna naar de stapel toe bewogen, door de loper 7 gedragen, horizontaal be-25 weegbare snij- en afvoereenheid de stapel op een plaats boven de door te snijden band treft.

Voor zijn horizontale beweging is de snij- en afvoereenheid bevestigd aan een horizontale arm 13, die schuifbaar is gelegerd in een leiblok 14 van de loper 7 en aan zijn 30 rechtereinde over een door een langsgleuf 15 in de wand van de over de loper 7 bevestigde cilinder 15 van een zuiger-stangloze pneumatische cilindermotor naar binnen stekende verbindingsstrook 17 aan de in die cilinder 15 aanwezige pneumatische aandrijfbare zuiger of ander pneumatisch ver-35 plaatsbaar orgaan is verbonden.

De in fig. 3-7 weergegeven snij- en afvoereenheid is voorzen van een aan het linkereinde van de arm 13 bevestigd huis 18, waarin een door instelbare veren 19 naar links be- 85 0 0 6 0 δ % ·' X» -7- laste eerste slede 20 over kort afstand ten opzichte van het huis 18 in de horizontale bewegingsrichting van de arm 13 met de snij- en afvoereenheid beweegbaar is aangebracht. Deze slede 20 draagt een door kogellegers 21 draaibaar gelegerde 5 vertikale as 22, waarop een transportrol 23 is bevestigd. De as 22 strekt zich uit in sleufgaten 24, 25 van het huis 18 en is aan haar ondereinde door een koppelbus 26 met de rotor van een pneumatische motor 27 gekoppeld. Deze motor wordt gedragen door een steunstuk 28, dat grijpt in een gleuf 29 van 10 het huis 18 en daaraan door een zich door een sleufgat 30 van het steunstuk 28 heen uitstrekkende spilbout 31 schuifbaar is bevestigd. Door de veren 19 wordt de slede 20 met de as 22 tegen het als aanslag werkende linkereinde van het sleufgat 25 gedrukt.

15 Het huis 18 bevat een eveneens in de horizontale bewegingsrichting van de arm 13 met toebehoren beweegbare tweede slede 21, die aan haar buiten het huis 18 uitstekende linkereinde een naar beneden gerichte vertikale scheidings-plaat 33 draagt. De slede 32 is voor het beweging ten opzich-20 te van het huis 18 gekoppeld met het linkereinde van de zui-gerstang 34 van een in een aan het huis 18 bevestigde, bijvoorbeeld dubbelwerkende, pneumatische cilinder 35 beweegbare zuiger. De scheidingsplaat 32 is aan haar naar het huis 18 gekeerde zijde wigvorraig verdikt. De wigvlakken van de wig-25 vormige verdikking komen in de vrije onderrand 36 van de scheidingsplaat 33 samen en die verdikking heeft een zodanige vorm, dat de rechthoekig op de scheidingsplaat 33 gerichte vertikale dwarsdoorsneden van de zijranden van die plaat af tot een plaats tussen die randen een geleidelijk grotere hoek 35 insluiten. Op de laatstgenoemde plaats is de hoogte van de scheidingsplaat 33 iets groter dan aan de zijranden daarvan, zodat de onderrand 36 van die plaat een insteekpunt vertoont.

Het naar het huis 18 gekeerde wigvlak van de scheidingsplaat 33 heeft een uitsparing 37 met een de snede van 35 een mes vormende rand 38 (fig. 4-7). Dat wigvlak is ook voorzien van een met de transportrol 23 in samenwerking brengbaar drukvlak 39. De snijrand 38 kan, als bij een schaar, met een 85 00 6 0 6 « · -8- aan het huis 18 bevestigd tweede mes 40 in samenwerking worden gebracht.

De slede 32 draagt ook een pneumatische schakelaar 41 met twee doorgaande kanalen, die in het huis van die schake-5 laar onderling zijn verbonden en geschakeld zijn tussen de rechterkamer van de cilinder 35 en een zuigleiding (niet getekend) van een pneumatisch circuit. Worden die kanalen door een door een door te snijden band aan het linkereinde van het schakelhuis gesloten, dan wordt de verbinding van 10 beide kanalen effectief en wordt de rechterkamer van de cilinder 35 met die zuigleiding in verbinding gebracht, zodat de slede 32 naar rechts, dat wil zeggen naar het huis 18 van de snij- en afvoerinrichting toe, getrokken kan worden. De rechterkamer van de cilinder 35 is normaliter aan een druk-15 leiding (niet getekend) aangesloten, ten gevolge waarvan de slede 32 met de scheidingsplaat 33 ten opzichte van het huis 18 zo ver mogelijk naar links gedrukt gehouden wordt. Zodra echter de pneumatische schakelaar 41 in werking treedt, wordt die kamer van die drukleiding afgeschakeld en wordt de 20 slede 32 naar rechts getrokken.

Het huis 18 van de snij- en afvoereenheid draagt aan één van beide zijden op enige afstand naast de scheidingsplaat 33 een door een veer 42 belaste taster 43. Bevat de te behandelen stapel in elke laag twee of meer naast elkaar ge-25 plaatste voorwerpen, bijvoorbeeld gevulde kratten met stijve wanden, dan wordt de stapel in de behandelruimte zodanig ten opzichte van de snij- en afvoerinrichting geplaatst, dat, wanneer de snij- en afvoereenheid naar de stapel toe bewogen wordt, de scheidingsplaat 33 het ene en de taster 43 het 30 daarnaast liggende andere voorwerp treft (zie fig. 4-7). De beweging van de snij- en afvoereenheid naar de stapel toe houdt op, als een microschakelaar 44 door de taster 43 wordt bediend (fig. 5-7). Daar voor de bediening van de schakelaar 44 de taster 43 over een vastgestelde afstand van bijvoor-35 beeld 1 a 2 cm moet worden verplaatst, zal de beweging van de genoemde eenheid pas ophouden, nadat de scheidingsplaat 33 het betrokken voorwerp over die afstand naar links gedrukt heeft en daardoor ruimte tussen dat voorwerp en de band 3 is 8500606 « ..... β -9- ontstaan. Dit wegdrukken van het desbetreffende voorwerp heeft plaats, terwijl de scheidingsplaat 33 en de taster 43 2ich nog boven de door te snijden en af te voeren band bevinden (fig. 4).

5 Opgeraerkt wordt, dat, wanneer er slechts één enkel voorwerp, bijvoorbeeld een omsnoerde slappe doos, van haar band ontdaan moet worden, er voor wordt gezorgd, dat dat voorwerp niet weggedrukt kan worden. De ruimte tussen het voorwerp en de band wordt dan verkregen, doordat de schei-10 dingsplaat 33 de slappe wand van het voorwerp een weinig indrukt, voordat de taster 43 de schakelaar 44 bedient.

Nadat de schakelaar 44 is bediend, wordt de loper 7 met de naar links geschoven snij- en afvoereenheid verder omlaag bewogen. De scheidingsplaat 33 met toebehoren wordt 15 daardoor in de ruimte tussen het betrokken voorwerp en de band 3 gestoken en deze beweging van de loper 7 wordt gestaakt, zodra de band een aan het naar het huis 18 gekeerde oppervlak van de scheidingsplaat 33 aanwezige raicroschakelaar (niet zichtbaar) heeft bediend. De band 3 bevindt zich dan 20 vóór het drukvlak 39 en strekt zich dan ook uit over het lin-kereinde van de pneumatische schakelaar 51 (fig. 5). Zoals reeds gezegd is, wordt door het sluiten van de kanalen van die schakelaar door de band de cilinder 35 zodanig bestuurd, dat de slede 32 met de scheidingsplaat 33 en de taster 43 met 25 kracht naar rechts wordt getrokken. Het gevolg daarvan is, dat de band 3 eerst door de snijrand 38 en het mes 40 wordt doorgeknipt (fig. 6) en daarna door het drukvlak 39 tegen de inmiddels door de pneumatische motor 27 snel om zijn as 22 gedraaide transportrol 23 wordt gedrukt en met een door de 30 veren 19 bepaalde kracht tussen dat drukvlak en die rol wordt geklemd, zodat de band door die rol wordt gegrepen en met zijn ene einde in een in het huis 18 aanwezig afvoerkanaal 45 met een afstrijker 46 wordt geleid. Vervolgens wordt de doorgeknipte band door dit kanaal in een daaraan aangesloten af-35 voerbuis of - slang 47 met een aan een drukleiding 48 aangesloten verturi-vernauwing 49 geleid en daardoor weg gezogen.

De van de stapel voorwerpen of het voorwerp verwijderde band kan daana naar een afvalbak 50 worden gevoerd (fig. 1).

8500606 * -10-

Na het verwijderen van de band gaat de arm 13 met de snij- en afvoereenheid terug naar de in fig. 1, 2 en 3 weergegeven rechtereindstand. Bevindt zich onder de zojuist verwijderde band een volgende band, dan herhaalt zich het boven-5 beschreven proces op een lager niveau. Nadat de enige of de laatste band is verwijderd, wordt het voorwerp of de stapel voorwerpen uit de behandelruimte verwijderd om plaats te maken voor een volgend te behandelen voorwerp of een volgende stapel.

10 Het zal duidelijk zijn, dat de beschreven inrichting in plaats van staand, liggend of in een andere stand kan worden gebruikt. Een inrichting met liggende "geleidingskolom" met horizontaal beweegbare loper kan met goed gevolg voor het verwijderen van draad- of bandvormige omsnoeringselementen om 15 balen wordt toegepast.

Voorts wordt opgemerkt, dat het in vele gevallen niet nodig is ruimte tussen de band en het voorwerp te vormen, doordat de scheidingsplaat tussen de band en het voorwerp wordt geschoven. In die gevallen werkt de taster 43 op de 22 schakelaar 44, zodra de scheidingsplaat 33 het voorwerp treft.

85 0 0 6 0 6

Claims (9)

1. Werkwijze voor het doorsnijden en het verwijderen van een om een voorwerp of een stapel voorwerpen aangebracht draad- of bandvormig omsnoeringselement, met het kenmerk, dat een zowel evenwijdig aan het vlak van de lus van de door te 5 snijden omsnoeringselement (3) naar dat voorwerp (4) of die stapel voorwerpen (4) toe en daarvan af als dwars op dat vlak beweegbare scheidingsplaat (33) met het daaraan gevormde of bevestigde ene mes (38) van twee als schaar met elkaar in samenwerking brengbare messen (38, 40) en met een drukvlak 10 (39) of een drukrol zodanig tussen dat voorwerp (4) of die stapel voorwerpen (4) en de omsnoeringslus (3) wordt geschoven, dat het omsnoeringselement (3) zich over en in aanraking of vrijwel in aanraking met de snijkant van dat mes (38) en met dat drukvlak of die drukrol komt uit te strekken, en dat 15 vervolgens de scheidingsplaat (33) met toebehoren van het voorwerp (4) of de stapel voorwerpen (4) af bewogen wordt, ten gevolge waarvan het ene mes met zijn snijkant (38) langs de snijkant van het andere mes (40) van die twee samenwerkende messen (38, 40) wordt bewogen en daardoor de omsnoerings-20 lus (3) wordt doorgeknipt en tegelijkertijd of even later het zich over het drukvlak (39) of de drukrol van de scheidingsplaat (33) uitstrekkende einddeel van het doorgeknipte omsnoeringselement (3) tussen dat vlak (39) of die rol en een inmiddels aangedreven draaibare transportrol (23) wordt ge-25 klemd, zo, dat het omsnoeringselement (3) in zijn lengterichting van het voorwerp (4) of de stapel voorwerpen (4) wordt losgetrokken en wordt afgevoerd.

2. inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, welke inrichting een behandelruimte, 30 organen voor het doorsnijden van een om een zich in de behandelruimte bevindend voorwerp of bevindende stapel voorwerpen aanwezige, uit een draad of een band bestaande omsnoeringslus en organen voor het afvoeren van de draad of de band van de doorgesneden lus omvat, vanwelke organen zowel de snijorganen 35 als de afvoerorganen zijn aangebracht aan een met een taster samenwerkende eenheid, die in een richting evenwijdig aan het 8500606 * -12- vlak van de door te snijden omsnoeringslus naar dat voorwerp of die stapel voorwerpen toe en daarvan af verplaatsbaar wordt gedragen door een langs dwars op het vlak van die om-snoeringslus gerichte, zich buiten de behandelruimte bevin-5 dende geleidingsorganen beweegbare loper, met het kenmerk, dat de snijorganen (38, 40) en de afvoerorganen (39, 23) delen van één en dezelfde, slechts aan één zijde van het voorwerp (4) of de stapel voorwerpen (4) werkzame snij- en af-voereenheid vormen, welke eenheid van een scheidingsplaat 10 (33), een aan die plaat gevormd of bevestigd mes (38), dat het ene mes (38) van twee scharend met elkaar in samenwerking brengbare messen (38, 40) vormt, een aan de scheidingsplaat (33) gevormd of bevestigd drukvlak (39) of een daaraan aangebrachte drukrol, het andere (40) van die twee messen (38, 40) 15 en een aandrijfbare draaibare transportrol (23) is voorzien, de scheidingsplaat (33) met dat ene mes (38) en het drukvlak (39) of de drukrol door verplaatsing van de loper (7) tussen het voorwerp (4) of de stapel voorwerpen (4) en de door te snijden omsnoeringslus (3) bruikbaar is, tenminste de schei-20 dingsplaat (33) met toebehoren enerzijds en de rest (18, 23, 40) van de eenheid anderzijds in een richting evenwijdig aan het vlak van de door te snijden omsnoeringslus (3) naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, zo, dat door hun relatieve verplaatsing naar elkaar toe de twee messen (38, 25 40) met elkaar en tevens het drukvlak (39) of de drukrol en de transportrol (23) met elkaar in samenwerking brengbaar zijn, en dat middelen (8, 9, 10, 12; 13, 16, 17; 32, 34, 35) voor het verplaatsen van de loper (7), de snij- en afvoer-eenheid en de scheidingsplaat (33) ten opzichte van elkaar en 30 van het zich in de behandelruimte bevindende voorwerp (4) of de daarin aanwezige stapel voorwerpen (4) alsmede middelen (27) voor het aandrijven van de transportrol (23) zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 35 dat de middelen vooor het aandrijven van de transportrol (23) een motor (27) met een door de snij- en afvoereenheid gedragen en tegen draaiing geborgde stator en een op de as (22) van de transportrol (23) aangebrachte rotor omvatten. 8500606 -13- <r

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk» dat de motor (27) een door een gas- of luchtstroom aandrijf-bare rotor heeft.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het ken-5 merk, dat de transportrol (23) draaibaar is gelegerd in een naar de scheidingsplaat (33) toe en daarvan af beweegbare eerste slede (20) van de snij- en afvoereenheid, welke slede (20) in de richting naar de scheidingsplaat (33) toe is belast door eventueel instelbare veerkracht (19), die de slede 10 (20) tegen een aanslag van die eenheid gedrukt tracht te houden.

6. Inrichting volgens één der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de ruimte tussen het drukvlak (39) of de drukrol van de scheidingsplaat (33) en de transportrol (23) aansluit 15 aan een kanaal (45), dat met een zuigleiding (49, 47) is verbonden .

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de zuigleiding is aangesloten aan een door gas of lucht onder overdruk (48) gedreven venturi-afvoerbuis (49, 47).

8. Inrichting volgens éen der conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de scheidingsplaat (33) van de snij- en afvoereenheid aan de naar de transportrol (23) daarvan gekeerde zijde een aan die zijde gevormd of daartegenaan liggend, wigvormig verdikt deel vertoont, waarvan de wigvlakken in of na-25 bij de de vrije insteekrand (36) van de scheidingsplaat (33) samenkomen en in de rechthoekig op de scheidingsplaat (33) gerichte, aan de bewegingsrichting van de loper evenwijdige dwarsdoorsneden van de zijranden van dat deel af tot een plaats tussen die randen een geleidelijk grotere hoek inslui-30 ten, het door de scheidingsplaat (33) gedragen ene (38) van beide messen (38, 40) bestaat uit een flank met een als snijkant uitgevoerde vrije rand (38) van een uitsparing (37), die aan de ene zijde naast het vlak van de dwarsdoorsnede met de grootste wighoek van het genoemde deel in het naar de trans- | 35 portrol (23) gekeerde wigvlak daarvan is gevormd, en dat aan j de andere zijde naast dat dwarsdoorsnedevlak in het laatst- t genoemde wigvlak het met de transportrol (23) in samenwerking j brengbare drukvlak (39) of de drukrol is aangebracht. 8500606 ' -14-

9. Inrichting volgens één der conclusies 2-8, met het kenmerk, dat de scheidingsplaat (33) is bevestigd aan een naar het voorwerp (4) of de stapel voorwerpen (4) in de behandelruimte toe en daarvan af beweegbare tweede slede (32) 5 van de snij- en afvoereenheid, een taster (43) voor het bepalen van de slag van die slede (32) is aangebracht en dat de taster (43) zodanig verplaatsbaar ten opzichte van de schei-dingsplaat (33) is uitgevoerd, dat de door de taster (43) bepaalde slag van de slede (32) instelbaar is en groter gemaakt 10 kan worden dan nodig is om de scheidingsplaat (33) met het voorwerp (4) of het betrokken voorwerp (4) van de stapel in contact te brengen. 15 0 0 6 0 6