NL8500371A

NL8500371A - Hefinrichting voor invaliden.

Info

Publication number: NL8500371A
Application number: NL8500371A
Authority: NL
Original assignee: James Ind Ltd
Priority date: 1984-02-14
Filing date: 1985-02-11
Publication date: 1985-09-02
Also published as: AU555440B2; DE3504972A1; GB8503560D0; AU3859585A; US4633538A; SE8500610L; SE8500610D0; GB2154201B; GB8403788D0; GB2154201A

Description

w 30J1-; iMea.ua/ijCLO I

. ^ I

Korte aanduiding: Hef inrichting voor invaliden.

De uitvinding heeft betrekking op hefinrichtingen voor invaliden, waarbij de term invalide zowel ziekenhuispatiënten als gehandicapte personen 5 in het algemeen omvat. De uitvinding betreft in het bijzonder een hefinrichting met een opstaande kolom, waarvan een hefarm uitsteekt en die op een basis is gemonteerd. De hefarm wordt omhoog en omlaag bewogen door een hefmechanisme binnen de kolom, terwijl een steunelement voor een invalide wordt gedragen door het einde van de arm.

10 Er zijn hefinrichtingen van de bovengenoemde soort bekend met een handaandrijving voor het hefmechanisme, verbonden met het boveneinde van een hefschroef van het mechanisme aan de bovenzijde van de kolom. Voor transport en opslag is het gewenst dat de kolom losneembaar is van de basis. Teneinde een door een aandrijfbron gedreven hef-15 inrichting te verkrijgen is voorgesteld om de handaandrijving aan het boveneinde van de kolom te vervangen door een electromotoreenheid, waarbij aan accu, waardoor de motor wordt bekrachtigd, op de basis is gemonteerd. Het gevolg hiervan is een hefinrichting met een kolcci, die niet gemakkelijk losneembaar kan worden gemaakt, ten dele door het ver-20 hoogde gewicht van de kolom dat nu ook het gewicht van de motoreenheid omvat en ook door de noodzaak zware kabels te verschaffen, die de accu op het chassis verbinden met de motor aan het boveneinde van de kolom. Een verder nadeel is dat de motoreenheid een extra topgewicht vertegenwoordigt, dat zoveel mogelijk moet worden vermeden, in het bij-25 zonder bij een beweegbare hefinrichting, met het oog op de stabiliteit.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een door een aandrijfbron gedreven hefinrichting voor invaliden, die een gemakkelijk losneembare kolom heeft, en waarmee de bovengenoemde nadelen zijn overwonnen.

30 Volgens de uitvinding heeft een hefinrichting voor invaliden \ een basis met een steunbus voor de kolom of met een steuntap voor een holle kolom, een opstaande kolom, die losneembaar is gemonteerd in de bus of op de tap, een hefarm, die van de kolom uitsteekt en daarlangs beweegbaar is door een hefmechanisme, gevormd·door een schroef met moer, 35 binnen de kolom en waarvan de moer is gekoppeld met de arm, een omkeerbare electromotoreenheid en een accu voor de bekrachtiging van de motor, gemonteerd op de basis, waarbij een uitgaande as van de motoreenheid op een lijn ligt met en rechtstreeks is gekoppeld met het BAD Van sc^roe^ van het hefmechanisme voor het verschaffen 40 van een aandrijving van de schroef door de motor, via de bus of de tap, 8500371

• * ' w ^ J

- 2 - door een aandrij fkoppeling, die gemakkelijk kan worden verbroken teneinde de kolom te kunnen losnemen van de basis zonder de motoreenheid te demonteren.

De uitvinding verschaft dus een door een aandrijfbron gedreven 5 hefinrichting voor invaliden met een kolom die niet alleen gemakkelijk losneembaar is, maar die ook lichter kan zijn dan een overeenkomstige met de hand bediende hefinrichting, tengevolge van het wegvallen van het gewicht van de handaandrij forganen aan de kolom. De uitvinding verschaft verder speciale voordelen bij een beweegbare hefinrichting 10 wanneer de basis een beweegbaar chassis heeft.

Bij voorkeur is de koppeling aangebracht binnen de steunbus of de tap en maakt deze gebruik van ingrijping door middel van klauwen of spievertandingen, zodanig dat de koppeling gemakkelijk tot stand kan worden gebracht en kan worden verbroken, door axiale scheiding 15 van koppelingselementen, die resp. zijn bevestigd aan het ondereinde van de schroef en aan de uitgaande as, zonder dat gereedschappen behoeven te worden gebruikt. Een bovenste eindlager voor de schroef van het mechanisme omvat bij voorkeur een axiaal druklegersamenstel, dat het gewicht opneemt van het hefmechanisme, de hefarm en het gewicht, 20 dat wordt gesteund door de arm, waaronder dat van de invalide die wordt omhooggebracht, waardoor de uitgaande as van de motoreenheid is ontlast van een axiale belasting.

De arm steekt bij voorkeur uit door een langssleuf aam de voorzijde van de kolom en kan zijn bevestigd aan een slede op wielen, die 25 loopt binnen de kolom, zodat het door de hefinrichting gesteunde gewicht geen buigmoment op de schroef uitoefent. De moer kan zijn opgenomen in een moer/koppelingseenheid, bevestigd aan de onderzijde van de slede, waarbij de koppeling van deze eenheid in draairichting werkt voor het koppelen van de moer met de slede tijdens de hefbeweging daarvan, 30 maar tjoelaat dat de moer ten opzichte van de slede draait op een lager met lage wrijving en dus kan draaien tezamen met de schroef wanneer de daalbeweging van de arm wordt tegengehouden. Dit tegenhouden kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer de hefinrichting wordt gebruikt voor het baden van patiënten en men de arm laat zakken tot aanraking met de rand 35 van de badkuip of wanneer een steunelement voor de invalide, dat is bevestigd aan de hefarm, de bodem van de badkuip bereikt.

De kolom is bij voorkeur gevormd van stalen bui's met rechthoek!-BA$feQH««NAlie, waarbij wielen met grote diameter van de slede in aanraking zijn met de voor- en achterwanden van de kolom, die dus loopbanen verzin „„Π---------’ . -i .

- 3 - . - ..]

Het chassis kan U-vormig zijn en open aan de voorzijde en met een achterste dwarselement, waarop centraal de montagebus o;if tap is gemonteerd, met de motoreenheid onder het dwarselement. Het dwarselement is bij voorkeur een hol doosprofiel dat een huis verschaft voor de accu 5 welke bij voorkeur er een is van twee accus, resp. gemonteerd nabij de beide einden van het dwarselement.

Een motor-besturingscircuit kan bedieningsrelais omvatten, die respectievelijk de heffende en dalende rotatie van de omkeerbare motor besturen, en een bovenste eindschakelaar, gemonteerd aan de basis 10 kan dienen voor het begrenzen van de aangedreven beweging van de arm.

Bij voorkeur werken deze relais zodanig, dat zij het motorcircuit kortsluiten en daardoor een regeneratieve remwerking uitoefenen op de hefschroef aan het einde van elke hef- of daalbeweging.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand 15 van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een hefinrichting voor invaliden als voorkeursvorm van de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 is een enigszins schematisch zij-aanzicht van de inrichting.

Fig. 2 is een overeenkomstig vooraanzicht, waarbij de zitplaats 20 voor de patiënt is weggenomen.

Fig. 3 is een bovenaanzicht van een beweegbare chassisbasis van de inrichting.

Fig. 4 is een doorsnede van het chassis volgens de lijn IV-IV van fig. 3.

25 Fig. 5 is een doorsnede van een kolom van de inrichting, in hoofdzaak genomen in het zelfde vlak als van fig. 4, maar met het middelste deel in een zijdelings daarvan verschoven vlak.

Fig. 6 is een aanzicht in perspectief van de inwendige delen van de kolom, in uiteengenomen toestand.

30 Fig. 7 toont een schema van het stuurcircuit.

De weergegeven, door een aandrij fbron gedreven hefinrichting voor invaliden bestaat uit een beweegbaar chassis 1, dat een opstaande en gemakkelijk losneembare kolom 2 steunt, waarvan een hefarm 3 (zie fig. 5) uitsteekt. Een montageflens 4 aan het buiteneinde van de korte vrij 35 uitstekende arm 3 maakt het mogelijk een willekeurig steunelement van een reeks steunelementen voor invaliden te bevestigen aan de arm door middel van bouten 4a. In fig. 1 is een steunelement 5 weergegeven in BAD dftlSfNAiy311 een stoel zonder poten.

Het weergegeven steunelement 5 bestaat uit een buisvormig 40 stalen frame 6, dat losneembaar is bevestigd aan de flens 4 en een gevormd - 4 - Λ

«* v I

zittingelement 7 draagt. Het frame 6 heeft draaibaar gemonteerde arm-steunen 8 en een telescopisch uitbrengbare beensteun 9, die in de ingetrokken stand is weergegeven. Andere vormen van steunelementen omvatten bijvoorbeeld een brancardvormige steun.

5 Het beweegbare chassis 1 is U-vormig met open voorzijde met zijbenen 10 en 11, die met elkaar zijn verbonden door een achterste dwarselement 12, dat een hol doosprofiel is, Een steunbus 13 met vierkante doorsnede is centraal geplaatst op het dwarselement 12 en steekt uit boven en over de gehele diepte van het dwarselement 12, welke bus 10 losneembaar de kolom 2 steunt. De beweegbaarheid van het chassis 1 is verkregen door wielen 14 met vaste assen, gemonteerd aan de vooreinden van de zijbenen 10 en 11, terwijl zwenkwielen 15 zijn gemonteerd aan de achtereinden daarvan, evenals in het midden wielen 16 met vaste as.

De midden- of tussenwielen 16 zijn op korte afstand vóór het zwaartepunt 15 van de hefinrichting met een patiënt zittend op het steunelement 5 aangebracht. Als gevolg daarvan rust het chassis 1 normaal op de wielen 15 en 16, zoals weergegeven in fig. 4, terwijl de voorwielen zich op geringe afstand boven de grond bevinden. Dit verschaft de hanteerbaarheid van een chassis met korte wielbasis, met de stabiliteit 20 van een chassis met lange wielbasis daar het chassis naar voren kan zwenken o.m de tussenwielen 16, teneinde aanraking met de grond te verkrijgen van de voorwielen 14. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer de wielen worden tegengehouden wanneer de hefinrichting voorwaarts wordt gedrukt en daardoor de neiging heeft naar voren te kantelen.

25 De kolom 2, die iets naar achteren helt, zoals is weergegeven in fig. 1, is in doorsnede weergegeven in fig. 5 en bestaat uit een stalen buis 17 met vierkante doorsnede, die past in de montagebus 13.

Een slede 18 met wielen (zie in het bijzonder fig. 6) die looptjbinnen de kolom 2 bestaat uit een kort stuk stalen buis 19 met rechthoekige 30 doorsnede met bovenste en onderste geleidingswielen 20 en 21, die vrij draaibaar zijn op paren tegenover elkaar liggende uitstekende korte assen 22. De bovenwielen 22 lopen over de voorwand 17a van de buis en de onderste wielen 21 lopen over de achterwand 17b daarvan. De arm 3 die uitsteekt door een centrale langssleuf 23 in de voorwand 17a, is 35 vast bevestigd aan het boveneinde van de slede 18.

Een. lief schroef 24 is in ingrijping met een moei: 25, die deel uitmaakt van een moer/Koppelingseenheid 26 en deze schroef verloopt B ABafiljöGlU AJelomhartli j n en is aan zijn boveneinde opgehangen door een legerconstructie, bestaande uit een huis 27 van gevormde kunststof, dat

¥ V I

- 5 - aangebracht, bestaande uit bovenste en onderste loopringen 29, en een kogelsamenstel 30 met kooi. De basis van het huis 27 heeft een centrale boring 31 die een glad bovenste einddeel van de schroef 24 nauw omgeeft en radiaal opsluit. De bovenste loopring 29 draagt het gewicht van het hef-5 mechanisme, de arm 3, het steunelement 5 voor de patiënt en de patiënt via een ring 32, bevestigd aan de schroef 24 met een dwarspen 33, welke ring 32 rust op de bovenring 29. De schroef 24 wordt aangedreven voor het omhoog of omlaag bewegen van de slede 18 met de arm 3 door middel van een motoreenheid 34, die onder het dwarselement 12 is aangebracht. Deze eenheid 10 omvat een horizontaal geplaatste omkeerbare electromotor 35 en een één stuk daarmee vormende vertragende tandwielkast 36 met een uitgaande as 37. De uitgaande as 37 is losneembaar gekoppeld met het ondereinde van de schroef 24 door een koppeling 38 die gemakkelijk kan worden tot stand gebracht of worden verbroken door insteken van de kolom 2 in of wegnemèn 15 van de kolom 2 uit de bus 13.

De koppeling 38 omvat een onderste koppelingselement 39, gemonteerd aan de as 37 en daaraan bevestigd met een stelschroef 40 en een spie 41 en een bovenste koppelingselement 42, gemonteerd aan het ondereinde van de schroef 24 en daaraan bevestigd met een stelschroef 43 en een dwars-20 pen 44. De koppelingselementen 39 en 42 zijn identiek met drie axiaal uitstekende klauwen zoals 39a en 42a, waarbij de beide stellen klauwen 39a en 42a in elkaar grijpen en resp. grijpen in de ruimten tussen de armen van een tussengelegen sterelement 45. Het element 45 is gevormd van een veerkrachtig materiaal teneinde een afgeveerde aandrijving te berei-25 ken.

De slede 1.8 rust op de moer/koppelingseenheid 26, zodat deze direct door deze eenheid wordt geheven bij de hefbeweging van de inrichting. De eenheid 26 omvat een huis 46 met een onderste eindlagerbus 47, waar doorheen de schroef verloopt en die in volgorde boven de bus 47 30 bevat: een lager met lage wrijving, bestaande uit loopringen 48 en een ring van kogels 49 met kooi, de hefmoer 25, een schroefkoppelingsveer 50 en een koppelingselement 51 met een tussengelegen flens, die vrij om de schroef 24 kan draaien. Het koppelingselement 51 is bevestigd in de bovenzijde van het huis en bevestigd aan de bodem van de slede 18. Tijdens 35 de hefbeweging tracht de koppelingsveer 50 zijn greep op de moer 25 en op het koppelingselement 51 te versterken, zodat deze delen stevig worden vastgehouden en de moer 25 niet kan draaien ten opzichte van .de slede, BAD slede een positieve hefbeweging ondergaat. Tijdens de normale daalbeweging, die wordt versterkt door dezwaartekracht, grijpt de koppe-40 lingsveer 50 de moer 25 en het koppelingselement 51 zodanig, dat de moer - * ^ ! - 6 - 25 niet draait ten opzichte van de slede 18, die dus omlaag wordt bewogen met een snelheid die wordt bepaald door de rotatiesnelheid van de schreef 24. Wanneer echter de slede 18 niet vrij is naar omlaag te bewegen, laat de koppelingsveer 50 los en laat toe, dat de moer 25 vrij 5 met de schroef 24 draait binnen het huis 46 op het drukleger 48, 49 met lage wrijving. Hierdoor wordt vrijwel geen neerwaartse kracht uitgeoefend op de slede 18 door het hefmechanisme wanneer de motor 35 voortgaat te draaien. Het ondereinde van de schroef 24 is radiaal vastgelegd door een vaste bus 52.

10 De electromotor 35 wordt gevoed door twee oplaadbare batterijen of accus Bl en B2, opgenomen binnen het holle dwarselement 12 aan weerszijden van de bus 13. De einden van het dwarselement 12 zijn gesloten door wegneembare einddeksels 53, 54 en een accu-oplader 55 is gemonteerd onder het dwarselement 12. Een netsnoer 56 met steker (zie fig. 7) voor 15 aansluiting van de oplader 55 op het electriciteitsnet is, wanneer deze niet wordt gebruikt, opgenomen onder een scharnierend deksel 57 aan de achterzijde van het dwarselement 12 en dit cüeksel wordt door een hand-schroef 58 in de gesloten stand gehouden. Het electrische besturings-circuit van de hefinrichting omvat een handschakeleenheid 59. voor heffen 20 en dalen en voor aan en uit, verbonden met de rest van het circuit door een buigzaam snoer 60. Deze eenheid 59 heeft een beugel 61 die kan worden gehaakt aan een uitsteeksel aan de achterzijde van de kolom 2, zoals weergegeven in fig. 1, direct onder een dwarse stuurstang 62 met handgrepen 62a aan de einden, waarmee de inrichting met de hand vooruit 25 bewogen en bestuurd kan worden. De eenheid omvat drukknopschakelaars 63, 64 en 65 voor heffen, dalen en uit en kan worden gebruikt, gemonteerd aan de kolom 2, volgens fig. 1, of daarvan losgehaakt en in de hand gehouden.

Met betrekking tot het circuit-schema van fig. 7 wordt opge-30 merkt dat de schakelaars 63 en 64 voor heffen en dalen bij sluiten resp. de relais Rl en R2 voor heffen en dalen bekrachtigen, die zijn gemonteerd aan een PCB 66. De twee 12 V oplaadbare accus Bl en B2 zijn in serie geschakeld en de vergrendelende aan/uit schakelaar 65 schakelt de relaiscircuits, af wanneer de inrichting niet in gebruik is. De aan-35 toestand wordt aangegeven door een indicatielamp L. De relais Rl en R2 verbinden bij bekrachtiging resp. de motor 35 met de accus Bl en B2 , . afhankelijk van de vereiste rotatierichting van de motor. Wanneer de BADrQfilPmaen uitgeschakeld, wordt de motor 35 kortgesloten voor het verschaffen van regeneratieve remming van de motor 35 aan het einde * "* --------—O *·*-* Λβ Vinofi crho » ^ ^ 1 - 7 - energie van de motor 35 wordt opgenomen zodat de beweging snel stopt.

Een drukknopschakelaar 67 vjor -uitschakeling, gemonteerd op het deksel 57, schakelt bij bediening het motor-stuurcircuit af van de accus Bl en B2 en verbindt deze met de oplader 55. Wanneer dus de hefinrichting 5 niet in gebruik is kunnen de accu'.s worden opgeladen door het snoer 56 te verbinden met het electriciteitsnet.

Een bovenste eindschakelaar 68, die normaal gesloten is, wordt bediend voor het uitschakelen van het relais Rl wanneer de slede 18 een bepaalde bovengrens van zijn beweging bereikt. Deze schakelaar 68 10 heeft een bedieningselement 69 en is direct onder de bus 13 gemonteerd, zoals weergegeven in fig. 4 en het bedieningselement 69 komt in aanraking met een bedieningsstang 70 die verschuifbaar binnen de kolom 2. is gemonteerd. De stang 70 wordt naar omlaag gedrukt door een veer 71, zodat tijdens normale werking de stang 70 het bedieningselement 69 15 indrukt voor het sluiten van de kontakten van de schakelaar 68. Aan de bovengrens van de sledebeweging komt het boveneinde van de slede 18 aan tegen.;een uitstekende arm 73 in de vorm van een plaat, bevestigd aan de bedieningsstang 70 door een stelschroef 74. Door deze aanraking wordt de stang 70 naar boven verplaatst tegen de veer 71 in, waardoor het 20 bedieningselement 69 wordt losgelaten en de kontakten van de schakelaar 68 kunnen openen, waardoor het relais Rl stroomloos wordt gemaakt.

Het boveneinde van de hefschroef 24 steekt uit door een sluit-kap 74, bevestigd aan de bovenzijde van het legerhuis 27. Aan het boveneinde heeft de schroef 24 een vierkant deel 76, waardoor een losneem-25 bare draaihandgreep (niet weergegeven) kan worden gestoken op de schroef 24,voor handbeweging van de hefinrichting bij een stroomstoring. Tijdens normale electrische werking past een eindkap 77 van rubber over het boveneinde van de schroef 74 en kan worden weggenomen wanneer handbediening nodig zou zijn.

30 Hoewel ook een onderste eindschakelaar kan zijn aangebracht, indien gewenst, is dit niet nodig, daar wanneer de slede 18 de ondergrens van zijn beweging bereikt de koppeling van de eenheid 26 slipt, waardoor de moer 25 vrij met de schroef kan meedraaien. Hierdoor oefent voortgaande motorrotatie geen noemenswaardige neerwaartse kracht uit 35 op de slede 18. In fig. 1 is de arm 3 met getrokken lijnen weergegeven aan de bovengrens van zijn beweging en met gebroken lijnen aan·de.ondergrens van zijn beweging.

Een ring 72, bevestigd aan de buis 17, ligt aan tegen de boven-®^^z^cl9^van de bus 13 voor het bepalen van de geheel ingestoken stand van 40 de kolom 2. Onder het koppelingselement 39 omgeeft een afscherm/afbuigring 78 het vrij liggende deel vein de uitgaande as 37 en is een leiplaat 79 met een opening passend aangebracht in het boveneinde van de buis 19 van de slede 18. Een aanwijsmeter 80 voor de toestand van de accu's is

aangebracht op het deksel 57 en een afschermplaat 81 is aangebracht I

5 rond de tandwielkast 36. I

10 i

BAD ORIGINAL

Claims

1. Hefinrichting voor invaliden bestaande uit een basis met een steunbus voor een kolom of een steuntap voor een holle kolom, uit een opstaande kolom, die losneembaar is gemonteerd in de bus of op de tap, een hefarm, die van de kolom uitsteekt en daar Icings beweegbaar is door een 5 hefmechanisme met schroef en moer binnen de kolom, waarbij de moer daarvan is gekoppeld met de arm, gekenmerkt door een omkeerbare electromotor-eenheid en een accu voor bekrachtiging van de motor, gemonteerd op de basis, waarbij een uitgaande as van de motor op eén lijn ligt met en rechtstreeks is gekoppeld met het ondereinde van de schroef van het hef-10 mechanisme, voor het verschaffen van een aandrijving van de schroef door de motor, via de bus of tap, door een aandrijfkoppeling, die gemakkelijk kan worden verbroken teneinde de kolom te kunnen losnemen' van de basis zonder de motoreenheid te demonteren.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 koppeling is aangebracht in de steunbus of steunkap en een ingrijping door middel van klauwen of spievertandingen heeft zodanig dat de koppeling gemakkelijk tot stand kan worden gebracht en verbroken door axiale scheiding van de koppelingselementen, welke respectievelijk zijn bevestigd aan het ondereinde van de schroef van het hefmechanisme en met 20 de uitgaande as, zonder gebruik van gereedschap.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de aandrijfkoppeling van het type is met drie elementen, welke de genoemde koppelingselementen omvat die resp. zijn bevestigd aan de schroef en aan_.de uitgaande as, welke in elkaar grijpende koppelingsklauwen hebben, 25 welke zijn gescheiden door de armen van een tussengelegen sterelement, waarmee de klauwen in ingrijping zijn, welk sterelement is vervaardigd van veerkrachtig materiaal voor het verschaffen van een geveerde aandrijving.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat een bovenste eindlegerconstructie voor de schroef van het hefmechanisme is gemonteerd binnen de kolom en een axiaal druklegersamen-stel omvat, dat het gewicht opneemt van het-hefmechanisme, de hefarm en het daardoor gesteunde gewicht, waardoor de uitgaande as van de motoreenheid is ontlast van axiale belasting. 35

...,,,5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het BAD ORIGINAL kenmerk, dat de hefarm uitsteekt door een langssleuf in de kolom en is bevestigd aan een sledeoop wielen, die loopt binnen de kolom, zodat het A ·* Λ. Λ — gewicht, gedragen door de hefinrichting, geen buigmoment uitoefent op H de schroef van het hefmechanisme, waarbij de moer van het hefmechanisme H is opgenomen in een moer/koppelingseenheid die roteerbaar de moer I koppelt met de slede tijdens de hefbeweging daarvan, maar toelaat dat 5 de moer ten opzichte van de slede draait op een leger met lage wrijving I en daardoor kan draaien met de schroef voorhet geval dat de daalbeweging I van de arm wordt tegengehouden. I

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met I het kenmerk, dat de basis een beweegbaar chassis omvat, dat aan de voor- I 10 zijde open is tussen in de langsrichting verlopende zijbenen, welk I chassis een achterste dwarselement heeft, waarop de montagebus of tap centraal is geplaats^terwijl de motoreenheid onder het dwarselement is aangebracht.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, geken-15 merkt door een motorstuurcircuit dat bedieningsrelais omvat, welke resp. de rotatie van de omkeerbare motor voor heffen en dalen besturen, en een bovenste eindschakelaar voor het stroomloos maken van de motor wanneer de arm een bepaalde bovengrens van zijn beweging bereikt, welke eindschakelaar is gemonteerd op de basis zodanig, dat geen draden behoeven 20 te worden losgenomen bij het wegnemen van de kolom van de basis.

8. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eindschakelaar wordt bediend door een bedieningsstang, welke in langsrichting door de kolom verloopt, welke stang veerbelast is in een richting naar een onwerkzame stand, waarin de motor stroom toegevoerd kan 25 krijgen voor verdere hefbeweging van de arm en waarbij de bedieningsstang mechanisch tegen de veerbelasting in wordt bewogen wanneer de arm de bovengrens van zijn beweging bereikt, waarbij door deze beweging de eindschakelaar voor het uitschakelen van de motor wordt bediend.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat het boveneinde van de schroef van het mechanisme toegankelijk is en zodanig gevormd, dat daarop een losneembare opwindhandgreep kan worden geplaatst, welke handgreep kan worden aangebracht voor handbediening van de inrichting in het geval van een electrische storing.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 35 kenmerk, dat de basis een beweegbare basis is met zijbenen, die elk worden gesteund op drie wielen, welke wielen omvatten een tussenwiel ' 9eplaatst vóór het zwaartepunt van de hef inrichting, wanneer een patiënt daardoor wordt gesteund, een achterwiel van het zwenkwieltype en een voorwiel, waardoor de bedienbaarheid is verkregen van een chassis ---mot· lance wiel— * v I 5 - 11 - basis, doordat het chassis, dat normaal steunt op de achterste zwenkwielen, naar voren kan worden gekipt om de tussenwielen tot op de voorwielen. bad original 8500371