NL8500204A - Inrichting voor het achtereenvolgens en/of selectief weergeven en/of registreren van informatie op schijven. - Google Patents

Inrichting voor het achtereenvolgens en/of selectief weergeven en/of registreren van informatie op schijven. Download PDF

Info

Publication number
NL8500204A
NL8500204A NL8500204A NL8500204A NL8500204A NL 8500204 A NL8500204 A NL 8500204A NL 8500204 A NL8500204 A NL 8500204A NL 8500204 A NL8500204 A NL 8500204A NL 8500204 A NL8500204 A NL 8500204A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
recording
plate
recess
storage
magazine
Prior art date
Application number
NL8500204A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Staar Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Staar Sa filed Critical Staar Sa
Publication of NL8500204A publication Critical patent/NL8500204A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/22Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records
    • G11B17/30Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor from random access magazine of disc records wherein the playing unit is moved according to the location of the selected record

Landscapes

  • Automatic Disk Changers (AREA)
  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)

Description

N.0. 32973 1
Inrichting voor het achtereenvolgens en/of selectief weergeven en/of registreren van informatie op schijven.
De uitvinding heeft betrekking op het registreren en/of weergeven van informatie op schijven, in het bijzonder op een inrichting van dit type, waarbij het selectief en/of achtereenvolgens weergeven van informatie op hiervoor opgeslagen schijven wordt gewaarborgd.
5 Tot nu toe bevatten alle platenwisselaars vaste afspeelmiddelen, een beweegbaar platenmagazijn en een mechanisme voor het overbrengen van een gekozen plaat tussen de opslagpositie in het magazijn en de werkpositie in het afspeelmiddel. De keuze van de af te spelen plaat wordt verzekerd door het verplaatsen van het magazijn dat de platen be-10 vat, door hetzij de translatie of rotatie, zodanig dat de gekozen plaat tegenover het afspeelmiddel wordt gebracht.
£.· Dergelijke inrichtingen zijn tot nu toe zeer ingewikkeld, omdat U.V deze vele mechanismen bevatten en dit de principiële reden is waarom deze inrichtingen slechts een zeer beperkt commerciëel succes genie-15 ten.
Anderzijds is het feit dat het magazijn verplaatsbaar (translatie of rotatie) is om de keuze van de plaat te verzekeren, een belangrijk ^ nadeel, zodra het magazijn meer dan èen dozijn platen bevat.
Inderdaad vereist het gewicht daarvan een sterk mechanisme om de 20 beweging daarvan te besturen en de daarbij behorende traagheid vereist vele nauwkeurige middelen om de genoemde beweging en de nauwkeurige positionering van het magazijn ten opzichte van het middel voor het overbrengen van de plaat te besturen.
Eveneens om deze redenen is de verplaatsingssnelheid van het maga- \ 25 zijn beperkt en is daarom de toegangstijd tot de gekozen plaat in het algemeen vrij lang. Dit vormt een groot nadeel omdat gedurende gebruik de tijdsperiode tussen de weergaven van twee platen zo kort mogelijk moet zijn.
De uitvinding heeft als hoofddoel een inrichting voor te stellen, 30 waarbij het selectief en/of achtereenvolgens weergeven en/of registreren van de informatie op de in een magazijn geplaatste platen wordt verzekerd, welke inrichting een zeer eenvoudig en betrouwbaar mechanisme heeft en goedkoop is waardoor een uitgebreide verspreiding daarvan mogelijk is.
35 De uitvinding heeft ten tweede ten doel cm te verzekeren dat de toegangstijd tot een gekozen plaat zo kort mogelijk is.
Een derde doelstelling van de uitvinding is het voorzien in een 8500204
---—^I
« i 2 mechanisme voor het overbrengen van de plaat uit zijn opslagpositie naar zijn weergeefpositie en omgekeerd, hetgeen uitzonderlijk eenvoudig moet zijn.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de inrich-5 ting het kenmerk heeft, dat de afspeel- en/of registratiemiddelen op een roterende plaat zijn gemonteerd, die centraal is, geplaatst ten opzichte van een stationair magazijn dat de platen bevat en in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van de plaat is aangebracht.
De uitvinding omvat tevens middelen voor het positioneren van de 10 afspeel- en/of registratiemiddelen ten opzichte van de afzonderlijke uitsparingen in het magazijn en het mechanisme voor het overbrengen van de plaat uit zijn uitsparing in het magazijn naar zijn werkpositie in de afspeel- en/of registratiemiddelen en omgekeerd, alsmede diverse veiligheidsinrichtingen.
15 De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen toont: figuur 1 een bovenaanzicht van de inrichting in een toestand voor het afspelen of registreren; figuur 2 een zij-aanzicht dat de inrichting toont in een toestand 20 tegenover een plaat die zich in een uitsparing van het magazijn bevindt ; figuur 3 de inrichting in een toestand die overeenkomt met de in figuur 2 geregitreerde toestand, waarbij de plaat naar het afspeelmid-del is overgebracht; 25 figuur 4 de inrichting in een toestand die overeenkomt met de in figuur 2 geïllustreerde toestand, waarbij de plaat door het afspeelmid-del'is overgenomen; figuur 5 de inrichting in een toestand voor het weergeven van de plaat die in het afspeelmiddel is geplaatst; 30 figuur 6 het transport van een plaat uit zijn afspeelpositie naar zijn opslagpositie in een uitsparing in het magazijn; figuur 7 een detailaanzicht van de besturing voor het roteren van het mechanisme voor het afspelen van de plaat en voor het transport van de plaat; 35 figuur 8 een bij figuur 7 behorend bovenaanzicht volgens A-A; figuur 9 een detailaanzicht van een veiligheidsinrichting gezien op de doorsnede volgens de B-B van figuur 2; figuren 10A en 10B detailaanzichten van een besturingselement; figuur 11 een schema van de besturingsschakeling van de inrich- 40 ting.
8500204 • « ! 3
In elk van de figuren zijn slechts de elementen geïllustreerd, die ; essentiëel zijn voor het begrip van de uitvinding.
Aangezien bepaalde elementen van de te beschrijven inrichting het voorwerp vormen van octrooien van aanvraagster, zal naar deze publika-5 ties worden verwezen ten aanzien van verdere details met betrekking tot de werking daarvan.
Het mechanisme voor het laden, het afspelen en/of registreren van informatie op de plaat is van het type dat in het Belgische octrooi 891.649 is beschreven.
10 Uit de figuren 1 en 7 blijkt het volgende.
Het mechanisme 10 voor het laden en weergeven van de registratie-platen 5 is op een plaat 30 gemonteerd, die om een as 32 draaibaar is, die in een bus 33 is gelagerd, die aan het chassis 1 van de inrichtingen is bevestigd. De rotatie van de genoemde plaat wordt door een op 15 het chassis 1 van de inrichting gemonteerde motor 34 tot stand gebracht door middel van de samenwerking van een eindloze worm 36 die op het uiteinde van de aandrijfas is gemonteerd, met de omtrekstanden 37 van de plaat 30. Vast bevestigd aan de as 32 en dus aan de plaat 30 en aangebracht beneden het chassis 1, bevindt zich een plaat 40 die aan zijn 20 omtrek is voorzien van perforaties 41 voor het positioneren van de plaat 30.
Deze perforaties werken samen met een optisch-elektronische detector 39 die aan het chassis 1 van de inrichting is bevestigd. Deze detector waarborgt op bekende wijze door middel van de onderbreking van 25 de lichtbundel het tellen van de perforaties 41 wanneer de plaat 30 door de motor 34 in rotatie wordt gebracht, zodanig dat de hoekpositie daarvan wordt gedetecteerd.
Aangezien elke perforatie 41 overeenkomt met een uitsparing in het magazijn dat de platen bevat, wordt anderzijds wanneer de corresponde-30 rende perforatie de lichtbundel van de detector 39 doorlaat de voeding van de motor 34 gescheiden en het mechanisme 10 voor het transport, laden en weergeven van de platen bevindt zich tegenover de gekozen regis-tratieplaat 5.
Een motor 42 (figuur 8) is aan deze plaat 40 bevestigd, waarbij de 35 eindloze worm 43 van de motor, die aan het uiteinde van de as is bevestigd, een nokkenschijf 45 via een tandwiel 44 aandrijft. Deze nokken-schijf kan een geprofileerde inwendige groef 46 bevatten, die een asstomp 47 aandrijft, die met een hefboom 48 is verbonden, die om de as 49 kan scharnieren. De nokkenschijf omvat tevens een omtreksrand 45A 40 die voorzien is van een zich over een sector uitstrekkende inkeping 8500204 • t 4 46A. Deze rand 45A en de inkeping 46A werkt samen met een grensschake-laar 57 (zie de figuren 10A en 10B).
Een veer 50 en een asstomp 51 verbinden de hefboom 48 met een schuif 52. De beweging van de laatstgenoemde wordt geleid door twee as-5 stompen 53 en 54 die respectievelijk zijn bevestigd aan de schuif 52 en de plaat 40 en door twee sleufgaten 55 en 56 verlopen, die in de plaat 40 respectievelijk de schuif 52 zijn gevormd.
De voorste en achterste einden van de verplaatsingsweg van de schuif 52 worden gedetecteerd door twee schakelaars 57 en 58 die aan de 10 plaat 40 zijn bevestigd. De schakelaar 57 wordt door de rand 45A en de inkeping 46A van de nokkenschijf 45 bediend, terwijl de schakelaar 58 door het uiteinde 52A van de schuif 52 wordt bediend.
De schuif 52 verzekert het transport van een registratieplaat 5 van zijn uitsparing in het magazijn af naar het mechanisme voor het la-15 den en afspelen en omgekeerd.
Het magazijn 70 dat de platen 5 bevat, heeft de vorm van een ring die concentrisch ten opzichte van de plaat 30 is aangebracht en bestaat uit een reeks wanduitsparingen van het type dat in de Belgische octrooiaanvrage 0/212.095 van aanvraagster is beschreven.
20 Het magazijn 7 kan vast worden bevestigd aan het chassis 1 of zo danig daarvan losmaakbaar zijn, dat een gebruiker gemakkelijker de platen in de verschillende uitsparingen kan laden of het magazijn 70 kan vervangen door een soortgelijk magazijn dat van een andere reeks platen is voorzien.
25 De inrichting wordt bestuurd door een microprocessor 200 die wordt bestuurd door vooraf geregistreerde instructieprogramma's en waarmee de diverse schakelaars, motoren, besturingsinrichtingen en voedingsinrich-tingen (figuur 11) zijn verbonden via tussenschakelingen van het gewoonlijk gebruikte type.
30 Het plaatsen van de plaat 30 tegenover de gekozen registratieplaat wordt op de volgende wijze uitgevoerd.
Uitgaande van de eerste uitsparing telt de microprocessor 200 door middel van de optische detector 39 het aantal impulsen dat door de perforaties 41 wordt opgewekt, welke perforaties 41 de lichtbundel doorla-35 ten.
Wanneer het aantal impulsen overeenkomt met de positie van de gekozen registratieplaat en de daarbij behorende perforatie 41 de lichtbundel van de detector 39 doorlaat, betekent dit dat het mechanisme 10 zich tegenover de gekozen registratieplaat 5 bevindt. De microprocessor 40 onderbreekt dan de voeding van de motor 34, die de rotatie van de plaat 8500204 5 30 tot stand brengt.
Aangezien voor deze werking slechts elementaire instructies van de microprocessor nodig zijn, die voor een deskundige bekend zijn, zullen deze niet in detail worden beschreven.
5 Het laden van een registratieplaat 5 in het mechanisme 10 voor het afspelen en/of registreren wordt als volgt uitgevoerd.
Wanneer het afspeelmechanisme 10 tegenover de voor afspelen gekozen registratieplaat is geplaatst, dat wil zeggen wanneer de daarbij behorende perforatie 41 de lichtbundel van de detector 39 doorlaat, 10 wordt de voeding van de motor 34 gescheiden. Op dit moment bevindt de inrichting zich in de in figuur 2 geïllustreerde toestand.
De microprocessor 200 leidt daarna het inschakelen van de motor 42 in. Hierdoor wordt de nokkenschijf 45 gedraaid, die zoals hierboven is beschreven, de verplaatsing van de schuif 52 bestuurd. Deze komt van 15 zijn ruststand (figuren 10A en 2) in zijn tussengelegen stand (figuren 10B en 4), via zijn extreme buitenste stand (figuren 3 en 7).
Zoals in de figuren 1 tot en met 6 is aangegeven, bevindt zich in elke uitsparing 72 van het magazijn 70 een hefboom 74 die is ingericht voor het naar binnen en buiten verplaatsen van de registratieplaat ten 20 opzichte van de uitsparing.
De hefboom 74 kan tevens dienen als middel voor het vergrendelen van de registratieplaat 5 in zijn uitsparing, zoals in de Belgische octrooiaanvrage 0/212.095 van aanvraagster is beschreven.
Gedurende de verplaatsing vanaf zijn rustpositie naar zijn tussen-25 gelegen positie, passeert de schuif 52 een positie van maximale verplaatsing (figuren 3, 7 en 8) en bestuurt de hefboom 74 van de uitsparing die zich tegenover het mechanisme 10 bevindt, waardoor de hefboom 74 tegen de veerkracht van het middel 75 in scharniert. Gedurende het scharnieren werkt het uiteinde 74A van de hefboom 74 op de rand van de 30 registratieplaat 5 om de laatstgenoemde uit de uitsparing 72 te rollen om deze in het afspeelmechanisme 10 te brengen. De registratieplaat 5 rolt van de in figuur 2 getoonde stand naar de in figuur 3 geïllustreerde stand en op dit moment wordt deze registratieplaat door het laadmechanisme overgenomen, dat bij het afspeelmechanisme 10 behoort.
35 Een rol 12 die door middel van zijn ondersteuning 13 aan de werking van de veer 14 wordt onderworpen, waarvan het andere uiteinde vast aan het chassis 11 van het mechanisme 10 is bevestigd, duwt de registratieplaat 5 in het mechanisme door het rollen daarvan in een huis 15, waarvan de twee vlakken bij voorkeur indrukbaar zijn (het Belgische octrooischrift 40 891.428 van aanvraagster), teneinde een krassen van de registratieplaat 8500204 • i 6 5 (figuur 4) te vermijden.
Zodra de registratieplaat 5 de lichtbundel van een optische detector 16 (figuur 4) onderbreekt, die op een aan een tandwiel 17 bevestigde arm 17A is gemonteerd, schakelt de microprocessor 200. een, niet ge-5 Illustreerde motor in, die het tandwiel 17 verdraait, waarbij de samenwerking daarvan met een van randtanden voorziene sector 18 van het huis 15 de schroefvormige verplaatsing van het huis tot stand brengt’ (Belgisch octrooischrift 891.649 van aanvraagster).
Gedurende deze schroefvormige verplaatsing brengt het huis 15 de 10 registratieplaat 5 op het aandrijf- en afspeelmiddel en verplaatst zich daarna vanaf de registratieplaat om de vrije rotatie daarvan mogelijk te maken. Tegelijkertijd drukt een magneet 20 de plaat 5 tegen het aan-drijfmiddel 21 daarvan (figuur 1), terwijl een verbindingsstaaf 23 (figuur 5) die door de asstomp 25 wordt bestuurd, die door het huis 15 15 wordt ondersteund en door een sleufgat 24 in de verbindingsstaaf verloopt, de ondersteuning 13 van de rol 12 terug duwt, teneinde de rol van de rand van de registratieplaat af te verplaatsen tegen de werking van de veer 14 in. Een pal 27 kan bij voorkeur worden aangebracht, die om een as 28 draaibaar is en wordt onderworpen aan de invloed van een 20 veer 29 om de ondersteuning 13 in de in figuur 5 geïllustreerde stand voor te spannen.
Opgemerkt wordt dat gedurende het transport de schijf voortdurend wordt gedraaid.
De inrichting wordt daarna in de in figuur 5 getoonde toestand ge-25 bracht en het afspelen en/of het registreren van informatie op het oppervlak van de registratieplaat kan worden uitgevoerd.
Niettemin kan het in het geval waarin de platenwisselinrichting zou worden onderworpen aan diverse bewegingen, trillingen (het geval van een in voertuigen enz. geïnstalleerde inrichtingen), voordelig zijn 30 om in verband met het afspelen en/of het registreren van informatie het mechanisme 10 in dit geval in een toestand te brengen, waarin dit enerzijds is vergrendeld en waarin anderzijds dit door de oriëntatie daarvan maximaal is beschermd tegen bewegingen, trillingen enz. daarvan.
Zoals in de figuren 7 en 8 is geïllustreerd, is daarvoor op het 35 chassis 1 van de inrichting een aanslagorgaan 90 aangebracht, dat voorzien is van een schakelaar 93, terwijl de plaat 40 is voorzien van een aanslagorgaan 95.
Teneinde het mechanisme 10 in de vergrendelde toestand te brengen, schakelt de microprocessor eerst de motor 42 zodanig in, dat de schuif 40 52 naar zijn ruststand wordt teruggebracht (figuur 10A). Hierdoor kun- 8500204 - i 7 nen de platen 30 en 40 vrij draaien, zonder dat het uiteinde van de schuif 52 een van de hefbomen 74 hindert. Wanneer de schuif 52 deze positie heeft bereikt, dat mil zeggen wanneer deze de grensschakelaar 58 heeft bediend, wordt de motor 42 uitgeschakeld. Op dit moment verzekert 5 de microprocessor de voeding van de motor 34, waardoor de plaat 30 en dus het mechanisme 10 roteren om deze in de vergrendelde toestand te brengen. Het aanslagorgaan 95 nadert daardoor het vaste aanslagorgaan 90 en wanneer deze elkaar hebben bereikt, wordt de schakelaar 93 bediend en de voeding van de motor 34 onderbroken.
10 Het is voordelig wanneer in plaats van het onderbreken van de voe ding, aan de motor 34 een lage spanning wordt toegevoerd door het bedienen van de schakelaar 93, teneinde de twee aanslagorganen 90 en 95 tegen elkaar te houden en daardoor het mechanisme 10 in de ideale toestand en oriëntatie voor het afspelen en/of registreren van informatie 15 op het oppervlak van de registratieplaat 5 vast te houden.
De opslag van de index van de uitsparing, tegenover welke het mechanisme 10 voorafgaand aan deze werkvolgorde werd gepositioneerd, wordt uitgevoerd door het tellen van het aantal perforaties 41 dat gedurende deze rotatiebeweging aan de voorzijde van de optische detector 20 39 is gepasseerd. Deze index wordt in een geheugen van het niet-uitwis-bare type vastgelegd. Na het afspelen en/of het registreren van informatie op de registratieplaat 5, wordt de terugkeer daarvan in de daarbij behorende uitsparing 72 in het magazijn 70 op de volgende wijze uitgevoerd.
25 Indien het mechanisme 10 zich in de vergrendelde toestand bevindt (de aanslagorganen 90 en 95 tegen elkaar liggen), schakelt de microprocessor 200 de motor 34 in om het mechanisme 10 tegenover de uitsparing 72 te brengen, waarin de registratieplaat 5 moet worden teruggeplaatst.
Dit wordt uitgevoerd, door van het opgeslagen aantal perforaties 41 de 30 perforaties 41 af te trekken, die aan de voorzijde van de optische detector 39 passeren. Wanneer het aftrekresultaat nul wordt, schakelt de microprocessor 200 de motor 34 uit.
Daarna schakelt de microprocessor 200 de motor 42 in en de nokken-schijf 45 bestuurt de verplaatsing van de schuif 52, totdat deze weer 35 zijn tussengelegen stand inneemt (waarbij de schakelaar 57 door de inkeping 46A wordt geopend - figuur 10B), zoals in figuur 5 is geïllustreerd.
Wanneer de gehele inrichting in de in figuur 5 geïllustreerde toestand is teruggekeerd, kan het transport van de registratieplaat van 40 zijn werkstand naar zijn opslagstand als volgt worden uitgevoerd.
8500204 Λ * 8
De microprocessor 200 schakelt de niet getoonde motor in, waarbij de schroefvormige verplaatsing van het huis 15 wordt bestuurd, waardoor dit in een richting tegengesteld aan de wijzers van de klok draait. De registratieplaat 5 wordt uit het aandrijfmiddel genomen en in zijn in-5 actieve stand teruggebracht. Tegelijkertijd rolt de op het tandwiel 17 bevestigde arm 17A de registratieplaat terug naar de buitenzijde van de inrichting en als gevolg van de zwaartekracht rolt de registratieplaat (de bodem van de uitsparing 72 is beneden het mechanisme 10 geplaatst) in de richting van de uitsparing om tegen het uiteinde 74A van de hef-10 boom 74 aan te komen (figuur 6).
Teneinde te voorkomen dat de magneet 20 de verplaatsing van de registratieplaat 5 hindert, is een ring 20A van week ijzer concentrisch ten opzichte van de magneet 20 aangebracht en nabij de omtrek daarvan geplaatst, zodanig dat een stabiele rustpositie voor de magneet 20 15 wordt gewaarborgd, zoals in het Belgische octrooi 892.073 (Amerikaanse octrooiaanvrage 457.360) is beschreven.
De microprocessor 200 waarborgt het inschakelen van de motor 42 om de schuif 52 in zijn binnenste stand te brengen (figuren 2 en 10A) en de hefboom 74 die slechts onder invloed staat van het veermiddel 75, 20 wordt in de richting van de wijzers van de klok verdraaid om de registratieplaat 5 in de daarbij behorende uitsparing 72 terug te brengen.
Indien de uitsparing 72, de hefboom 74 en het veermiddel 75 daarvan volgens de Belgische octrooiaanvrage 0/212.095 is ontworpen, wordt aan het einde van zijn weg de registratieplaat 5 in zijn ruststand ver-25 grendeld (figuur 2).
Aan het einde van de rotatiebeweging van het huis 15, wordt door middel van de door het laatstgenoemde ondersteunde asstomp 15A de pal 27 van de ondersteuning 13 vrijgegeven, zodat deze ondersteuning en de rol 12 die daardoor wordt ondersteund, naar de in figuur 2 gelllus-30 treerde standen worden teruggebracht.
Alle elementen van de inrichting bevinden zich daarna in de toestand die in figuur 2 is geïllustreerd. Uitgaande daarvan kan de juist beschreven cyclus weer worden ingeleid cm informatie op het oppervlak van een andere registratieplaat af te spelen en/of te registreren. Deze 35 andere registratieplaat kan hetzij de volgende of elke andere registratieplaat zijn, die door de gebruiker wordt gekozen.
Een aantal veiligheidsinrichtingen zijn aangebracht, in het bijzonder met betrekking tot: a) de verplaatsing van de schuif 52 40 De besturing daarvan via de hefboom 48 wordt uitgevoerd door mid- 8500204 9 ί del van een veer 50 en een asstomp 51. De schuif 52 wordt uit zijn uiterste buitenste stand (figuur 8) teruggebracht in zijn ruststand (figuur 10A) of zijn tussengelegen stand (figuur 10B) door de werking j van de asstomp 51 op de schuif zelf (figuur 8).
5 De verplaatsing van de schuif 52 uit zijn ruststand naar zijn uiterste buitenste stand wordt slechts uitgevoerd door middel van de i veer 50, zodat een klemmen bij de translatie van de schuif 52 hetzij door een uitwendig element of door het klemmen van de hefboom 74, of het klemmen van een registratieplaat 5 in een uitsparing 72 enz., ener-10 zijds niet verhindert dat de nokkenschijf 45 zijn cyclus uitvoert en anderzijds een beschadiging van een onderdeel van de inrichting en/of van de registratieplaat wordt vermeden* b) de invoersleuf van de weergeef- en/of registratie-lnrichting (10) die met optische detectoren is uitgerust.
15 Zoals het in figuur 9 geïllustreerde detail toont, is de inrich ting 10 uitgevoerd met een wand 100 die een invoersleuf 101 bevat, waar doorheen de registratieplaat 5 wordt verplaatst, wanneer deze van zijn opslagstand naar zijn werkstand en omgekeerd wordt gebracht.
Aan de rand van deze sleuf zijn twee paren optische detectoren 20 102A-B en 103A-B aangebracht, die de volgende veiligheden waarborgen: - De detector 1Q2A-B verzekert dat het mechanisme voor het transport van de registratieplaat 5 uit zijn werkstand naar zijn opslagstand niet als gevolg van een foutieve besturing de registratieplaat 5 in een uitsparing 72 kan overbrengen, die reeds een registratieplaat bevat.
25 Zoals in figuur 2 is geïllustreerd wordt de lichtbundel van deze detector door een registratieplaat onderbroken, die in een uitsparing 72 is opgeslagen, terwijl de bundel niet wordt- onderbroken, wanneer een uitsparing 72 geen registratieplaat bevat (figuur 5).
Deze detector is in serie geschakeld met de voedingsketen van de 30 motor die de verplaatsing van het huis op een zodanige wijze waarborgt, dat een uitwerpen van een registratieplaat 5 die in de werkstand op de middelen voor het aandrijven en weergeven/registreren is geplaatst, wordt vermeden zolang de daarbij behorende lichtbundel wordt onderbroken. In het geval van een achtereenvolgens weergeven van registratie-35 platen en indien een of meer uitsparingen 72 niet een registratieplaat bevat, bestuurt de detector 102A-B de motor 34 om automatisch de eerstvolgende uitsparing te zoeken, die een registratieplaat bevat.
- De detector I03A-B waarborgt de bewaking van het overbrengen van een registratieplaat uit zijn opslagstand naar zijn werkstand en omge- 40 keerd. Wanneer een registratieplaat 5 zich in een uitsparing 72 bevindt 8500204 « * 10 of in het mechanisme 10 is geladen, wordt de lichtbundel van de genoemde detector niet onderbroken (figuren 2 en 5). Anderzijds wordt deze bundel onderbroken gedurende het transport van een registratleplaat tussen deze twee standen (figuur 3, 4 en 6). Door middel van de micro-5 processor 200 grijpt de detector 103A-B op overeenkomstige wijze in in de besturing van de motor 42 die de schuif 52 verplaatst uit zijn ruststand naar zijn uiterste buitenste stand en de schuif terug brengt naar zijn tussengelegen stand.
Deze detector 103A-B is in serie geschakeld met de voedingsketen 10 van de motor 34 om een inschakelen daarvan en dus een beweging van de plaat 30 te verhinderen, zolang de lichtbundel wordt onderbroken.
c) De begrenzing van de rotatie van de plaat.
Teneinde onnodige verplaatsingen van de het mechanisme 10 ondersteunende plaat 30 te vermijden, kan een aanslagorgaan 94 (figuur 8) . 15 worden aangebracht, waarvan de positie overeenkomt met de uitsparing 72 die op de grootste afstand ligt, die door het mechanisme moet worden afgelegd. Dit aanslagorgaan kan met het aanslagorgaan 90 samenwerken, dat op het chassis 1 van de inrichting is bevestigd, door welke samenwerking de werking van de schakelaar 92 wordt gewaarborgd om te signa-20 leren dat de plaat 30 aan het einde van de rotatie daarvan is gekomen.
85 0 0 204

Claims (23)

1. Inrichting voor het selectief en/of achtereenvolgens weergeven en/of registreren van informatie op registratieplaten, omvattende een ! inrichting voor het weergeven en/of registreren van informatie op het j 5 oppervlak van de registratieplaat en een opslaginrichting die de registratieplaten bevat, met het kenmerk, dat de inrichting voor het weergeven en/of registreren (10) op een draaibare plaat (30) is gemonteerd, die centraal ten opzichte van een de registratieplaten bevattende, stationaire inrichting (70) is aangebracht en in hoofdzaak concentrisch 10 ten opzichte van de plaat is opgesteld. j
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting voor het weergeven en/of registreren (10) loodrecht op de onder-steuningsplaat (30) is gemonteerd en dat de opslaginrichting (70) die aan de buitenzijde van deze plaat is aangebracht, is voorzien van af-15 zonderlijke uitsparingen (72) voor registratieplaten, welke uitsparin- j gen radiaal is georiënteerd ten opzichte van de rotatie-as van de plaat (30) die de inrichting voor het weergeven en/of registreren van infor- ! matie op de registratieplaten ondersteunt.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de j 20 ondersteuningsplaat (30) middelen (39, 40, 41) omvat, die het selectief j en/of achtereenvolgens positioneren van de inrichting voor het weerge- j ven en/of registreren (10) tegenover een uitsparing (72) van de opslaginrichting (70) voor een registratieplaat kunnen uitvoeren.
4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, 25 dat de plaat (30) die de inrichting voor het weergeven en/of registreren ondersteunt, tevens is voorzien van een mechanisme voor het besturen van het transport van de registratieplaat tussen zijn opslagstand in een uitsparing (72) van de opslaginrichting (70) en zijn werkstand in de inrichting voor het weergeven en/of registreren (10).
5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de opslaginrichting (70) een reeks uitsparingen (72) bevat, die elk zijn voorzien van een scharnierbaar gemonteerde hefboom (74) waarvan een uiteinde samenwerkt met de rand van de registratieplaat (5) om het inbrengen of uitnemen daarvan in resp. uit de uitsparing te sturen.
6. Inrichting volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat het mechanisme voor het transport van de registratieplaat uit zijn opslagstand naar zijn werkstand en omgekeerd een schuif (52) omvat, waarvan de verplaatsing het scharnieren van de hefboom (74) bestuurt, die bij de uitsparing (72) behoort, waarin de registratieplaat zich bevindt.
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefboom 8500204 m * • * van de basis van de inrichting voor het weergeven en/of registreren ten opzichte van de bodem van de opslaginrichting die de registratieplaten bevat, zodanig hoger ligt, dat het terugbrengen van een registratie-plaat uit zijn werkstand naar zijn opslagstand ten dele door de zwaar-5 tekracht wordt uitgevoard.
8. Inrichting volgens conclusie I, met het kenmerk, dat de weer-geefinrichting is voorzién van een laad- en uitwerpinrichting met een invoersleuf voor registratieplaten.
9. Inrichting volgens conclusies 1 en 5, met het kenmerk, dat elke 10 uitsparing (72) van de opslaginrichting (70) is voorzien van een inrichting voor het positioneren en vergrendelen van een registratie-plaat.
10. Inrichting volgens conclusies 1 en 3, met het kenmerk, dat de middelen voor het positioneren van de weergeefinrichting (10) tegenover 15 een uitsparing (72) van de opslaginrichting (70) worden gevormd door een plaat (40) die vast aan de as (32) van de ondersteuningsplaat (30) is bevestigd, welke plaat (40) aan zijn rand is voorzien van een reeks perforaties (41) die met een optisch-elektronische detector (39) kunnen samenwerken voor het tellen van de perforaties door middel van impulsen 20 en het bepalen van de hoekpositie van de hoofdplaat (30).
11. Inrichting volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de verplaatsing van de schuif (52) het transport van een re-gistratieplaat tussen zijn opslagstand in een uitsparing in de opslaginrichting en zijn stand in de weergeefinrichting kan worden bestuurd 25 door een nokmechanisme (45) dat de schuif uit zijn ruststand (figuren 2 en 10A) verplaatst in een tussengelegen stand (figuren 4 en 10B), waarbij een uiterste buitenste stand (figuren 3 en 7) wordt doorlopen, en dat gedurende deze verplaatsing de schuif (52) inwerkt op de hefboom (74) die zich in elke uitsparing (72) van de opslaginrichting bevindt 30 en het inbrengen en uitnemen van de registratieplaat in resp. uit de uitsparing kan uitvoeren.
12. Inrichting volgens een van de conclusies' 1-11, met het kenmerk, dat in de weergeefinrichting (10) middelen zijn aangebracht om het invoeren van een registratieplaat (5) te detecteren en dit te bewa- 35 ken, teneinde de registratieplaat op correcte wijze in een uitsparing (15) te brengen om deze in de werkstand te plaatsen en dat op dit moment deze middelen worden teruggetrokken om de vrije rotatie van de registratieplaat mogelijk te maken.
13. Inrichting volgens een van de conclusies 1-12, met het ken-40 merk, dat wanneer de registratieplaat zich in de werkstand voor het 85 00 20 4 i « weergeven en/of registreren in de inrichting (10) bevindt, de plaat (30) die deze inrichting ondersteunt, in een positie wordt gebracht, waarin enerzijds deze wordt vergrendeld en waarin anderzijds deze zoda-nig wordt georiënteerd, dat deze maximaal is beveiligd tegen mogelijke 5 bewegingen of trillingen.
14. Inrichting volgens een van de conclusies 1-13, met het kenmerk, dat na het weergeven en/of registreren, de registratieplaat uit de aandrijfmiddelen wordt getrokken en in een ontlaadstand uit de inrichting voor het weergeven en/of registreren (10) wordt teruggebracht, 10 waarbij tegelijkertijd de registratieplaat naar de buitenzijde van de weergeefinrichting rolt, teneinde onder invloed van de zwaartekracht in de daarbij behorende uitsparing (72) in de opslaginrichting (70) te rollen en dat op dit moment de sleuf (52) volledig wordt teruggetrokken, waardoor de hefboom (74) de registratieplaat in zijn uitsparing 15 (72) kan vergrendelen en de ondersteuningsplaat (30) een rotatie kan uitvoeren, opdat deze tegenover een andere uitsparing (72) in de opslaginrichting (70) kan komen.
15. Inrichting cvolgens conclusies 6 en 11, met het kenmerk, dat de verplaatsing van de sleuf (52) uit zijn ruststand naar zijn uiterste 20 buitenste stand wordt uitgevoerd door middel van een veermiddel (50), zodanig dat de besturingsnokkenschijf (45) een volledige cyclus kan * uitvoeren in het geval van een klemmen bij de translatie van de schuif (52).
16. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij 25 de inrichting voor het weergeven en/of registreren (10) een invoersleuf <101) bevat, met het kenmerk, dat de sleuf is voorzien van detectiemid-delen die de verplaatsing van een registratieplaat door de sleuf kan detecteren.
17. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat de inrichting voor het weergeven en/of registreren (10) aan het naar de uitsparingen toegekeerde gedeelte is voorzien van de-tectiemiddelen die de aanwezigheid van een registratieplaat in een uitsparing (72) die zich tegenover de inrichting (10) bevindt, kan detecteren.
18. Inrichting volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat een aanslagoregaan (95) aanwezig is, dat vast aan de ondersteuningsplaat (30) is bevestigd en kan samenwerken met middelen (90, 93) die vast aan het chassis (1) van de inrichting zijn bevestigd en de plaat (30) in een bepaalde stand kunnen vergrendelen.
19. Inrichting volgens een van de conclusies 1 of 3, met het ken- 8500204 I ** merk, dat een aanslagorgaan (94) aanwezig Is, dat vast aan de onderst euningsplaat (30) Is bevestigd en met middelen (90, 92) kan samenwerken, die vast aan het chassis (1) van de Inrichting zijn bevestigd, teneinde de rotatie van de plaat (30) te begrenzen.
20. Inrichting voor het registreren en/of afspelen van informatie op registratieschijven, gekenmerkt door; een chassis; een afspeeleenheid die voorzien is van een huis voor het ondersteunen van een schijf in een werkstand, welk huis een invoersleuf voor 10 het opnemen van een schijf bevat; een op het chassis gemonteerde magazijn dat voorzien is van uitsparingen voor het opslaan van schijven, die zich zij aan zij uitstrekken vanaf aangrenzende ingangen die zich bij het vooroppervlak van het magazijn bevinden; 13 op het chassis aangebrachte middelen om een relatieve beweging van \ de afspeeleenheid en het magazijn tot stand te brengen om daarbij de invoersleuf van het huis uit te richten op telkens een van de verschillende ingangen in het magazijn; en middelen voor het transporteren van een schijf uit een van de op-20 slaguitsparingen in het magazijn naar een werkstand in het huis van de eenheid via de invoersleuf en voor het terugbrengen van een schijf uit het huis naar een opslaguitsparing in het magazijn, welke middelen transportmiddelen omvatten die zich in elke schijfopslaguitsparing van het magazijn bevinden om een schijf te geleiden en te sturen bij het 25 uitnemen daarvan en bij het terugbrengen daarvan in de daarbij behorende opslaguitsparing in het magazijn.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de afspeeleenheid draaibaar om een as is ondersteund en dat het magazijn is voorzien van een ringvormige opstelling van afzonderlijke opslaguitspa- 30 ringen voor schijven, die zich in radiale richting ten opzichte van de as uitstrekken, waarbij de invoersleuf van de afspeeleenheid in lijn met een van de verschillende ingangen van de opslaguitsparingen kan worden gepositioneerd.
22. Inrichting voor het registreren en/of afspelen van informatie 35 op schijven, omvattende een selectieve schijvenwisselaar, gekenmerkt door: een chassis; een afspeeleenheid die voorzien is van een op het chassis gemonteerd 'huis 'voor een schroefvormige verplaatsing tussen een werkvlak en 40 een lnvoervlak waarin de schijf randsgewijs kan worden ingebracht, 8500204 i waarbij de schijf langs het invoervlak in het huis rolt; een op het chassis gemonteerd magazijn met een aantal schijfop- slagcompartimenten die zij aan zij zijn gerangschikt, waarbij elk compartiment een ingang heeft die zich bij het voorvlak van het magazijn 5 bevindt, waarbij een van de^ verschillende ingangen kan worden uitgelijnd met de invoersleuf in de afspeeleenheid bij een relatieve beweging van de afspeeleenheid en het magazijn in een richting die hoofdza- | i kelijk dwars op het invoervlak is georiënteerd; en middelen voor het rollen van een schijf uit een van de opslagcom-10 partimenten in het magazijn naar het huis van de afspeeleenheid langs ! het invoervlak en voor het rollen van een schijf langs het invoervlak uit het huis om de schijf naar het daarbij behorende opslagcompartiment terug te brengen.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de een 15 schroefvormige beweging uitvoerende eenheid een schijf opneemt, die in het huis rolt en die de schijf in rotatie brengt wanneer het huis de schroefvormige beweging uitvoert om een schijf uit het invoervlak te transporteren naar het werkvlak, waarbij de schijf voortdurend om zijn as roteert tijdens de beweging daarvan uit een compartiment naar een 20 werkstand in het werkvlak. ******** ♦ 8500204
NL8500204A 1984-01-27 1985-01-25 Inrichting voor het achtereenvolgens en/of selectief weergeven en/of registreren van informatie op schijven. NL8500204A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE212291 1984-01-27
BE0/212291A BE898775A (fr) 1984-01-27 1984-01-27 Appareil pour la reproduction et/ou l'enregistrement successif et/ou selectif de disques porteurs d'informations

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8500204A true NL8500204A (nl) 1985-08-16

Family

ID=3843716

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8500204A NL8500204A (nl) 1984-01-27 1985-01-25 Inrichting voor het achtereenvolgens en/of selectief weergeven en/of registreren van informatie op schijven.

Country Status (9)

Country Link
JP (1) JPS60171670A (nl)
BE (1) BE898775A (nl)
DE (1) DE3502319A1 (nl)
DK (1) DK35485A (nl)
FR (1) FR2559938A1 (nl)
GB (1) GB2153582A (nl)
IT (1) IT1183303B (nl)
NL (1) NL8500204A (nl)
SE (1) SE8500306L (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4664454A (en) * 1983-12-22 1987-05-12 Staar S.A. Storage device for record discs
BE899813A (fr) * 1984-06-01 1984-10-01 Staar Sa Appareil d'enregistrement et/ou de reproduction selective et/ou successive de disques ou de cassettes du type changeur.
BE901937A (fr) * 1985-03-14 1985-07-01 Staar Sa Dispositif d'insertion et d'ejection automatique de supports d'informations.
US4750160A (en) * 1986-05-23 1988-06-07 Kubik Enterprises, Inc. Multiple disc changer apparatus
DE3638912A1 (de) * 1986-11-14 1988-05-26 Thomson Brandt Gmbh Magazin fuer plattenfoermige aufzeichnungstraeger
BE1001696A4 (fr) * 1988-01-13 1990-02-13 Staar Sa Changeur pour supports d'enregistrements.
BE1001702A6 (fr) * 1988-06-03 1990-02-13 Staar Dev Co Sa Systeme de changeur automatique pour supports d'informations.
DE4018018A1 (de) * 1990-06-05 1991-12-12 Schindler Wolfgang Cd-plattengeraet
US5335218A (en) * 1991-05-02 1994-08-02 Sony Corporation Disc loading transfer mechanism for plural disc changer
JP3469693B2 (ja) * 1995-10-09 2003-11-25 パイオニア株式会社 ディスクのオートチェンジャ
EP1634285B1 (en) * 2003-06-05 2007-08-29 Koninklijke Philips Electronics N.V. Appliance with a data carrier disk drive and method of inserting a data carrier in such an appliance

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB812532A (en) * 1956-10-01 1959-04-29 Jean Theodore Foufounis A device for positioning and driving records for multiple selection electric record players
US3465320A (en) * 1966-01-10 1969-09-02 Ibm Convex-surfaced vacuum controlled air film

Also Published As

Publication number Publication date
IT1183303B (it) 1987-10-22
GB8501194D0 (en) 1985-02-20
DK35485D0 (da) 1985-01-25
SE8500306L (sv) 1985-07-28
BE898775A (fr) 1984-05-16
JPS60171670A (ja) 1985-09-05
DE3502319A1 (de) 1985-08-01
SE8500306D0 (sv) 1985-01-23
FR2559938A1 (fr) 1985-08-23
IT8519232A0 (it) 1985-01-25
GB2153582A (en) 1985-08-21
DK35485A (da) 1985-07-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4589101A (en) Linear changer apparatus
US4736356A (en) Optical disk drive
US4734898A (en) Autochanger type disc player
JP3208787B2 (ja) カセット移送装置
US5067116A (en) Automatic disc changer apparatus
EP0724261B1 (en) Auto changer
NL8500204A (nl) Inrichting voor het achtereenvolgens en/of selectief weergeven en/of registreren van informatie op schijven.
JPH0758577B2 (ja) 自動レコ−ド交換装置
US5307331A (en) Transfer mechanism for information carriers
JPH0362356A (ja) 情報記録部材の交換装置
US4815057A (en) Multiple-player disc-changer apparatus
JP2798406B2 (ja) 記録媒体のための二重駆動交換器
JP2749703B2 (ja) ディスクプレーヤ
EP0845777B1 (en) Disk loading device
KR0180906B1 (ko) 디스크 체인지 기능을 갖는 디스크 재생 장치
US4160281A (en) Cassette changer
JP3155956B2 (ja) ディスクチェンジャー
JP3989185B2 (ja) 駆動装置
JP3005421B2 (ja) ディスク記録再生装置
EP0920002B1 (en) Recording medium transfer mechanism
JPH0345319Y2 (nl)
JP3742249B2 (ja) 記録媒体駆動装置
JPH0388170A (ja) マルチディスクプレーヤ
JP2714194B2 (ja) 複数カセット装着装置
JPS6396766A (ja) 光学式デイスク再生装置

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed