NL8403937A

NL8403937A - Inrichting voor het toedienen van een aantal dosis van een vloeistof.

Info

Publication number: NL8403937A
Application number: NL8403937A
Authority: NL
Original assignee: Cornelis Smit
Priority date: 1984-12-24
Filing date: 1984-12-24
Publication date: 1986-07-16
Also published as: US4643723A; EP0188032A1

Description

Inrichting voor het toedienen van een aantal dosis van een vloeistof.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een aantal doses toedienen van een vloeistof,· zoals insuline bij een patient, waarbij de inrichting is voorzien van een in een pompruimte heen en weer beweegbare zuiger, een op de pompruimte aans.luitbare canule en een 5 met de zuiger gekoppelde zuigerstang met daaraan een bedieningsknop.

In het bijzonder beoogt de uitvinding een inrichting waarmee de hoeveelheid vloeistof per dosis nauwkeurig afgepast kan worden en waarbij de vloeistof afkomstig is van een voorgevuld reservoir. Bijvoorbeeld kan met de uitgevonden inrichting een diabetes-patiënt zichzelf ver-10 scheidene keren in de loop van een dag en gedurende bijvoorbeeld tien dagen insuline toedienen, waarna de inrichting leeg is en weggeworpen kan worden.-De uitgevonden inrichting is echter geenszins beperkt tot het toedienen van insuline, maar is ook toepasbaar voor het toedienen van andere vloeistoffen, zoals een antibioticum, of van een pijnstillend 15 middel bij een carcinoom-patiënt of van parenteraal toe te dienen vloeistoffen. De uitgevonden inrichting is ook bruikbaar voor subcutaan, intraveneus en/of intramusculair toedienen van vloeistof en kan toegepast wor den in een infuusstelsel.

Voor bijvoorbeeld ambulante diabetes-patiënten is het momenteel 20 noodzakelijk dat de patiënt een voorraad insuline in huis heeft om daaruit zichzelf enkele keren per dag, bijvoorbeeld 2 a 3 maal daags, een nauwkeurig afgepaste hoeveelheid insuline, bijvoorbeeld 0,2 cc, met behulp van een normale injectiespuit toe te dienen. Hiertoe dient een patiënt , die op medisch gebied een leek is, een serie handelingen te 25 verrichten waarbij fouten gemaakt kunnen worden.Deze fouten kunnen lei-? den tot voor de patiënt nadelige gevolgen doordat bijvoorbeeld luchtbellen met. de vloeistof in de patiënt terecht komen, of de dosis niet juist is of niet hygiënisch te werk is gegaan. De uitvinding beoogt door het verminderen van het aantal door de patiënt uit te voeren handelingen 30 de kans op fouten te verminderen. Dit wordt bereikt doordat de uitgevonden inrichting eenvoudiger te bedienen is en minder mogelijkheden tot het maken van bedieningsfouten in zich heeft, hetgeen van belang is bij bijvoorbeeld mensen met een visuele handicap, storingen in de motoriek, stijfheid in gewrichten of verzwakt geestelijk vermogen, dus kwalen die α * : ,· v c o 7 ï . ΐ - 2 - ♦ vooral bij oudere mensen voorkomen, terwijl juist bij oudere mensen veelal geen gezinsleden beschikbaar zijn om hulp te bieden, zodat hulp geboden dient te worden door professioneel verplegend personeel, hetgeen voor een thuis verblijvende patiënt zeer kostbaar is. Echter treedt ook 5 bij kinderen gemakkelijk onzorgvuldig bedienen op.

Deze bezwaren worden volgens de uitvinding opgeheven doordat de uitgevonden inrichting voorzien is van een klep en een reservoir, waarbij door terugtrekken van de zuiger het reservoir via de klep aansluitbaar is op de pompruimte om de pompruimte te vullen bij tegelijkertijd door 10 de klep sluiten van het verbindingsstuk tussen de pompruimte en de canule en waarbij door voorwaarts verplaatsen van de zuiger het verbindingsstuk tussen de pompruimte eh de canule via de klep aansluitbaar is op de pompruimte bij tegelijkertijd door de klep afsluiten van de doorgang tussen het reservoir en de pompruimte.

15 Hierdoor wordt het aantal te verrichten handelingen vermindert waardoor de kans op fouten afneemt. Immers is bijvoorbeeld nauwkeurig afpassen van dosis niet nodig want de inhoud van de pompruimte is gelijk aan de toe te dienen dosis. Ook kunnen geen luchtbellen in de patiënt komen omdat het reservoir en de pompruimte een door de patiënt niet 20 verbreekbaar gesloten systeem vormen waarbij de vloeistof uit het reservoir rechtstreeks in de pompruimte gezogen wordt, hetgeen in tegenstelling is met een normale injectiespuit waarvan de naald door de patiënt in een capsule met vloeistof gestoken dient te worden om vervolgens vloeistof in de pompruimte te zuigen, waarbij te weinig of te veel 25 vloeistof gezogen kan worden of lucht meegezogen kan worden indien de naald niet diep genoeg in de vloeistof steekt.

Bij voorkeur is de uitgevonden inrichting voorzien van een goedkope en dus wegwerpbare tweevoudige terugslagklep die volgens de uitvinding bestaat uit een mantel rondom een lichaam, waarbij door het lichaam heen 30 een kanaal tussen de pompruimte en het verbindingsstuk voor de canule reikt en in het lichaam een doorgang vanaf het kanaal aftakt en aansluit op het reservoir en waarbij de mantel van elastisch materiaal is en in onbelaste toestand zowel de uitgang van het kanaal naar de canule als ook de uitgang 3 4 Π.2 9 3 7 * ï' * -3- •a van het reservoir naar de doorgang afsluit, waarbij slechts door in de pompruimte uitgeoefende zuigerdruk het manteldeel bij de uitgang van het kanaal elastisch wegdrukbaar is, welke mantel met zijn bovenrand juist tot de bovenzijde van de door-5 gang naar het reservoir reikt, zodat bij door terugtrekken van de zuiger in de pompruimte opgewekte onderdruk, de mantel bij de doorgang elastisch samentrekt, zodat de doorgang geopend is en waarbij, de mantel bij de doorgang de uitgang van het reservoir volledig af dekt bij overdruk in de doorgang.

10 De grootste diameter van het verbindingsstuk tussen de klep en de canule kan volgens de uitvinding gering zijn doordat het van de pompruimte afgekeerde einde van het kleplichaam kegelvormig is, waarbij de monding van het kanaal uitmondt aan het kegelvlak en scheef staat ten opzichte van de hartlijn van 15 het kleplichaam.

Om het nauwkeurig afpassen van de doses mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat telkens de pompruimte geheel gevuld wordt met vloeistof, hetgeen bereikt wordt door de zuiger telkens geheel terug te trekken. Dit geheel terugtrekken van de zuiger 20 wordt volgens de uitvinding automatisch bereikt door een in het verlengde van de pompruimte gelegen onderdrukruimte waarin lagere dan atmosferische druk heerst, waarbij de onderdrukruimte ten opzichte van de pompruimte luchtdicht gesloten is door een vast op de zuigerstang bevestigd schot dat verschuifbaar 25 afdicht tegen de wand boven de pompruimte en waarbij het andere einde van de onderdrukruimte luchtdicht gesloten is door een stationair schot waardoorheen de zuigerstang op afdichtende wijze verschuifbaar reikt.

Automatisch terugtrekken van de zuiger om de pompruimte ge-30 heel te vullen, kan volgens de uitvinding ook worden bereikt door een in het verlengde van de pompruimte gelegen overdruk-ruimte waarin hogere dan atmosferische druk heerst, waarbij de overdrukruimte ten opzichte van de pompruimte luchtdicht gesloten is door een stationair schot waardoorheen de zuigerstang 35 op afdichtende wijze verschuifbaar reikt en waarbij het andere

a Λ Λ 7 0. 7 J

-4- 3 ' einde van de overdrukruimte luchtdicht gesloten is door een vast op de zuigerstang bevestigd schot dat verschuifbaar afdicht tegen de wand van de overdrukruimte.

Een derde uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting 5 met middelen voor het automatisch terugtrekken van de zuiger om de pompruimte geheel te vullen, is gekenmerkt door een in het verlengde van de pompruimte gelegen veerruimte met daarin een veer die steunt op een nabij de pompruimte bevestigde steun en die drukt tegen een op de zuigerstang bevestigde nok. 10 De pompruimte van de uitgevonden inrichting is in staat tot het bevatten van een standaard hoeveelheid in te spuiten vloeistof, bijvoorbeeld 0)2 cc insuline, maar dikwijls is het nodig om een kleinere dosis, bijvoorbeeld bfj kinderen, in te spuiten. Het inspuiten van een nauwkeurige kleinere dosis is 15 volgens de uitvinding mogelijk doordat de bedieningsknop voor-zien is van tenminste een aanhangsel dat zover langs de zuigerstang omlaag reikt als overeenkomt met de gewenste beperkte hoeveelheid van de uit de pompruimte toe te dienen vloeistof, waarbij dit aanhangsel stuit op de bovenwand van de inrichting 20 bij indrukken van de zuiger en waarbij de zuiger, de zuiger stang en de bedieningsknop om hun hartlijn roteerbaar zijn om het aanhangsel te zwenken tot naast de bovenwand van de inrichting om de pompruimte volledig te kunnen ledigen.

De uitgevonden inrichting is compact doordat het reser-25 voir langs de pompruimte plas de onderdrukruimte dan wel de overdrukruimte of de veerruimte reikt.

Noodzakelijk is dat de in een patient te spuiten vloeistof vrij is van luchtbellen, waartoe ook de vloeistof in het reservoir vrij van luchtbellen dient te zijn. Dit is volgens 30 de uitvinding mogelijk door een boven op de vloeistof in het reservoir gelegen vlotter, waarbij een poort in de bovenwand van het reservoir het boven de vlotter gelegen deel van het reservoir verbindt met de atmosfeer en waarbij de vlotter beweegbaar luchtdicht afdicht tegen de zijwand van het reservoir. 35 Bij voorkeur wordt de uitgevonden inrichting, nadat het «, ( ·-. n T ‘7 ·_· '1· O ; -J /

ft V

-5- reservoir met bijvoorbeeld een inhoud van 10 cc gelegdigd is bij inspuiten van bijvoorbeeld 5 doses van 0,2 cc per dag, na 10 dagen weggeworpen en vervangen door een nieuwe inrichting-waarvan het reservoir in de fabriek gevuld en dichtgelast is.

5 Door het dichtlassen van het reservoir wordt vermeden dat de patient het reservoir vult voor herhaald gebruik van de inrichting waarbij gevaar voor verontreinigingen en/of luchtbellen in de vloeistof ontstaat.

Teneinde de inrichting te kunnen toepassen met een 10 canule die om infectie te vermijden in de patient gestoken blijft, terwijl de inrichting zelf steeds opnieuw op de canule wordt aangesloten voor het inspuiten van een dosis vloeistof, is een uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting gekenmerkt doordat op het verbindingsstuk een canule afneem-15 baar monteerbaar is.

De uitvinding zal nu worden verduidelijkt door de volgende beschrijving van enkele uitvoeringsvoorbeelden van de uitgevonden inrichting, die aangegeven zijn. in de bijgaande tekening.

20 Fig. 1 is een langsdoorsnede door een eerste uitvoerings- voorbeeld van de uitgevonden inrichting, waarbij de pompruim-te geheel gevuld is en waarbij onder-druk de zuiger automatisch in de stand trekt waarbij de pompruimte geheel gevuld is.

Fig. 2 is een doorsnede als volgens fig. 1, maar tijdens 25 het ledigen waarbij de pompruimte gedeeltelijk gelegdigd gete kend is en het klepdeel tussen de pompruimte en de canule openstaat.

Fig. 3 is een doorsnede als volgens fig. 1, maar waarbij de pompruimte geheel geledigd is.

30 Fig. 4 is een doorsnede als volgens fig. 1, maar tijdens het vullen waarbij de pompruimte gedeeltelijk gevuld getekend is en het klepdeel tussen het reservoir en de pompruimte openstaat.

Fig. 5 is een doorsnede als volgens fig. 1, maar van een 35 tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitgevonden inrichting,

ƒ, λ T ? % -J

• * i -6- waarbij overdruk de zuiger automatisch in de stand trekt waarbij de pompruimte geheel gevuld is.

Fig. 6 is een doorsnede als volgens fig. 1, maar van een derde uitvoeringsvoorbeeld van de uitgevonden inrichting, voor-5 zien van een spiraalveer om de zuiger automatisch naar de stand te drukken waarbij de pompruimte geheel gevuld is.

Het getekende uitvoeringsvoorbeeld van de uitgevonden inrichting is geschikt voor het .toedienen van insuline, maar de inrichting is ook toepasbaar voor het toedienen van andere 10 vloeistoffen zoals bijvoorbeeld een antibioticum dan wel kan een carcinoom-patient zichzelf naar behoeft een pijnstillend middel toedienen door middel van de uitgevonden inrichting.

De inrichting is bruikbaar voor subcutaan, intraveneus en/of intramusculair toedienen van vloeistof of is bruikbaar in een 15 infuusstelsel voor parenterale toedieningen.

Voor bijvoorbeeld een ambulante diabetes-patient is het noodzakelijk dat de patient een voorraad insuline in huis heeft om zichzelf enkele keren per dag, bijvoorbeeld 2 a 3 maal daags een nauwkeurig afgepaste hoeveelheid insuline, bij-20 voorbeeld 0,2 cc toe te dienen. Hiertoe bestaat de uitgevonden inrichting volgens fig. 1 uit een pompruimte 4 waarin een zuiger 3 op en neer beweegbaar is. De pompruimte is aan het ondereind gesloten door een klep 1 die bestaat uit een mantel 10 rondom een lichaam 8, waarbij door het lichaam heen een kanaal 25 9 volgens fig. 2 reikt tussen de pompruimte 4 en een verbin dingsstuk 6 waarop een canule 5 aansluitbaar is. Bovendien reikt een doorgang 7 volgens fig. 3 vanaf het kanaal 9 door het lichaam 8 naar de uitgang 11 van een reservoir 2 voor toe te dienen vloeistof.

30 De mantel 10 van de klep 1 is van elastisch, rubberachtig materiaal en sluit in onbelaste toestand zowel de uitgang 12 van het kanaal 9 naar de canule 5 alsook de uitgang 11 van het reservoir 2 naar de doorgang 7 af. Door volgens fig. 2 omlaag drukken van de zuiger Wordt vloeistof uit de pompruimte 4 ge-35 persten·, wordt de mantel 10 elastisch van de uitgang 12 wegge-

Si w * / V v / * * Γ * -7- drukt zodat vloeistof uit de pompruimte 4 via het kanaal 9 naar het verbindingsstuk 6 stroomt en van daaruit via de canule 5 in de patient gespoten wordt. Nadat de pompruimte 4 . geledigd is en dus de zuiger niet verder omlaag drukbaar is, 5 daalt de druk in het kanaal 9 weer tot atmosferische druk waardoor het deel van de mantel 10 bij de uitgang 12 elastisch terugveert vanuit de open stand volgens fig. 2 naar de gesloten stand volgens fig. 3.

Nadat de pompruimte 4 volgens fig. 3 geledigd is, wordt 10 de zuiger 3 volgens fig. 4 omhoog bewogen totdat de stand volgens fig. 1 weer bereikt is. Bij het omhoog bewegen van de zuiger 3 ontstaat onderdruk in het kanaal 9 in de klep 1, zodat de uitgang 12 van het kanaal 9 door de mantel 10 geslo- · ten wordt gehouden, terwijl bij de doorgang 7 de mantel 10 15 volgens fig. 4 naar rechts zwenkt, hetgeen mogelijk is door dat de bovenrand van de mantel juist tot de bovenzijde van de doorgang 7 reikt. Hierdoor kan vloeistof uit het reservoir 2 langs de geopende doorgang 7 via het kanaal 9 naar de pompruimte 4 stromen, zodat bij de hoogste stand van de zuiger 3 20 volgens fig, 1 de pompruimte geheel gevuld is. Daarna kan het ledigen van de pompruimte 4 volgens fig. 2 tot de toestand volgens fig. 3 en het weer vullen van de pompruimte volgens fig.4 tot de toestand volgens fig. 1 op de hierboven beschreven wijze weer plaatshebben. Tijdens het ledigen van de 25 pompruimte 4 wordt door de overdruk in het kanaal 9 en de door gang 7 in de klep 1, de mantel 10 tegen de uitgang 11 van het reservoir 2 gedrukt zodat die uitgang dan gesloten is doordat de mantel 10 die uitgang 11 geheel afdekt tot boven die uitgang, hetgeen in tegenstelling is tot de doorgang 7 waar-30 bij de mantel 10 slechts tot de bovenwand van de doorgang 7 reikt.

Aldus voorziet de uitvinding in een goedkope, dus weg-werpbare klep 1 bestaande uit een lichaam 8 van stijve kunststof en een elastische mantel 10 van elastische kunststof.

35 Deze goedkope klep werkt desondanks als tweevoudige terugslag- : · : 3 7 -8- klep, namelijk bij onderdruk (vullen van de pompruimte 4) is de doorgang 7 volgens fig. 4 tussen het reservoir 2 en de pompruimte 4 open bij gesloten uitgang 12 naar de canule 5, terwijl bij overdruk (ledigen van de pompruimte 4) de uitgang 5 11 van het reservoir 2 gesloten is bij volgens fig. 2 open uitgang 12 tussen de pompruimte 4 en de canule 5.

Het kleplichaam 8 kan cilindervormig zijn, waarbij de uitgang 12 van het kanaal 9 radiaal gericht is, zodat het verbindingsstuk 6 tegenover de uitgang 12 voldoende ruimte 10 dient te bieden voor naar de open stand uitwijken van de man tel 10, waardoor het verbindingsstuk 6 nogal breed dient te zijn. Een minder volumineus verbindingsstuk 6 is mogelijk doordat bij voorkeur het van de pompruimte 4 afgekeerde einde van het kleplichaam 8 kegelvormig is, waarbij de monding 12 15 van het kanaal 9 uitmondt aan het kegelvlak en scheef staat ten opzichte van de hartlijn van het kleplichaam 8 .als volgens fig. 2. Uit fig. 2 blijkt dat dan de diameter van het verbindingsstuk 6 rondom het cilindervormige deel van het kleplichaam 8 gering is doordat de uitgang 12 schuin omlaag gericht is in 20 het kegelvormige deel van het kleplichaam 8.

Een belangrijk deel van de uitgevonden inrichting is een toestel dat automatisch ervoor zorgt dat elke dosis nauwkeurig de gewenste hoeveelheid vloeistof bevat. Bij insuline is deze dosis gewoonlijk 0,2 cc, dus een geringe hoeveelheid waarbij 25 elke afwijking een hoog percentage van deze gering hoeveelheid betekent, terwijl de uitgevonden inrichting een afwijking van hoogstens 5%, dus 0,01 cc, toestaat. Bij bekende inrichtingen ontstaan veel grotere afwijkingen in de.hoeveelheid vloeistof per dosis door onzorgvuldig werken met de inrichting. Dit on-30 zorgvuldig werken kan worden veroorzaakt doordat de patiënt beeft, een slecht zichtvermogen heeft; stijf is in zijn gewrichten, verzwakt is in zijn geestelijke vermogen of aan andere -kwalen lijdt als gevolg van ouderdom maar ook kan de inrichting onzorgvuldig bediend worden doordat de patiënt nog een kind 35 is.

Deze problemen komen bij

«I / λ 7 Λ ^ J

-9- de uitgevonden inrichting niet voor doordat de zuiger 3 automatisch vanuit de stand volgens fig. 3, waarbij de pompruimte 4 volledig geledigd is, wordt gedrukt naar de stand volgens fig. 1 waarbij de pompruimte 4 volledig gevuld is geworden.

5 Bij een eerste uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 4 van de uitgevonden inrichting wordt het automatisch volledig vullen van de pompruimte 4 bereikt door een in het verlengde van de pompruimte 4 gelegen onderdrukruimte 13 waarin lagere dan atmosferische druk heerst. Hierbij is de onderdrukruimte ten 10 opzichte van de pompruimte luchtdicht gesloten door een vast op de zuigerstang 14 bevestigd schot 15 dat verschuifbaar af-dicht tegen de wand boven de pompruimte. Het andere einde van de onderdrukruimte 13 is luchtdicht gesloten door een stationair schot 16 waardoorheen de zuigerstang 14 op afdichtende 15 wijze verschuifbaar reikt. Door de onderdruk in de onderdruk ruimte 13 en de in het reservoir 2 heersende atmosferische druk stroomt vloeistof uit het reservoir volgens fig. 4 naar de pompruimte 4 zodat de zuiger automatisch uit de stand volgens fig. 3 naar de stand volgens fig. 1 beweegt zodra de 20 patient de drukknop 25 van de zuiger 3 loslaat. Doordat dan de inrichting ten opzichte van de canule 5 is ontkoppeld, heerst in het verbindingsstuk 6 atmosferische druk waardoor de mantel 10 door zijn elastisch vermogen de uitgang 12 van het kanaal 9 gesloten houdt. Een aanslag 24 beperkt het verplaatsen 25 van de zuiger 3 door atmosferische druk uitgeoefend door insu line in de pompruimte 4 en onderdruk boven de zuiger 3 in de onderdrukruimte 13. Daardoor raakt de pompruimte 4 steeds gevuld met eenzelfde hoeveelheid vloeistof die bovendien volkomen vrij is van luchtbellen, zodat de uitgevonden inrichting 30 steeds in staat is tot het afgeven van gelijke doses vloeistof zonder luchtbellen, hetgeen een belangrijk voordeel van de uitgevonden inrichting is.

Inplaats van door onderdruk, kan de zuiger 3 ook automatisch uit de stand volgens fig. 3 naar de stand volgens 35 fig. 1 worden gedrukt door overdruk bij een uitvoeringsvorm 3 4 *n : : 3 7 A »’ -10- volgens fig. 5. Deze uitvoeringsvorm is gelijk aan de hierboven beschreven uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 4 met uitzondering dat in het verlengde van de pompruimte 4 een over-drukruimte 18 gelegen is, waarbij in de overdrukruimte hogere 5 dan atmosferische druk heerst. De overdrukruimte 18 is ten opzichte van de pompruimte 4 luchtdicht gesloten door een stationair schot 17 waardoorheen de zuigerstang 14 op afdichtende wijze verschuifbaar reikt. Het andere einde van de overdrukruimte 18 is luchtdicht gesloten door een vast op de 10 zuigerstang 14 bevestigd schot 19 dat verschuifbaar afdicht tegen de wand van de overdrukruimte.

Bij een derde uitvoeringsvorm volgens fig. 6 van de uitgevonden inrichting kan de zuiger, inplaats van door onderdruk of overdruk, door veerkracht automatisch uit de stand 15 volgens fig. 3 naar de stand volgens fig. 1 worden gedrukt.

Deze uitvoeringsvorm volgens fig. 6 is gelijk aan de hierboven beschreven uitvoeringsvormen volgens de fig. 1 t/m 4 met uitzondering dat in het verlengde van de pompruimte 4 een veer-ruimte 20 is gelegen. In deze veerruimte 20 bevindt zich een 20 veer 21 die steunt op een nabij de· pompruimte 4 bevestigde steun 22 en die drukt tegen een op de zuigerstang 14 bevestigde nok 23.

De pompruimte 4 kan. een normale dosis in te spuiten vloeistof, bijvoorbeeld 0,2 cc insuline, bevatten maar dikwijls 25 is het inspuiten van een kleinere dosis, bijvoorbeeld bij kin deren noodzakelijk. Ook hier is het inspuiten van een. zeer nauwkeurige kleinere dosis van belang en daarom is de uitgevonden inrichting volgens fig. 1 voorzien van een bedieningsknop 25 met tenminste een aanhangsel 26 dat zover langs de 30 zuigerstang 14 omlaag reikt als overeenkomst met de gewenste beperkte hoeveelheid van de uit de pompruimte 4 toe te dienen vloeistof. De bedieningsknop 25 is bevestigd op de zuigerstang 14 waarop de zuiger 3 bevestigd is en voor het afgeven van een normale dosis wordt de bedieningsknop vanuit de stand volgens 35 fig. 1 ingedrukt naar de stand volgens fig. 3, waarbij de be- a 4 0 3 9 3 7 * -11- * » dieningsknop 25 tegen de bovenwand 29 van de inrichting stuit en waarbij het aanhangsel 26 volgens fig. 3 omlaag reikt langs de wand 32 van de inrichting. Voor het afgeven van_een kleinere dosis dan mogelijk is door de inhoud van de pompruimte 4, 5 wordt de bedieningsknop 25 eerst over 180° gedraaid, zodat het aanhangsel 26 in de gestippeld in fig. 1 aangegeven stand komt. Wordt vervolgens de bedieningsknop 25 omlaag gedrukt, dan stuit het aanhangsel 26 in de gestippeld in fig. 2 aangegeven stand op de bovenwand 29 van de inrichting, zodat 10 de zuiger 3 slechts in staat is om een deel van de pompruimte 4 te ledigen en dus een kleinere, maar nauwkeurige dosis vloeistof is afgegeven, dan mogelijk zou zijn indien de zuiger de stand volgens fig. 3 zou kunnen bereiken.

De uitgevonden inrichting is bijzonder compact doordat 15 het reservoir 2 langs de pompruimte 4 plus de onderdrukruimte 13 dan wel de overdrukruimte 18 of de veerruimte 20 reikt.

Het is noodzakelijk dat de in een patient te spuiten vloeistof vrij is van luchtbellen, waartoe ook de vloeistof in het reservoir 2 vrij van luchtbellen dient te zijn. Dit is 20 volgens de uitvinding mogelijk door een bovenop de vloeistof in het reservoir 2 gelegen vlotter 27, waarbij een poort 28 in de bovenwand 29 van het reservoir het boven de vlotter gelegen deel van het reservoir verbindt met de atmosfeer en waarbij de vlotter beweegbaar luchtdicht afdicht tegen de 25 zijwand 30 van het reservoir 2. Hierdoor is de vloeistof in het reservoir steeds volledig van de lucht boven de vlotter gescheiden en dus zijn luchtbellen in de vloeistof onmogelijk.

Bij voorkeur wordt de uitgevonden inrichting weggeworpen nadat de inhoud, bijvoorbeeld 10 cc insuline, van het reservoir 30 verbruikt is en wordt de inrichting vervangen door een nieuwe inrichting waarvan het reservoir 2 in de fabriek gevuld en dichtgelast is. Door dichtlassen van de vulopening 31 van het reservoir 2 wordt vermeden dat de patient het reservoir vult voor herhaald gebruik van de uitgevonden inrichting, 35 waardoor gevaar voor verontreiniging en/of luchtbellen in de n 3 $ % 7 ;-V -* w V *-· ur ƒ Λ 5¾ * * - 12 - vloeistof ontstaat. Nadat het reservoir geledigd is, dient de inrichting weggeworpen te kunnen worden en daarom is de uitgevonden inrichting van zodanig materiaal en op zodanige wijze vervaardigd dat de uitgevonden inrichting goedkoop en dus wegwerpbaar is. Dit kan wor-5 den bereikt door de inrichting in hoofdzaak van kunststof te vervaardigen, maar andere materialen-zijn vanzelfsprekend toepasbaar.

Om infectie te vermijden wordt de canule niet bij het toedienen van elke dosis in de patiënt gestoken, want de canule kan onvoldoende steriel gemaakt zijn door de patiënt die immers een leek 10 op medisch gebied is. Daarom is het gebruikelijk om een zogenaamde verblijf-canule, die gedurende enkele dagen in de patiënt gestoken blijft, toe te passen. De uitgevonden inrichting kan hieraan worden aangepast door het verbindingsstuk 6 zodanig te vormen dat het verbindingsstuk losneembaar op de verblijf-canule 5 bevestigbaar is.

15 De bezwaren van het steeds bij elke dosis vullen van een injectiespuit uit een ampul worden ook vermeden indien bij de uitgevonden inrichting het reservoir 2 en de rest van de inrichting twee ten opzichte van elkaar losse delen zijn. Bij voorkeur vormen echter het reservoir en de rest van de inrichting een integraal geheel. In 20 het reservoir een los deel ten opzichte van de rest van de inrichting, dan zijn het reservoir en de rest van de inrichting voorzien van koppelorganen die door een vakman zonder moeite ontworpen kunnen worden en die daarom hier niét nader aangeduid zijn.

a /, a 1 7 ' j ’-ï Ki W '-· /

Claims

1. Inrichting voor het in een aantal doses toedienen van een vloeistof, zoals insuline bij een patient, waarbij de inrichting is voorzien van een in een pompruimte heen en weer beweegbare zuiger, een op de pompruimte aansluitbare canule en 5 een met de zuiger gekoppelde zuigerstang met daaraan een bedie ningsknop , gekenmerkt door een klep (1) en een reservoir (2) waarbij door terugtrekken van de zuiger (3) het reservoir via de klep aansluitbaar is op de pompruimte (4) om de pompruimte te vullen bij tegelijkertijd door de klep sluiten van het verbin-10 dingsstuk (6) tussen de pompruimte en de canule (5) en waarbij door voorwaarts verplaatsen van de zuiger, het verbindingsstuk tussen de pompruimte en de canule via de klep aansluitbaar is op de pompruimte bij tegelijkertijd door de klep afsluiten van de doorgang (7) tussen het reservoir en de pompruimte.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de klep (1) bestaat uit een mantel (10) rondom een lichaam (8)·, waarbij door het lichaam heen een kanaal (9) tussen de pompruimte (4) en het verbindingsstuk (6) voor de canule (5) reikt en in het lichaam een doorgang(7) vanaf het kanaal aftakt en aansluit op 20 het reservoir (2-),en waarbij de mantel van elastisch materiaal is en in onbelaste toestand zowel de uitgang &2)van het kanaal naar de canule alsook de uitgang (LI) van het reservoir naar de doorgang afsluit en slechts door in de pompruimte uitgeoefende zuigerdruk het manteldeel bij de uitgang van het kanaal elastisch 25 wegdrufcbaar is, welke mantel met zijn bovenrand juist tot de bovenzijde van de doorgang naar het reservoir reikt, zodat bij door terugtrekken van de zuiger in de pompruimte opgewekte onderdruk, de mantel bij de doorgang elastisch samentrekt zodat de doorgang geopend is,waarbij de mantel bij de doorgang de 30 uitgang(11) van het reservoir volledig afdekt bij overdruk in de doorgang.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat het __ Ή KJ M 8. v ·: · / -14- Λ 1 V λ van de pompruimte (4) afgekeerde einde van het kleplichaam (8) kegelvormig is, waarbij de monding (12) van het kanaal (9) uitmondt aan het kegelvlak en scheef staat ten opzichte van de hartlijn van het kleplichaam.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een in het verlengde van de pompruimte (4) gelegen onderdrukruimte (13) waarin lagere dan atmosferische druk heerst, waarbij de onderdrukruimte ten opzichte van de pompruimte (4) luchtdicht gesloten is door een vast op de zuigerstang (14) be- 10 vestigd schot (15) dat verschuifbaar afdicht tegen de wand boven de pompruimte en waarbij het andere einde van de onderdrukruimte luchtdicht gesloten is door een stationair schot (16) waardoorheen de zuigerstang op afdichtende wijze verschuifbaar reikt,

5. Inrichting volgens ééii der conclusies 1 tot 3, 15 gekenmerkt door een in het verlengde van de pompruimte(4) gelegen overdrukruimte (18) waarin hogere dan atmosferische druk heerst, waarbij de overdrukruimte ten opzichte van de pompruimte (4) luchtdicht gesloten is door een stationair schot(17) waardoorheen de zuigerstang(14)op afdichtende wijze verschuifbaar reikt en waar- 20 bij het andere einde van de overdrukruimte luchtdicht gesloten is door- een vast op de zuigerstang bevestigd schot (19) dat verschuifbaar afdicht tegen de wand van de overdrukruimte.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, gekenmerkt door een in het verlengde van de pompruimte (4) gelegen 25 veerruimte (20)met daarin een veer (21) die steunt op een nabij de pompruimte (4) bevestigde steun (22) en die drukt tegen een op de zuigerstang (14) bevestigde nok(23) ,

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de bedieningsknop (25)voorzien is van tenmin- 30 ste één aanhangsel (26) dat zover langs de zuigerstang (14) omlaag reikt als overeenkomt met de gewenste beperkte hoeveelheid van de uit de pompruimte (4)toe te dienen vloeistof, waarbij dit aanhangsel stuit op de bovenwand(29) van de inrichting bij indrukken van de zuiger (3)en waarbij de zuiger, de zuigerstang (14) en 35 de bedieningsknop om hun hartlijn roteerbaar zijn om het aan- g k n ^ !1 7 tj i ‘i/ V V \J ƒ —i £ * ♦ -15- hangsel te zwenken tot naast de bovenwand van de inrichting om de pompruimte volledig te kunnen ledigen. _

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het reservoir (2) langs de pompruimte (4) plus 5 de onderdrukruimte (13) dan wel de overdrukruimte (18) of de veer- ruimte (2 0) reikt.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een bovenop de vloeistof in het reservoir (2) gelegen vlotter (27)., waarbij een poort (28) in de bovenwand (29) van 10 het reservoir het boven de vlotter gelegen deel van het reservoir verbindt met de atmosfeer en waarbij de vlotter beweegbaar luchtdicht afdicht tegen de zijwand (30) van het reservoir.

10. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door een vulopening (31) voor het reservoir (2) nabij de klep (11.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat op het verbindingsstuk (6) een canule afneembaar monteerbaar is.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de inrichting van zodanig materiaal en op 20 zodanige wijze vervaardigd is, dat de inrichting wegwerpbaar is.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het reservoir (2) afneembaar op de rest van de inrichting bevestlgbaar is. 1 _t . /