NL8403913A - Inrichting voor de verankering van vuurvaste vezelmatten en -platen. - Google Patents

Description

G PEM/so/94,Didier

Inrichting voor de verankering van vuurvaste vezelmatten en -platen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de verankering van vuurvaste vezelmatten en -platen aan een vuurvaste bekleding van een oven, met een bout, die vastzit in de bekleding en door de mat of de plaat heen grijpt, waarbij 5 aan het vrije einde van de bout een de mat of de plaat vasthoudende plaat (vasthoudplaat) is aangebracht.

Voor de verbetering van de isolering van reeds bestaande bekledingen worden bovendien nog vuurvaste isolerende matten of platen op basis van keramische vezels aan de binnen-10 zijde van de bekleding aangebracht. Bij de bekledingen gaat het bijvoorbeeld om bekledingen van vuurvaste lichte steen of om bekledingen van vuurvast beton of van chamottestenen.

Het is bekend vezelmatten en -platen op de bekleding te lijmen. Het is echter gebleken, dat deze lijmverbinding 15 reeds na een korte gebruikstijd kan loslaten, zodat de vezelplaten naar beneden vallen. Er is bovendien gebleken, dat de lijm tot een beschadiging van de oppervlakten van de bekleding kan leiden.

Bij een bekende inrichting van de in de aanhef ge-20 noemde soort wordt in de bekleding een gat geboord, waarvan de diameter in essentie groter is, dan die van de bout. In dit gat wordt de bout, die een door een moer gevormde kop bezit, vastgelijmd of vastgemetseld. Aan zijn vrije einde bezit de bout een verdere schroefdraad. Na het aanbrengen van de vezel-25 mat wordt een vasthoudplaat door middel van een op de schroefdraad geschroefde moer tegen de vezelmat aangedrukt. Deze mon-tagewijze is omslachtig. Zij vereist namelijk diverse arbeids-stappen en wordt eveneens door een wachttijd onderbroken, terwijl de lijm, respectievelijk de specie uithardt. Het is ook 30 nadelig, dat het gat in de bekleding voor de bout groter moet zijn dan de diameter van de bout. Dit veroorzaakt een verzwakking van de bekleding.

Bij de bekende bekleding is vereist, dat ten eerste de specie uithardt en dan de bout wordt bevestigd en ten slot-35 te de vezelplaat wordt aangebracht. Bij eventuele reparaties 8403913 * Ns '® - 2 - met het naderhand aanbrengen van de verankeringsinrichting, moet dus eerst de vezelmat worden verwijderd.

Het is het doel van de uitvinding een inrichting van de in de. aanhêf genoemde soort te verschaffen, die eenvoudig 5 te monteren is.

Volgens de uitvinding wordt het bovenstaande doel bereikt, doordat de bout een zelftappende draad en aan het vrije einde ervan een kop voor het aangrijpen van een schroefwerktuig bezit en doordat aan de bout ten minste een aanslag is 10 gevormd, waartegen de vasthoudplaat steunt. Bij de montage van de inrichting wordt de zelftappende schroefdraad zelf in de bekleding getrokken. In de meeste gevallen zal voorboren niet noodzakelijk zijn, maar wanneer de bekleding bijzonder hard is, bijvoorbeeld als zij uit vuurvast beton of chamottesteen be-15 staat, dan is voorboren aanbevelenswaardig. De diameter van deze voorboring moet kleiner zijn, dan de diameter van de bout. De bekleding wordt dus door de bout nauwelijks nadelig beïnvloed.

Met de inrichting kan de vezelmat en -plaat in de 20 meeste gevallen in één bewerkingsstap worden verankerd. In het bijzonder komen daardoor ook wachttijden tussen de afzonderlijke bewerkingsstappen te vervallen.

Het is niet nodig allereerst de bout aan de bekleding te bevestigen door het vastschroeven en pas dan de vezelmat 25 aan te brengen. De zelftappende schroefdraad kan daarentegen door de vezelmat heen tot in de bekleding worden geschroefd. Achteraf uitgevoerde reparatiewerkzaamheden vereisen dus niet het verwijderen van de vezelmat.

Wanneer twee lagen vezelmat aan de bekleding beves-30 tigd moeten worden, dan is bij een voorkeursuitvoeringvorm van de uitvinding de bout tussen de zelftappende schroefdraad en de kop van twee aanslagen voorzien, waarbij de afstand daartussen overeenkomt met de dikte van de vezelmatten, respectievelijk -platen. Door middel van een vasthoudplaat aan één aan-35 slag wordt de ene vezelmat op zijn plaats gehouden. Door middel van een vasthoudplaat aan de tweede aanslag wordt de tweede vezelmat op zijn plaats gehouden.

Om na het vastschroeven van de bout de vasthoudplaat 8403813 * * V. ** - 3 - op de aanslag te fixeren, zijn de vasthoudplaat en de aanslag zodanig gevormd, dat de vasthoudplaat door een verzwenking om de lengteas van de bout met de aanslag kan worden vergrendeld.

Verdere voorkeursuitvoeringen van de uitvinding blij-5 ken uit de volgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld.

In de tekening tonen; - figuur t: een verankeringsinrichting in zijaanzicht? en - figuur 2; een bovenaanzicht van een verankerings-10 inrichting met een vasthoudplaat.

De verankeringsinrichting omvat een bout 1. Deze bout loopt tot in een punt 2 uit. Aansluitend aan de punt 2 is de bout van een zelftappende schroefdraad 3 voorzien. De bout 1 bezit aan zijn tegenover de punt 2 liggend vrije einde 15 4 een kop 4, die gevormd is voor aangrijping met een schroef-werktuig. In het uitvoeringsvoorbeeld is de kop 4 hiervoor van een sleuf 5 voorzien. In plaats van de sleuf 5 kan ook een kruissleuf of een kruiskop 5a zijn aangebracht. Een verdere mogelijkheid bestaat uit het feit, dat de kop 4 als een glad-20 de cylinder en bij voorkeur als een gladde stompe kegel 5b is uitgevoerd, en dat een schroefwerktuig ter beschikking staat, waardoor de bout 1 met de kop 4 tot voorbij de aanslag 7, 6 (gevormd als een zijdelings, tegenover elkaar liggend aanslag-paar) wordt opgenomen, en dat deze met behulp van een schroef-25 werktuig tot in de ondergrond wordt geschroefd. Tussen de kop 4 en de zelftappende draad 3 ligt een glad deel van de bout 1.

In dit deel zijn twee aanslagparen 6 en 7 aangebracht. Aan elk aanslagpaar 6, respectievelijk 7 is een vasthoudplaat 8, respectievelijk 9 toegevoegd. De vasthoudplaat 8, respectievelijk 30 9 bezit in het gebied van haar middenopening uitsparingen 10, die om de aanslagparen 6, respectievelijk 7 passen. Tussen de uitsparingen 10 strekt de rand van de middenopening van de vasthoudplaat 8, respectievelijk 9 zich zó uit, dat zij niet om de aanslagparen 6, respectievelijk 7 past (vgl. fig. 2).

35 De verankeringsinrichting wordt ongeveer op de vol gende wijze gemonteerd:

De bout 1 wordt in een bekleding 11 van vuurvaste, lichte steen geschroefd. Daardoor trekt de zelftappende schroef- 8403913

is, 'V

« - 4 - draad 3 de bout 1 door het draaien zonder meer tot in de bekleding 11. De zelftappende schroefdraad is ongeveer even lang als de beoogde inschroefdiepte.

Daaropvolgend wordt op het boven de bekleding 11 uit-5 stekende gladde deel van de bout 1 de eerste laag van een vuurvaste vezelmat 12 aangebracht. De afstand tussen het einde van de zelftappende schroefdraad 3 en het paar aanslagen 6 is ongeveer gelijk aan de dikte van de beoogde vezelplaat. Daaropvolgend wordt de vasthoudplaat 8 tot boven de paren aanslagen 10 6 en 7 geschoven en achter het paar aanslagen 6. over ongeveer 90° gedraaid, zodat de vasthoudplaat vergrendeld is. Daardoor-wordt de vezelmat 12 tegen de bekleding 11 aangedrukt.

Daaropvolgend wordt een tweede laag van een vuurvaste vezelmat 13 over de bout 1 geschoven, totdat deze tegen de ve-15 zelmat 12 aanligt. Daarna wordt de vasthoudplaat 9 over het paar aanslagen 7 heen geschoven, en zo gedraaid, dat deze met het paar aanslagen 7 vergrendeld is. Daardoor wordt de vezelmat 13 gefixeerd. In plaats van een vuurvast vezelmat kan ook een plaat of een combinatie van een vezelmat en -plaat gebruikt 20 worden.

Blijkt naderhand, dat een verdere verankering van de vezelmatten, respectievelijk -platen op een bepaalde plaats gewenst is, dan kan de bout 1 door de vezelmatten, respectievelijk -platen 12 en 13 heen tot in de bekleding 11 worden ge-25 schroefd, zonder dat de vezelmatten hoeven te worden verwijderd. De vasthoudplaat 8 vervalt in dit geval. De vasthoudplaat 9 drukt de vezelmatten 11 en 12 tegen de bekleding 11. Wanneer de bout 1 direct door de vezelplaten 12, 13 tot in de bekleding 11 moet worden geboord, dan kan de vasthoudplaat 9 vast met de 30 bout 1 zijn verbonden.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld strekt de kop 4 zich in hetzelfde cylindermantelvlak uit als het gladde deel van de bout 1. Het is ook mogelijk de kop 4 tegelijkertijd als eeri aanslag' uit te voeren.De kop 4 steekt dan als een schroefkop bui-35 ten de bout 1 uit. In dit geval kan de vasthoudplaat 9 van een sleutelgatvormige middenopening zijn voorzien.

Wanneer slechts éën laag vezelmatten moet worden bevestigd, vervallen het paar aanslagen 6 en de schotel 8.

8403913 5r - * - 5 -

Bij een geschikte materiaalkeuze voor de bout 1 en voor de vasthoudplaten 8 en 9 kan de inrichting bij gebruiks-temperaturen tot 1100° worden gebruikt.

84 0 3 9 1 3

Claims (5)

1. Inrichting voor de verankering van vuurvaste ve-zelmatten en -platen aan een vuurvaste bekleding van een oven met een bout, die vastzit aan de bekleding en door de mat of door de plaat heen grijpt, waarbij aan het vrije einde van de 5 bout een de mat of de plaat vasthoudende plaat (vasthoudplaat) is aangebracht, met het kenmerk, dat de bout (1) een zelftappende schroefdraad (3) en aan het vrije einde een kop (4) bezit voor het aangrijpen van een schroefwerktuig en dat aan de bout (1) ten minste één aanslag (6,7) is gevormd, waartegen 10 de vasthoudplaat (8,9) steunt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan de bout (1) tussen de zelftappende schroefdraad (3) en de kop (4) ten minste twee aanslagen (6,7) zijn gevormd, waarbij de afstand daartussen overeenkomt met de dikte van de ve- 15 zelmat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vasthoudplaat (8,9) over de aanslag (6,7) heen kan worden gestoken en hierachter vergrendelbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, 20 dat de vasthoudplaat (8,9) door een draaiing om de lengteas van de bout (1) vergrendelbaar is met de aanslag (6,7).

5. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kop (4) een sleuf (5) bezit of dat de kop als een kruiskop 5a, een gladde cylinder of een 25 stompe kegel 5b is gevormd. 84 0 3 9 1 3