NL8403770A - Railklemsteun. - Google Patents

Description

' Λ * \ ~~ RAILKLEMSTEÜN'

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op railbevestigingssystemen, en in het bijzonder op een steunijzer voor een elastische railklem.

Het oudere Australische octrooischrift 5 518.672 ten name van de onderhavige aanvraagster beschrijft een gegoten steun met een schuin lopend oppervlak om het opheffen van dat gedeelte van de elastische railklem dat op de railvoet rust te vergemakkelijken. Traditioneel worden raildwarsliggers 10 meestal vervaardigd van beton en de railklerasteunen worden in de gestorte betonnen dwarsliggers gegoten. Men heeft diverse voorstellen gedaan voor de constructie van deze steunen, waaronder de Australische octrooiaanvragen 76330/81 (Pandrol) en 47728/79 (Everts).

15 Deze uitvinding heeft in het bijzonder be trekking op een bevestigingsklem die loodrecht ten opzichte van de railvoet wordt aangebracht, waarbij één gedeelte op de railvoet ligt en daarop een neerwaarts drukkende kracht uitoefent, terwijl een 20 ander gedeelte in de steun is bevestigd, die op zijn beurt in de dwarsligger is ingebed. Een probleem dat verbonden is aan railklemmen van dit type is, dat trillingen van de rail ertoe neigen, de railklem zijwaarts van de railvoet te schuiven. Bij railklemmen 25 van het type zoals beschreven in de Amerikaanse oc-trooischriften 4.313.563 (Young), 3.067.947 (Deenik) en 3.881.653 (Jacobsen), waar twee verende armen deel uitmaken van de klem, wordt de steun doorgaans zo geconstrueerd dat hij twee opstaande steunranden met 30 een tussenliggende opening grenzend aan de railvoet heeft, om verwijderen van de klem te voorkomen, tenzij de armen samengedrukt worden.

Er ontstaan problemen bij bevestigingen van 8403770 - 2 - * * dit type, wanneer in een bepaalde positie tegen de elastische klem gestoten wordt. Dergelijke stoten kunnen voorkomen tijdens normale onderhoudswerkzaamheden aan de spoorbaan, zoals het aanstampen van fun-5 deringsmateriaal. Als een dwarsklera zodanig wordt geraakt, dat één arm samengedrukt wordt en de klem als geheel verdraaid wordt, zodat de tweede arm niet langer tegen een steunrand van de klemsteun aanligt, dan kunnen beide armen vrij tussen de steunranden van de 10 klemsteun doorschieten. In dat geval bestaat er een grote kans, dat de klem van de railvoet zal af glijden en losraken.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel, een railklemsteun te ontwikkelen, waarmee een ongewild los-15 raken van de railklem voorkomen kan worden.

De Australische octrooiaanvrage 27483/84 ten name van de aanvraagster van de onderhavige aanvrage biedt als een oplossing voor dit probleem het aanbrengen van een uitspringend gedeelte op de steunrand tussén 20 3® vrije armen van de railklem, om te verhinderen dat deze van de steun afglijdt.

De onderhavige uitvinding biedt een alternatieve wijze om het onbedoeld verwijderen van de klem te voorkomen.

25 Daartoe biedt deze uitvinding een steun voor een elastische railklem, bestaande uit een eerste gedeelte voor het vastzetten van deze steun in een dwarsligger en een tweede gedeelte voor het inbrengen en vasthouden van een onderstuk van een railklem van 30 het type met twee vrije armen die op de railvoet rusten, welk tweede gedeelte van de steun een uitsparing heeft die dwars ten opzichte van de railvoet is gericht en die precies rondom het onderstuk van de railklem past.

35 Het onderstuk van de railklemmen van het voor- 8403770 -3.-..-

A

noemde type is doorgaans breder dan de vrije uiteinden, en de uitsparing is doorgaans zo geconstrueerd, dat het breedste gedeelte van de klem erin past. Dit betekent, dat er speling is tussen het achterste gedeelte van de 5 klem en de zijkant van de uitsparing. Een dergelijke speling maakt een zijwaartse acceleratie van de klem mogelijk, nadat deze een stoot evenwijdig aan de rail heeft gekregen. Als er geen speling bestaat, wordt de versnelde beweging van de vrije uiteinden van de klem 10 vertraagd en is de kans dat de klem zijwaarts van de rail afglijdt kleiner.

Volgens een ander aspekt van de onderhavige uitvinding wordt een railbevestigingssysteem verschaft bestaande uit een railklem en een railklemsteun, welke 15 railklem dwars ten opzichte van de rail wordt aangebracht, waarbij één gedeelte op de railvoet drukt en een tweede gedeelte in een uitsparing in een railklemr steun rust, welke steun bestaat uit een gedeelte dat in de dwarsligger is bevestigd en een gedeelte dat 20 tegen de railvoet aanligt en waarin het voornoemde tweede gedeelte van de railklem wordt opgenomen, wanneer dit dwars ten opzichte van de railvoet is aangebracht, waarbij de uitsparing zodanig is gevormd, dat deze precies rondom de rand van het tweede gedeelte 25 van de railklem past.

Een exacte pasvorm tussen het onderstuk van de klem en de uitsparing in de steun wordt het beste bereikt door beide in vorm aan elkaar aan te passen. Het basisstuk van de klem heeft bij voorkeur een onverander-30 de breedte over het gedeelte dat in de uitsparing past. Liefst is het onderstuk taps toelopend in de breedte en wordt het smaller in de richting van de rand. Als de uitsparing dienovereenkomstig smaller wordt, verkrijgt men een pasvorm als een wig.

35 Een oorzaak waardoor de kans bestaat dat de 8403770 - 4 r klem zijwaarts van de rail afglijdt is, dat de rail-voet en de isolator, die tussen de railvoet en de vrije uiteinden van de klem ligt, 11-14° hellen ten opzichte van de horizontale lijn. De railklemisolators 5 zijn meestal vervaardigd van een kunststof, zoals b.v. nylon.

De lage wrijvingscoëfficiënt van nylon veroorzaakt .een kracht die de vrije uiteinden van de klem van de helling afdrukt, waardoor de snelheid van de 10 vrije uiteinden wordt verhoogd, wanneer de klem een zijwaartse stoot krijgt,en de neiging van de klem om los te raken toeneemt.

Het onderstuk van de klem wordt vastgehouden in een sleuf in de steunrand en van de 3 raakpunten van 15 de klem biedt het bovenvooreinde de grootste tegenwer- . kende kracht. Dit is het raakpunt van de bovenrand aan het uiteinde van het basisstuk van de klem.

Het is nuttig gebleken, dit vlak 3° of meer in dezelfde richting te laten hellen als de railvoet, 20 waardoor een kracht optreedt die de klem in een richting drukt tegenovergesteld aan die veroorzaakt door de helling van de railvoet. Dit wordt veroorzaakt doordat de klem inwerkt bovenop de schuin lopende railvoet onder de schuin lopende klemgleuf. Dit biedt verdere 25 weerstand naast de weerstand veroorzaakt door de wrijving tussen de klem en de steun.

Deze gecombineerde weerstand verhindert een beweging van de klem in buitenwaartse richting wanneer deze aan statische belasting wordt blootgesteld. Wanneer 30 de klem van terzijde geraakt wordt, zijn de weerstand biedende krachten groot genoeg om de beweging en daardoor de uiteindelijke snelheid waarmee de vrije uiteinden van de klem de passage in de steun bereiken te verhogen. Dit biedt in wezen het hoofd aan de 35 neiging van de klem om van de rail af te glijden en 8403770 » W - ψ -5-.

staat grotere spelingen toe bij de vervaardiging van de in vorm aangepaste gedeelten van de gleuf in de steun.

Een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding zal hierna worden beschreven aan de hand van 5 de tekeningen. Fig. 1 is een schematische doorsnede van een railklemsteun ingebed in een betonnen dwarsligger met een klem in de juiste positie, Fig. 2 is een bovenaanzicht van een railklem, die de vorm van het basisstuk daarvan toont, Fig. 3 is een bovenaan-10 zicht van de steun, Fig. 4 is een vooraanzicht van de steun, Fig. 5 is een perspektivisch aanzicht van de klemsteun, Fig. 6 is een doorsnede van bovenaf gezien langs de lijn A-A in Fig. 5 en Fig. 7 is een gedetailleerd aanzicht in doorsnede van het in de 15 klemsteun rustende basisstuk van de klem.

Zoals blijkt uit Fig. 1, bestaat de spoorstoel uit een dwarsligger 11, een rail 12, een railkussen 13, een railisolator 14, een railklem 15 bestaande uit een gedeelte 16 gevormd uit twee op de railvoet drukkende 20 vrij^ uiteinden en een gedeelte 17 dat in de klemsteun 19 rust. De railklem is bij voorkeur een klem van het type zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.313.563.

De steun 19 bestaat uit een gedeelte 21 25 ter bevestiging in de dwarsligger en een gedeelte 26 voor opname van de klem. Het in de betonnen dwarsligger 11 ingebedde gedeelte 21 bestaat uit twee benen 22 met verbrede voetstukken 23 die onderling zijn verbonden door een brug 24. De voetstukken 23 30 weerstaan een mogelijke neiging van de steun om uit de dwarsligger gerukt te worden. De brug 24 met de beide benen waarborgt dat de steun niet in de dwarsligger kan verdraaien. De steun is in de dwarsligger ingebed tot aan de ribben 25.

35 Wanneer de steun in de dwarsligger is beves- 3403770 » -6.-., tigd, ligt het vlak 27 tegen de rail aan en het is zo gevormd, dat het in de isolator 14 past. Gezien vanaf de voorkant, heeft de steun twee uitstekende steun-randen 28 en daartussen een doorlaat of passage 29 5 waar het gedeelte van de railklemarmen dat op de rail-voet rust doorheen gaat. Deze passage 29 is onderverdeeld in twee secties door de opstaande middenrand 28a. Hellingen 30 die oplopen naar de horizontale rand van de passages 29 helpen bij het oplichten van het ge-10 deelte 16 van de railklem wanneer dit in de richting van de voet van de rail 12 wordt geduwd. In de spoor-stoel liggen de randen van de horizontale passages 29 bóven de railvoet. Elk der beide armen van het gedeelte 16 van de railklem schuift over de helling 30 omhoog en 15 door de respektieve passage 29 en rust, zodra hij op de juiste plaats ligt, tegen het buitenvlak van de steunrand 28 aan, waardoor losraken van de klem 15 verhinderd wordt.

De railklem 15 zoals ge toont in Pig. 2 loopt 20 taps toe over het gedeelte vanaf het onderstuk 17 tot aan de uiteinden van de twee armen 16, doch verloopt taps in tegenovergestelde richting over de randgedeel-ten 18 die in de uitsparing in de steun passen.

Het gedeelte 26 van de steun 19 waarin de 25 klem wordt opgenomen bestaat uit een grondplaat 31, leibanen 32 voor de klem aan weerszijden van de steun 19 achter de steunranden 28, waarbij elk der beide leibanen 32 wordt gevormd door een onderste raakvlak 33 en een bovenste raakvlak 34 en een zijwand 36 met een 30 richel 35 aan het ondereinde. De steun 19 wordt doorgaans zodanig in de dwarsligger bevestigd, dat de onderste vlakken 33 en de grondplaat 31 naar achteren schuin lopen, zodat afwatering mogelijk is.

De door de richels 35 begrensde leibanen 32 35 lopen naar binnen toe schuin in de richting van de 8403770 * * . * 0 - 7 - passages 29, zoals blijkt uit Fig. 6. Deze taps toelopende vorm van de uitsparing tussen de richels 35 komt overeen met de taps toelopende vorm van' de randen 18 van de klem 15, zodat een exacte pasvorm met minimale 5 speling ontstaat.

Het bovenste raakvlak 34 helt minstens 3° ten opzichte van de horizontale lijn in dezelfde richting als de helling van de railvoet. Dit betekent, dat het kontakt tussen onderstuk 17 en raakvlak 34 resulteert in 10 een kracht tegenovergesteld in richting aan de kracht ontstaan door kontakt tussen de isolator 14 en de klemarmen 16, waardoor een zijwaartse beweging van de klem van de railvoet af vertraagd zal worden.

Deze constructie is van bijzonder voordeel bij 15 een gegoten railsteun, gezien de moeilijk te reguleren spelingen bij het gieten. Door de uitsparing in de railklemsteun in vorm aan te passen aan de railklem kan ondanks maatverschillen veroorzaakt door variaties bij het gieten een exacte pasvorm worden bereikt. Het 20 aanbrengen van de richel 35 in de zijwand 36 van de leibaan 32 voorkomt eveneens problemen bij het inbrengen van de klemmen als gevolg van ruwe plekken ontstaan tijdens het gietproces. De hoogte van de richel 35 behoeft niet meer te zijn dan de halve dikte van.het 25 onderstuk 17 van de railklem om de klem op afstand te houden van de zijwanden 36 van leibaan 32.

Uit de voorgaande beschrijving kan worden afgeleid, dat de onderhavige uitvinding een constructie biedt, die het ongewild verwijderen van dwars aange-30 brachte railklemmen uit hun steun ónmogelijk maakt.

8403770

Claims (5)

1, Railbevestigingssysteem bestaande uit een railklem en een railklemsteun/welke railklem dwars ten opzichte van de rail wordt aangebracht, waarbij . één gedeelte op de railvoet drukt en een tweede gedeelte 5 in een uitsparing in een railklemsteun rust, welke steun bestaat uit een gedeelte dat .in de dwarsligger is bevestigd en een gedeelte dat tegen de rail-yoet aanligt en waarin het voornoemde tweede gedeelte van de railklem wordt opgenomen, wanneer dit dwars ten 10 opzichte van de railvoet is aangebracht, waarbij de uitsparing zodanig gevormd is, dat een exacte pasvorm ontstaat rondom de rand van het tweede gedeelte van de railklem.

2. Railbevestigingssysteem volgens 15 conclusie 1 met het kenmerk, dat de zijwanden van de uitsparing naar binnen toe schuin in de richting van de achterwand van de uitsparing lopen en dat het tweede gedeelte van de railklem dienovereenkomstig taps toeloopt.

3. Railbevestigingssysteem volgens' conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat het gedeelte van het bovenvlak van de uitsparing waar het uiteinde van het tweede gedeelte van de railkleni tegenaan ligt ten opzichte van de horizontale lijn schuin helt in dezelfde 25 richting als de helling van het oppervlak van de railvoet.

4. Railbevestigingssysteem volgens Conclusie 3 met het kenmerk, dat het binnenuiteinde van de uitsparing tenminste 3° helt boven een horizon-30 taal vlak evenwijdig aan de dwarsligger. 8403770 * -9-.

5. Railklemsteun volgens één der conclusies 1 tot 4. » ί 8403770