NL8403445A

NL8403445A - Vatengrijper voor het hijsen van een vat.

Info

Publication number: NL8403445A
Application number: NL8403445A
Authority: NL
Original assignee: Indapp Eng Bv
Priority date: 1984-11-09
Filing date: 1984-11-09
Publication date: 1986-06-02
Also published as: NL191841B; NL191841C

Description

«

t _ B

P HP/LR/2 - 1 -

Vatengrijper voor het hijsen van een vat

De huidige uitvinding heeft betrekking op een vatengrijper voor het hijsen van een vat, omvattende een van een hijsorgaan voorzien gestel met tenminste één paar samenwer-5 kende bekken voor het daartussen opnemen van een vatrand van het vat.

Een dergelijke vatengrijper is bekend.

Deze bekende vatengrijper heeft bijvoorbeeld het na deel, dat door het grijpen van het vat met slechts één paar 10 bekken bij bepaalde typen, bijvoorbeeld kunststof, vaten of in het geval dat bijvoorbeeld door het hoge gewicht van de inhoud van het vat, bij het hijsen van het vat tenminste op de plaats waar de bekken de vatrand aangrijpen, een beschadiging ontstaat.

15 De vatengrijper overeenkomstig de uitvinding beoogt dit nadeel zoveel mogelijk te voorkomen, en wordt gekenmerkt door twee simultaan met bedieningsmiddelen bedienbare paren bekken.

Indien van elk paar bekken één bek beweegbaar aan het 20 gestel is bevestigd en is gekoppeld met een beweegbaar aan het gestel bevestigd, door de bedieningsmiddelen omvat be-dieningselement, en een andere bek van elk paar bekken vast is bevestigd aan het gestel, kan met behulp van de vaste bekken de vatengrijper op het vat worden gecentreerd.

25 Indien het bedieningsorgaan vast is verbonden met het hijsorgaan en in de hijsrichting verschuifbaar is bevestigd aan het gestel, wordt verzekerd, dat bij het hijsen voldoende kracht op de bekken wordt uigevoerd, waardoor in de gesloten stand de bekken zijn geborgd tegen een onderling wij- 30 ken.

Indien de bedieningsmiddelen verder een in een holte van het bedieningselement geleide schijf omvatten, die excentrisch ten opzichte van een draaiingsaslijn van een be-, dieningsorgaan daarmee is verbonden, ontstaat een gunstige b 't u v *ί » V · -2- 35 uitvoering van de bedieningsmiddelen overeenkomstig de uitvinding. Indien daarbij de schijf vrij roteerbaar is aangebracht op een vast met het bedieningsorgaan verbonden as, wordt een slijtage van de schijf zoveel mogelijk verminderd.

Indien de holte een liggend sleufgat is, waarvan de 40 hoogte groter is dan de diameter van de schijf, zal bij het hijsen het bedieningsorgaan over het verschil in grootte tussen de hoogte van het sleufgat en de diameter van de schijf worden verplaatst, waardoor een extra kracht op elk paar bekken wordt uitgeoefend, zodat de vatrand nog steviger 45 tussen de samenwerkende bekken wordt geklemd. Indien in een gesloten stand en/of een geopende stand van de paren bekken het zwaartepunt van het bedieningsorgaan ten opzichte van een doör zijn draaiingsaslijn gaand horizontaal vlak op een lager niveau is gelegen, is de gesloten resp. geopende stand 50 verder geborgd tegen een ongewenst verlaten van de respectieve stand.

Indien de paren bekken zijn bevestigd aan een door het gestel omvat juk en de beweegbare bekken ten opzichte van het vat in radiale richting beweegbaar zijn wordt bij het 55 verplaatsen van de bekken tussen de gesloten en de geopende stand voorkomen, dat de bewegende bekken in konflikt komen met een'uitstulpend deel van een eindwand van het vat.

Indien het juk is voorzien van middelen voor het instellen van een afstand tussen de vaste bekken, of indien de 60 beweegbare bekken elk zijn aangebracht aan een hefboomeinde van een beweegbaar aan het gestel bevestigde hefboom, waarvan het andere hefboomeinde middels een koppelstuk is gekoppeld met het bedieningselement, waarbij bij voorkeur het koppelstuk is voorzien van andere middelen voor het instel-65 len van de lengte van het koppelstuk, kan de vatengrijper enerzijds worden aangepast aan vaten met verschillende diameters, en anderzijds aan vaten met vatranden die bijvoorbeeld verschillen in vorm en dikte.

Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van 70 een uitvoeringsvoorbeeld van de vatengrijper overeenkomstig 8403445 ί- -3- de uitvinding verder worden verduidelijkt/ onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

In de tekening toont:

Fig. 1 en 2 een perspektivisch aanzicht van de vaten-75 grijper overeenkomstig de uitvinding met de paren samenwerkende bekken in respectievelijk een geopende en gesloten

Stand; * '

Fig. 3 op een grotere schaal deels in doorsnede een aanzicht van detail III uit fig. 2; qq Fig. 4 en 5 een vooraanzicht van de in fig. 1 en 2 ge toonde vatengrijper, waarin de werking van de verschillende instelmiddelen wordt getoond;

Fig. 6 is op een andere schaal detail VI uit fig. 4;

Fig. 7 is weer op een andere schaal detail VII uit 85 fig. 1;

Fig. 8 op een andere schaal een hijsjuk voorzien van een aantal vatengrijpers overeenkomstig de uitvinding.

Fig. 1 toont een vatengrijper 1 overeenkomstig de uitvinding. De vatengrijper 1 omvat simultaan met bedienings-middelen 2 bedienbare paren 3 en 4 van bekken 5 en 6, 7 en 8. Van elk paar 3 en 4 is de bek 6 en 7 vast bevestigd aan een door een gestel 9 van de vatengrijper 1 omvat juk 10. De andere bekken 5 en 8 van de paren 3 en 4 zijn aangebracht aan een hefboomeinde 11 respectievelijk 12 van de hefbomen 95 13 respectievelijk 14,

De hefbomen 13 en 14 zijn daaibaar rond de bouten 15 en 16, zodat de bekken 5 en 8 in een radiale richting beweegbaar zijn ten opzichte van een vat 17.

De bedieningsmiddelen 2 omvatten een bedieningselement 1qq 18 dat via koppelstukken 19 en 20 is verbonden met andere hefboomeinden 21 en 22 van respectievelijk de hefbomen 13 en 14.

Aan het bedieningselement 18 is vast een hijsorgaan 23 bevestigd. Voorts is het bedieningselement 18 voorzien 105 van een in staande richting verlopend sleufgat 24, zodat het bedieningselement 18 met het hijsorgaan 23 in staande richting verschuifbaar is geleid in een gaffel 45 van het gestel 5403445 -4- ,5 a 9. (zie fig. 2).

Tenslotte zijn de hefbomen 13 en 14 elk voorzien van 110 een handgreep 25 respectievelijk 26.

De vatengrijper wordt in de geopende stand gecentreerd op het vat 17 (fig. 1), waarna door het draaien van de door de bedieningsmiddelen 2 omvat bedieningsorgaan 27, de bekken 5 en 8 naar de respectieve bekken 6 en 7 wordt bewogen, 115 waarbij een vatrand 28 van het vat 17 wordt opgenomen tussen de samenwerkende bekken. Door de ten opzichte van het vat 17 radiale beweging van de beweegbare bekken 5 en 8, kan geen konflikt ontstaan tussen de beweegbare bekken en bijvoorbeeld een naar buiten toe uitstulpend deel 28 Van een eind-120 wand 29 van het vat 17 (zie fig. 3).

Aan de hand van de figuren 4, 6 en 7 zal de verdere werking van de bedieningsmiddelen 2 worden verduidelijkt.

Het bedieningselement 18 is verder voorzien van een liggend sleufgat 30, waarin een schijf 31 is geleid. De schijf 31 is 125 vrij roteerbaar aangebracht aan een as 32 die excentrisch ten opzichte van een draaiingsaslijn 33 is aangebracht op een andere schijf 34 die via een as 35 vast is bevestigd aan het bedieningsorgaan 27 en is geleid in een doorgang 36 van de gaffel 45.

130 De hoogte H van het sleufgat 30 is groter dan de dia meter D van de schijf 31, zodat daartussen een speling aanwezig is.

Fig. 6 toont de beweging, indien met behulp van het bedieningsorgaan 27 de bekparen 3 en 4 vanuit de geopende 135 stand (weergegeven in volle lijnen) worden gebracht in de gesloten stand (weergegeven met onderbroken lijnen). Deze beweging heeft tot gevolg, dat met behulp van de schijf 31 het bedieningselement 18 vanaf het juk 10 in de richting van de pijl 38 wordt verplaatst in het sleufgat 24.

140 Een eerste borging wordt verkregen, doordat het bedie ningsorgaan 27 over een met de dubbelpijl 39 aangegeven hoek die groter is dan 180°, wordt verplaatst, waarbij een zwaartepunt van het bedieningsorgaan 27 op een lager niveau is gelegen dan een door de draaiingsaslijn 33 gaand horizontaal 84 0 3 *4' -5- - έ 145 vlak 40.

Een tweede borging van de geopende en gesloten stand van de bekparen 3 en 4 wordt verkregen, doordat de as 32 over een afstand B tot voorbij de draaiingsaslijn 33 zijn bewogen, dat wil zeggen tot voorbij de respectieve dode pun-150 ten.

Tenslotte wordt de beweging van het bedieningsorgaan 37 beperkt door de aanslag 40.

Indien na het tussen de samenwerkende bekparen 3 en 4 opnemen van de vatrand 28, de vatengrijper 1 overeenkomstig 155 de uitvinding wordt opgetild via het hijsorgaan 23, zal het bedieningselement 18 zich verder in de richting van de pijl 38 verplaatsen, over een afstand die in hoofdzaak gelijk is aan de speling 37, dat wil zeggen het verschil tussen de hoogte van het sleufgat 30 en de diameter van de schijf 31.

•jgQ Daarmee wordt een additionele klemming tussen de bekken 5, 6 en 7, 8 opgewekt. Deze klemstand tijdens het hijsen is weergeven in de figuren 4 en 6 met behulp van streep-puntlij-nen. Duidelijk is hierbij te zien, dat de verplaatsing van het bedieningselement 18 in de richting van de pijl 38 een 155 draaiing van de beide hefbomen 13 en 14 in de richting van de respectieve pijlen 41 en 42 tot gevolg heeft, waardoor simultaan de bekparen 3 en 4 worden bediend.

Het juk 10 is voorzien van door instelmiddelen 43 omvatte boringen 54, zodat een afstand C tussen de vaste bek-170 leen 6 en 7 instelbaar is in afhankelijkheid van het te hijsen vat 17. Doordat de koppelstukken 19 en 20 zijn voorzien van instelmiddelen 44 die elk een in eindstukken geleid draadeinde 48 omvatten, kan een lengte 1 van de koppelstukken 19 en 20 worden ingesteld, zodat de draaiingsafstand 175 volgens de pijlen 41 respectievelijk 42 kan worden ingesteld in afhankelijkheid van het type te hijsen vat.

Tenslotte toont fig. 8 een hijsjuk 49, waaraan een aantal vatengrijpers 1 overeenkomstig de uitvinding zijn bevestigd, die elk tussen bekparen 3 en 4 een vat hebben opge-180 nomen, dat vervolgens is ophesen.

ft A i i Λ f* O ** v v r V Ό -6- 4 ,

Doordat de gesloten alsook geopende stand van de bek-paren is geborgd tegen een ongewenste beweging uit deze standen, alsook tijdens bet hijsen een extra klemming tussen samenwerkende bekken van een bekpaar wordt opgewekt, ont-185 staat volgens de uitvinding een vatengrijper 1 die op een werkplek bijzonder bedrijfszeker en veilig is.

S 4 0 3 4 4 5

Claims

1. Vatengrijper voor het hijsen van een vat, omvattende een van een hijsorgaan voorzien gestel met tenminste één 190 paar samenwerkende bekken voor het daartussen opnemen van een vatrand van het vat, gekenmerkt door twee simultaan met bedieningsmiddelen bedienbare paren bekken.

2. Vatengrijper volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat van elk paar bekken één bek beweegbaar aan het gestel is 195 bevestigd en is gekoppeld met een beweegbaar aan het gestel bevestigd, door de bedieningsmiddelen omvat bedieningsele-ment, en een andere bek van elk paar bekken vast is bevestigd aan het gestel.

3. Vatengrijper volgens conclusie 2, met het kenmerk, 200 dat het bedieningsorgaan vast is verbonden met het hijsorgaan en in de hijsrichting verschuifbaar is bevestigd aan het gestel.

4. Vatengrijper volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen verder een in een holte van het 205 bedieningselement geleide schijf omvatten, die excentrisch ten opzichte van een draaiingsaslijn van een bedieningsorgaan daarmee is verbonden.

5. Vatengrijper volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de schijf vrij roteerbaar is aangebracht op een vast met 210 het bedieningsorgaan verbonden as.

6. Vatengrijper volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de holte een liggend sleufgat is, waarvan de hoogte groter is dan de diameter van de schijf.

7. Vatengrijper volgens conclusie 4-6, met het ken-215 merk, dat in een gesloten stand van de paren bekken het zwaartepunt van het bedieningsorgaan ten opzichte van een door zijn draaiingsaslijn gaand horizontaal vlak op een lager niveau is gelegen.

8. Vatengrijper volgens conclusie 4-7, met het ken-220 merk, dat in een geopende stand van de paren bekken het zwaartepunt van het bedieningsorgaan ten opzichte van een door zijn draaiingsaslijn gaand horizontaal vlak op een la- ö A * -5. ft K □ ’7 v w ‘γ *r U —8— * * ger niveau is gelegen.

9. Vatengrijper volgens één van de voorgaande conclu-225 sies, met het kenmerk/ dat de paren bekken zijn bevestigd aan een door het gestel omvat juk en de beweegbare bekken ten opzichte van het vat in radiale richting beweegbaar -zijn.

10. Vatengrijper volgens conclusie 9, met het kenmerk/ 230 dat het juk is voorzien van middelen voor het instellen van een afstand tussen de vaste bekken.

11. Vatengrijper volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beweegbare bekken elk zijn aangebracht aan een hefboomeinde van een beweegbaar aan het 235 gestel bevestigde hefboom, waarvan het andere hefboomeinde middels een koppelstuk is gekoppeld met het bedienings-element.

12. Vatengrijper volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het koppelstuk is voorzien van andere middelen 240 voor het instellen van de lengte van het koppelstuk. 3403445