NL8402789A - Werkwijze en inrichting voor het aangeven van verkozen fysische parameters in een pijpleiding. - Google Patents

Description

Λ f _ % /' /

Werkwijze en inrichting voor het aangeven van verkozen fysische parameters in een pijpleiding

Kort samenvattend wordt opgemerkt dat in de grond ingegraven pijpleidingen als technische opzet hebben om gelijkmatig ondersteund te worden door de grond- Wanneer een pijpleiding ingegraven wordt in een in de grond gevormde geul wordt de geul weer opgevuld met 5 materiaal dat zich rond de pijpleiding zetten zal en een ondersteuning daarvoor vormen zal. Zolang de fysische ondersteuning van een pijpleiding gelijkmatig is, is de mogelijkheid van de ontwikkeling van tot een overmatige spanning belaste gebieden verminderd. Aan de andere kant kunnen, indien de ondersteuning voor een pijpleiding zo verandert 10 dat secties niet goed ondersteund worden, er zich gebieden van hoge spanning ontwikkelen, die uiteindelijk tot vervormingen, scheuren of breuken in de pijpleiding leiden kunnen.

Het probleem van het vormen van een gelijkmatige ondersteuning vcor een ingegraven pijpleiding is in het bijzonder van belaag 15 in gebieden waar de pijpleiding onder stromen, rivieren enz. door gaat, of in gebieden van slechte grondstabiliteit of van zich verplaatsende ondergrondse krachten als gevolg van aardbevingen, zetting, zwelling door vorst en binnendringing van water. Wanneer een pijpleiding een stroom kruist, kan de leiding aanvankelijk op een goede wijze onder-20 steund zijn wanneer deze geïnstalleerd is, maar indien veranderingen in stromingspatronen optreden zodat de stroom een hoofdzakelijk gedeelte van de pijpleidingondersteuning wegwast, kunnen er zich dan gebieden ontwikkelen waarin een gedeelte van de leiding ongesteund blijft en het gewicht van de pijpleiding en de inhoud daarvan geconcentreerd 25 kunnen worden op punten die de structurele grenzen van het pijpmateriaal overschrijden.

De onderhavige uitvinding is gericht op een werkwijze en inrichting voor het vaststellen van gebieden van ontoereikende of overmatig geconcentreerde ondersteuning in een pijpleiding die ingegraven 30 is in de grond of ondergezet is onder een watermassa, dat wil zeggen in gebieden waar deze niet vatbaar is voor visuele inspectie. De werkwijze volgens de uitvinding omvat het door het inwendige van een pijp- 84D27 δ 3 ï' ΐ - 2 - leiding voeren van een instrumentatieblok. Het blok omvat een middel voor het inleiden van een reeks geluidsignalen in de pijpleiding. Een voorkeurswerkwijze voor het inleiden van geluidsignalen bestaat uit het slaan tegen het inwendige van de pijpleiding op een zich herhalende 5 periodieke wijze. Bij het slaan op het binnenoppervlak daarvan worden trillingen of geluidsignalen in de pijpleiding opgewekt. Deze geluidsignalen worden ontvangen door uitrusting, die door het instrumentblok gedragen wordt, worden versterkt en geregistreerd. De registratie kan dan geanalyseerd worden om de gebieden van ontoereikende ondersteuning 10 of overbelasting van de pijpleiding aan te geven.

Waargenomen is dat geluidsignalen, welke ingeleid worden in een pijpleiding, die boven, onder en aan alle kanten in hoofdzaak in aanraking is met, en opgesloten en ondersteund is door grond, snel gedempt worden. Wanneer de pijpleiding echter ongesteund is, dat wil 15 zeggen niet in stevige aanraking is met de grond, neemt de demping van de in de pijpleiding ingeleide trilling af zodat de waarneembare trilling langere tijd voortduurt. Daarentegen neemt, waar de belasting · geconcentreerd is, zoals wanneer het gewicht van een aanzienlijke lengte van de pijpleiding gedragen wordt door op uitstekend rotsgesteente te 20 rusten, het defflpingseffect op dat punt af. Dit kan zonder meer onderkend worden door de snelle geluidniveauverslechtering daarvan vergeleken met de normaal ongesteunde teruggangsmate en in het bijzonder vergeleken met een verlengde teruggangsmate van een aangrenzende ongesteunde sectie.

In aanvulling op de in het voorgaande genoemde verandering in teruggangs-25 mate zal de toonhoogte of frequentie van de trilling veranderd worden door de veranderingen in trekspanning op de pijp bijna net zoals de toonhoogte van het geluid, dat opgewekt wordt door een vioolsnaar, veranderd wordt door het veranderen van de spanning op die snaar. Zodoende wordt een bijkomend onderkenningsmiddel ingeleid door de analyse 30 van de verandering in toonhoogte of frequentie alsmede verandering in de duur van geluid boven een of ander bepaald niveau van amplitude of volume. Bij de onderhavige uitvinding wordt gebruikt gemaakt van een of meer van deze verschijnselen als middel voor het aangeven van het niet optreden van een ondersteuning of overbelasting van de pijpleiding.

35 · Bij het in praktijk brengen vein de werkwijze volgens de uit- 8402783 * * κ - 3 - vinding wordt een inrichting aangewend in de vorm van een instrument-blok dat middelen omvat om het blok door de pijpleiding te laten bewegen, zoals door schotels die de fluidumstroming langs dit blok belemmeren waardoor het door de leiding voortgestuwd wordt. Uitgaande van het 5 blok treedt een middel op om tegen het inwendige van de pijpleiding te slaan,zoals een wiel dat verend aangedrukt wordt om met de pijpleiding in aangrijping te verkeren, waarbij het wiel een sprong daarop heeft zodat bij elke omwenteling een gedeelte van de omtrek van het wiel met de pijpleiding in aangrijping komt met een slaande werking om geluid-10 signalen daarin in te leiden. Het geluid wordt ontvangen door een microfoon, waarbij het ontvangen geluid versterkt of geanalyseerd en geregistreerd wordt. De tot stand gebrachte geluidkarakteristieken . kunnen geanalyseerd worden binnen het blok nadat het blok uit de pijpleiding verwijderd is om gebieden aan te geven, waarin de als gevolg 15 van de tegen de pijpleiding slaan opgewekte geluidkarakteristieken het niet optreden van een ondersteuning of een overmatige belastingconcen-tratie aangeven. Door het correleren van deze indicaties met een afstandmeet-, -plaatsbepalings- -of tijdbepalingsmechanisme, dat door het blok gedragen wordt, kan de plaats van niet-ondersteuning of 20 spanningsconcentratie in de pijpleiding onderkend worden om zodoende bedieningspersonen van de pijpleiding in staat te stellen tot het onderzoeken daarvan en zonodig uitvoeren van een correctiehandeling.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven voorkeursuitvoering daarvan..

25 Fig. 1 is een verticale doorsnede van een door de grond gevoerde pijpleiding, waarin typerende gebieden weergegeven zijn, waar niet-ondersteuning kan optreden.

Fig. 2 is een doorsnede van een pijpleiding die een instrument-blok volgens de onderhavige uitvinding daarin heeft voor toepassing bij 30 het in praktijk brengen van de werkwijze volgens de uitvinding.

Fig. 3 is een kaart van het type, dat aangewend kan worden om het effect te registreren van geluidsignalen, die ingeleid worden in en ontvangen worden van de wand van een pijpleiding, en geeft een voorstelling van de manieren waarop de karakteristieken van de ontvangen 35 signalen aangewend kunnen worden om gebieden van ontoereikende onder- 84 0 2 7 8 8.

i ! « * - 4 - steuning of overbelasting van de pijpleiding aan te geven.

Vervolgens wordt een gedetailleerde beschrijving van de voor-keursuitvoering gegeven.

In de tekeningen en in de eerste plaats in fig. 1 is de om-5 geving voorgesteld, waarin de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding aangewend kunnen worden. Een pijpleiding 10 is zoals weergegeven ingegraven in de grond 12. In het met de letter A aangegeven gebied is de pijpleiding goed ondersteund door hoofdzakelijke aanraking met de grond aan alle kanten en is het derhalve minder waarschijnlijk dat 10 zich hierop spanningspunten ontwikkelen waar breuk kan optreden. Het met de letter B aangegeven gebied toont een uitwassing, ontdooiing of zetting 14 onder de pijpleiding. Het gebied C toont de pijpleiding onder een stroom 16 door gevoerd, waarin de bewegende stroom stroombed-materiaal uitgewassen heeft bij 18 zodat de pijpleiding niet langer 15 ondersteund wordt door de stroombodem.

De voorstellingen van fig. 1 zijn louter bij wijze van voorbeeld bedoeld. Het niet optreden van de ondersteuning van een pijpleiding kan ook gaan optreden door verplaatsing in de grond, die plaats vindt in een breuk vertonende gebieden of door onjuiste constructie-20 praktijken. In elk geval en om welke redenen dan. ook wensen de bedie-ningspersonen van pijpleiding te weten of er gebieden in hun pijpleidingen zijn, die plaatsen ingeleid hebben, waar de pijpleiding niet goed ondersteund is en waar derhalve mogelijke problemen kunnen ontstaan. Het oogmerk van de onderhavige uitvinding is om te voorzien in 25 een werkwijze en inrichting om bédieningspersonen behulpzaam te zijn om gebieden van onvoldoende pijpleidingondersteuning of punten van spanningsooncentratie te onderkennen, die resulteren kunnen uit grond-of pijpbeweging of uit een verlies van de in het voorgaande genoemde ondersteuning.

30 Om de in het voorgaande omschreven oogmerken te vervullen wordt een instrumentblok, dat algemeen met het verwijzingscijfer 20 aangegeven is en zoals in fig. 2 weergegeven aangewend. Het blok is voorzien van een romp 22 die schotels 24 en 26 heeft, welke de dubbele functie van het ondersteunen van de romp binnen de pijpleiding 10 en 35 het bewegen van het blok door de pijpleiding kunnen vervullen. Dit wordt 8402733 * - 5 - • * bereikt daar de schotels 24 en 26 de fluidumstroming langs het blok belemmeren om het blok bij fluidumstroming door de pijpleiding te laten bewegen. Schotels, schijven of andere afdichtingsorganen 24 en 26 kunnen van een verscheidenheid van vormgevingen zijn zoals welbekend 5 is op het gebied van het vervaardigen van pijpleidingblokken.

Uitgaande van de romp 22 is een middel voor het inleiden van een geluidsignaal op een periodieke basis in de pijpleiding 10 aangebracht. Bij de voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding wordt het geluidsignaal verkregen door tegen het inwendige van de pijpleiding 10 te slaan. Dit kan worden uitgevoerd door middel van een hamer die door het blok gedragen wordt en bekrachtigd wordt om tegen de pijpleiding te slaan (niet voorgesteld), door een door een solenoide bediende slag-staaf die door de blokromp 22 gedragen wordt (niet voorgesteld), door middel van door druk- of pijpleidingfluidum bediende slagorganen (niet 15 voorgesteld), of door middel van een met een sprong uitgevoerd wiel 28 of andere mechanische middelen resulterende uit de blokbeweging ten opzichte van de pijpleiding. Het wiel 28 is gemonteerd op een arm 30 die naar buiten gedreven wordt vanaf de blokromp 22, dat wil zeggen naar het inwendige van een pijpleidingwand 10. De omtrek van het wiel 20 28 heeft een sprong 32 daarin gevormd. Als het wiel 28 voorbij de sprong 32 rolt, daalt het met kleinere straal uitgevoerde gedeelte van het wiel plotseling om met kracht in aanraking te komen met het inwendige van de pijpleidingwand onder het inleiden van trillingen in de pijpleiding. Deze trillingen wekken geluid op binnen te pijpleiding, 25 dat ontvangen wordt door een microfoon 34 en toegevoerd wordt aan electronische instrumentatie 36 waar het geluid versterkt, electronisch gemodifeerd of desgewenst geanalyseerd wordt, en het uitgangsgegeven of opwekkingsmiddel wordt geregistreerd. Een batterij 38, die binnen de blokromp 22 gedragen wordt, levert electrische energie voor dé 30 bediening van de instrumentatie 36.

Een verscheidenheid van verschillende soorten van geluid-registratiesystemen kunnen aangewend worden als een deel van de instrumentatie 36. Bijvoorbeeld kan het door de microfoon 34 ontvangen geluid eenvoudig geregistreerd worden op bijvoorbeeld een magnetische band.

35 Nadat het blok door een pijpleiding gevoerd is, wordt de band verwij- 8402789 > i

_ ___J

J tf' * - 6 - Ί I derd en het geregistreerde geluid kan dan in een laboratorium onder zocht en op een verscheidenheid van wijze behandeld worden om naar bepaalde karakteristieken te kijken. Een eenvoudig middel om de uitvinding aan te wenden in in fig. 3 voorgesteld, waarin de instrumenta-5 tie 36 een kaart 40 omvat, die van een voorraadrol 42 naar een opneem-rol 44 beweegt. De kaart beweegt afgaande op de rotatie van een as 46 die uitgaat van een motormechanisme 48 dat, terwijl het voor gesteld is als van een typerend motortype te zijn, uit een door een palwiel aangedreven inrichting bestaan kan. De motor 38 kan op een of twee funda-10 mentele wijzen functioneren; dat wil zeggen deze kan met een constante snelheid roteren of, wat verkieslijker is, kan naar rato van de beweging van het blok door de pijpleiding voortbewegen. Wanneer deze laatste werkingswijze aangewend wordt, moet een inrichting worden aangebracht voor het vaststellen van de beweging van het blok door de 15 pijpleiding. Bij het weer beschouwen van fig. 2 wordt een odometerwiel 50 gezien, dat zich door middel van een arm 52 uitstrekt vanaf de blokromp, waarbij de arm naar buiten gedrukt wordt zodat het odometerwiel 50 stevig in aangrijping komt met de binnenwand van de pijpleiding. Aan het wiel 50 is een kleine magneet 54 bevestigd, die bij elke omwen-20 teling van het wiel een magnetische schakelaar 56 bedient. Dit verschaft een signaal op de geleider 58, dat aan een instrumentatiepakket 36 toegevoerd wordt. Het door de geleider 58 geleverde signaal kan of worden aangewend om de mate van beweging van het motormechanisme 48 te regelen of het kan gebruikt worden om een afzonderlijke markering te 25 verschaffen op de kaart 40 (niet weergegeven) zodat volgens elke werkwijze de positie van het pijpleidingblok in de pijpleiding wanneer een bepaalde omstandigheid, die op de kaart aangegeven wordt, optreedt, bepaald kan worden.

Als alternatief kan de blokinstrumentatie de geluid-, bewe-30 ging- of rotatieimpulsen, die van het met een sprong uitgevoerde wiel 28 ontvangen worden, tellen om de blokbeweging te regelen en/of de kaart te markeren of voort te bewegen of naar rato daarop te registreren.

Bij het weer beschouwen van fig. 3 wordt gezien dat een naald-35 drijver 60 een naaldarm 62 met een naald 64 aan het buiteneinde beweegt, * 8402789 -7-.

A j

«r- ► I

die een markering 66 op de kaart 40 verschaft.

De markering 66 vormt een illustratief voorbeeld van een middel voor het in praktijk brengen van de uitvinding. Bij elke inleiding van geluid in de pijpleiding zoals door het daartegen slaan als het wiel 28 5 roteert, wordt een geluidsignaal ontvangen zoals door de letter D aangegeven. Bij het tegen de pijpleiding slaan wordt onmiddelijk geluid ingeleid op een of ander niveau als de pijpleiding trilt. Indien de pijpleiding goed ondersteund is, sterven de trillingen snel uit onder het zodoende opwekken van een golfvorm zoals met de letter D voorgesteld, 10 die een steil voorvlak en een snel afdalend achtervlak heeft.

Wanneer een gebied van niet- ondersteuning (zoals met de letter B van fig. 1 aangegeven)optreedt, kan het geluid dat ingeleid wordt als gevolg van de trillingen binnen de pijpleiding als het wiel 28 daartegen slaat van grotere klaarblijkelijke intensiteit en van 15 langere duur zijn. Op een andere wijze gesteld zal het, daar de pijpleiding niet ondersteund is door het gebied 14, waar een zetting optreedt, de neiging hebben om gemakkelijker en langer te trillen. Een vastgesteld geluid van grotere klaarblijkelijke intensiteit en van langere duur wordt op de kaart aangegeven door de letter E.

20 Wanneer de pijpleiding in een gebied terecht komt zoals met de letter C in fig. 1 aangegeven, waarin het niet ondersteund is over een betrekkelijk lange spanwijdte, in het bijzonder waar geen ondersteuning in aanraking is met de pijpleiding, zullen een zelfs nog groter niveau van klaarblijkelijke geluidintensiteit en duur in de pijpleiding op-25 treden zoals op de kaart door de letter F aangegeven is.

Gezien kan worden dat een grote verscheidenheid van middelen aangewend kunnen worden om het door de microfoon 34 ontvangen geluidsignaal te analyseren. Bijvoorbeeld kan, wanneer het geluid behandeld wordt op de door fig. 3 aangegeven wijze, waarbij een kaart 40 aange-30 wend wordt om de amplitude van het geluid weerte geven, het optreden van een vastgesteld geluid, dat een amplitude boven een verkozen niveau heeft, zoals door de stippellijn 68 aangegeven, gebruikt worden om gebieden van een mogelijk probleem aan te geven, dat tot het niet optreden van de ondersteuning leidt. De instrumentatie kan zo ingericht zijn 35 dat alleen gebieden waarin het geluid van onvoldoende amplitude of duur is, zoals die welke boven de stippellijn 68 optreden, op een wijze van

84 0 2 7 8 S

1 ! i ! - 8 - J* c betekenis afgetast worden of hierop afgegaan wordt zonder registratie, optekening in een geheugen, indicatie of handeling zoals uitgevoerd wordt bij de typerende geluidsignalen die opgewekt en ontvangen worden in op toereikende wijze ondersteunde gebieden. Alleen die punten, welke 5 boven enkele gekozen vooraf ingestelde parameters uitgaan, zouden dan geregistreerd of gebruikt worden als deze ontvangen worden voor het inleiden van een registratie van hun plaats, een registratie van hun intensiteiten, frequenties of andere van betekenis zijnde karakteris.-tieken of een secundair signaal dat gemakkelijker omgezet wordt tot 10 een plaats en/of constructieve waardering. De gehele registratie zou dan met een korte reeks van strekkende pijpleidinglengtenummers de betrekkelijk weinige in het terrein te onderzoeken plaatsen aangeven.

De kaart van fig. 3 is van het type dat voornamelijk niveau's van geluidvolume en duur weergeeft. Andere manieren kunnen aangewend 15 worden voor het analyseren van het geluid zoals het bestuderen van de trillingfrequentie, of de frequentie versus duur, of een combinatie van de drie; dat wil zeggen intensiteit, duur en frequentie. Gezien kan worden dat na het zich ontwikkelen van een historie van ondervinding de werkwijze voor het registreren en analyseren van het ontvan-20 gen geluid binnen de pijpleiding met een sterke mate van sofistisch denken verbeterd kan worden; dit zou echter geheel binnen het kader van de fundamentele beginselen en concepten zoals hier uiteengezet vallen. In het algemeen kan gezegd worden dat de duur van een geluid-signaal na een slag zoals met de letters E en F aangegeven, aangewend 25 kan worden als indicatie van mogelijke probleemgebieden als gevolg van ontoereikende pijpleidingondersteuning.

Kort samengevat is in het voorgaande beschreven dat de uitvinding een werkwijze behelst voor het vaststellen van ontoereikend ondersteunde secties of overbelaste punten in een pijpleiding, daaronder 30 begrepen de verrichtingen van het door het inwendige van de pijpleiding voeren van een instrumentatieblok, het achtereenvolgens slaan of in trilling brengen van de wand van de pijpleiding door middel van door het blok gedragen middelen om trilsignalen in de pijpleiding in te leiden, het ontvangen van deze signalen van binnen de 'pijpleiding door 35 te luisteren naar de opgewekte geluiden als gevolg van het slaan tegen de inwendige wand, en het vaststellen van voorverkozen karakteristieken 8402783 \ * - 9 - van ontvangen geluid, die een indicatie verschaffen omtrent niet ondersteunde secties of omtrent punten van belasting- en spanningsconcentra-tie in de pijpleiding.

Hoewel de uitvinding met een grote mate van bijzonderheden be-5 schreven is, is het duidelijk dat vele wijzigingen uitgevoerd kunnen worden in de details van de constructie en uitvoering van de uitvinding en in de verrichtingen en volgorde daarvan voor het in praktijk brengen van de werkwijze volgens de uitvinding. Hoewel de uitvinding niet beperkt is tot de bepaalde uitvoeringen zoals hier uiteengezet met het 10 oog op de toelichting dient wel te worden verstaan dat de uitvinding alleen beperkt wordt door de reikwijdte van de hierna volgende conclusies, onder het omvatten van het volle gelijkwaardigheidsbereik van elke verrichting of elk element daarvan.

8402789 ... mm

Claims (24)

1. Werkwijze voor het vaststellen van verkozen fysische parameters in een pijpleiding, bestaande uit de verrichtingen van het door het inwendige van de pijpleiding voeren van een instrumentatietoestel, het inleiden van een volgreeks van geluidsignalen in de pijpleiding, 5 het ontvangen van geluidsignalen van binnen de pijpleiding, die optreden als gevolg van de trilling van de pijpleiding afgaande op de genoemde ingeleide geluidsignalen, en het bepalen van fysische parameters van de pijpleiding door analyse van karakteristieken van de ontvangen signalen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ver richting van het inleiden van de volgreeks van geluiden in de pijpleiding de verrichting van het achtereenvolgens slaan tegen het inwendige van de pijpleiding omvat.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ver- 15 richting van het ontvangen van geluidsignalen het registreren van voorverkozen karakteristieken van de ontvangen geluidsignalen boven een voorverkozen intensiteitniveau omvat.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verrichting van het bepalen van voorverkozen karakteristieken van het ont- 20 vangen geluid het bepalen van de tijdsduur van de geluidresonantie boven een voorverkozen volumeniveau omvat.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verrichting van het bepalen van voorverkozen karakteristieken van het ontvangen geluid het bepalen van het niveau van geluid dat opgewekt wordt 25 door de inleiding van geluidtrilling en door schok voortgebrachte signalen in de pijpleiding omvat.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de verrichting van het bepalen van het niveau van geluid waarop weer ingewerkt wordt door de inleiding van geluidsignalen in de pijpleiding het bepalen 30 van het niveau van geluid dat ingeleid wordt door een inwendige stoot op het inwendige van de pijpleiding omvat.

7. Werkwijze volgens conclusie 4 voor toepassing bij het vaststellen van de plaats van gebieden van niet - ondersteuning van een pijpleiding, waarin de duur van geluidresonantie boven een voorverkozen 8402789 \ - 11 - volumeniveau vergeleken wordt met de gemiddelde duur van geluid-resonantie boven dit voorverkozen niveau over een hoofdzakelijke lengte van de pijpleiding.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze 5 de verrichtingen omvat van het meten van de door het instrumentatie- toestel afgelegde weg door -een pijpleiding, en het correleren van de bepaalde voorverkozen karakteristieken van ontvangen geluidsignalen met de gemeten afgelegde weg om een indicatie te verschaffen omtrent de plaatsen van de fysische parameter van de pijpleiding, die deze 10 ontvangen geluidsignalen opwekt.

9. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de signalen, die verkozen worden om beschouwd te worden binnen een bepaald responsiebereik, dat voorgeschreven wordt om de pijpleidinggesteld-heden van specifiek belang weer te geven, vallen.

10. Werkwijze voor het vaststellen van niet ondersteunde secties in een pijpleiding, bestaande uit het door het inwendige van de pijpleiding bewegen, van een instrumentatietoestel, het inleiden van een volgreeks van signalen in de pijpleiding door tegen de inwendige wand van de pijpleiding te slaan onder aanwending van middelen 20 die door het instrumentatietoestel gedragen worden, het ontvangen van geluidsignalen van binnen de pijpleiding, die optreden als gevolg van het slaan tegen de inwendige wand, waarbij de middelen voor het ontvangen van de geluidsignalen door de instrumentatie gedragen worden, en het vaststellen van voorverkozen karakteristieken van het ontvangen 25 geluid, welke karakteristieken een indicatie verschaffen omtrent niet-ondersteunde secties van de pijpleiding.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de genoemde verrichting van het vaststellen van voorverkozen karakteristieken van het ontvangen geluid, die een indicatie verschaffen omtrent 30 het gemis aan pijpleidingondersteuning, het vaststellen van de mate van resonantie, die door het vastgestelde geluid vertegenwoordigd wordt, omvat.

12. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de genoemde verrichting van het vaststellen van voorverkozen karakteris- 35 tieken van het ontvangen geluid, die een indicatie verschaffen omtrent 4 8402789 <+ m - 12 - het gemis aan pijpleidingondersteuning, het vaststellen van de mate van voortduring van de resonantie, die door het vastgestelde geluid vertegenwoordigd wordt, omvat.

13. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de 5 verrichting van het vaststellen van de mate van resonantie, die door het vastgestelde geluid vertegenwoordigd wordt, het vaststellen van de tijdsduur van geluid boven een voorverkozen niveau na de genoemde verrichting van het inleiden van een geluidgolf in de pijpleidingwand omvat.

14. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat deze de verrichting van het meten van de door het instrumentatiepakket af gelegde weg door de pijpleiding, en het correleren van de vastgestelde voorverkozen, karakteristieken van het ontvangen geluid met de resultaten van de meting van de afgelegde weg als een middel om 15 een indicatie te verschaffen omtrent de plaatsen van vastgestelde ongesteunde sectie omvat.

15. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de genoemde verrichting van het vaststellen van voorverkozen karakteristieken van het ontvangen geluid, die een indicatie verschaffen omtrent 20 het gemis aan pijpleidingondersteuning, het vaststellen van de ampli- t tude van het vastgestelde geluid omvat..

16. Werkwijze volgens conclusie 10, met, het kenmerk, dat de genoemde verrichting van het vaststellen van voorverkozen karakteristieken van het ontvangen geluid, die een indicatie verschaffen omtrent 25 het gemis aan pijpleidingondersteuning onder hoge spanning, het vaststellen van de frequentie van het vastgestelde geluid omvat.

17. .Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de genoemde verrichting van het vaststellen van voorverkozen karakteristieken van het onvangen geluid, die een indicatie verschaffen omtrent 30 het gemis aan pi jpleidingondersteuning, het vaststellen van de amplitude en duur van het vastgestelde geluid omvat.

18. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat deze het registreren van de ontvangen geluidsignalen op een registratiemedium omvat.

19. Inrichting voor het aangeven van het optreden van ver- * 8402789 - 13 - Λ _ * - kozen fysische parameters in een pijpleiding, bestaande uit een pijpleidingblok dat qua afmetingen berekend is op het door het inwendige van een pijpleiding voeren daarvan, middelen om dit blok door een pijpleiding voort te drijven, door dit blok gedragen midde-5 len om in de pijpleiding een volgreeks van geluidsignalen in te leiden, en middelen voor het ontvangen van geluidsignalen van binnen de pijpleiding, die optreden als gevolg van de ingeleide geluidsignalen, welke ontvangen geluidsignalen aangewend kunnen worden om een indicatie te verschaffen omtrent de fysische parameters van de 10 pijpleiding.

20, Inrichting volgens conclusie 19, gekenmerkt doordat de genoemde middelen om het genoemde blok door een pijpleiding voort te drijven middelen omvatten, die in zuigerverband met de pijpleidingen het genoemde blok door de kracht van de daardoor opgewekte 15 fluidumstroming bewegen.

21. Inrichting volgens conclusie 19, gekenmerkt doordat de genoemde middelen om een volgreeks van geluidsignalen in te leiden middelen omvatten om achtereenvolgens tegen het inwendige van de pijpleiding te slaan,

22. Inrichting volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat de genoemde middelen om tegen het inwendige van een pijpleiding te slaan een wiel omvatten, dat door het genoemde blok ondersteund is en verend aangedrukt wordt om het inwendige van de pijpleiding in aangrijping te verkeren en daarover te rollen, welk wiel in omstreks-25 zin een pijpaangrijpingsoppervlak heeft waarbij bij elke omwenteling een gedeelte van de omtrek van het wiel tegen de pijp slaat.

23. Werkwijze, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekening.

24. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de be-30 schrijving en/of tekening. 8402785 Λ