NL8402475A - Maatregelen aan snijgereedschap van allerlei aard. - Google Patents

Description

* “— -¾ V.0.6481

Titel: Maatregelen aan snijgereedschap van allerlei aard.

De uitvinding heeft betrekking op een maatregel bij snijgereed-schap van allerlei aard voor het verhinderen van het naar omhoog trekken van delen en/of afvalstukken bij het naar buiten voeren van het stempel uit het snijgereedschap, in het bijzonder bij snijgereedschap voor stans-5 automaten en excenterpersen.

Door het verstoppen van de doorbrekingen in de snijplaat en het naar buiten trekken van afval- of delen van het gerede produkt uit de snijplaatdoorbrekingen betekent dit bijvoorbeeld bij stansautomaten uitval van gerede produkten en beschadiging aan het snijgereedschap, dat 10 soms onbruikbaar wordt. De oorzaken voor dit naar omhoog werken van delen en af val 2ijn de zuigwerking bij grote aantal slagen van stansautomaten en/of het vormen van bramen aan delen of afval, waarbij deze door het stempel uit de snijplaat getrokken worden. Evenzo wordtdoorolie aan mate-riaalband of materiaalstroken een adhesiekracht ontwikkeld, welke een 15 deel aan het stempel doen hechten, dat dan door de snijplaat wordt weggetrokken.

De gevolgen zijn onbruikbare apparaatonderdelen door drukplaatsen alsmede een verhoogd materiaalverbruik en arbeidskosten.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, een maatregel 20 in de snijplaat te treffen, welke het naar omhoog komen en wegtrekken van afval- of gerede delen verhindert.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat elke doorbreking van een snijplaat van twee tegenover elkaar gelegen ingeslepen sleuven voorzien wordt, welke onder een bepaalde hoek ten opzichte 25 van de stansrichting en in een van de dikte van het te bewerken materiaal afhankelijke diepte in de conische doorbrekingswanden geslepen zijn.

Aan de hand van een uit vijf figuren bestaande tekening wordt de uitvinding nader toegelicht. Daarin tonen: fig. 1 een doorsnede door een snijplaat en bijbehorend stempel; 30 fig. 2 een bovenaanzicht op een gedeelte van een snijplaat met een ronde·doorbreking, fig.2a een bovenaanzicht op een gedeelte van een snijplaat met hoekige doorbreking; fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III door de plaat 35 volgens fig. 2; 8402475 -2- fig. 4 een gedeeltelijk bovenaanzicht van een andere snijplaat en fig. 5 een doorsnede volgens een lijn V-V door de plaat volgens fig. 4.

Snijplaten voor stansautomaten of persen zijn in overeenstemming 5 met de te vervaardigen delen van een aantal gaten en doorbrekingen van onderscheidenjke vormgeving voorzien. Om het naar buiten vallen van af-valdelen of gerede produkten te vergemakkelijken, zijn de snijplaatdoor-brekingen conisch gevormd. De hoek A van de conisiteit ligt in het algemeen in het bereik tussen 0 en 3 °. Voor het verhinderen van het naar 10 buiten trekken van delen worden de doorbrekingswanden bovendien van twee tegenover .elkaar liggende schuin ingeslepen sleuven 10, 11, 20, 21 in elke snijplaatdoorbreking voorzien. De schuine sleuven 10,-11. 20. 21 . zijn onder een bepaalde hoek B, bij voorkeur een hoek van 15°, ten opzichte van de stansrichting aangebracht. De lengte van de afzonderlijke 15 sleuf en de slijpdiepte in de doorbrekingswand zijn daarbij afhankelijk van de materiaaldikte van de te vervaardigen, respectievelijk te bewerken delen. Zo worden bijvoorbeeld bij materiaaldikten kleiner dan 1 mm en' bij doorbrekingen, waarvan de diameters kleiner dan 1 mm zijn, de schuin geslepen sleuven 10, 11 slechts tot aan de halsdikte van de snijplaat 12 20 uitgevoerd.

Bij dikker materiaal en grotere doorbrekingen worden de schuine sleuven 20, 21 doorgaand over de gehele doorbreking .ingeslepen.

De schuin ingeslepen sleuven 10, 11, respectievelijk 20, 21 liggen bij ronde doorbrekingen (fig. 2) in dezelfde richting ten opzichte 25 van de door de sleuven gaande as III-III, waardoor een spiraalvormig naar buiten draaien van delen verhinderd is.

De schuin ingeslepen sleuven 10, 11 bij hoekige doorbrekingen (fig. 2a) zijn daarentegen in tegengestelde zin aangebracht.

De slijpdiepte in de doorbrekingswand is empirisch verkregen en 30 voor verschillende materiaalsdikten van het door de snijplaat te bewerken materiaal verschillend.. Bruikbare waarden zijn 0,01 mm slijpdiepte bij een materiaaldikte van 0,3 mm en 0,06 mm bij 3 mm.

Door de schuin ingeslepen sleuf wordt op deze plaatsen het appa-raatdeel, respectievelijk het afvaldeel groter gesneden. Bij onder de 35 hoek B aangebrachte schuin ingeslepen sleuf bewerkstelligt bij het naar omlaag bewegen van het stempel 13 alleereerst het vastklemmen van dat 8402475 -3- deel in de doorbreking. Bij het invoeren van het deel in de snijplaat 12 worden de twee uitstekende nokken dan weer teruggedrukt.

Door de conisiteit van de snijplaat wordt de klemwerking slechts over een kleine hoogte van bijvoorbeeld 2 mm verkregen, waardoor verstop-5 pen van de snijplaatdoorbrekingen uitgesloten is.

De voordelen van de maatregelen in de vorm van schuin ingeslepen sleuven in alle doorbrekingen van snijplaten moeten gezien worden in de grote standtijd van het snijgereedschap, weinig averij aan het gereedschap, een continu doorlopen van de stansautomaten, omdat geen op de 10 snijplaat liggend afval weggeveegd behoeft te worden en in het zeer groot aantal slagen van de automaten.

\ 8402475

Claims (6)

1. Maatregel bij snijgereedschap van allerlei aard voor het verhinderen van het naar omhoog trekken van delen en/of afvalstukken bij het naar omhoog bewegen van het stempel uit het snijwerktuig, in het bijzonder snijgereedschap voor stansautomaten en excenterpersen, met het 5 kenmerk, dat elke doorbreking van een snijplaat (12, 22) van twee tegenover elkaar, liggende ingeslepen sleuven (10, 11, 20, 21) voorzien wordt, welke onder een bepaalde hoek ten opzichte van de stansrichting en in een van de dikte van het te bewerken materiaal afhankelijke diepte in de conische doorbrekingswanden ingeslepen zijn.

2. Maatregel bij snijgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuin ingeslepen sleuven bij kleine doorbrekingen van de snijplaat (12) slechts tot op de halve snijplaatdikte uitgevoerd zijn.

3. Maatregel bij snijgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de schuin ingeslepen sleuven bij grote diameters respectievelijk kant- 15 lengtes van de doorbrekingen over de gehele dikte van de snijplaat (22) ingeslepen zijn.

4. Maatregel bij snijgereedschap volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de schuin ingeslepen sleuf onder een hoek van 15® ten opzichte van de stansrichting aangebracht is.

5. Maatregel bij snijgereedschap volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de schuin ingeslepen sleuven (10, 11, 20, 21, fig. 2) aan ronde doorbrekingen in dezelfde richting ten opzichte van de de schuin ingeslepen sleuven verbindende lijn liggen.

6. Maatregel bij snijgereedschap volgens conclusies 1-4, met het 25 kenmerk, dat de schuin ingeslepen sleuven (10, 11, fig. 2a) aan hoekige doorbrekingen in tegengestelde zin zijn aangebracht. 8402475