NL8402327A - Vloeistofverspreider. - Google Patents

Description

i f' ' -

» -V

VO 642? _1“

Vloeistof verspreider.

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig voor het in gewenste dosering verspreiden van vloeistoffen, in het bijzonder van vloeibare plantenbehandelings- en bemestingsmiddelen, bestaande uit een voorraadhouder, een met een door de aftakas van een trekkervoertuig aan— 5 gedreven pomp verbonden aanvoerleiding, een op de aanvoerleiding aangesloten regelaar met gelijke-druk apparaat voor de sproeikoppen, een op de regelaar aansluitende en met de voorraadhouder verbonden terugstroom-leiding alsmede een op het gelijke-druk apparaat aangesloten en met de voorraadhouder verbonden gelijke-druk terugstroomleiding, waarbij aan 10 het werktuig een inspoelhouder is aangebracht.

Door de prijslijst "Agrotechnik PK ’83/1" van de machinefabriek Hau heeft een dergelijk werktuig bekendheid gekregen.. Bij dit werktuig kunnen door middel van de inspoelhouder poedervormige en vloeibare plantenbehandelings- en bemestingsmiddelen op eenvoudige wijze in het in de 15 voorraadhouder aanwezige water worden af geleverd. Hierbij is het in de eerste plaats doelmatig dat de poedervormige middelen op zeer eenvoudige en. gemakkelijke manier kunnen worden opgelost.

Zeer omslachtig is bij een dergelijk werktuig echter het vaststellen van de feitelijk afgeleverde hoeveelheid vloeistof met daarin plan-20 tenbehandelings- respectievelijk bemestingsmiddelen per oppervlakte-eenheid. Voor het bepalen van de feitelijk afgeleverde hoeveelheid vloeistof per oppervlakte-eenheid worden onder de afzonderlijke sproeikoppen telkens opvanghouders aan de sproeistang van het werktuig aangebracht.

25 Vervolgens wordt een vastgestelde afstand met een bepaalde rij snelheid afgereden en hierbij wordt dan de door de sproeikoppen afgeleverde hoeveelheid vloeistof in de opvanghouders opgevangen. Tenslotte wordt de opgevangen hoeveelheid vloeistof uit de afzonderlijke opvanghouders in een maathouder gegoten. Op grond van deze hoeveelheid 30 vloeistof kan dan de feitelijk afgeleverde hoeveelheid vloeistof per oppervlakte-eenheid worden berekend.

De uitvinding heeft ten doel het bepalen van de feitelijke afgeleverde hoeveelheid vloeistof bij het werktuig zoals hierboven is beschreven wezenlijk te vereenvoudigen.

35 Dit doel kan worden bereikt door toepassing van de uitvinding, waarbij de gelijke-druk terugstroomleiding kan worden aangesloten op de 8402327 m- -2- inspoelhouder. Als gevolg van deze maatregel wordt de hoeveelheid vloeistof die overeenkomt met de hoeveelheid welke anders door de sproeikoppen wordt afgeleverd bij afsluiting van de aanvoerleidingen via de ge-lijke-druk terugstroomleiding in de nu als maathouder fungerende in-5 spoelhouder geleid en hierin opgevangen,

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn op of vlakbij de inspoelhouder merktekens- aangebracht voor het aan- . geven van de inhoud, respectievelijk de afgeleverde hoeveelheid vloeistof. Hierdoor kan men onmiddellijk op of bij de inspoelhouder de feitelijk 10 afgeleverde hoeveelheid vloeistof per oppervlakte-eenheid aflezen respectievelijk de afgeleverde hoeveelheid vloeistof per oppervlakte-eenheid vaststellen.

Teneinde te verhinderen dat de opgevangen hoeveelheid vloeistof ongewild uit de inspoelhouder wegstroomt is aan de onderkant daarvan een 15 afsluitkraan gemonteerd. Opdat de opgevangen hoeveelheid vloeistof op de eenvoudigste en gemakkelijkste manier uit de inspoelhouder kan worden afgevoerd is dan op de afsluitkraan een afzuigleiding aangesloten welke met een injectorstuk in de aanvoerleiding uitmondt.

In een eenvoudige en bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van 20 de uitvinding is de constructie zodanig dat in de gelijke-druk terugstroomleiding een snelkoppeling is aangebracht, en dat de gelijke-druk terugstroomleiding met behulp van deze snelkoppeling op de inspoelhouder kan worden aangesloten. Hierdoor kan in zeer korte tijd de gelijke-druk terugstroomleiding al naar gelang de vereisten worden aangesloten op 25 hetzij de. voorraadhouder of de inspoelhouder. Hierbij is op doelmatige wijze een deel van de snelkoppeling gemonteerd aan de inspoelhouder, zodat dit deel kan worden vastgekoppeld aan het deel van de snelkoppeling dat is aangebracht aan de. gelijke-druk terugstroomleiding.

In een andere uitvoeringsvorm is in de gelijke-druk terugstroom-30 leiding een driewegkraan gemonteerd, waarbij op de driewegkraan een leiding is aangesloten welke de gelijke-druk terugstroomleiding kan verbinden met de inspoelhouder. Dankzij deze maatregel is het alleen maar noodzakelijk, wanneer de feitelijk afgeleverde hoeveelheid vloeistof moet worden opgevangen, dat de driewegkraan wordt omgezet. Nadat het op-35 vangen van vloeistof heeft plaats gehad dient de driewegkeaan vervolgens weer in de voor het sproeien gewenste stand te worden omgezet.

8402327 t- -i.

-3-

Verdere bijzonderheden van de Inrichting volgens de uitvinding kunnen worden ontleend aan de beschrijving van de als voorbeeld gegeven inrichting en zijn in de tekening weergegeven.

De uitvinding zal. thans worden beschreven onder, verwijzing naar 5 de tekening, waarin:

De figuur een schematische voorstelling is van de onderlinge aansluiting van de afzonderlijke elementen van de inrichting volgens. de uitvinding.

Het landbouwwerktuig volgens de uitvinding voor het in gewenste 10 dosering afleveren van vloeistoffen is uitgevoerd als ve£dsproei-in- richting. De veldsproei-inrichting omvat een voorraadhouder 1, een pomp 2, een regelaar 3 en een inspoelhouder 4, alsmede verschillende leidingen. Aan de onderkant van de voorraadhouder 1 is de aanvoerleiding 5 aangesloten op het filter 6 en op de pomp 2. De pomp 2 kan op bekende manier 15 worden aangedreven vanaf de af takas van een trekkervoertuig, Op pomp 2 zuigt via de aanvoerleiding vloeistof uit de voorraadhouder 1 en perst deze vloeistof via de verder lopende aanvoerleiding 7 naar de regelaar 3. In overeenstemming met de door middel van de regelschroef 8 ingestelde sproeidruk, welke kan worden afgelezen op de manometer 9, wordt de 20 gewenste hoeveelheid vloeistof op bekende wijze via het gelijke-druk apparaat 10 en da op het gelijke-druk apparaat 10 aangesloten slangen 11 naar de sproeikoppen aangevoerd. De teveel aangevoerde vloeistof wordt via de op de regelaar 3 aangesloten terugstroomleiding 12 in de voorraadhouder 1 teruggevoerd. Op het gelijke-druk apparaat 10 is tevens aange-25 sloten de gelijke-druk terugstroomleiding 13 welke in de voorraadhouder 1 uitmondt. Vlak voor de plaats van uitmonding in de voorraadhouder 1 is in de gelijke-druk terugstroomleiding 13 een snelkoppeling 14 gemonteerd, waarmee de gelijke-druk terugstroomleiding 13 zeer snel en eenvoudig vein de voorraadhouder 1 kan worden losgekoppeld respectievelijk daaraan 30 vastgekoppeld. Het gelijke-druk apparaat 10 heeft ten doel dat bij het uitschakelen van afzonderlijke deelbreedten of sproeibanen van sproeikoppen van de sproeistang via de snelafsluitkranen 15 een tegendruk van gelijke grootte door het gelijke-druk. apparaat 10 in stand wordt gehouden als door de betreffende deelbreedte zou worden opgeleverd. De 35 met de betreffende uitgeschakelde deelbreedte overeenkomende hoeveelheid vloeistof wordt dan via de gelijke-druk terugstroomleiding 13 in de voorraadhouder 1 teruggevoerd. De regelaar 3 is bovendien voorzien 8402327 -4- van de centrale kraan 16 waarmee op bekende wijze de aangevoerde hoeveelheid vloeistof in de stand "uit" alleen maar naar de terugstroomleiding 12 en in de stand "Aan" voornamelijk naar het gelijke-druk apparaat 10 en vervolgens naar de sproeikoppen wordt aangevoerd» 5 Naast de voorraadhouder 1 is de inspoelhouder 4 door middel van de bevestigingsconstructie 17 aangebracht» Aan de regelaar 3 is voor het gelijke-druk apparaat 10 de inspoelleiding 18 aangesloten op een afsluit-kraan 19, terwijl via de in de inspoelhouder 4 gemonteerde inspoelkoppen 20 deze leiding in de inspoelhouder 4 uitmondt. Aan de onderkant van de 10 inspoelhouder 4 is aangebracht de afsluitkraan 21 waarop de afzuigleiding 22 is aangesloten. De afzuigleiding 22 mondt met een injectorstuk 23 uit in de aanvoerleiding 5. De inspoelhouder 4 is aan de bovenkant ervan voorzien van een opening 24 die is afgesloten door het afneembare deksel 25. In het deksel 25 is een deel 26 van de snelkoppeling 27 gemonteerd 15 zodat dit kan worden aangesloten op het andere deel 28 van de snelkoppeling 14 dat is gemonteerd aan de gelijke-druk terugstroomleiding 13. Aan de inspoelhouder 4 zijn merktekens 29 aangebracht voor het aangeven van de inhoud. De inspoelhouder 4 bezit een opnamecapaciteit die ten minste 20 1 bedraagt en voldoende is voor het uitvoeren van metingen met het 20 werktuig.

In plaats van de snelkoppeling 14 en 27 voor het aansluiten van de gelijke-druk terugstroomleiding op hetzij de voorraadhouder 1 of op de inspoelhouder 4 kan in de op de voorraadhouder 1 aangesloten gelijke-druk terugstroomleiding 13 een driewegkraan 30 zijn gemonteerd, welke 25 met punt-streeplijnen· is aangegeven. Op deze driewegkraan 30 is een eveneens met punt-streeplijnen aangeduide leiding 31 aangesloten welke de gelijke-drukterugstroomleiding 13 met de inspoelhouder 4 verbindt. Door het omzetten van de driewegkraan 30 wordt de door de gelijke-druk terugstroomleiding 13 vloeiende vloeistof in hetzij de voorraadhouder 1 30 of de inspoelhouder 4 aangevoerd. Bij deze uitvoeringsvorm met de driewegkraan 30 vervalt het omzetten van de gelijke-druk terugstroomleiding 13.

Thans zullen de bekende doeleinden van de inspoelhouder en de afzonderlijke bewerkingsfasen worden toegelicht.

35 1. Inspoelen van vloeibare plantenbehandelings- respectievelijk bemes- tingsmiddelen. ___. .

Eerst wordt de voorraadhouder 1 met water gevuld. Vervolgens 8402327 -5- wordt de centrals kraan 16 aan de regelaar 3 op "Aan” ingesteld en worden de deelbreedten met behulp van de snelafsluitkranen 15 afgesloten en wordt de pomp 2 ingeschakeld, zodat op bekende wijze het in de voorraadhouder 1 gemonteerde roerwerk is ingeschakeld.. Nu wordt de inspoelhouder 4 met 5 het plantenbehandelings- respectievelijk bemestingsmiddelconcentraat gevuld. Daarna wordt de afsluitkraan 21 aan de onderkant van de inspoelhouder 4 geopend, zodat de gewenste hoeveelheid middel in de voorraadhouder 1 kan worden aangezogen. Wanneer de gewenste hoeveelheid middel is aangezogen wordt de afsluitkraan 21 weer gesloten. De aangezogen hoe-10 veelheid middel wordt aan de hand van de aan de inspoelhouder 4 aangebrachte merktekens 29 vastgesteld. De nog in de inspoelhouder 4 aanwezige resterende hoeveelheid middel wordt voor de volgende vulling van de voorraadhouder gebruikt.

2. Inspoelen van poedervormige plantenbehandelingsmiddelen.

15 Eerst wordt de voorraadhouder met water gevuld. Vervolgens wordt de centrale kraan 16 aan de regelaar 3 op "Aan" ingesteld, worden de deelbreedten met behulp van de snelafsluitkranen 15 gesloten en wordt de pomp 2 ingeschakeld, zodat op bekende wijze het in de voorraadhouder 1 gemonteerde roerwerk is ingeschakeld. Nu worden de aan de regelaar 3 20 aangebrachte afsluitkraan 19 voor de inspoelkoppen 20 en de afsluitkraan 21 aan de onderkant van de inspoelhouder 4 geopend. Daarna wordt de gewenste hoeveelheid poedervormig plantenbehandelings- respectievelijk be-mestingsmiddel in de inspoelhouder 4 aangeveerd, Door het via de inspoelkoppen 20 in de inspoelhouder 4 naar binnen gespoten water wordt het 25 poedervormige middel opgelost. Na het oplossen van het poedervormige middel worden de inspoelkoppen 20 door middel van de afsluitkraan 19 afgesloten, zodat de inspoelhouder 4 via de afzuigleiding 22 kan.worden leeggezogen. Indien dit noodzakelijk mocht zijn wordt door het openen van de afsluitkraan 19 de inspoelhouder 4 door middel van de inspoelkcp-30 pen 20 nog uitgespoeld. Na het sluiten van de afsluitkraan 19 laat men dan de inspoelhouder 4 leegzuigen, voordat de afsluitkraan 21 aan de onderkant van de inspoelhouder 4 wordt gesloten.

Bovendien kan met de inspoelhouder 4 en door middel van het ge-lijke-druk apparaat 10 de door het werktuig afgeleverde hoeveelheid 35 vloeistof op de wijze volgens de uitvinding worden gemeten, dat wil zeggen daarmee kan de feitelijk afgeleverde hoeveelheid vloeistof per op-pervlakte-eenheid worden vastgesteld, zonder dan de door iedere sproei- 8402327 -6- kop afgeleverde hoeveelheid vloeistof telkens afzonderlijk behoeft te worden opgevangen. Hierbij wordt de inspoelhouder 4 als maathouder gebruikt. Dit meten van hoeveelheden vloeistof volgens de uitvinding zal verderop worden beschreven.

5 Eerst wordt'de voorraadhouder 1 op ongeveer de hierboven beschre ven wijze met sproeivloeistof gevuld. Vervolgens wordt de gelijke-druk terugstroomleiding 13 aan de snelkoppeling 14 van de voorraadhouder 1 losgemaakt en aan het deksel 25 van de inspoelhouder 4 door middel van de snelkoppeling 27 weer aangesloten, doordat de delen 28 en 26 van de 10 snelkoppeling 14 en 27 aan elkaar worden verbonden. Nu wordt de centrale kraan 16 op "Uit" gezet en worden de deelbreedten door middel van de snelafsluitkranen 15 gesloten. Hierna wordt de pomp 2 ingeschakeld en laat men deze lopen met het toerental waarmee later ook zal worden gespoten. Nu wordt de centrale kraan 16 op "Aan" ingesteld en wordt de 15 sproeidruk ingesteld in overeenstemming met de door de fabrikant van het werktuig, bijgevoegde sproeitabel door middel van de regelschroef 8 en de manometer 9. Hierbij is belangrijk dat het gelijke-druk apparaat in overeenstemming met de gébruikte sproeikoppen is afgesteld. Vervolgens wordt de centrale kraan 16 op "Uit" gezet en de als maathouder dienende in-20 spoelhouder 4 laat men door het openen van de afsluitkraan 21 leegzuigen. Na het leegzuigen van de inspoelhouder 4 wordt de afsluitkraan 21 weer gesloten.

Nadat deze voorbereidingen voor het meten van hoeveelheden vloeistof zijn afgesloten wordt een vooraf bepaalde afstand onder bedrijfs-25 omstandigheden met ingeschakelde regelaar 3 afgereden, dat wil zeggen aan het begin van de bepaalde afstand waarover de meting zal worden uitgevoerd wordt de centrale kraan 16 op "Aan" en aan het einde van de bepaalde afstand op "Uit" gezet. Via het gelijke-druk apparaat 10 wordt de anders verspoten hoeveelheid vloeistof in de als maathouder dienende 30 inspoelhouder 4 opgevangen, aangezien de deelbreedten door middel van de snelafsluitkranen 15 zijn afgesloten, wordt de vloeistof via de gelijke-druk terugstroomleiding 13 in de als maathouder dienende inspoelhouder 4 aangevoerd en daar opgevangen. De opgevangen hoeveelheid vloeistof kan aan de hand van de merktekens 29 worden af gelezen. Uit de öpgevan-35 gen hoeveelheid vloeistof kan de feitelijk afgeleverde hoeveelheid vloeistof per oppervlakte-eenheid worden berekend, respectievelijk uit tabellen worden afgeleid. Komt de vastgestelde feitelijk afgeleverde 8402327 .' >·- ' "jy· -7- hoeveelheid vloeistof niet overeen met de gewenste af te leveren hoeveelheid, dan kan de sproeidruk door middel van de regelschroef 8 worden veranderd. Vervolgens laat men de inspoelhouder 4 leegzuigen, doordat de a£-sluitkraan. 21 wordt geopend. Na het leegzuigen moet de afsluitkraan 21 weer worden gesloten- Nu wordt de bepaalde afstand waarover de meting 5 zal worden uitgevoerd met ingeschakelde regelaar 3 zoals hierboven is beschreven opnieuw afgereden en wordt de feitelijk afgeleverde hoeveelheid opnieuw vastgesteld. Deze handeling na het corrigeren van de sproeidruk herhaalt men net zo lang totdat de gewenste en de feitelijk opgevangen hoeveelheid vloeistof in de als maathouder dienende inspoel-10 houder 4 overeenstemmen.

Wanneer de gewenste hoeveelheid is bereikt, wordt de inspoelhouder 4 voor de laatste keer leeggemaakt, doordat de opgevangen hoeveelheid vloeistof na het openen van de afsluitkraan 21 wordt afgezogen.

Na het leegzuigen van de inspoelhouder 4 wordt de afsluitkraan 21 weer 15 gesloten. Voordat met het sproeien op het veld kan worden begonnen moet eerst nog de gelijke-druk terugstroomleiding 13 door middel van de snelkoppeling 14 weer op de voorraadhouder 1 worden aangesloten 8402327

Claims (9)

1. Landbouwwerktuig voor bet in gewenste dosering verspreiden van vloeistoffen, in het bijzonder van vloeibare plantenbehandelings- en bemestingsmiddelen, bestaande uit een voorraadhouder, een met een door de aftakas van een trekkervoertuig aangedreven pomp verbonden aanvoer- 5 leiding, een op de aanvoerleiding aangesloten regelaar met gelijke-druk apparaat voor de sproeikoppen, een op de regelaar aansluitende en met de voorraadhouder verbonden terugstroomleiding alsmede een op het gelijke-druk apparaat aangesloten en met de voorraadhouder verbonden gelijke-druk terugstroomleiding, waarbij aan het werktuig een inspoel-10 houder is aangebracht, gekenmerkt doordat de gelijke-druk terugstroomleiding (13) op de inspoelhouder (4) kan worden aangesloten.

2. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat aan of vlakbij de inspoelhouder (4) merktekens (29) zijn aangebracht voor het aangeven van de inhoud daarvan, respectievelijk voor het vaststellen 15 van de afgeleverde hoeveelheid vloeistof.

3. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat aan de onderkant van de inspoelhouder (4) een afsluitkraan (21) is gemonteerd..

4. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1 of 3, gekenmerkt doordat aan de afsluitkraan (21) een afzuigleiding (22) is aangesloten, welke 20 door middel van een injectorstuk (23) in de aanvoerleiding (5) uitmondt.

5. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat in de gelijke-druk terugstroomleiding (13) een snelkoppeling (14) is gemonteerd, terwijl de gelijke-druk terugstroomleiding (13) met behulp 25 van deze snelkoppeling (14) op de inspoelhouder (4) kan worden aangesloten.

6. Landbouwwerktuig volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat aan de inspoelhouder (4) een deel (26) van de snelkoppeling (14, 27) is bevestigd, dat kan worden vastgekoppeld aan het aan de gelijke-druk 30 terugstroomleiding (13) aangebrachte deel (28) va de snelkoppeling (14). 8402327 m -9-

7. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat in de gelijkê-druk terugstroomleiding (13) een driewegkraan (30) is opgencmen en dat op de driewegkraan (30) een leiding (31) is asngeloten welke de gelijke-druk terugstroomleiding (13) met de inspoelhouder (4) verbindt,

8. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de inspoelhouder (4) een opnamecapaciteit of inhoud bezit die tenminste voldoende is voor het meten van hoeveelheden vloeistof dat in overeenstemming met het landbouwwerktuig moet kunnen worden uitgevoerd.

9, Landbouwwerktuig volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de op-10 namecapaciteit ten minste 20 1 bedraagt. 8402327 ___—____**