NL8401438A - Mechanisme voor het onder druk brengen en verstuiven van een zich in een houder bevindende vloeistof. - Google Patents

Description

-1- 23911/cv/tl

Korte Aanduiding: Mechanisme voor het onder druk brengen en verstuiven van een zich in een houder bevindende vloeistof.

De uitvinding heeft betrekking op een mechanisme voor het onder 5 druk brengen en verstuiven van een zich in een houder bevindende vloeistof voorzien van een op een houder bevestigbaar kopstuk,dat is voorzien van een afvoerdoortocht voor de vloeistof ,welke afvoerdoor-tocht met een met de hand bedienbaar kleporgaan afsluitbaar is.

Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 77052421 is een dergelijk TO mechanisme bekend,waarbij voor het onder druk brengen van de vloeistof lucht in de houder kan worden ingepompt via de doortocht waardoorheen bij het verstuiven van de vloeistof de vloeistof wordt af gevoerd. Dit houdt t in,dat de voor het onder druk brengen benodigde lucht tegen een vrij grote weerstand naar binnen moet worden gepompt. Dietengevolge is een 15 dergelijke spuitbus niet gemakkelijk te hanteren voor het verstuiven van een vloeistof,zodat de gebruiker geneigd is om terug te vallen op de veel gebruikte spuitbussen ,die zijn gevuld met een drijfgas ondanks de nadelige invloeden, die het gebruikmaken van drijfgas op het milieu heeft.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een mechanisme van bovenge-20 noemde soort te verkrijgen met behulp waarvan een houder snel en gemakkelijk onder druk te brengen is.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat in het kopstuk een tweede doortocht is aangebracht,welke met zijn ene einde buiten de houder uitmondt en met zijn andere einde in de houder nabij het boveneinde 25 van de houder,terwijl een afsluitorgaan is aangebracht met behulp waarvan de tweede doortocht afsluitbaar is.

Bij toepassing van het mechanisme volgens de uitvinding kan op het buiten de houder uitmondende einde van de tweede doortocht gemakkelijk een bron van onder druk staande lucht of dergelijke worden aangesloten 30 om de houder op snelle en eenvoudige wijze onder druk te kunnen brengen. Eventueel kan de tweede doortocht ook benut worden voor het inbrengen van vloeistoffen of dergelijke in de houder.

Tevens behoeft het ingebrachte fluidum niet door zich reeds in de houder bevindende vloeistof te worden geperst.

35 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens·de uitvinding.

840143s if « -2- 23911/CV/tl

Fig. 1 toont een doorsnede over een houder met een op de houder aangebracht mechanisme volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een doorsnede over fig.1 ter hoogte van de in het mechanisme ondergebrachte bedieningsknop.

5 Fig. 3 toont een met fig.2 overeenkomende doorsnede,waarbij echter de bedieningsknop is ingedrukt.

Fig. 4 toont een dorsnede over een handpomp,welke op het in fig.1 weergegeven mechanisme kan worden geschroefd.

Fig. 5 toont een met fig.4 overeenkomende doorsnede in de stand 10 waarin de handpomp is ingedrukt.

Fig. 6 toont een aansluitnippel,welke op het in fig.1 weergegeven mechanisme kan worden geschroefd.

t

Fig. 7 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een pomp,welke op , het in fig. 1 weergegeven mechanisme kan worden geschroefd.

15 In fig.1 is in doorsnede eenhouder of zogenaamde spuitbus 1 weergegeven op het boveneinde waarvan een mechanisme 2 volgens de uitvinding is aangebracht. Het mechanisme omvat een uit een tweetal huisdelen 3 en 4 bestaand kopstuk waarbij in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het huisdeel 3 is voorzien van een afhangend schort 5 met inwendige schroef-20 draad,met behulp waarvan het mechanisme op de nek van de houder 1 is geschroefd. Het zal duidelijk zijn,dat ook andere bevestigingsmogelijk-heden voor het bevestigen van het mechanisme 2 op de houder 1 denkbaar zijn.

Het huisdeel 4,dat boven op het huisdeel 3 is bevestigd is voorzien van een boring,waarin het boveneinde van een afvoerslang of dompelbuis 6 25 is gelegen. De dompelbuis strekt zicht verder uit door een in het huisdeel 3 aangebrachte boring en onder dit huisdeel tot nabij de bodem van de houder 1.

Om lekkage van vloeistof tegen te gaan is de dompelbuis 6 omgeven door een pakking 7,die is aangebracht in het ondereinde van het huisdeel 3 30 en door een pakking 8,welke is aangebracht nabij het punt,waar de dompelbuis het huisdeel 4 binnentreed t.

Het open boveneinde van de dompelbuis sluit aan op een L-vormig afvoerknaal 9 in het huisdeel 4,welk afvoerkanaal is afgesloten door een een fijne doortocht 10 bezittend spuitmondstuk 11.

35 Een tweede doortocht door het door de huisdelen 3 en 4 gevormde kop stuk wordt gevormd door een in het huisdeel 4 aangebrachte boring 12 en ♦ _________ 8401438 * ^ -3- 23911/CV/tl een daarmede in verbinding staand in het huisdeel 3 aangebracht kanaal 13. Het boveneinde van de boring 12 mondt uit buiten de houder 1 aan het boveneinde van het huisdeel 4.

Het afgebogen ondereinde van het kanaal 13 mondt uit in de omtreks-5 wand van het cilindervormig uitgevoerde uiteinde 14 van het huisdeel 3.

Dit in doorsnede ronde uiteinde 14 van het huisdeel 3 is omgeven door een elastisch materiaal bijvoorbeeld rubber bestaande slang 15,welke stevig op het uiteinde 14 wordt vastgehouden doordat het uiteinde 14 nabij zijn boveneinde is voorzien van een uitstekende kraag 16.

10 Zoals in het bijzonder uit de fig.2 en 3 blijkt is in de bovenzijde van het huisdeel 3 een uitsparing 17 aangebracht waarin de dompelbuis 6 zich uitstrekt langs een naar boven uitstekend gedeelte 18 van het huisdeel 3 . Het gedeelte 18 en de dompelbuis 6 worden omgeven door een min of. meer U-vormige beugel 19,die in de uitsparing 17 is aangebracht,zodanig, 15 dat de beide benen van de U-vormige beugel zich langs het uitstekende deel 18 van het huisdeel3 uitstrekken,terwijl het de benen verbindende tussenstuk,dat kan zijn voorzien van een beschermingslaag 20 ,zich uitstrekt aan de van het uitstekende deel 18 afgekeerde zijde van de dompelbuis 6.

20 De vrije uiteinden van de benen van de beugel 19 zijn naar elkaar toe afgebogen en tussen deze naar elkaar toe afgebogen uiteinden van de beugel 19 en het uitstekende deel 18 is een drukveer 21 gelegen.De drukveer wordt op zijn plaats gehouden met behulp van een in de drukveer gestoken stift 22, welke deel uitmaakt van een drukknop 23,die over·de beugel 19 is geschoven.

25 Normaal zal de veer 21 trachten de drukknop 23 en de beugel 19 in de in fig.1 en 2 weergegeven stand te houden,waarin de dompelbuis 6 wordt dichtgeklemd door het de benen van de beugel verbindende tussenstuk.

Door met de hand de drukknop 23 in te drukken kan de beugel in de in fig.3 weergegeven stand worden gebracht,waarin de dompelbuis 6 wordt vrij-30 gegeven en zo het inwendige van de houder 1 in open verbinding staat met het sproeimondstuk 11.

Zoals verder in fig.1 is weergegeven is het huisdeel 4 voorzien van uitwendige schroefdraad 24 en voor het onder druk brengen van de inhoud van de houder 1 kan op dit huisdeel de in fig,4 en 5 weergegeven hand-35 pomp worden geschroefd. Hiertoe bezit de handpomp een buisvormig aansluit-stuk 25 ,dat is voorzien van inwendige schroefdraad 26,die op de schroef-

8 4 014 3 B

V * -4- 23911/CV/tl draad 24 past.

Aan zijn boveneinde is het aansluitstuk 25 voorzien van een uitstekende flens 27 en een op enige afstand onder deze flens gelegen flens 28, welke flens 28 een kleinere uitwendige diameter heeft dan de flens 27.

5 In de tussen de flenzen gevormde groef is een afdichtring 29 gelegen, welke met zijn onderzijde rust op een steunring 30. De ring 30 wordt op zijn plaats gehouden met behulp van een om het aansluitstuk aangebrachte klemring 31.

Verder is de pomp voorzien van een kap 32,welke aan zijn ondereinde 10 is voorzien van een naar binnen uitstekende kraag 33,welke zich tot onder de steunring 30 uitstrekt.

Inwendig is de kap voorzien van een uitstekende geleidingsdoorn 34, * welke is voorzien van een centraal gat 35,dat in open verbinding staat met een in de wand van de kap aangebrachte boring 36.

15 Zoals uit de fig. 4 en 5 duidelijk zal zijn ligt de omtreksrand van de afdichtring 29 afdichtend aan tegen de binnenwand van de kap 32.

De zo opgebouwde en in de fig.4 en 5 afgeheelde pomp kan op het huisdeel 3 worden geschroefd en door de kap 32 vervolgens met de hand naar beneden te drukken terwijl de doortocht 36 met een vinger wordt 20 dichtgedrukt,zal de zich in de kap 32 bevindende lucht worden gecomprimeerd en via de doortocht 12 ,13 in de houder 1 worden gedrukt waartoe de eleastische mantel 5 even van het uitsteeksel 14 wordt afgedrukt. Zoals in fig. 5 is weergegeven past de doorn 34 met een zekere speling in de in het aansluitstuk 25 aangebrachte doortocht zodat tijdens de laatste 25 fase van het naar beneden drukken van de pompkap 32 een zekere geleiding van deze kap ten opzichte van het aansluitstuk 25 wordt verkregen. Tijdens het omhoog bewegen van de kap onder het vrijlaten van de opening 36 zal de lucht in de kap worden aangezogen en zo kan door met de pompkap 32 een aantal slagen uit te voeren binnen een korte tijd op gemakkelijke wijze 30 een verhoudingsgewijs hoge druk in het inwendige van de houder worden opgewekt om zo zich in de houder bevindende vloeistof onder druk te brengen. Na afschroeven van de pomp kan men dan de in de houder aanwezige vloeistof verstuiven door op de knop 23 te drukken waardoor de dompelbuis 6 wordt vrijgegeven en de onder druk staande lucht de zich in de houder 35 bevindende vloeiètof door de dompelbuis omhoog kan persen naar het mondstuk 11.

Een andere mogelijkheid voor het onder druk brengen van de inhoud van

94 0 1 4 3 B

V

-5- 23911/CV/tl de houder bestaat uit het aansluiten van de houder op een bron van onder druk staande vloeistof of onder druk staande lucht.Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van de in fig.6 weergegeven aansluitnippel.

Deze omvat een van inwendige schroefdraad voorzien aansluitstuk 37, 5 dat op de schroefdraad 24 van het huisdeel 4 past. Het aansluitstuk is voorzien van een trapsgewijs uitgevoerde twee delen 38 en 39 omvattende doortocht waarbij in het de grootste diameter bezittende deel 39 het ondereinde is gelegen van een pijpstuk 40 dat aan een uiteinde is voorzien van een flens 41,die aanligt tegen de borst gevormd bij de overgang 10 tussen de delen 38 en 39. Bovenop de flens rust een het pijpstuk 40 omgevende pakkingring 42 .Verder is boven de flens in het deel 39 een op-sluitring 43 gelegen,die is vastgezet met borgstiften 44.De uitvoering t is daarbij zodanig,dat de flens 41 met de daarop aangebrachte pakkingring 42 over een kleine afstand kan bewegen tussen de onderzijde van de opsluit-15 ring 43 en de bij de overgang tussen de delen 38 en 39 gevormde borst.

Aan hetbuisdeel 40 kan een slang zijn bevestigd ter verbinding van de aansluitnippel met de bron van onder druk staande vloeistof of lucht.

Bij het opschroeven van de in fig.6 weergegeven aansluitnippel kan de aansluitnippel aanvankelijk vrij draaien ten opzichte van het buisstuk 40.

20 Bij het einde van de beweging zal het boveneinde van het huisdeel 4 in contact komen met het ondereinde van een in de doortocht door het buisstuk 40 centraal opgestelde stift 45,waardoor het buisstuk 40 gezien in fig.6 omhoog wordt bewogen en de pakking 42 zal worden aangedrukt tegen de onderzijde van de klemring 43 ter voorkoming van lekkage. Ook de via deze 25 aansluitnippel toegevoerde lucht of vloeistof zal via de doortocht 12, 13 op boven beschreven wijze in de houder 1 kunnen worden gebracht.

In fig.7 is nog een verdere uitvoeringsmogelijkheid van een met de hand bedienbare pomp weergegeven. De pomp omvat een onderste aansluitstuk 46 voorzien van inwendige schroefdraad,bestemd om op de schroefdraad 24 30 van het huisdeel 4 te worden geschroefd. Om het aansluitstuk 46 is met behulp van een slagklem 47 het ondereinde van een uit elastisch materiaal vervaardigde balg 48 vastgeklemd. Het boveneinde van de balg is vastgeklemd tussen een tweetal op elkaar geschroefde klemstukken 49 en 50. Het bovenste klemstuk 50 is voorzien van een kleine boring 51,die in het ver-35 lengde is gelegen is van een in het klemstuk 49 aangebrachte boring 52.

♦ 8401438 w ~ -6- 23911/CV/tl

Indien de zo uitgevoerde en in fig.7 afgebeelde pomp op het huisdeel 4 is geschroefd zal bij het samendrukken van de balg,terwijl de opening 51 met een vinger wordt afgesloten,lucht in de houder worden geperst op soortgelijke wijze als hierboven besproken met betrekking tot de in de 5 fig.4 en 5 weergegeven pomp,terwijl weer lucht in de balg kan worden aangezogen door de balg uit te trekken onder het vrijgeven van de opening 51.

Het is eventueel ook mogelijk om in 'de lege vbeistofhouder een concentraat van een bepaalde stof in vaste of vloeibare vorm aan te 10 brengen voordat het mechanisme 2 op de houder wordt aangebracht. Vervolgens kan men op boven beschreven wijze een oplos-of verdunningsvioeistof in de houder persen waarbij tevens de in de houder reeds aanwezige lucht i wordt samengedrukt.

Bij het onder druk brengen van de houder door deze aan te sluiten 15 op een bron van onder druk staamde lucht of onder druk staande vloeistof zal er uiteraard bij voorkeur zorg voor worden gedragen,dat de druk in de houder niet boven een bepaalde waarde stijgt.

De bron van onder druk staande vloeistof kan eventueel worden gevormd door een gebruikelijke waterleiding indien zich in de houder een 20 met water op te lossen of te verdunnen concentraat bevindt. In een dergelijk geval zal de watertoevoer automatisch stoppen zodra de druk in de vloeistofhouder gelijk is aan de druk in de waterleiding.

Verder zal het duidelijk zijn,dat het hierboven beschreven mechanisme en de houder geen wegwerpvoorwerpen behoeven te zijn,maar meerdere malen 25 kunnen worden gebruikt.

30 8401438

Claims (10)

1. Mechanisme voor het onder druk brengen en verstuiven van een zich in een houder bevindende vloeistof voorzien van een op een houder bevestig-baar kopstuk,dat is voorzien van een afvoerdoortocht voor de vloeistof, welke afvoerdoortocht met een met de hand bedienbaar kleporgaan afsluit-5 baar is,met het kenmerk,dat in het kopstuk een tweede doortocht is aangebracht, welke met zijn ene einde buiten de houder uitmondt en met zijn andere einde in de houder nabij het boveneinde van de houder ,terwijl een afsluitorgaan is aangebracht met behulp' waarvan de tweede doortocht afsluitbaar is.

2. Mechanisme volgensfconclusie 1,met het kenmerk,dat het kopstuk is voorzien van een in de houder uitstekend uiteinde ,dat is omgeven door een huls uit elastisch materiaal,terwijl de tweede doortocht in de houder t uitmondt in een op de omtrekswand van het in de houder uitstekende uit- , einde gelegen punt.

3. Mechanisme volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat in het kopstuk een met een knop tegen veerdruk in verschuifbaar klemstuk is aangebracht met behulp waarvan een zich door .het kopstuk uitstrekkende afvoerbuis wordt dichtgeklemd.

4. Mechanisme volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat de afvoerbuis 20 wordt dichtgeklemd met behulp van een de benen van een U-vormige beugel verbindend tussenstuk,terwijl de van het tussenstuk af gekeerde uiteinden van de benen van de beugel zijn geschoven in een bedieningsknop.

5. Mechanisme volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat tussen de benen van de U-vormige beugel een deel van het kopstuk is gelegen ,tegen welk 25 deel de afvoerbuis wordt dichtgeklemd en door welk deel de tweede doortocht is aangebracht.

6. Mechanisme volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het kopstuk is voorzien van uitwendige schroefdraad voor het op het kopstuk schroeven van middelen voor het toevoeren van lucht of vloeistof 30 onder druk.

7- Mechanisme volgens conclusie 6,met het kenmerk,dat de middelen voor het toevoeren van onder druk staande lucht in de houder worden gevormd door een met de hand bedienbare pomp.

8. Mechanisme volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat de pomp een op het 35 kopstuk te bevestigen aansluitdeel omvat en een ten opzichte van dit aan-sluitdeel verplaatsbaar pomporgaan,dat is voorzien van een met een vinger 8401438 -8- 23911/CV/tl afsluitbare doortocht voor het doorlaten van lucht in het inwendige van het pomporgaan.

9. Mechanisme volgens conclusie 7 of 8,met het kenmerk,dat het pomporgaan wordt gevormd door een kap,welke iwendig is voorzien van een uit- 5 stekende geleidingsdoorn, welke met enige speling past in een doortocht aangebracht in het op het kopstuk te bevestigen deel van de handpomp.

10. Mechanisme volgens conclusie 7 of 8,met het kenmerk,dat de handpomp een flexibele balg omvat,welke met een einde is vastgezet aan het op het kopstuk te bevestigen deel van de pomp en aan zijn andere einde is voor- 10 zien van een een inlaatdoortocht bevattendbrgaan. t 8401438