NL8401406A - Zeefinrichting. - Google Patents

Description

f. I

* Lx 83 3133 Mm/Tg ^

Zeefinrichting·

De uitvinding heeft betrekking op een zeefinrichting, die bestaat uit een zeefkast met tenminste een tussen een zeefgoed-toevoer naar een zeefgoedafvoer hellend opgesteld zeefdoekoppervlak, dat door middel van eronder en over het oppervlak ervan verdeeld 5 opgestelde op en neer trillende aanstoters rechtstreeks kan worden aangeslagen, welke aanstoters aan onder het zeefdoekoppervlak opgestelde slaghefbomen zijn bevestigd, die tot groepen verenigd uit op een onderstel bevestigde en dwars op de transportrichting van het zeefgoed gerichte stangen uitsteken, die zwenkhefbomen bezitten, 10 die door tussenkomst van een gemeenschappelijke schuifstang door middel van een triller in trilling kunnen worden gebracht.

Uit DE-C 2016 199 is bekend de stangen, die de aanstoters en zwenkhefbomen dragen, rond de langsassen ervan draaibaar op de zeefkast te ondersteunen, en de draailagers als draai- en schuif-15 veren uit rubber uit te voeren. Verder kan elke stang door een bijbehorende elektromagnetische aandrijving in trilling worden gebracht, hetgeen echter tot betrekkelijk grote vervaardigingskosten leidt.

Voorts is een zeefinrichting bekend, waarbij de zwenkhefbo-20 men van alle de aanstoters dragende stangen door tussenkomst van een gemeenschappelijke schuifstang zijn verbonden, die door middel van een enkelvoudige triller in trilling kan worden gebracht. Als triller is een door een motor aan te drijven krukaandrijving aangebracht, waarvan de drijfstang scharnierend met de schuifstang is 25 verbonden.

Daarbij is in vergelijking met de zeefinrichting volgens het voornoemde DE-C 2016 J199 het aantal vereiste trillers aanmerkelijk verminderd, zodat ook de vervaardigingskosten geringer worden, doch nochtans is in elk geval een scharnierend verbonden drijfstang 30 nodig, en ook dan, wanneer in plaats van een met een motor aan te drijven krukaandrijving als triller een elektromagnetische aandrij- 34 0 1 4 0 6 / ί «* - 2 - ·« » ving zal worden gebruikt om de bij het heen en weer slingeren van de zwenkhefbomen noodzakeïi'jkérwijs optredende vertikale trilling van de schuifstang te kunnen vereffenen.

Verder hebben de bekende zeefinrichtingen het nadeel, dat 5 als een gevolg van de onder het zeefdoekoppervlak aangebrachte stangen en de vast met het onderstel verbonden draailagers daarvan de aanstoters schuin op het zeefdoekoppervlak gericht tegen dit oppervlak aanslaan, en daarbij met wrijving langs het zeefdoekoppervlak worden bewogen, waaruit een niet geringe verslijting van het 10 zeefdoek volgt.

De uitvinding beoogt een zeefinrichting van de voornoemde soort met de daarbij reeds bereikte voordelen te verschaffen, waarbij alle van aanstoters voorziene stangen door middel van een gemeenschappelijke schuifstang door een gemeenschappelijke triller 15 kunnen worden aangedreven, en voorts met behoud van een rustige loop en met vermindering van het verslijten mogelijkheden voor een nog betere aanpassing van de zeefinrichting aan het zeefgedrag van het desbetreffet^de zeefgoed te verschaffen, hetgeen ook tot een eenvoudigere en goedkopere vervaardiging leidt.

20 Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding de vol gende kenmerken: a. de van aanstoters voorziene stangen zijn in de omgeving van de beide eindgedeelten door middel van langwerpige in de langsrich-ting van het zeefdoekoppervlak gerichte en tenminste bij benade- 25 ring op dezelfde hoogte gelegen metalen buigveren ondersteund, waarbij deze buigveren met het ene uiteinde aan de zeefkast, en met het andere vrije uiteinde aan een stang zijn bevestigd, en b. als triller is een elektromagnetische en rechtlijnig op de schuifstang inwerkende triller aangebracht, die zowel wat de 30 frequentie als de trillingsuitslag betreft instelbaar is.

Door deze maatregelen wordt nu het zeefdoekoppervlak op een tot nu toe onbereikbare wijze ontzien, daar nu de zwenkassen van de van aanstoters voorziene stangen door middel van de zowel 8401406 . * ·» ^ -3-..

eenvoudige als voor storingen ongevoelige en weinig onderhoud vereisende buigveren op dezelfde hoogte kunnen worden opgesteld, zodat de aanstoters tijdens het aanslaan nagenoeg loodrecht op het zeef-doekoppervlak gericht daartegen aanslaan, en derhalve wrijvende en 5 het verslijten van het zeefdoekoppervlak bevorderende dwarscompo-nenten vermijden.

Voorts laat de verende ondersteuning van de van aanstoters voorziene stangen met weglating van de tot nu toe vereiste drijfstang een rechtstreekse verbinding van de triller met de schuif-10 stang toe, waaruit ook aanmerkelijke vereenvoudigingen van de vervaardiging voortvloeien, waarbij voorts door middel van de voornoem-de buigveren ook groten veeruitslagen dan met als rubberveren uitgevoerde draailagers kunnen worden bereikt, en met name ook in de vertikale richting, teneinde de vertikale trillingen van de schuif-15 stang te kunnen vereffenen. Voorts wordt door de nu rechthoekig op het zeefdoekoppervlak slaande aanstoters en door de zonodig ook mogelijke verandering van de trillingsfrequentie en/of -uitslag een verbetering van het scheidingseffect bereikt, terwijl ook het gevaar van verstopping van het zeefdoekoppervlak door zeefgoed aan-20 merkelijk wordt verminderd. Tenslotte is een elektromagnetische aandrijving goedkoper dan een met een elektromotor aan te drijven kruk-aandrijving.

Het is voorts gunstig, wanneer de vrije voor de bevestiging van de stangen dienende eindgedeelten van de buigveren naar de 25 zeefgoedtoevoer van het zeefdoekoppervlak zijn gericht.

Een o.a. de rustige loop van de voornoemde inrichting nog verbeterende uitvoering bestaat daarin, dat de stangen door tussenkomst van de zwenkhefbomen en door middel van metalen buigveren met .de schuifstang zijn verbonden, welke veren enerzijds aan de schuif-30 stang, en anderzijds aan de zwenkhefbomen zijn bevestigd.

Een bij voorkeur en voor de doelstelling gunstige uitvoering heeft daarbij als kenmerk, dat aan het vrije naar de schuifstang toe gekeerde eindgedeelte van elke zvenkhefboom tenminste een 84 0 1 4 0 6 . C" < - 4 - dwars op de langsrichting ervan gerichte en in hoofdzaak rechte buigveer ongeveer in het midden van de langsafmeting daarvan is ondersteund, en dat de eindgedeelten van elke buigveer ongeveer in dezelfde richting als de langsrichting van de schuifstang is gericht 5 en daaraan is bevestigd, waarbij bij voorkeur bovendien de buig-veren met een eindgedeelte vast aan de schuifstang zijn vastgespannen, terwijl het andere eindgedeelte in de langsrichting verstelbaar is ondersteund.

Hierdoor vervallen ook de tot nu toe voor vereist gehouden 10 en onder andere door het zeefgoed verslijtende draaikoppelingen, die bij de door het verslijten veroorzaakte vergroting van de lager-speling het ruispeil van de zeefinrichting voortdurend verhogen.

Voor het ontlasten van de voornoemde buigveren, die voor het beweegbaar verbinden van de schuifstang en de zwenkhefbomen 15 dienen, is het gunstig de schuifstang door middel van ongeveer in dezelfde richting als de zwenkhefbomen gerichte leiarmen te ondersteunen, welke leiarmen bij voorkeur ongeveer dezelfde werkzame lengte als de zwenkhefbomen hebben.

Deze leiarmen zijn als enerzijds aan de zeefkast en an-20 derzijds aan de schuifstang bevestigde en dwars op de langsrichting ervan gerichte buigzame staven uitgevoerd.

Een verdere gunstige uitvoering van deze inrichting, waarbij de zeefbewerking schadende bijkomende trillingen op het zeef-doekoppervlak vergaand kunnen worden uitgesloten, bestaat daarin, 25 dat de schuifstang door middel van vast ondersteunde rechtgelei-dingen uitsluitend in de richting van de langsrichting ervan verstelbaar is ondersteund.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening,· hierin toont: 30 fig. 1 en 2 een langsdoorsnede resp. bovenaal zicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; en fig. 3 .. 5 afbeeldingen van een tweede uitvoeringsvorm van deze inrichting.

8401406 - 5 -

De afgebeelde zeefinrichting omvat een rechthoekige zeef-kast 1, waarin een in hoofdzaak in een vlak gelegen zeefdoekopper-vlak 2 vervangbaar is ondersteund, waartoe de korte randgedeelten ervan in evenwijdig aan de korte zijden van de zeefkast verlopende 5 spanonderdelen 3 zijn aangebracht·

In de gebruiksstand is de zeefkast 1 en ook het zeefdoek-oppervlak 2 naar links hellend opgesteld. Boven het rechtse en hoogste zeefkastgedeelte kan een zeefgoedtoevoertrechter worden geplaatst, terwijl aan het onderste eindgedeelte van de zeefkast 1 10 en beneden het zeefdoekoppervlak 2 niet afgebeelde zeefgoedafvoer-middelen dienen te worden opgesteld·

Onder het zeefdoekoppervlak 2 zijn in de zeefkast 1 verscheidene loodrecht op de transportrichting van het zeefgoed en op de langsrichting van de zeefkast 1 gerichte en evenwijdig aan het 15 zeefdoekoppervlak 2 verlopende stangen 4 ondersteund. Op alle stangen 4 zijn verscheidene over de lengte ervan verdeeld opgestelde dwars uitstekende slaghefbomen 5 bevestigd, die aanstoters 6 dragen, die de onderzijde van het zeefdoekoppervlak 2 kunnen raken· Deze aanstoters kunnen als latten zijn uitgevoerd, die zich over nage-20 noeg de gehele breedte van het zeefdoekoppervlak 2 kunnen uitstrekken.

Op elke stang 4 is nog een dwars uitstekende zwenkhef-boom 7 aangebracht, die naar beneden is gericht. Alle zwenkhefbomen 7 van de stangen 4 zijn scharnierend met een gemeenschappelijke 25 schuifstang 8 verbonden. Deze schuifstang 8 is in de langsrichting van de zeefkast 1 gericht.

Het naar de zeefgoedtoevoer gekeerde eindgedeelte van de schuifstang 8 is door tussenkomst van een bladveer 9 met het trillende anker van een op de zeefkast bevestigde elektromagnetische 30 aandrijving 10 verbonden, die in de richting van de schuifstang 8 werkt, en waarvan de frequentie en/of de trillingsuitslag door middel van een bekende elektrische regelinrichting tijdens de werking naar keuze kunnen worden veranderd.

8401406 * 4# ^ Μ

De stangen 4 zijn in de omgeving van de beide eindgedeel-ten door middel van langwerpige langs het zeefdoekoppervlak gerichte en tenminste bij benadering op dezelfde hoogte als dit oppervlak opgestelde buigveren 101 uit staal op de zeefkast 1 ondersteund, 5 en wel zodanig, dat deze buigveren met het ene eindgedeelte op de zeefkast 1, en met het andere vrije eindgedeelte aan een stang 4 zijn bevestigd. Daarbij zijn de vrije voor het bevestigen van de stangen 4 dienende eindgedeelten van de buigveren 101 naar de zeef-goedtoevoerzijde van het zeefdoekoppervlak 2 gericht.

10 Voor het beweegbaar verbinden van de schuifstang 8 met de zwenkhefbomen 7 zijn eveneens buigveren 102 uit staal aangebracht. Deze veren zijn dwars op de zwenkhefbomen 7 en evenwijdig aan de schuifstang 8 gericht, waarbij de zwenkhefbomen 7 ongeveer in het midden van de lengte van de buigveren 102 daarmede zijn verbonden.

15 De eindgedeelten van de buigveren 102 zijn aan de schuifstang 8 bevestigd.

De buigveren 102 kunnen echter ook alleen met het ene eindgedeelte aan de schuifstang 8 zijn vastgeklemd, terwijl het andere eindgedeelte op de schuifstang 8 in de langsrichting daar-20 van verstelbaar is geleid. De schuifstang 8 is verder aan leiarmen 103 opgehangen.

Deze leiarmen 103 hebben ongeveer dezelfde richting als de zwenkhefbomen 7, en hebben ook ongeveer dezelfde werkzame lengte als deze zwenkhefbomen 7. De bovenste eindgedeelten van de leiarmen 25 103 zijn aan balken 104 bevestigd, die in de langsrichting van de zeefkast 1 verlopen, en aan deze kast zijn bevestigd. Voorts zijn de leiarmen 103 als buigzame staven uitgevoerd, waarvan de eindgedeelten aan de balken 104 resp. aan de schuifstang 8 zijn vastgeklemd.

30 De bladveren 101 kunnen ook buiten de zeefkast 1 worden opgesteld, waartoe slechts in de zijplaten van de zeefkast 1 ope-ningen dienen te worden aangebracht, waardoorheen de stangen 4 kunnen steken. In elk geval is het gunstig deze openingen door middel 84 0 1 4 0 6 • » » - 7 - ^ « meegevende dichtingen af te sluiten. Ook kan het gunstig zijn de schuifstang 8 ook buiten de zeefkast aan te brengen. De buigveren 101 en 102 kunnen als een- of meerbladige bladveren zijn uitgevoerrd.

Alle in de beschrijving en/of tekening geopenbaarde af-5 zonderlijke of samengestelde kenmerken zijn van belang voor de uitvinding.

De in fig. 3 .. 5 afgebeelde zeefinrichting komt in hoofdzaak overeen met die van fig. 1 en 2. Hierbij zijn echter binnen de zeefkast 2 twee trillers 10 aangebracht, die gemeenschappelijk door 10 tussenkomst van een bijbehorende schuifstang 8 op de stangen 4 inwerken ·

De stangen 4 hebben een hoekprofiel, en zijn aan de uiteinden vast met de slaghefboom 5 verbonden. Aan het vertikaal naar boven gerichte profieibeen van de stangen 4 is een aanstoter 6 be-15 vestigd, die als een U-vormige stang is uit gevoerd.

De zwenkhefbomen 7 zijn in de transportrichting schuin naar beneden gericht. Aan de vrije uiteinden zijn in tegengestelde zin gerichte buigveren 102 bevestigd, waarvan de vri:je uiteinden met de schuifstangen 8 zijn vebonden. Deze stangen zijn nabij de langs-20 wanden van de zeefkast 1 en onder goten 106 aangebracht.

Aan de slaghefbomen 5 zijn in de transportinrichting gerichte buigveren 101 bevestigd, waarvan de voorste eindgedeelten aan de vasthoudmiddelen 105 zijn bevestigd, die uit de langswanden van de zeefkast 1 uitsteken. Aan de dwarsgerichte randgedeelten van 25 het zeefdoekoppervlak 2 grijpen aan het onderstel vast bevestigde spanmiddelen 3 aan.

Bovendien zijn de schuifstangen 8 ondersteunende lei-armen 103 aangebracht waarvan de bovenste eindgedeelten aan de zeefkast 1 zijn bevestigd.

30 In fig. 4 is de zeef inrichting zonder zeefdoekoppervlak 2 afgebeeld. De langsrandgedeelten van het zeefdoekoppervlak 2 zijn met behulp van in de langsrichting gerichte dichtingsranden 107 ingespannen.

# 8401406

Claims (9)

1. Zeefinrichting, bestaande uit een zeefkast met tenminste een vanaf een zeefgoedtoevoer naar een zeefgoedafvoer hellend opgesteld zeefdoekoppervlak, dat door middel van onder dit oppervlak en over dit oppervlak verdeeld opgestelde op en neer trillende aan-5 stoters rechtstreeks kan worden aangeslagen, waarbij deze aansto-ters op onder het zeefdoekoppervlak opgestelde slaghefbomen zijn bevestigd, die tot groepen verenigd uit op een onderstel ondersteunde en dwars op de transportrichting van het zeefgoed gerichte ' stangen uitsteken, welke stangen zwenkhefbomen bezitten, die door 10 tussenkomst van een gemeenschappelijke schuifstang door middel van een triller in trilling kunnen worden gebracht, gekenmerkt door: a. de van aanstoters (6) voorziene stangen (4) zijn in de omgeving van de beide eindgedeelten door middel van langwerpige langs het zeefdoekoppervlak (2) gerichte en althans ongeveer op dezelfde 15 hoogte als dit oppervlak opgestelde metalen buigveren (101) ondersteund, welke buigveren (101) met het ene uiteinde aan de zeefkast, en met het andere vrije uiteinde aan een stang (4) zijn bevestigd, en b. de triller is een elektromagnetische triller (10), die recht-20 lijnig op de schuifstang (8) inwerkt, en zowel op de frequentie als ook de trillingsuitslag betreft instelbaar is.

2. Zeefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vrije voor het bevestigen van de stangen (4) dienende uiteinden van de buigveren (101) naar de zeefgoedtoevoer van het zeef- 25 doekoppervlak (2) zijn gericht.

3. Zeefinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stangen (4) door tussenkomst van de zwenkhefbomen (7) en door middel van metalen buigveren (102) met de schuifstang (8) zijn verbonden, welke veren enerzijds aan de schuifstang (8), 30 en anderzijds aan de zwenkhefbomen (7) zijn bevestigd.

4. Zeefinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, *8-4 0 14 0 6 * - 9 - dat aan het vrije naar de schuifstang (8) gekeerde uiteinde van elke zwenkhefboom (7) tenminste een dwars op de langsrichting ervan gerichte en in hoofdzaak rechte buigveer (102) ongeveer in het midden van de lengte ervan is ondersteund, en dat de uiteinden van 5 elke buigveer (102) ongeveer in dezelfde richting als de langsrichting van de schuifstang (8) verlopen en daarmede zijn verbonden.

5. Zeefinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de buigveren (102) met een uiteinde vast op de schuifstang (8) zijn geklemd, terwijl het andere uiteinde in de langsrichting ver- 10 stelbaar is ondersteund.

6. Zeefinrichting volgens een van de conclusies 1..5, met het kenmerk, dat de schuifstang (8) door middel van ongeveer in dezelfde richting als de zwenkhefbomen (7) gerichte leiarmen (103) op het onderstel is ondersteund.

7. Zeefinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de leiarmen (103) ongeveer dezelfde werkzame lengte als de zwenkhefbomen (7) hebben.

8. Zeefinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de leiarmen (103) als enerzijds op het onderstel en an- 20 derzijds aan de schuifstang (8) vastgeklemde en dwars op de langsrichting daarvan gerichte buigzame staven zijn uitgevoerd,

9. Zeefinrichting volgens een van de conclusies 1..8, met het kenmerk, dat de schuifstang (8) door middel van vaste ondersteunde rechtgeleidingen uitsluitend in de langsrichting ervan 25 verstelbaar is ondersteund. 8401405