NL8400721A - Kachel voor het verbranden van zowel vloeibare als vaste brandstoffen. - Google Patents

Description

* 'ï * .-1--

Kachel voor het verbranden van zowel vloeibare als vaste brandstoffen.

De uitvinding heeft betrekking op een kachel voor het verbranden van zowel vloeibare als vaste brandstoffen, welke kachel een branderruimte omvat waarin zich de brander voor vloeibare brandstof bevindt, met boven deze 5 branderruimte een daarop aansluitende verzamelruimte voor verbrandingsgas, van welke verzamelruimte de horizontale bovenwand is aangesloten op een verhrandingsgas-afvoerleiding, waarbij in de verzamelruimte een scheidings-plaat kan worden aangebracht voor het daarboven verbranden 10 van vaste brandstoffen, welke scheidingsplaat zich over de gehele lengte van de verzamelruimte uitstrekt.

Een brander voor vloeibare brandstof, die kan worden toegepast in de bovenbeschreven kachel is bijvoorbeeld bekend uit het Duitse octrooischrift 2.513.364.

15 Wanneer op een bepaald moment gebrek ontstaat aan vloeibare brandstof, bijvoorbeeld doordat de gebruiker zich bevindt in een door weersomstandigheden moeilijk bereikbaar gebied, is het gunstig wanneer de kachel ook gebruikt kan worden voor het verbranden van vaste brand-20 stoffen, zoals bijvoorbeeld hout Q.f kolen.

Bij de bekende kachel laat men daartoe van boven af een scheidingsplaat in de verzamelruimte zakken, zodat deze scheidingsplaat de branderruimte afdekt. Boven de scheidingsplaat verstookt men dan de vaste brandstof.

25 Wanneer men weer wil overschakelen op het verbranden van vloeibare brandstof moet de scheidingsplaat worden verwijderd, wat uiteraard slechts kan gebeuren wanneer de kachel geheel is afgekoeld. Bij het verwijderen bestaat echter het gevaar, dat as in de branderruimte terecht 30 komt en de brander vervuilt, welk gevaar eveneens aanwezig is wanneer de scheidingsplaat de er onder liggende branderruimte niet geheel afdicht.

De uitvinding beoogt nu een dergelijke kachel zodanig te verbeteren, dat de kachel direkt geschikt is voor 35 het verbranden van vaste brandstof, zonder dat bij het overschakelen van vloeibare op vaste brandstof of omgekeerd 8400721 i- c - 2 - de kachel moet worden omgebouwd.

Volgens de uitvinding wordt dit nu bereikt doordat de kachel daardoor is gekenmerkt, dat de scheidingsplaat zich op enige afstand boven de branderruimte bevindt en 5 vast met de voor- en achterwand van de verzamelruimte is verbonden en zich, ten minste gedeeltelijk, niet over de volle breedte van de verzamelruimte uitstrekt, waarbij op de langsranden van de scheidingsplaat nagenoeg vertikaal naar boven toe lopende platen aansluiten waarvan de 10 bovenranden met elkaar zijn verbonden door een nagenoeg horizontaal lopende, op enige afstand onder de bovenwand van de kachel liggende, bovenplaat, zodanig dat een gesloten stookruimte voor vaste brandstof wordt gevormd, welke brandstof in de stookruimte kan worden gebracht 15 door een in de voorwand aangebrachte deur, terwijl in het bovenste deel van de stookruimte de wanden daarvan zijn voorzien van openingen voor het laten ontwijken van verbrandingsgas naar de verbrandingsgasafvoerleiding.

Op deze wijze wordt dus binnen de verzamelruimte 20 voor verbrandingsgas een grotendeels gesloten stookruimte voor vaste brandstof verkregen. De aanwezigheid van deze stookruimte blijkt geen invloed te hebben op de verbranding van de vloeibare brandstof, waarbij uiteraard voor het verbrandingsgas· van de vloeibare brandstof 25 een voldoend vrije, doorsnede tussen de zijwanden van de stookruimte en die van de verzamelruimte over moet blijven, zodat de vrije afvoer van verbrandingsgas niet of slechts weinig door de aanwezigheid van de stookruimte wordt belemmerd.

30 Het zal duidelijk zijn, dat de zijwanden van de stookruimte aan hoge temperaturen bloot kunnen zijn gesteld bij het verbranden van de vaste brandstof in de stookruimte. Om vervormingen van de zijwand te voorkomen, wordt er nu in voorzien dat de zijwanden van de stookruimte 35 uitwendig worden ondersteund door met de zijwanden verbonden langsranden van de poten van in hoofdzaak U-vormige kanalen, die zich in vertikale richting uitstrekken tussen de onderwand en de bovenwand van de verzamelruimte en die tegelijkertijd de zijwanden van de verzamelruimte 40 kunnen vormen.

8400721 - 3 - '

De ü-vormige kanalen dienen daardoor als verstijvings-ribben en zorgen tegelijkertijd voor de warmteoverdracht vanaf de zijwanden van de stookruimte op de te verwarmen omgevingslucht. De zijwanden van de stookruimte zullen 5 daardoor ook tijdens het gebruik van de stookruimte een minder hoge temperatuur aannemen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zullen de openingen voor het laten ontwijken van verbrandingsgas uit de stookruimte zijn aangebracht in 10 de zijwanden van de stookruimte en uitmonden in de ü-vormige kanalen.

Een eenvoudige constructie kan worden bereikt wanneer de ü-vormige kanalen van een zijwand één geheel met elkaar vormen en worden verkregen door een vlakke 15 plaat een aantal malen om te zetten, waarbij de poten van de ü-vormige kanalen een stompe hoek maken met de buitenste in één vlak liggende delen van de U-vormige kanalen.

Gezien vanaf de buitenzijde van de verzamelruimte 20 lopen de poten van aan elkaar grenzende ü-vormige kanalen dus niet evenwijdig aan elkaar, maar zijn zij naar elkaar toegericht, waardoor een betere warmteuitstraling naar buiten toe wordt verkregen.

Voor een goede geleiding van het verbrandingsgas 25 vanuit de branderruimte bij het verstoken van vloeibare brandstof, kan er volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding in worden voorzien, dat de scheidings-plaat, gezien in dwarsdoorsnede, V-vormig is uitgevoerd.

Het vanuit de branderruimte opstijgende verbrandingsgas 3Q wordt op deze wijze door de scheidingsplaat verdeeld en geleid naar de beide zijwanden van de verzamelruimte.

Volgens een verdere uitwerking kan er hierbij in worden voorzien, dat boven de scheidingsplaat een rooster is aangebracht, zodanig dat in de ruimte tussen de 35 scheidingsplaat en het rooster een aslade kan worden geplaatst.

Verder zal in de deur, ongeveer ter plaatse van de aslade„ een regelbare luchtschuif kunnen worden aangebracht voor het regelen van de verbranding in de stookruimte 40 en zullen inschakelbare middelen aanwezig zijn ter voor- 8400721

* V

- 4 - koming van stroming van lucht via de branderruimte naar de verzamelruimte bij het in gebruik zijn van de stookruimte.

Uiteraard moet de luchtschuif geheel kunnen worden afgesloten wanneer de kachel wordt gebruikt voor het ver- 5 stoken van vloeibare brandstof, daar anders via de luchtschuif en de openingen in de zijwanden van de stookruimte valse lucht zou kunnen worden aangezogen. Om dezelfde reden moet de deur van de stookruimte goed afdichten ten opzichte van de voorwand van de verzamelruimte.

10 Verder is het noodzakelijk dat stroming van lucht via de branderruimte naar de verzamelruimte wordt tegengegaan wanneer de stookruimte in gebruik is, daar anders lucht via de branderruimte naar de verbrandingsgasafvoer-leiding zal stromen en onvoldoende trek in de stookruimte 15 zal optreden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zullen de inschakelbare middelen ter voorkoming van stroming van lucht via de branderruimte naar de verzamelruimte worden gevormd door een plaat, die via een in de 20 voor- ofwel achterwand van de kachel aangebrachte, in hoofdzaak horizontale, sleuf ter plaatse van de verbinding tussen branderruimte en verzamelruimte over de opening van de branderruimte heen kan worden geschoven ter afsluiting daarvan.

25 Bij het gebruik van de kachel voor het verbranden van vaste brandstof in de stookruimte kan, na het aanbrengen van de genoemde plaat, slechts lucht via de luchtschuif in de deur onder het rooster in de branderruimte stromen, zodat een optimale trek wordt verkregen.

30 Het zal duidelijk zijn, dat de in de voor- of ach terwand aan te brengen sleuf bij het ontbreken van de plaat, dus bij het verbranden van vloeibare brandstof, bij voorkeur zal worden afgedicht, bijv. door het er in schuiven van een plaat met een zeer geringe lengte.

35 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 schematisch, een perspectivisch, aanzicht toont van een kachel volgens de onderhavige uitvinding? 40 fig. 2 schematisch een dwarsdoorsnede toont 8 4 0 0 7 2 1 - 5 - * τ volgens de lijn II-II van fig. 1; en fig. 3 schematisch een langsdoorsnede toont volgens de lijn III-III van fig. l.

De in de tekening weergegeven kachel omvat een 5 branderruimte 1 waarin zich de brander 2 bevindt voor vloeibare brandstof. Boven de branderruimte l bevindt zich de verzamelruimte 3 voor verbrandingsgas, op welke verzamelruimte de afvoerleiding 4 is aangesloten, terwijl zich binnen de verzamelruimte 3 de stookruimte 5 voor 10 vaste brandstof bevindt.

De brander 2 kan bijv. overeenkomen met de brander zoals deze is beschreven in het reeds bovengenoemde Duitse octrooischrift 2.513.364. In het rondom deze brander aangebrachte huis 1 bevindt zich een opening 6 waar doorheen 15 zich een niet nader weergegeven regelorgaan en een toevoer-leiding voor de vloeibare brandstof uitstrekken.

In de bodemplaat 7 van de verzamelruimte 3 bevindt zich de sleuf 8 waar doorheen het in de brander 2 ontstane verbrandingsgas in de ruimte 3 terecht kan komen.

20 De ruimte 3 is aan de bovenzijde afgesloten door de bovenwand 9 met daarin de opening 10, die aansluit op de afvoerleiding 4.

De zijwanden 11 van de verzamelruimte worden gevormd door een plaat, die een aantal malen is omgezet, zo-25 danig dat U-vormige kanalen 12 ontstaan, die zijn samengesteld uit de poten 13 en uit de verbindingsdelen 14 en 15.

Aan de voorzijde wordt de verzamelruimte 3 afgesloten door een voorwand 16 en aan de achterzijde door de achterwand 17.

30 De stookruimte 5 is samengesteld uit de V-vormige scheidingsplaat 18, uit de zijplaten 19 en uit de bovenplaat 20, die zich op enige afstand onder de bovenwand 9 van de verzamelruimte 3 bevindt.

De platen 18, 19 en 20 strekken zich over de gehe-35 le lengte uit tussen de voorwand 16 en de achterwand 17 van de verzamelruimte 3. In de voorwand 16 van de verzamelruimte 3 is de opening 21 aangebracht, die toegang geeft tot de stookruimte 5, en afgesloten kan worden door middel van de deur 22.

40 In de fig. 1 en 3 is de deur 22 in de geopende 8400721 * v - 6 - stand weergegeven, maar tijdens het gebruik van de inrichting zal de deur gesloten zijn.

Zoals in het bijzonder blijkt uit de fig. 1 en 2 strekken de zijplaten 19 van de stookruimte 5 zich slechts 5 over een beperkte hoogte van de zijwanden 11 van de verzamelruimte 3 uit. Zoals in het bijzonder blijkt uit fig.

2 kan daardoor het verbrandingsgas, dat ontstaat bij het verbranden van vloeibare brandstof, door de U-vormige kanalen 12 langs de wanden 19 van de stookruimte 5 naar 10 boven toe stromen, zoals is aangegeven met de pijlen P, en van daar af tussen de wanden 9 en 20 door naar de af-voerleiding 4.

Voor het verstoken van vaste brandstof in de stookruimte 5 is binnen de stookruimte een rooster 23 aan-15 gebracht met daaronder een aslade 24, die in de fig. 2 en 3 niet nader is weergegeven.

In de deur 22 is een luchtschuif 25 aangebracht, voor het regelen van de toevoer van lucht naar de onderzijde van het rooster 23 toe. Op de deur 22 bevindt zich 20 verder de strip 26, die bij het sluiten van de deur aansluit op de voorrand van het rooster 23, zodat geen valse lucht tussen het rooster en de deur heen kan worden aangezogen. Ten slotte bevindt zich in de deur 22 nog een kijkglas 27.

25 Voor de afvoer van verbrandingsgas vanuit de stookruimte 5 zijn in de zijplaten 19 van de stookruimte openingen 28 aangebracht, die uitmonden in de ü-vormige kanalen 12, zodanig dat de in de stookruimte 5 ontstane rookgassen kunnen ontwijken naar de afvoerleiding 4 volgens 30 de pijlen R als weergegeven in fig. 2.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 3 bevindt zich in de voorwand 16 van de verzamelruimte 3 een sleuf 29, waarin een plaat 30 kan worden geschoven voor het afdekken van de sleuf 8 in de bodemplaat 7 van 35 de verzamelruimte, wanneer 'in de stookruimte 5 vaste brandstof wordt verbrand. Het is duidelijk dat de plaat 30 zich dan over de gehele lengte van de verzamelruimte uitstrekt, terwijl de plaat 30 aan zijn voorrand is voorzien van een omgezet deel 31 en wordt geleid door middel 40 van de geleidingen 32, zoals deze zijn aangegeven in fig. 2.

8 4 0 0 7 2 f = ΐ - 7 -

Wanneer vloeibare brandstof wordt verbrand, dus gebruik wordt gemaakt van de branderruimte 1, wordt de plaat 30 verwijderd en kan de sleuf 29 worden afgedicht door een plaatje met een geringe lengte, dat op overeen-5 komstige wijze is voorzien van een omgebogen rand 31, waardoor tevens wordt voorkomen dat het plaatje te ver in de sleuf 29 wordt geduwd.

«

Het zal duidelijk zijn dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding in de tekening is 10 weergegeven en in het bovenstaande beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

- conclusies - 8400721

Claims (9)

1. Kachel voor het verbranden van zowel vloeibare als vaste brandstoffen, welke kachel een branderruimte omvat waarin zich de brander voor vloeibare brandstof bevindt, met boven deze branderruimte een daarop aanslui- 5 tende verzamelruimte voor verbrandingsgas, van welke verzamelruimte de horizontale bovenwand is aangesloten op een verbrandingsgasafvoerleiding, waarbij in de verzamelruimte een scheidingsplaat kan worden aangebracht voor het daarboven verbranden van vaste brandstoffen, 10 welke scheidingsplaat zich over de gehele lengte van de verzamelruimte uitstrekt, met het kenmerk, dat de scheidingsplaat (18) zich op enige afstand boven de branderruimte (1) bevindt en vast met de voor- en achterwand (16,17) van de verzamelruimte (3) is verbonden 15 en zich, ten minste gedeeltelijk, niet over de volle breedte van de verzamelruimte (3) uitstrekt, waarbij op de langsranden van de scheidingsplaat (18) nagenoeg vertikaal naar boven toe lopende platen (19) aansluiten waarvan de bovenranden met elkaar zijn verbonden door 20 een nagenoeg horizontaal lopende, op enige afstand onder de bovenwand (9) van de kachel liggende, bovenplaat (20), zodanig dat een gesloten stookruimte (5) voor vaste brandstof wordt gevormd, welke brandstof in de stookruimte (5) kan worden gebracht door een in de voorwand 25 (16) aangebrachte deur (22) , terwijl in het bovenste deel van de stookruimte (5) de wanden daarvan zijn voorzien van openingen (28) voor het laten ontwijken van verbrandingsgas naar de verbrandingsgasafvoerleiding (4).

2. Kachel volgens conclusie 1, m e t het ken-30 merk, dat de zijwanden (19) van de stookruimte (5) uitwendig worden ondersteund door met de zijwanden (19) verbonden langsranden van de poten (13) van in hoofdzaak U-vormige kanalen (12), die zich in vertikale richting uitstrekken tussen de onderwand (7) en de bovenwand (9) 35 van de verzamelruimte (3) en die tegelijkertijd de zijwanden (11) van de verzamelruimte (3) kunnen vormen. 8 4 0 0 7 2 T - 9 -

3. Kachel volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de openingen (28) voor het laten ontwijken van verbrandingsgas uit de stookruimte (5) zijn aangebracht in de zijwanden (19) van de stookruimte (5) en 5 uitmonden in de U-vormige kanalen (12).

4. Kachel volgens conclusie 2 of 3,met het kenmerk, dat de U-vormige kanalen (12) van een zijwand (11) ëén geheel met elkaar vormen en worden verkregen door een vlakke plaat een aantal malen om te 10 zetten, waarbij de poten (13) van de U-vormige kanalen (12) een stompe hoek maken met de buitenste, in ëén vlak liggende delen (14) van de U-vormige kanalen (12).

5. Kachel volgens êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de scheidingsplaat (18), 15 gezien in dwarsdoorsnede, V-vormig is uitgevoerd.

6. Kachel volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat boven de scheidingsplaat (18) een roo.ster (23) is aangebracht zodanig dat in de ruimte tussen de scheidingsplaat (18) en het rooster (23) een aslade 20 (24) kan worden geplaatst.

7. Kachel volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat in de deur (22), ongeveer ter plaatse van de aslade (24), een regelbare luchtschuif (25) is aangebracht en dat inschakelbare middelen (30) aanwezig zijn ter 25 voorkoming van stroming van lucht via de branderruimte (1) naar de verzamelruimte (3) bij het in gebruik zijn van de stookruimte (5) voor vaste brandstof.

8. Kachel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de inschakelbare middelen ter voorkoming 30 van stroming van lucht via de branderruimte (1) naar de verzamelruimte (3) worden gevormd door een plaat (30,31), die via een in de voor- ofwel achterwand (16,17) van de verzamelruimte (3) aangebrachte, in hoofdzaak horizontale sleuf (29), ter plaatse van de verbinding tussen brander-35 ruimte (1) en verzamelruimte (3) over de opening (8) 8400721 V - 10 - 9 ι V ' van de branderruimte (1) heen kan worden geschoven ter afsluiting daarvan.

9. Inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. v 8400721