NL8400351A

NL8400351A - Isolatie van een ruimte, en een isolatie-element.

Info

Publication number: NL8400351A
Application number: NL8400351A
Authority: NL
Original assignee: Martinus Laurentius Josef Duin
Priority date: 1984-02-03
Filing date: 1984-02-03
Publication date: 1984-11-01
Also published as: NL181037B; NL181037C

Description

η « 4 * 4 Ρ ΗΡ/ΕΑ/1

ISOLATIE VAN EEN RUIMTE , EN EEN ISPLATIE-ELEMENT

De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het isoleren van een onder een vloer gelegen ruimte, waarbij in de ruimte isolatiemateriaal wordt aangebracht.

Een dergelijke werkwijze is bekend, en heeft ten 5 doel warmteverlies naar de grond toe te beperken en bestaat bijvoorbeeld uit het isoleren van een onder een vloer gelegen kruipruimte, waarbij in de kruipruimte tegen de vloer isolatiemateriaal wordt aangebracht. Een dergelijke werkwijze van isoleren van een kruipruimte heeft een aantal nadelen. Bij-10 voorbeeld zal door deze wijze van isoleren in de kruipruimte de temperatuur dalen, zodat de relatieve vochtigheid in de kruipruimte toeneemt, hetgeen houtrot en corrosie van in de kruipruimte aanwezige leidingen vergroot. Een ander nadeel is, dat het aanbrengen van het isolatiemateriaal een bijzon-15 der arbeidsintensief proces is, terwijl indien het isolatiemateriaal tussen de vloer dragende binten wordt aangebracht, deze binten koudebruggen vormen, waarlangs warmte wordt afgevoerd. Tenslotte verdient het bovendien aanbeveling, dat in de kruipruimte gelegen centrale verwarmingsleidingen worden 20 geïsoleerd.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de hierboven genoemde nadelen zoveel mogelijk worden vermeden, dan wel worden verminderd.

25 Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat van de ruimte op een tegenover de vloer gelegen bodem en tegen zich tussen de bodem en de vloer uitstrekkende wanden isolatiemateriaal wordt aangebracht. Zodoende wordt het warmtetransport vanuit de ruimte beperkt, zodat daardoor de 30 temperatuur in de ruimte zal toenemen, en veelal een temperatuur zal aannemen die in hoofdzaak gelijk is aan die van het boven de vloer gelegen vertrek. Daardoor neemt de relatieve vochtigheid in de ruimte af, zodat houtrot en de bovengenoemde koudebruggen veel minder optreden. Bovendien behoeft rond 35 centrale verwarmingsleidingen geen isolatiemateriaal te worden aangebracht.

8400351 S' Aj - 2 -

Indien het isolatiemateriaal uit korrels bestaat, kan het isolatiemateriaal als een talud tegen de wanden wordt opgelegd ofwel kan op afstand van ten minste één wand een plaat worden aangebracht en een tussen de wand en de plaat 5 gelegen ruimte worden gevuld met korrels van isolatiemateriaal, Deze wijze van isoleren is bijzonder goedkoop, waarbij indien men in de ruimte moet zijn, de korrels opzij worden geschoven, en bij het verlaten van de ruimte weer op hun plaats worden gebracht.

10 Indien isolatiemateriaal bevattende omhulsels wor den aangebracht, ofwel indien isolatiemateriaal in de vorm van vormvaste elementen wordt aangebracht, wordt op een andere wijze een bijzondere eenvoudige isolatie overeenkomstig de uitvinding bereikt.

15 Indien de isolatiemateriaal bevattende omhulsels resp. de elementen in gecomprimeerde toestand in de ruimte worden gebracht, kan het isolatiemateriaal ook via nauwe doorgangen tot in de ruimten worden gebracht, waarbij bij voorkeur de gecomprimeerde toestand wordt bereikt door in de 20 omhulsels of binnen het vlies ten opzichte van de atmosferische druk een onderdruk aan te leggen. Indien daarbij het isolatiemateriaal uit minerale wol, bijvoorbeeld steenwol, bij voorkeur uit glaswol bestaat, bereikt men het voordeel, dat deze materialen in gecomprimeerde toestand veelal een 25 voldoende buigzaamheid bezitten, waardoor het manouvreren in nauwe doorgangen aanmerkelijk wordt verbeterd.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een het isolatiemateriaal omgevende verpakking van in hoofdzaak luchtdicht materiaal. Eventueel wordt de verpakking geken-30 merkt door middelen voor aansluiting op een vacuumbron.

Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een aantal bij wijze van voorbeeld gegeven, niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden worden verduidelijkt, aan de hand van de bijgaande tekeningen.

35 In de tekeningen stellen voor; fig. 1 een doorsnede van een onder een vloer gelegen kruipruimte, geïsoleerd volgens een eerste uitvoerings-voorbeeld van de uitvinding; 8 4 0 0 3 5 1 £ 'i - 3 - fig. 2, 3 en 4 elk een variant van een andere uitvoeringsvorm van het isoleren van een kruipruimte; fig. 5 een met fig. 1 overeenkomende doorsnede van een werkwijze voor het tot in een kruipruimte brengen van 5 korrelvormig isolatiemateriaal; fig. 6 een isolatie-element voorzien van een luchtdichte verpakking; fig. 7 het in fig. 6 getoonde isolatie-element in gecomprimeerde toestand; en 10 fig. 8 een ander element in gecomprimeerde toe stand.

Fig. 1 toont een onder een vloer 1 gelegen ruimte 2 die anderzijds wordt begrensd door tussen de vloer 1 en een tegenover de vloer 1 gelegen bodem 3 zich uitstrekkende wan-15 den 4 die rusten op een fundering 5 en bestaan uit twee, door een spouw 6 gescheiden muren 7 en 8. De vloer 1 wordt gedragen door binten 9. Aan deze binten 9 hangen aan organen 10 buizen 11, bijvoorbeeld centrale verwarmingsbuizen.

De ruimte 2 is geïsoleerd met isolatiemateriaal 12 20 in de vorm van korrels 13, bijvoorbeeld gemalen polystyreen.

Met het isolatiemateriaal 12 zijn van de ruimte 2 slechts de bodem 3 en de wanden 4 geïsoleerd. Bij het eerste uitvoe-ringsvoorbeeld zijn de korrels 13 van isolatiemateriaal 12 als een talud tegen de wanden 4 opgelegd.

25 Door deze wijze van isoleren wordt de warmte-over- dracht naar een bodem 14 toe beperkt, zodat de temperatuur in de ruimte 2 stijgt, en de relatieve vochtigheid afneemt. Zodoende is het mogelijk af te zien van het isoleren van de buizen 11. Door het met deze isolatie gepaard gaande kleinere 's..

30 warmtetransport naar de bodem 3 toe, zal deze een lagere temperatuur aannemen, en fungeren als condensor, zodat de relatieve vochtigheid in de kruipruimte lager wordt.

Indien gebruik gemaakt wordt van dampdicht isolatiemateriaal, zal verdamping van vocht uit de bodem 3 vermin-35 deren, waardoor de noodzaak de ruimte 3 te ventileren afneemt en is het mogelijk om ventilatieroosters 15 geheel of gedeeltelijk te versperren.

Bij het in fig. 2 getoonde uitvoêringsvoorbeeld is 8400351 •j' ^ - 4 - eveneens isolatiemateriaal 12 gebruikt dat bestaat uit korrels 13. Voor het isoleren van de wand 4 is op afstand van deze wand een plaat 16 aangebracht die zich tot op of tot bij de bodem 3 uitstrekt. De tussen de wand 4 en de plaat 16 ge-5 legen ruimte 17 is opgevuld met korrels 13, zodat ook in dit geval de wanden 4 zijn geïsoleerd.

Het gebruik van isolatiekorrels 13 biedt het voordeel, dat indien men de ruimte 2 moet betreden, slechts de korrels 13 over een deel van de bodem 3 moeten worden verwij-10 derd, terwijl bij het verlaten van de ruimte 2 de korrels 13 met behulp van een eenvoudige strijk- of harkbeweging opnieuw tot op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden teruggebracht.

Het biedt voordeel, indien de plaat 16 eveneens uit 15 een vormvast isolatiemateriaal bestaat, bijvoorbeeld een plaat polystyreen.

Fig. 3 toont een derde uitvoeringsvoorbeeld van het isoleren van een onder een vloer 1 gelegen ruimte 2, waarbij in dit geval isolatiemateriaal 12 bevattende omhulsels 18 2Ó tegen de wanden 4 zijn aangebracht en op de bodem 3 zijn gelegd. Indien het tot in de ruimte 2 brengen van met isolatiemateriaal 12 gevormde omhulsels 18 onhandig of moeizaam is, is het eventueel mogelijk dat de omhulsels 18 in de ruimte 2 met isolatiemateriaal 12 worden gevuld, bijvoorbeeld met een 25 in fig. 5 getoonde inrichting.

Fig. 4 toont een vierde uitvoeringsvoorbeeld van het isoleren van een onder een vloer 1 gelegen ruimte 2, waarbij in dit geval isolatiemateriaal 12 in de vorm van vormvaste elementen 19 wordt aangebracht.

30 Fig. 5 toont een inrichting 20 voor het aanbrengen van isolatiemateriaal 12 tot in de ruimte 2. De inrichting 20 bestaat uit een transportorgaan 21, bijvoorbeeld een pomp, waarmee vanuit een houder 32 gerede korrels 13 van isolatiemateriaal 12 via de buigzame slangen 23 en 24 in de ruimte 2 35 worden gesproeid. Het is eventueel mogelijk dat de slang 23 wordt aangesloten op een isolatiekorrels 13 in situ genererende eenheid 33.

Zoals reeds met betrekking tot fig. 3 is opgemerkt, 8400351 -.5 - kunnen eventueel omhulsels 18 met de inrichting 20 in de ruimte 2 met isolatiemateriaal 12 worden gevuld.

Pig. 6 toont een isolatie-element 25 dat isolatiemateriaal 26 omvat, waarbij het isolatiemateriaal 26 wordt 5 omgeven door een verpakking 27 van in hoofdzaak luchtdicht materiaal, bijvoorbeeld polyetheen. De verpakking 27 is voorzien van middelen 28 voor aansluiting op een vacuumbron 29, bijvoorbeeld een vacuumpomp. Door het aanleggen van een vacuum, wordt binnen de verpakking 27 een onderdruk aangelegd, 10 zodat het isolatiemateriaal 26 wordt gecomprimeerd. Indien als isolatiemateriaal steenwol wordt gebruikt, is een compri-mering tot 60% van de oorspronkelijke vorm mogelijk, terwijl indien glaswol wordt gebruikt, een comprimering tot 40-30% van de oorspronkelijke vorm mogelijk is, terwijl het materi-15 aal redelijk buigzaam blijft. De gecomprimeerde toestand is weergegeven in fig. 7. Voor het isoleren van de ruimte 2, bijvoorbeeld zoals getoond in de figuren 3 en 4, kan het isolatie-element 25 in gecomprimeerde toestand tot in de ruimte 2 worden gebracht, waarna door het simpelweg doorprikken van 20 de verpakking 27 de onderdruk wordt opgeheven en het element 25 tot in zijn geëxpandeerde vorm uitzet. Het zal duidelijk zijn, dat in plaats van het element 25 ook de isolatiemateriaal 12 bevattende omhulsels 18 kunnen worden gebruikt. Doordat in de ruimte 2 tegen de vloer 1 geen isolatiemateriaal 25 wordt aangebracht, ontstaat een bedrijfsveilige ruimte, omdat indien bijvoorbeeld door loodgieters met lasapparatuur moet worden gewerkt, er geen direkt contact mogelijk is tussen de vanaf de lasapparatuur opstijgende hete gassen en een tegen de vloer aangebrachte isolatie.

30 Fig. 8 toont een element 40 van isolatiemateriaal 41 dat is omgeven door een vlies 42, Nadat het vlies 42 rond het isolatiemateriaal 41 was aangebracht, is het element 40 samengeperst en in deze toestand is het vlies 42 dichtgeseald onder vorming van de las 43. Na aanbrengen van het element 40 35 in de ruimte 2 kan het gasdichte vlies worden doorstoken en zwelt het isolatiemateriaal 41 binnen het vlies tot zijn oorspronkelijke volume.

Het zal duidelijk zijn, dat met behulp van de werk- 8400351 ; v - 6 - wijze overeenkomstig de uitvinding het bijzonder eenvoudig en weinig arbeidsintensief is om in bestaande woningen onder een vloer gelegen kruipruimten te isoleren. Een arbeidstijd van 2 ongeveer 0,04 manuur per m is realiseerbaar.

\ 8400351

Claims

1. Werkwijze voor het isoleren van een onder een vloer gelegen ruimte, waarbij in de ruimte isolatiemateriaal wordt aangebracht, met het kenmerk, dat van de ruimte op een tegenover de vloer gelegen bodem en tegen zich tussen 5 de bodem en de vloer uitstrekkende wanden isolatiemateriaal wordt aangebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het isolatiemateriaal uit korrels bestaat.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het k e n - 10. e r k, dat het isolatiemateriaal als een talud tegen de wanden wordt opgelegd.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op afstand van ten. minste één wand een plaat wordt aangebracht en een tussen de wand en de plaat gelegen 15 ruimte wordt gevuld met korrels van isolatiemateriaal.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de plaat isolatiemateriaal omvat.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat isolatiemateriaal bevattende omhulsels worden 20 aangebracht.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de omhulsels in de ruimte met isolatiemateriaal worden gevuld.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het k e n - 25. e r k, dat isolatiemateriaal in de vorm van vormvaste elementen wordt aangebracht.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de elementen zijn omgeven door een vlies.

10. Werkwijze volgens conclusie 6 of 9, met het 30. e n m e r k, dat de isolatiemateriaal bevattende omhulsels resp. de elementen in gecomprimeerde toestand in de ruimte worden gebracht.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de gecomprimeerde toestand wordt bereikt door in 35 de omhulsels of binnen het vlies ten opzichte van de atmosferische druk een onderdruk aan te leggen. 8400351 - 8 -

12. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de gecomprimeerde toestand wordt bereikt door in een omhulsel opgenomen isolatiemateriaal resp. een door een vlies omgeven element samen te persen, en vervolgens het 5 omhulsel resp. het vlies gasdicht af te sluiten.

13. Werkwijze volgens conclusie 10, 11 of 12, met het kenmerk, dat het isolatiemateriaal uit minerale wol, bijvoorbeeld steenwol, bij voorkeur uit glaswol bestaat.

14. Werkwijze volgens conclusie 1-12, met het 10 kenmerk, dat het isolatiemateriaal uit polystyreen bestaat.

15. Isolatie-element, omvattende isolatiemateriaal, gekenmerkt door een het isolatiemateriaal omgevende verpakking van in hoofdzaak luchtdicht materiaal.

16. Isolatie-element volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de verpakking is voorzien van middelen voor aansluiting op een vacuumbron.

17. Isolatie-element volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het isolatiemateriaal minerale wol, 20 bijvoorbeeld steenwol, bij voorkeur glaswol is. 8400351