NL8303039A

NL8303039A - Mechanisme voor het opwekken van een vervormingsgolf, in het bijzonder voor een drijfwerk van het harmonische type.

Info

Publication number: NL8303039A
Application number: NL8303039A
Authority: NL
Original assignee: Usm Corp
Priority date: 1982-09-03
Filing date: 1983-08-31
Publication date: 1984-04-02
Also published as: GB8323779D0; SE8304705D0; IT8322774A0; DK400483A; IL69585A0; DK400483D0; GB2129907A; SE8304705L; IT1167378B; BE897681A; DE3331801A1; AU1868283A; FR2532709A1; JPS5962749A

Description

Mechanisme voor het opwekken van een vervormingsgolf, in het bijzonder voor een drijfwerk van het harmonische type.

, / N/31.667-St/id

De uitvinding betreft een mechanisme voor het opwekken van een vervormingsgolf, in het bijzonder van de soort als wordt toegepast in zogenaamde harmonische drijfwerken.

5 Het grondbeginsel van een roterende kracht- overbrengingsinrichting van het harmonische type is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 2.906.143. De daaruit bekende harmonische aandrijvingen hebben in het algemeen drie hoofdelementen: een flexibele getande ring of huls, 10 een stijve cirkelvormige getande ring coaxiaal daarmee, en een golfopwekker voor het vervormen van de flexibele ring en het met elkaar in ingrijping brengen van deze flexibele ring en de stijve getande cirkelvormige ring in op afstand van elkaar liggende plaatsen en voor het teweegbrengen van 15 een vervormingsgolf in de flexibele ring. Een van deze drie elementen kan als een ingangsorgaan en een van de beide andere elementen kan dan als een uitgangsorgaan worden gebruikt .

De genoemde elementen moeten met zeer nauwe 20 toleranties worden vervaardigd om een optimale passing van de in elkaar grijpende vertandingen te verkrijgen, hetgeen een zeer nauwkeurige samenbouw vereist. In het algemeen wordt een speciale golfvormingsplug voor een bepaalde drijfwerk vervaardigd teneinde tolerantievariaties in de met hun ver-25 tandingen in elkaar grijpende onderdelen te compenseren.

Het Amerikaanse octrooischrift 2.959.065 beschrijft een mechanisme voor het achtereenvolgens wijzigen van de werking van een draaitafel door verstelling van een golfopwekkingsring, die een een halve golf opwekkend nok-30 profiel heeft en die om een buitenste loopring van een cirkelvormig leger is geplaatst, waarvan de binnenste loopring een elliptisch gevormd buitenvlak heeft en de andere helft van het nokprofiel bevat. De draaitafel zelf heeft een grondplaat, die op de bodem kan rusten en een inwendige 35 stijve cirkelvormige spievertanding heeft, welke één deel daarmee vormt. Om deze stijve spievertanding is een flexibele inwendige getande ring of golfdrager geplaatst, die inwen-

' ‘ :T

-/ v U

• I

,, - 2 - dige spietanden heeft, welke met de tanden van de uitwendige spievertanding in ingrijping staan. Om de golfdrager is de binnenste loopbaan van het leger van een golfopwekker geplaatst. De kogelelementen van dit leger liggen om de bin-5 nenste loopbaan en zijn omsloten door een flexibele buitenste loopbaan. Door middel van een bedieningsspil kan de buitenste golfopwekkingsplug over 90° ten opzichte van de binnenste loopbaan worden verdraaid om een elliptoïdische verstelling tussen cirkelvorm en ellipsvorm tot stand te bren-10 gen, waardoor de vertandingen gemakkelijker in en buiten ingrijping kunnen worden gebracht en de cirkelvormige tafel ten opzichte van de grondplaat met een overbrenging van de verhouding 1:1 dan wel via de vertraging van de harmonische aandrijving kan worden gedraaid.

15 De uitvinding beoogt een golfopwekker geschikt voor verschillende typen van harmonische drijfwerken te verschaffen, waarvan de ellipticiteit van de buitenste loopbaan van de golfopwekker vooraf kan worden geregeld en dan blijvend kan worden ingesteld, zodat een nauwkeurige regeling 20 van de amplitude van de opgewekte vervormingsgolf mogelijk is en daardoor variaties in de afmetingen van de verschillende afzonderlijke in elkaar grijpende componenten kunnen worden gecorrigeerd.

De uitvinding ligt derhalve op het gebied 25 van drijfwerken van het harmonische type, waarin een golf-opwekkersamenstel op een as kan zijn aangebracht voor het doorgeven van beweging. Het golfopwekkersamenstel omvat een golfvormingsplug met een voorgeschreven elliptische vorm van zijn omtrek.

30 De golfvormingsplug past bijvoorbeeld in een vervormbaar kogellegersamenstel met een binnenste loopbaan, een buitenste loopbaan, een aantal kogels en een tussen de loopbanen geplaatste kogelscheider. De omtrek van de golfvormingsplug is iets groter dan de boring van de bijpassen-35 de binnenste loopbaan, waarbij de samenbouw wordt verkregen door de delen met perspassing in elkaar te zetten. De golfvormingsplug kan volgens een uitvoeringsvorm een elliptische vorm hebben met een hoofdas en een bijas. Als de binnenste loopbaan van het kogellegersamenstel op de golfvormingsplug 40 wordt gedrukt neemt deze loopbaan de voorgeschreven ellip-

r*-, "*"* λ =·*· .-*» **7 .'‘V

'w w XJ 'j 0 ïi/ « · - 3 - tische vorm van de golfvormingsplug aan, waarvan de vorm derhalve aldus via de kogels van het leger op de flexibele buitenste loopbaan daarvan wordt overgebracht.

Om de noodzaak weg te nemen, dat de golfvor-5 mingspluggen zeer nauwkeurig aan de maat moeten worden vervaardigd, stelt de uitvinding voor om de golfvormingsplug met vooraf bepaalde afmetingen en dus een bepaalde ellipti-citeit uit te voeren en om de ellipticiteit van de buitenste loopbaan van het kogellegersamenstel te regelen door een 10 binnenste loopbaan van het op de golfvormingsplug te plaatsen kogellegersamenstel toe te passen, waarvan de radiale dikte langs de omtrek als een sinusgolf over 180° varieert, dus waarbij één oppervlak van de binnenste loopbaan bij de fabrikage een elliptische vorm is gegeven. Door regeling van 15 de faseverhouding tussen de geprofileerde omtrek van de golfvormingsplug en de geprofileerde binnenste loopbaan van het kogellegersamenstel kan de amplitude van de vervormingsgolf, die op de buitenste loopbaan van het kogellegersamenstel wordt gedrukt, zeer nauwkeurig worden beheerst, waardoor de 20 bezwaren van de bekende uitvoeringen met binnenste kogelle-gerloopbanen van uniforme dikte, die geen negering mogelijk maken, worden ondervangen.

De golfvormingsplug en het kogellegersamenstel kunnen in het open einde van een komvormig onderdeel, 25 dat een getande flexibele ring of huls vormt, passen. Het gesloten einde van deze flexibele ring kan aan een as worden bevestigd, die in een huis is ondersteund. De buitenomtrek van het vrije einde van de flexibele ring kan zijn voorzien van een krans van uitwendige tanden, die grijpen in 30 inwendige tanden van een cirkelvormige getande ring, die in het huis is aangebracht.

De ellipsachtige omtreksvorm kan aan het binnenste omtreksvlak of aan het buitenste omtreksvlak van de binnenste loopbaan van het kogellegersamenstel zijn gegeven.

35 De rand van de binnenste loopbaan kan zijn gemarkeerd om de plaats van de hoofdas of de bijas van de ellips aan te duiden.

De plug die een dergelijke ellipsachtige vorm heeft, kan eveneens bij zijn omtrek van een merkteken zijn voorzien om de plaats van de hoofd- of de bijas aan te geven.

40 Als het legersamenstel op de plug is gedrukt - v - y ' ‘ - 4 -

. I

geeft de hoekafstand of de faserelatie tussen het merkteken op de binnenste loopbaan van het leger en het merkteken op de golfvormingsplug aan of de door elk van de elliptische delen opgewekte sinusgolven in optellende of aftrekkende 5 zin worden samengesteld, dus in andere woorden geven de2e merktekens de faseverhouding van de sinusgolven aan.

De amplitude van de ellipticiteit van de combinatie kan aldus gemakkelijk worden gewijzigd door de golfvormingsplug en het golfopwekkerlegersamenstel uit elkaar 10 te nemen, over de gewenste hoek ten opzichte van elkaar te verdraaien en vervolgens het legersamenstel weer op de plug te drukken en vast te zetten.

Als de hoofdas van de plug en het dikste deel van de binnenste loopbaan in fase zijn worden de amplituden 15 van de sinusgolven van de beide delen opgeteld, waardoor de maximale ellipticiteit in de buitenste loopbaan wordt ver-. kregen. Als anderzijds de hoofdas van de plug en het dunste deel van de binnenste loopbaan in fase zijn worden de amplituden van de sinusgolven van de delen afgetrokken, waardoor 20 de minimale ellipticiteit in de buitenste loopbaan wordt verkregen. Bij elke tussenstand tussen de bovengenoemde uiterste relatieve standen van de binnenste loopbaan en de plug ligt de resulterende ellipticiteit van de buitenste loopbaan tussen de genoemde uiterste waarden in, afhanke-25 lijk van de faseverschuiving tussen de beide delen.

De binnenste loopbaan van het legersamenstel kan aan het buitenomtreksvlak van de plug worden vastgekleefd, om ongewenste verschuiving daartussen te voorkomen. De op de plug aangebrachte kleefstof of andere toegepaste 30 verbindingsmiddelen dienen alleen om relatieve slip te verhinderen en niet om demontage op een later tijdstip uit te sluiten.

De golfvormingsplug kan volgens een andere uitvoeringsvorm van drie daarop gevormde lobben zijn voor-35 zien, in welk geval de binnenste loopbaan van het legersamenstel eveneens over zijn omtrek verdeeld drie radiaal verdikte lobben heeft. De sinusoïdaal veranderende radiale dikte van de binnenste loopbaan doorloopt bij de drie-lob-bige uitvoering volledig een gehele periode over een om-40 trekshoek van 120° en niet over een omtrekshoek van 180° ".....;:" 9 « o - 5 - als bij de elliptische uitvoering. Een hoekverplaatsing van de lobben van de binnenste loopbaan van het legersamenstel ten opzichte van de drie lobben op de plug leidt aldus tot een wijziging van de faseverhouding van de golfopwekkers, 5 doordat de cumulatieve golfamplitude dan verandert.

Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt een ringvormige golfopwekker toegepast, die langs zijn binnenste omtreksvlak een elliptische vorm heeft. Het daarmee samenwerkende leger heeft een buitenste loopbaan van varieren-10 de dikte, zodanig, dat de buitenomtrek van dit leger een elliptische vorm heeft, waarbij de in elkaar passende delen weer op de wijze als hiervoor beschreven gemerkt zijn. Een hoekverplaatsing van de hoofdassen of merktekens ten opzichte van elkaar leidt dan tot een subtractieve samenstelling van 15 de beide samenstellende golven omdat deze niet in fase zijn.

De ringvormige golfopwekker kan ook een drielobbige vorm hebben in de zin als boven besproken.

Volgens nog een andere uitvoeringsvorm wordt een afzonderlijke ring toegepast, waarvan de radiale wand-20 dikte langs de omtrek over 180° sinusoïdaal varieert. Deze ring neemt dan de plaats in van de in dikte variërende binnenste legerloopring, die bij deze uitvoering een uniforme radiale dikte heeft. De boring of de inwendige omtrek van de ring is iets kleiner, dan de omtrek van de golfvormingsplug.

25 Als de ring op deze plug wordt gedrukt neemt hij de algemene vorm daarvan aan, echter gewijzigd door de variatie van de radiale wanddikte van de ring. Een verandering van de relatieve hoekstanden van de hoofdassen van de ring en van de golfvormingsplug leidt tot een verandering van de amplitude 30 van de vervormingsgolf van het mechanisme. Het buitenvlak van de ring kan dienen als een leger, dat in de boring van een bijbehorende getande flexibele ring of huls past, maar het is ook mogelijk om de ring in een conventioneel golfopwekker leger te drukken, waarvan de binnenste loopbaan een 35 uniforme radiale dikte heeft.

In de tekening zijn uitvoeringsvoorbeelden van het mechanisme voor het opwekken van een vervormingsgolf volgens de uitvinding afgebeeld.

Pig. 1 is een zijaanzicht van een eerste uit-40 voeringsvorm van het mechanisme volgens de uitvinding; ·- · - ·. 3 9 4 - 6 -

Pig. 2 is een dergelijk zijaanzicht van hét mechanisme van Pig. 1, waarbij de componenten daarvan niet in fase zijn;

Pig. 3 is een grafiek van de faseverhouding 5 voor het mechanisme van Fig. 1 als de componenten in fase zijn;

Pig. 4 is een dergelijke grafiek van het mechanisme van Pig. 2, waarbij de componenten een relatieve faseverschuiving van 90° hebben; 10 Fig. 4A is een dergelijke grafiek van het zelfde mechanisme als de componenten daarvan een tussen-gelegen fasestand innemen;

Fig. 5 is een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm; 15 Fig. 6 is een zijaanzicht van nog een andere uitvoeringsvorm met een ringvormig golfopwekkersamenstel; en

Fig. 7 is een zijaanzicht van een deel van weer een andere uitvoeringsvorm, waarbij tussen een golf-vormingsplug en een legersamenstel een afzonderlijke ring 20 van wisselende radiale dikte is geplaatst.

In de Fig. 1 en 2 is een mechanisme voor het opwekken van een vervormingsgolf afgebeeld, die als geheel door 20 is aangeduid en die kan worden toegepast bij bewe-gingsoverbrengingsinrichtingen van de soort als beschreven 25 in de Amerikaanse octrooischriften 2.906.143, 2.959.065 en 3.604.287.

Het mechanisme 20 heeft een golfvormingsplug 22, die bij voorkeur, zoals getekend, een elliptisch gevormde buitenomtrek 24 heeft. De golfvormingsplug 22 heeft een 30 centrale boring 26, die op een as kan worden vastgezet (niet getekend). De plug 22 is in een legersamenstel 30 gedrukt.

Dit legersamenstel heeft een veerkrachtig buigzame binnenste loopring 22, een veerkrachtig buigzame buitenste loopring 34, een aantal rollende elementen 36, een kooi of kogelschei-35 der 38 en een niet-getekende steunring.

De binnenste loopring 32 van het legersamenstel 30 heeft een variërende dikte. In zijn ontspannen toestand (als de loopring niet op de plug 22 is gedrukt) heeft de binnenste loopring 32 een cirkelvormig buitenvlak 40. De 40 binnenste loopring 32 heeft een binnenvlak 42 van elliptische '·>''J O 3 l - 7 - vorm, hetgeen inhoud, dat de radiale dikte van de laopring 32 langs de omtrek daarvan als een sinusgolf ter lengte van 360° gedeeld door N varieert, waarbij N gelijk is aan het aantal lobben. Het is ook mogelijk om het buitenvlak 40 van 5 de binnenste loopring 32 een elliptische vorm te geven en dan het binnenvlak daarvan cirkelvormig uit te voeren, welke uitvoering ter vergemakkelijking van de uiteenzetting hieronder wordt beschreven. In beide gevallen is de binnenomtrek van de binnenste loopbaan 32 iets kleiner dan de buitenomtrek 10 24 van de golfvormingsplug 22 zodat als de binnenste loop ring 32 op de plug 22 is gedrukt het buitenvlak van de loopring de elliptische (of niet cirkelvormige) vorm daarvan aanneemt, afgezien van de door de variërende dikte van de binnenste loopring 32 veroorzaakte wijzigingen daarvan.

15 De plug 22 heeft een hoofdas A-A als afge heeld in Fig. 1. De binnenste loopring 32 heeft een hoofdas B-B, die in Fig. 1 samenvalt met de as A-A en die in Fig. 2 ten opzichte van de as A-A over 90° verschoven ligt.

Fig. 3 geeft een grafische afbeelding van de 20 opgewekte sinusgolven als de hoofdassen van de elliptische golfvormingsdelen met elkaar samenvallen, waarbij golf 1 een door de golfvormingsplug 22 opgewekte golf aanduidt en golf 2 een golf voorstelt, die is opgewekt door de variërende radiale dikte van de binnenste loopring 32 zoals verkregen 25 door de elliptische kromming van het buitenvlak 40 (of van het binnenvlak) van de binnenste loopring 32 op de wijze als aangegeven in Fig. 1. De algebraïsche sommering van de golven 1 en 2 levert golf 3, die hier additief is, omdat de golfopwekkers 22 en 32 in fase zijn, zodat derhalve de am-30 plitude van golf 3 groter is dan die van golf 1 of golf 2.

Fig. 4 is een grafische afbeelding van de sinusgolven, die worden opgewekt als de hoofdassen van de elliptische golf-opwekdelen over 90° ten opzichte van elkaar in fase verschoven zijn, waarbij golf 1 weer een door de golfvormingsplug 35 22 opgewekte golf en golf 2 de door de elliptische kromming van het buitenvlak 40 van de binnenste loopring 32 opgewekte golf is, van welke golven de hoofdassen over 90° ten opzichte van elkaar verschoven liggen als aangeduid in Fig. 2.

De algebraïsche sommering van golf en golf 2 leidt tot een 40 resulterende golf 3 van verminderde amplitude, daar golf 1 - · /* w -* - ^ v v r v - 8 - en golf 2 over een hoek van 180/N° in fase verschoven liggen en golf 1 een grotere amplitude heeft, dan golf 2. Pig. 4A is een grafische afbeelding van de sinusgolven, die worden opgewekt als de hoofdassen van de elliptische golfopwek-5 kingsdelen over een hoek van 45° ten opzichte van elkaar in fase verschoven zijn, waarbij golf 1 weer een grotere amplitude heeft dan golf 2 en waarbij de sommering van de beide golven voor delen daarvan additief en voor de overige delen substractief is. "N" in deze grafieken geeft het aantal lob-10 ben van de golfvormingsplug aan.

In Pig. 5 is enigszins overdreven getekend een golfopwekkingsmechanisme 50 van andere uitvoeringsvorm afgeheeld, waarbij een trichoïdale plug 52 of drie-lobbige « golfopwekker is toegepast, die een centrale boring 54 heeft. 15 De trichoïdale plug 52 heeft een buitenomtrek 58 van drie-lobbige vorm met drie lobben X, Y en Z in plaats van de twee lobben van de eerder beschreven elliptische vormgeving. De plug 52 kan in een legersamenstel 60 worden gedrukt, dat bestaat uit een veerkrachtig buigzame binnenste loopring 62, 20 een veerkrachtig buigzame buitenste loopring 64 en een aantal daartussen liggende rollende elementen 66.

De binnenste loopring 62 van het legersamen-stel 60 heeft een variërende dikte. In de gedemonteerde ontspannen toestand heeft de binnenste loopbaan 62 een cirkel-25 vormig binnenvlak 70 en een buitenvlak 68 van trichoïdale vorm. In deze drie-lobbige uitvoering varieert de radiale dikte volgens drie volledige sinusgolven elk ter lengte van een omtrekshoek van 120°, in plaats van de twee sinusgolven bij de elliptische uitvoeringsvorm. De buitenste 30 loopring 64 heeft een uniforme radiale dikte. Door een hoek-verdraaiing van de binnenste loopring 62 ten opzichte van de trichoïdale vorm van de buitenomtrek 58 van de plug 52 kan de relatieve fasestand van deze delen en daardoor de cumulatieve golfamplitude op overeenkomstige wijze als hiervoor 35 beschreven worden veranderd.

De buitenste loopringen 34 en 64 van de eerste en de tweede uitvoeringsvorm kunnen elk in een flexibele ring of huls worden geplaatst, zoals afgeheeld in het laatste van de bovengenoemde octrooischriften.

40 Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm van het golf- - -j 'j o 9 . · - 9 - * 7 opwekkingsmechanisme 80, dat een ringvoinuige golfopwekker 82 met een cirkelvormige omtrek 84 bevat. De ringvormige golfopwekker 82 heeft een elliptische boring 86, waarin een legersamenstel 88 is gedrukt. Dit legersamenstel bestaat uit 5 een veerkrachtig buigzame buitenste loopbaan 90, een veer-kractig buigzame binnenste loopbaan 92 en een krans van rollende elementen 94, die in een tussen de loopringen liggende kogelscheider 99 zijn geplaatst. De buitenste loopring 90 heeft een cirkelvormige buitenomtrek 96 en een elliptische 10 binnenomtrek 98 als gevolg van het feit dat de buitenste loopring 90 over zijn gehele omtrek een variërende radiale dikte heeft, zoals voor de binnenste loopringen van de eerder besproken uitvoeringsvormen het geval was. De binnenste loopring 92 is cirkelvorraig, heeft een uniforme radiale 15 dikte en past om een flexibele getande huls 100, die deel kan uitmaken van een komvormig lichaam, dat langs de binnenzijde van zijn lip van een krans van spietanden is voorzien.

De flexibele huls 100 is radiaal verplaatsbaar om een van spietanden voorzien cirkelvormig lichaam 102, dat de ingang 20 of de uitgang van het mechanisme kan vormen, terwijl de ringvormige golfopwekker 82 dan de uitgang respectievelijk de ingang vormt.

Fig. 7 toont een uitvoeringsvorm van een golf-opwekkingsmechanisme 110, dat is voorzien van een elliptische 25 (niet cirkelvormige) golfvormingsplug 112 van de eerder beschreven vorm en een kogellegersamenstel 114. Dit kogelleger-samenstel 114 bestaat uit een veerkrachtig buigzame buitenste loopring 116 van uniforme radiale dikte, een veerkrachtig buigzame binnenste loopring 118 van uniforme radiale 30 dikte, en een krans van kogels 120, die in een tussen de beide loopringen 118 en 116 geplaatste kogelscheider 122 zijn ondergebracht. De buitenste loopring 116 kan in ingrij-ping staan met een flexibel komvormig lichaam (niet getekend) voor het overbrengen van de vervormingsgolf. Tussen de golf-35 vormingsplug 112 en de binnenste legerloopring 118 is een ring 124 geplaatst. Deze ring 124 heeft een radiale dikte, die over zijn gehele omtrek varieert op overeenkomstige wijze als de betrokken eerder beschreven legerloopringen, waarbij de dikteverandering weer over een hoek van 360/N°

40 sinusoïdaal varieert. Aangezien de ring 124 dus een varieren-'' " :: * Q

- ~j u 5? -10- ♦ de radiale dikte heeft hebben in deze uitvoeringsvorm de loopringen van het legersamenstel 114 bij voorkeur als boven vermeld een uniforme radiale dikte. De binnenomtrek van -de ring 124 is iets kleiner dan de omtrek van de bijbehoren-5 de golfvormingsplug 112. Als de ring op de plug 112 wordt gedrukt neemt hij als geheel de uitwendige omtreksvorm van de plug 112 aan, waarbij echter het buitenvlak van de ring als gevolg van de variërende ringwanddikte afwijkend verloopt, zoals ook het geval was bij de loopringen van de 10 eerder genoemde uitvoeringsvormen, en waarbij voorts de fasestand van de ring 124 ten opzichte van de plug 112 een rol speelt.

Bij elke uitvoeringsvorm kan een merkteken "M" nabij het midden van de boog van tenminste één van de 15 lobben zijn aangebracht om de plaats aan te geven, waar zich op de betrokken omtrek het hoogste punt van de lob bevindt. Een merkteken "L" kan op de:randen van de loopring van variabele dikte worden geplaatst om de plaats van de lob of de hoofdas van het dikste deel van de betrokken loopring 20 aan te geven.

Bij toepassing van de beschreven golfopwek-kingsmechanismen 20, 50 of 80 worden de legersamenstellen op de golfvormingspluggen 22, 52 of 82 gedrukt in een stand, waarin de merktekens over een gewenste hoek ten opzichte van 25 elkaar verschoven liggen om de gewenste resulterende uit- gangsgolf te verkrijgen. De loopringen kunnen door een kleef-middel of door andere geschikte middelen aan hun respectieve golfvormingspluggen worden vastgezet teneinde een ongewenste verschuiving tussen deze delen tijdens de werking van het 30 golfopwekkingsmechanisme te verhinderen.

Als het gewenst is om de uitgangsgolf van een bepaald golfopwekkingsmechanisme te corrigeren of opnieuw in te stellen als gevolg van een verkeerde assemblage of * , voor een tolerantiecorrectie, kunnen de pluggen of de golf-35 vormingsring uit het betrokken legersamenstel worden verwijderd en na hernieuwde instelling van hun respectieve merktekens weer in de legersamenstellen worden gedrukt.

Op te merken valt, dat alleen de respectieve tegen de golfvormingspluggen aanliggende legerloopringen of 40 de ringvormige golfopwekker van de uitvoeringsvorm van Fig.

O. 7 Γ: 7 λ "7 λ .·· - ) '! * M

J V V

- 11 - 7 een variërende radiale dikte kunnen hebben en dat de andere loopring van de bedoelde legersamenstellen een uniforme dikte heeft.

:: .ï o 3 9

Claims

1. Mechanisme voor het opwekken van een ver-vormingsgolf, gekenmerkt door een golfvormings-plug (22;52;82) met een golfopwekkend omtreksvlak (24;58;86), en een in of om dit plugomtreksvlak passend legersamenstel 5 (30;60;88), dat eveneens van een golfopwekkend omtreksvlak is voorzien, waarbij de golfvormingsplug en het legersamenstel aan elkaar vastzetbaar zijn voor het leveren van een bepaalde uitgangsgolf.

2. Mechanisme volgens conclusie 1, m e t 10 het kenmerk, dat het golfopwekkende omtreksvlak van het legersamenstel (30;60;88) wordt gevormd door een leger-loopring (32;62;90), die een langs zijn omtrek variërende radiale dikte heeft.

3. Mechanisme volgens conclusie 1 of 2, m e t 15 het kenmerk, dat het omtreksvlak van de golfvormingsplug (22;52;82) een elliptische vorm heeft en dat ook de le-gerloopring (32;62;90) van het legersamenstel (30;60;88) een elliptische vorm heeft.

4. Mechanisme volgens conclusie 2 of 3, m e t 20 het kenmerk, dat de legerloopring (32;62;90) van het legersamenstel (30;60;88) in aanraking ligt met het golfopwekkende omtreksvlak (24;58;86) van de golfvormingsplug (22;52;82).

5. Mechanisme volgens conclusie 2, m e t 25 het kenmerk, dat het omtreksvlak (58) van de golfvormingsplug (52) een trichoïdale vorm heeft en dat ook de legerloopring (62) van het legersamenstel (60) een tricho-idale vorm heeft.

6. Mechanisme volgens conclusie 2, m e t 30 het kenmerk, dat de golfvormingsplug (82) bestaat uit een ring met een geprofileerd binnenste omtreksvlak (86) waarbij het legersamenstel binnen dit binnenste omtreksvlak van de ring is geplaatst en de buitenste loopring (90) van het legersamenstel (88) een variërende radiale dikte heeft.

7. Mechanisme volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de golfvormingsplug (22;52;82) en het legersamenstel (30;60;88) nauw passend in elkaar kunnen · - j J v1 'j 0 , * - 13 - worden gedrukt.

8. Mechanisme volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de golfvormingsplug (22;52;82) en de genoemde legerloopring (32;62;90) ten opzichte van elkaar 5 vastzetbaar zijn om een ongewenste relatieve verdraaiing van deze delen te verhinderen.

9. Mechanisme volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de opgewekte golf vanaf de golfvormingsplug buitenwaarts is gericht.

10. Mechanisme volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de opgewekte golf vanaf de golfvormingsplug binnenwaarts is gericht.

11. Mechanisme volgens conclusie 1, m e t % het kenmerk, dat om het golf opwekkende omtreksvlak 15 van de golfvormingsplug 0-12) nauwpassend een ring (124) is geplaatst, die een golfopwekkend omtreksvlak heeft, waarbij de plug (112) en de ring (124) aan elkaar vastzetbaar zijn voor het leveren van een bepaalde uitgangsgolf.

12. Mechanisme volgens conclusie 11, m e t 20 het kenmerk, dat de genoemde ring (124) langs zijn omtrek een variërende radiale dikte heeft.

13. Mechanisme volgens conclusie 11 of 12, gekenmerkt door een legersamenstel (114) met een veerkrachtig buigzame buitenste loopring (116) en een veer- 25 krachtig buigzame binnenste loopring (118), welke loopringen over hun gehele omtrek een constante radiale dikte hebben. ' -'Γ :Γ 0 3 9