NL8302993A

NL8302993A - Manchetvormige koppeling voor buisleidingen.

Info

Publication number: NL8302993A
Application number: NL8302993A
Authority: NL
Original assignee: Oltmanns Ziegel & Kunststoff
Priority date: 1982-09-25
Filing date: 1983-08-26
Publication date: 1984-04-16
Also published as: GB8323513D0; FR2533661A1; DE3235624A1; GB2127510A; FR2533661B1; DE3235624C2; US4570976A; GB2127510B

Description

VO 5061

Titel: Manchetvormige koppeling voor buisleidingen.

De uitvinding heeft betrekking op een manchetvormige koppeling voor buisleidingen, die dwars op de omtreksrichting althans éénmaal is gedeeld en onder trekspanning van buiten tegen de wand van de buisleiding kan worden aangelegd, en een radiaal, een radiaalgerichte opening hebbend 5 verloopstuk heeft voor het opnemen van een afzonderlijk buisaansluitstuk.

Er is een uit twee delen bestaande koppeling bekend, waarbij een, een schroefdraad hebbende aftakbuis uit een stuk is gevormd aan een kop-peldeel (Duits"offenlegungsschrift" 2.913.285) . Verder is het bekend een aftakbuis afzonderlijk te vervaardigen en verwisselbaar uit te voeren 10 met een andere inwendige schroefdraad voor het openemen van verschillende aansluitbuizen met verschillende diameters (Duits "offenlegungsschrift" 2.442.937). Het aansluitstuk wordt van binnen ingezet, waarbij een radiale ribbe komt aan te liggen tegen de onderzijde van de rand van de opening. Dergelijke buiskoppelingen zijn naar verhouding ingewikkeld.

15 Verder is een buisverbinding bekend, voorzien van een veerkrachtige pakkingmanchet, die tot aangrijping is gebracht in de omtreksrand van een opening in een eerste buis, en aan de binnenwand een golving heeft, die in aangrijping is met een golving van een aftakbuis (Duits octrooi-schrift 2.200.626). De vervaardiging van een dergelijke buisverbinding is 20 naar verhouding ingewikkeld.

Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag een eenvoudig opgebouwde, te vervaardigen en aan te brengen manchetvormige koppeling voor buisleidingen te verschaffen, die geschikt is voor zowel de verbinding van naburige buisleidingeinden als voor het aanbrengen van een buisaftak-25 king.

Deze opgave wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat het buisaansluitstuk ,aan een einde een radiale flens heeft, aan de van het buis * aansluitstuk afgekeerde zijde waarvan althans een insteekorgaan is gevormd, dat met snapwerking aangrijpt achter de rand van de opening van 30 het verloopstuk, waarbij de flens afdichtend komt aan te liggen tegen de buitenzijde van het verloopstuk.

Bij de koppeling volgens de uitvinding wordt het buisaansluitstuk, dat een aftakkende buis opneemt, die in het buisaansluitstuk wordt gestoken of daarop wordt geschoven, van buiten met de koppeling verbonden, waarbij 35 het insteekorgaan aan de radiale flens met snapwerking achter de achterste 83 C 2 93 3 y- . '·* -2- rand van de opening aangrijpt. Een dergelijk aanbrengen is uiterst eenvoudig te bewerkstelligen·. Verder maakt de bouw van het buisaansluitstuk en van de koppeling zelf èen uitvoering mogelijk, die leidt tot een aanzienlijke materiaalbesparing, hetgeen in de eerste plaats duidelijk merk-5 baar wordt bij grotere nominale wijdten.

Het insteekorgaan kan bijvoorbeeld worden gevormd door een gesloten ring met een achtersnijding, die volgens de omtrek op afstanden is ontlast om de ring een betere buigzaamheid te geven. Het insteekorgaan kan ook worden gevormd door afzonderlijke ringsegmenten, die op onderlinge 10 afstand zijn aangebracht. Een bijzonder voordelige uitvoering voorziet, dat aan een flens een aantal in omtreksrichting op afstand liggende nokken is gevormd, welke nokken een achter de rand van de opening aangrijpende, radiaal naar buiten gerichte insteekschouder hebben. Het binnenvlak van de opening komt daarbij in. meer of mindere mate tegen de insteeknokken 15 aan te liggen, waarbij de insteekschouders onder de rand van de opening aangrijpen. Eet buisaansluitstuk is zodoende axiaal alsmede tegen zijdelingse verschuivingen geborgd.

De koppeling volgens de uitvinding heeft verder het aanzienlijke voordeel, dat zij kan worden toegepast voor zowel het aanbrengen van een 20 buisleidingaftakking als in de vorm van een mechanisch verbindingsmiddel voor twee naburige buiseinden. Derhalve voorziet een uitvoering, dat de opening in het verloopstuk na het aanbrengen, wordt bedekt door een doorlopende, los te breken laag. De koppeling en/of het aansluitstuk zijn bij voorkeur gemaakt van kunststof. Derhalve is het zonder meer 25 mogelijk om in het gebied van de opening een enigszins dunnere laag te vormen respectievelijk een laag met een zwaktelijn, zodat de laag door een eenvoudige mechanische bewerking kan worden verwijderd om het buisaansluitstuk te plaatsen. Wanneer de afdeklaag niet wordt verwijderd, is de koppeling geschikt voor buisleidingverbinding, waarbij de koppe-30 ling over de omtrek ondoorlaatbaar is en zodoende het naar buiten komen van het in de te verbinden buizen gevoerde medium voorkomt.

In het bijzonder in samenhang met het laatstgenoemde kenmerk, voorziet een verdere uitvoering, dat twee verloopstukken diametraal tegenover elkaar liggend zijn aangebracht voor het opnemen van een buisaansluitstuk 35 Na keuze kan één van de verloopstukken zijn voorzien voor aansluiting ? '7 Λ η o Λ T

‘j - j .„V w ν' - * -3- aan een buisaansluitstuk, of beide.

Er bestaan verschillende mogelijkheden om de verbinding van het buisaansluitstuk met een geschikte leidingbuis tot stand te brengen. Een verdere uitvoering voorziet in dit verband, dat althans een tong is gevormd 5 aan de wand van het buisaansluitstuk, welke tong althans gedeeltelijk is vrijgesneden en in de richting van de flens schuin naar binnen staat in het buisaansluitstuk. Bij het naar binnenschuiven van een aftakbuis wordt de tong radiaal naar buiten vervormd, zodat nauwelijks weerstand wordt geboden aan het naar binnenschuiven. Bij het trachten de aftakbuis 10 naar buiten te trekken, komt de in meer of mindere mate scherpe rand • van het vrije einde van de tong tegen de buiswand aan te liggen en wordt weerhaakvormig aan deze beweging een aanzienlijke weerstand geboden.

Bijzonder voordelig is de toepassing bij gegolfde buizen, waarbij de koppeling een ten opzichte van de gegolfde buis complementaire golving 15 heeft. Een toepassingsgeval ligt bijvoorbeeld in de drainage bij aansluiting van drainagebuizen met een kleinere diameter (zuigers) op een drainagebuis met een grotere diameter (verzamelaar). In het geval van een gegolfde aftakbuis is de beschreven tong in het buisaansluitstuk bijzonder doeltreffend.

20 Bij buisleidingen voor het zonder druk transporteren van water en toepassing van golfbuizen is het doelmatig om in de door de aan elkaar grenzende golfbuiseinden gevormde groef, een pakkingring aan te brengen.

De pakkingring kan een lippenring, een O ring, een pakkingring met wig-nokken, enz. zijn.

25 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een doorsnede is van een buisleiding met een uitvoeringsvorm van de koppeling,

Fig. 2 een eindaanzicht is van het buisaansluitstuk van de koppe-30 ling volgens fig. 1,

Fig. 3 een lengtedoorsnede is van een andere uitvoeringsvorm van het buisaansluitstuk van de koppeling volgens fig. 1,

Fig. 4 een doorsnede is van een gedeelte van het buisaansluitstuk volgens fig. 3, 35 Fig. 5 een doorsnede is van een gedeelte van het buisaansluitstuk ΰ O $ 0 -4- volgens fig. 3 en

Fig. 6 een aanzicht is van het gesloten verloopstuk in fig. 1.

Voordat nader wordt ingegaan op de in de tekening afgeheelde details, wordt vooropgesteld, dat elk der beschreven kenmerken op zichzelf of S samen met kenmerken van de conclusies, van wezenlijke betekenis voor de uitvinding is.

Een gegolfde kunststofbuis is aangeduid met 10. De diepste lijn van de golfdalen is aangeduid met 11, en de hoogste lijn van de golfbergen (met sfrqpen ingetekend) met 12. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een 10 verzamelaar voor drainage doeleinden. Een manchetvormige buisleiding- koppeling 13, die beschikt over een ten opzichte van de buis complementaire golving en een lengte bezit, die over althans twee, bij voorkeur echter meer dan vier golven van de buis 10 grijpt, bestaat uit de koppeldelen 14 en 15, waarvan het deelvlak door het lengtemiddenvlak loopt. De twee 15 koppeldelen 14, 15 hebben naar buiten gerichte flenzen, die door schroeven met elkaar kunnen worden verbonden, zoals afgeheeld bij 16 respectievelijk 17. De koppeldelen 14, 15 bezitten elk een radiaal naar buiten uitstekend verloopstuk 18 respectievelijk 19, dat in dwarsdoorsnede willekeurig kan zijn, maar bij voorkeur cirkelvormig of vierkant is. De verloopstukken 20 18, 19 zijn gevormd, doordat een buisvormig aanzetstuk is aangevormd.

Het verloopstuk 19 is afgesloten door een wand 20, die een cirkelvormig gesloten zwaktelijn 21 heeft. Het verloopstuk 18 heeft bij de vervaardiging van de koppeling 13 een soortgelijke of gelijke uitvoering als het verloopstuk 19, waarbij echter het binnen de zwaktelijn 21 liggende 25 deel van de wand 20 weggebroken respectievelijk verwijderd is. Op deze wijze is een opening 22 gevormd. Deze dient voor het opnemen van een buisaansluitstuk 23, dat een buisstomp 24 alsmede een flens 25 heeft, die radiaal is gevormd aan een einde van de buisstomp 24. Aan de van de buisstomp 24 afgekeerde zijde heeft de flens 25 een aantal insteeknokken 30 26, dat met snapwerking aangrijpt onder de rand van de opening 22.

In de buis 10 is, zoals aangeduid bij 27, een opening gevormd, die dus in verbinding staat met de buisstomp 24.

In de buisstomp 24 bevindt zich een aantal tongen 28, dat schuin in de buisstomp 24 naar binnen staat, waarbij het vrije einde in de richting 35 wijst van het van de flens 25 voorziene einde van het buisaansluitstuk 23.

S302 D9 3 -s-

Het buisaansluitstuk 23 is op grotere schaal afgeheeld in de fig. 2-5. Uit fig. 2 is te onderkennen, dat acht op gelijke omtreksafstanden aangebrachte insteeknokken 26 zijn voorzien aan de buitenzijde van de ringvormige flens 25. Bovendien heeft de flens 25 vier op gelijke afstand 5 aangebrachte uitsparingen 29, die radiaal naar buiten uitmonden. Uit fig.

5 blijkt duidelijk de vorm van de insteeknokken 26. Met 30 is een insteek-schouder aangeduid, die achter de rand van de opening 22 komt te liggen.

De axiaal zich uitstrekkende zijde 31 van de insteeknok 26 komt daarbij aan te liggen tegen de binnenwand van de opening 22. De radiaal naar 10 buiten gerichte zijde van de insteeknok 26 is buiten de schouder 30 afgeschuind, zoals afgebeeld bij 32, om het in de opening 22 voeren en het tijdelijk vervormen van de insteeknok 26 te vergemakkelijken.

Uit fig.2 is verder te onderkennen, dat twee diametraal tegenover elkaar liggende tongen 28 zijn voorzien, die worden gevormd door een 15 Ό- of C vormig vrij gesneden stuk 33, zodat zij aan slechts een zijde gebonden, vrij radiaal maar tegen veerkracht kunnen worden bewogen.

Zij hebben, zoals te zien in fig. 4, een betrekkelijk scherpe rand 34, die bij het naar buiten trekken van een in de buisstomp 24 naar binnen geleide buis, met een aanzienlijke weerstand tegengaan.

20 Uit de afbeelding volgens fig. 6 blijkt op welke wijze de in de voorgaande figuren getoonde koppeling kan worden toegepast voor het verbinden van twee golfbuizen. De golfbuizen 40, 41 zijn aan de einden zodanig afgesneden, dat een dal ontstaat bij de bij elkaar gebrachte einden voor het opnemen van een pakkingring 42. De pakkingring 42 is zodanig 25 bemeten, dat een minimale spleet overblijft tussen de aan elkaar grenzende golfbuiseinden.

Uit fig. 6 is door een gestreepte afbeelding de aanpassing te onderkennen van de koppeling 13 aan de golving van de buisleidingen 40, 41.

Voor dit doel zijn afzonderlijke ribben 43 voorzien, die aangrijpen in 30 de golfdalen. Aan de einden is een radiale flens 44 respectievelijk 45 voorzien, die een boogvormige overgang heeft voor aanpassing aan de overeenkomstige golfberg, die door de flens 44, 45 wordt omvat.

V V i· 0

Claims

1. Manchetvormige koppeling voor huisleidingen, die dwars op de omtreksrichting althans eenmaal is gedeeld en onder trekspanning van buiten tegen de wand van de buisleiding kan worden aangelegd/ en die een radiaal, een radiaal gerichte opening hebbend verloopstuk heeft voor het 5 opnemen van een afzonderlijk buisaansluitstuk, met het kenmerk, dat het buisaansluitstuk (23) aan een einde een radiale flens (25) heeft, aan' de van het buisaansluitstuk afgekeerde zijde althans een insteekorgaan (26) is aangebracht voor aangrijping achter de rand van de opening (22) van het verloopstuk (18), waarbij de flens afdichténd komt aan te liggen 10 tegen de buitenzijde van het verloopstuk.

2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan de flens (25) een aantal in omtreksrichting op afstand liggende nokken (26) is gevormd, welke nokken een achter de rand van een opening aangrijpende, radiaal naar buiten gerichte insteekschouder (30) hebben.

3. Koppeling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ope ning in het verloopstuk (18) na de vervaardiging is bedekt door een doorlopende, los te breken wand (20).

4. Koppeling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee verloopstukken (18, 19) diametraal tegenover elkaar liggend zijn 20·· voorzien voor het opnemen van een buisaansluitstuk.

5. Koppeling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans een tong (28) is gevormd aan de wand van het buisaansluitstuk, welke tongalthans gedeeltelijk is vrijgesneden (33) en schuin in de richting van de flens (25) in het buisaansluitstuk naar binnen staat.

6. Koppeling volgens één der conclusies 2-5, gekenmerkt door de toepassing op gegolfde buizen (10), waarbij de koppeling een ten opzichte van de gegolfde buis complementaire golving heeft.

7. Koppeling volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de te verbinden golfbuiseinden in het dalgebied van de golving zijn afgesneden 30 waarbij een pakkingring (42) is aangebracht in de door de aan elkaar grenzende golfbuiseinden gevormde ringgroef. £* V '·- ·; '·. Λ S v I <3 ó