NL8301682A - Inrichting voor het meten van de een-flanks fout van een paar met elkaar samenwerkende tandwielen. - Google Patents

Description

1 * » PHN 10.670 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Inrichting voor het meten van de één-flanks fout van een paar met elkaar samenwerkende tandwielen."

De uitvinding betreft een inrichting voor het meten van de één-flanks fout van een paar met elkaar in ingrijping zijnde tandwielen, welke inrichting twee assen bevat op elk waarvan één van de tandwielen kan worden bevestigd en op elk waarvan ook een schijf kan 5 worden bevestigd met een diameter welke overeenkomt met de diameter van de steekcirkel van het op de betreffende as bevestigd tandwiel, waarbij om elk van deze schijven een draad- of banddeel is geslagen en middelen aanwezig zijn cm de genoemde banddelen onder trekkracht van de schijven te wikkelen en daarbij een eventueel verplaatsings-10 verschil tussen de delen onderling qp te nemen.

Een inrichting van de soort waarop de onderhavige uitvinding betrekking heeft is beschreven in het GB-PS 476.257. Bij deze békende inrichting worden de te meten tandwielen geplaatst op de beide assen en tegen elkaar af gewikkeld waarbij er voor wordt gezorgd, dat daarbij 15 ofwel de linker- ofwel de rechterflanken voortdurend met elkaar in kontakt blijven. Op de beide genoemde assen zijn schijven bevestigd met diameters die overeenkomen met de diameters van de steekcirkels van de betreffende tandwielen en cm elk van de schijven is een banddeel bevestigd. Elk van die banddelen is met zijn vrije einde gekoppeld met 20 een slede. Het afwikkelen gebeurt nu door aan de beide sleden te trekken. Wanneer de tandwielen geen feuten vertonen dan zal de afgewikkelde band-lengte op elk van de schijven gelijk zijn en de sledes bewegen dus precies gelijk op. Wanneer de tandwielen een fout vertonen dan zal de afwikkelde lengte van de banddelen verschillen en de wegen die de beide 25 sledes afleggen zullen onderling een verschil vertonen dat met daartoe geeigenöe middelen kan worden gemeten.

Een nadeel van deze bekende inrichting is gelegen in het feit dat met twee sledes wordt gewerkt die beide zeer nauwkeurig moeten zijn rechtgeleid. Elke geleidingsfout veroorzaakt een meet'onnauwkeurigheid.

30 De uitvinding beoogt een inrichting voor het meten van de één-flanks afwikkelfout van paren met elkaar samenwerkende tandwielen te verschaffen welke een zeer grote eenvoud van konstruktie paart aan zeer nauwkeurige meetresultaten.

8301532 \ PHN 10.670 2

De inrichting volgens de uitvinding vertoont het kenmerk, dat elk van de draad- of banddelen deel uit maakt van eenzelfde draad of band welke vast is verbonden met een punt van de ontrek van elk van de schijven en tussen de schijven in een lus geleid over een meetschijf 5 welk is geplaatst qp een verplaatsbare slede, waarbij óp die slede middelen zijn opgesteld cm de hoekverdraaiing van de meetschijf te meten.

Daar de band nu over één meetschijf is geleid, heeft de geleiding van de slede nagenoeg geen invloed meer op het meetresultaat.

Teneinde er voor te zorgen dat de trékspanning in de band 10 tijdens het opwikkelen niet varieert en niet slipt over de schijven is de draad of band tenminste eenmaal in tegengestelde richting cm elk van de schijven geslagen en elk van de vrije uiteinden voorzien van een gewicht.

Cm er voor te zorgen dat gedurende het meten bij voortduring 15 of de linker- of rechterflanken in kontakt zijn is met elk van de schijven een verdere band of draad verbonden welke zodanig cm de schijven zijn geslagen dat bij trekkracht aan die banden of draden de gewenste flanken voortdurend met elkaar kontakt maken. Cm een konstante trekkracht in elk van de banden te verzekeren is elk van de banden aan zijn vrije 20 uiteinde voorzien van een gewicht. Volgens een verder uitvoeringsproces is de meetschijf voorzien van een aanslag die samenwerkt net de taster van een micrometer. Dit verschaft met zeer eenvoudige middelen een zeer nauwkeurig meetresultaat.

Teneinde een eventuele fout in de geleiding van de slede 25 zo weinig mogelijk invloed op het meetresultaat te doen hebben is bij een verdere uitvoeringsvorm de slede voorzien van een verdere rol waarover een van de band-.of draaddelen is geleid zodanig dat de beide band- of draaddelen elkaar daar nagenoeg raken.

Aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld 30 schematisch het principe van een inrichting voor het meten van de éên-flank afwikkelingsfout van een paar met elkaar samenwerkende tandwielen In aanzicht en in een doorsnede over de lijn I-I is weergegeven zal de uitvinding nader worden toegelicht.

In de figuren 1 en 2 zijn met de verwijzingscijfers 1 en 2 35 twee assen aangeduid welke zijn opgencmen in een niet nader aangeduid frame van de inrichting. Op deze assen 1 en 2 zijn bevestigd een paar ' tandwielen 3, 4 en een paar schijven 5, 6. De diameters van de schijven 5, 6 kernen respectievelijk overeen met de diameters van de steekcirkels 8301682 ft EHN 10.670 3 van de tandwielen 3, 4. De inrichting bevat verder een slede 7 welke beweegbaar is over de geleidingen 8, 9. Op de slede 7 is een meetsehijf 10 en een geleidingsrol 11 opgesteld. De meetsehijf 10 is voorzien van een aanslag 12 die samenwerkt met een taster 13 van een micrometer 14. Eau 5 band 15 is geslagen cm de schijf 5 en de schijf 6. Tussen deze beide schijven is de band 15 in een lus geleid over de meetsehijf 10 waarbij de geleidingsrol 11 de beide delen van de bandlus geleid zodat deze banddelen elkaar dan licht raken.

Aan de rechterzijde evenals aan de linkerzijde is de band 10 geleid over de geleidingsrollen 16, 17, 18 respectievelijk 19, 20, 21.

De uiteinden van de band 15 zijn voorzien van gewichten 22 resp. 23.

Om de schijf 5 is een verdere band 25 geslagen en wel zo dat deze qp de schijf een linksom gericht koppel kan uitoefenen. De band 25 is verder geleid over rollen 26 en 27 ei draagt aan zijn vrije 15 eind een gewicht 28. Over de schijf 6 is een band 30 geslagen zodat deze schijf een rechtsom gericht koppel uitoefent. De band 30 is verder geleid over de rollen 31, 32 en aan zijn uiteinde voorzien van een gewicht 33. Op deze wijze is bereikt dat de tanden van de tandwielen 3, 4 steeds met hun naar één zijde gekeerde flanken met elkaar kon takt 20 maken en dat de kentaktdruk constant is. Wanneer de fout van de andere tandflanken moet worden gemeten dan moeten de banden 25 en 30 in tegengestelde richting cm de schijven 5, 6 worden geslagen.

Cm de één-flanksfout te meten wordt de slede 7 naar boven bewogen de band 25 wikkelt zich daarbij van de schijven 5 en 6 af.

25 Wanneer de tandwielen geen fout vertonen dan is de bandlengte die zich van schijf 5 afwikkelt gelijk aan de van schijf 6 af gewikkelde lengte hetgeen betekent dat de meetsehijf 10 geen hoekverdraaiing zal ondergaan. Wanneer de tandwielen een fout vertonen dan zal de van de schijven 5 en 6 afgewikkelde bandlengte iets verschillen hetgeen resulteert in 30 een hoekverdraaiing van de meetsehijf 10 en een uitslag van aanslag 12 weÜBdoor de micrometer 14 wordt opgenemen.

Op deze wijze is met zeer eenvoudige middelen een zeer nauwkeurige meting van de tandwielen mogelijk. Eventuele onnauwkeurigheden in de geleiding van de slede 7, heeft nagenoeg geen invloed op het 35 meetresultaat omdat ter plaatse van de rol 11 de banddelen elkaar bijna raken en een rotatie van de slede dus geen invloed (¾) het meetresultaat kan uitoefenen.

8301682

Claims (5)

1. Inrichting voor het meten van de êên-flanks fout van een paar met elkaar in ingrijping zijnde tandwielen welke inrichting twee assen bevat op elk waarvan één van de tandwielen kan worden bevestigd, en op elk waarvan ook een schijf kan worden bevestigd mat een diameter welke 5 overeenkomt met de diameter van de steekcirkel van het op de betreffende as bevestigde tandwiel, waarbij cm elk van deze schijven een draad- Of banddeel is geslagen en middelen aanwezig zijn om de genoemde banddelen onder trekkracht van de schijven te wikkelen en daarbij een eventueel verplaats ingsver schil tussen de delen onderling qp te nemen met het ken-10 merk, dat elk van de draad- of banddelen deel uitmaakt van eenzelfde draad of band welke op een bepaald punt vast is verbonden met elk van de schijven en tussen de schijven in een lus is geleid over een meetschijf welke is geplaatst op een verplaatsbare slede, waarbij op die slede middelen zijn opgesteld om de boekver draaiing van de schijf te meten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draad of band tenminste éénmaal in aan elkaar onderling tegengestelde richting cm elk der schijven is geslagen en de vrije uiteinden van de draden van een gewicht zijn voorzien.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat met elk 20 der schijven een verder band of draad is verbonden welk elk zodanig cm de schijven zijn geslagen dat bij trekkracht in die banden of draden de linker- of rechterflanken voortdurend met elkaar in aanraking zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de meetschijf is voorzien van een aanslag die samenwerkt net de 25 taster van een micrometer.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de slede een verder rol draagt waarover een van de draden is geleid zodanig dat de beide draaddelen elkaar daar bijna raken. 30 8301632 35