NL8301020A

NL8301020A - Kabelladder.

Info

Publication number: NL8301020A
Application number: NL8301020A
Authority: NL
Original assignee: Geel Nv Metaalfab Van
Priority date: 1983-03-22
Filing date: 1983-03-22
Publication date: 1984-10-16
Also published as: EP0119670A1; EP0119670B1; FI77098B; NO841120L; ATE27387T1; DE3463877D1; DK159684A; FI77098C; DK158429C; FI841122A0; NO159040C; DK158429B; NO159040B; FI841122A; DK159684D0

Description

» i

Hw/Mv/4 Van Geel Kabelladder

De uitvinding heeft betrekking op een kabelladder bestaande uit twee parallelle, zich op afstand van elkaar uitstrekkende bomen, met daartussen aangebrachte sporten.

Kabelladers van het in de aanhef beschreven type 5 vinden vooral toepassing als horizontale ladder voor vermo-genskabels. Niettemin kan de kabelladder ook vertikaal in bijvoorbeeld schachten worden toegepast. De ondersteunde kabels worden met behulp van klemmen op de sporten van de ladders vastgezet.

10 De uitvinding beoogt de bomen respectievelijk de sporten een zodanige vorm te geven dat zonder extra hulpmiddelen de verbinding tussen sporten en boom kan plaatsvinden, waardoor het monteren van een kabellader aanzienlijk kan worden vereenvoudigd, hetgeen de kostprijs drukt.

15. De verbinding moet niettemin zodanig stevig zijn dat de sporten ten opzichte van de boom niet uit hun stand kunnen verdraaien of verschuiven.

De kabelladder volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat elke boom in hoofdzaak een uit plaatmateriaal 20 gevormd profiel met staand en liggend been is, waarbij het liggende been is voorzien van een staande flens met ope-ningen, waarbij aanslagmiddelen op afstand van elke opening I

aan de boom zijn aangebracht, en de boom verder is voorzien j ! van middelen voor het telkens vergrendelen van het door een 25 opening heen en tussen de aanslagmiddelen gevoerde einddeel j van een sport.

Dankzij het opnemen van het einddeel van de sport tussen de aanslagmiddelen en de opening van de op het liggende been staande flens is een onbeweegbare verbinding 30 tussen sport en boom bewerkstelligd. Daarbij voorkomen de vergrendelmiddelen een langsverschuiving van de sport ten opzichte van de boom.

8301020

_:_:________ J

4 - -2-

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de aanslag-middelen gevormd door een naar de flens toegekeerde rug in het staande been, welke rug tegenover elke flensopening een uitsparing heeft voor het opnemen van het kopeind van de 5 sport. Hiermee wordt bewerkstelligd dat met zo min mogelijk materiaalgebruik van de boom toch een zo groot mogelijke afstand tussen opening en aanslagmiddel is gewaarborgd, hetgeen bijdraagt aan de stevige verbinding tussen sport en boom

Volgens een verdere ontwikkeling zijn de ver-10 grendelmiddelen gevormd door een aan de flens aangebrachte, liggende strook waarvan de vrije rand in een uitsparing van de sport voerbaar is.

De strook is door de eenzijdige bevestiging aan de flens als een verende lip op te vatten, zodat de vergren-15 deling automatisch in werking treedt zodra bij montage de uitsparing in de sport bij de strook komt. Vanzelfsprekend is de plaats van de uitsparing in de sport zodanig dat het opnemen van het einddeel van de sport tussen aanslagmiddelen en in de opening is verzekerd.

20 Bovengenoemde'en andere kenmerken van de uitvin ding zullen volgen uit de hieronderstaande figuurbeschrij-ving van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening toont:.

Fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een deel 25 van een kabelladder nabij de verbinding tussen een sport en de boom,

Fig. 2 een staande langsdoorsnede van een kabelladder met daarin aangebrachte kabels,

Fig. 2, 3 telkens een bovenaanzicht van een deel 30 van de kabelladder met verschillend geplaatste sporten in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1,

Fig. 4 een staande dwarsdoorsnede van de kabelladder bij een sport volgens fig. 3,

Fig. 5 een perspektivisch bovenaanzicht van de 35'onderdelen van de kabelladder voor montage in de montagebank.

Fig. 6 een met fig. 1 overeenkomend perspektisch bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de kabelladder.

8301020 * * -3-

In fig. 1 is met het referentiecijfer 1 de boom van de kabelladder aangegeven. Aan de boom zijn telkens sporten 2 bevestigbaar, waarbij de bevestiging slechts door de bijzondere vormgeving volgens de uitvinding tot stand wordt 5 gebracht.

De boom is vervaardigd van plaatvormig materiaal en vertoont in dwarsdoorsnede in hoofdzaak de vorm van een hoekprofiel met een liggend been 3 en een staand been 4. Op afstand van het staande been 4 is langs de vrije rand van het 10 been 3 een staande flens 5 aangebracht, die is voorzien van openingen 6, welke op een bepaalde afstand van elkaar liggen, zie fig. 5. De afstand tussen de openingen 6 bepaalt de afstand tussen de sporten 2.

De bovenrand van de staande flens 5 is omgezet 15 tot een liggende strook 7, waarvan de vrije rand in de richting van het liggende been 3 is gebogen.

Het staande been 4 is op de hoogte van de liggende strook 7 voorzien van een naar de staande flens 5 gekeerde rug 8, welke rug eveneens is voorzien van openingen 9, 20 die tegenover de openingen 6 liggen. Deze opening 9 vormt met de omtreksranden daarvan aanslagmiddelen voor het kopeind 10 van de sport 2.

Voor het monteren van de sport 2 aan de boom 1 behoeft slechts het einddeel van de sport door de opening 25 heen te worden gevoerd, totdat het kopvlak 10 tussen de omtreksranden van de opening 9 steekt. Verder doorvoeren wordt voorkomen door het staande wanddeel 11 van het staande been 4, dat als eindaanslag fungeert. Het zal duidelijk zijn dat hierdoor een onverdraaibare verbinding tussen boom 1 en sport 30 2 wordt bewerkstelligd.

De langsvergrendeling van de sport 2 in de boom 1 komt tot stand doordat de vrije eindrand van de liggende strook 7 in een uitsparing 12 aan de bovenzijde of onderzijde van de sport 2 valt. Hierbij komt de afstand van de rand 13 35 van de uitsparing 12 tot aan het kopeind 10 van de sport 2 overeen met de afstand a tussen de vrije rand van de liggende strook 7 en het aanslagvlak 11. De vrije rand van de strook 7 en de rand 13 van de uitsparing 12 vormen hierbij de vergren- 8301020 ....... _j -4- delmiddelen waarmee de sport 2 blijvend in de boom 1 wordt geblokkeerd/ zie ook fig. 4.

De sport 2 bestaat in de getoonè uitvoeringsvorm in hoofdzaak uit een U-vormig plaatprofiel, waarvan de 5 flenzen aan de vrije rand naar binnen zijn omgezet. Een dergelijke konstruktie maakt het mogelijk om in de gootvormige uitsparing van de sport 2 klemmen 14 aan te brengen voor het in of aan de kabelladder bevestigen van vermogenskabel 15 of dergelijke.

10 Door de uitsparing 12 hetzij in de omgezette flenzen, zie fig. 1, en de bovenste sport in fig. 3, en/of in de lijfplaat van het ü-vormige profiel, zie de onderste sport in fig. 3 aan te brengen, kan zowel een kabel 15 aan de onder- respectievelijk bovenzijde van de sporten van de kabel-15 ladder worden bevestigd.

Het samenstellen van een kabelladder volgens de hierboven beschreven uitvoeringsvorm is uitermate eenvoudig geworden. Door bijvoorbeeld in een persbank 17, zie fig. 5, de verschillende sporten 2 tussen malgeleiders 18 te plaat-20 sen, en aan weerszijden van de sporten 2 de bomen 1, enerzijds tegen een vaste steun 19 en anderzijds tegen een druk-steun 20 te plaatsen, zodanig dat de openingen 6 tegenover de kopeinden 10 van elke sport komen te liggen, kan door het verplaatsen van de druksteun 20 in de richting van de pijl P1 25 de kabelladder in één beweging worden vastgezet en vergrendeld. Hierbij komen geen extra hulpmiddelen voor de bevestiging aan te pas hetgeen een bijzonder eenvoudige konstruktie en montage van de kabelladder bewerkstelligt.

Volledigheidshalve wordt nog vermeld dat de 30 druksteun 20 in de vorm van een wig is uitgevoerd, die afsteunt tegen een vaste wig 21. Door de wigvormige druksteun 20 in de richting van de pijl P2 door middel van de cylinder 22 te bewegen zal deze tevens in de richting van de pijl P1 bewegen inder meeneming van de boom 1 in de richting van de 35 tegen de steun 19 liggende boom.

Fig. 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij in hoofdzaak de boom 31 ander is uitgevoerd. Ook hier is het liggende been 33 voorzien van een staande flens 35, 8301020 -5- : t welke is voorzien van openingen overeenkomstig de openingen 6 in fig. 1. De staande flens zet zich naar buiten voort in een liggende strook 37, waarop aansluit een L-vormig einddeel 38.

Dit einddeel is voorzien van een met opening in de flens 35 5 corresponderende opening 39, waarvan de omtreksranden als aanslagmiddelen voor het einddeel van de sport 32 dienen.

De liggende strook 37 is bij de openingen in de flens 35 voorzien van een verende lip 40, welke is verkregen door insnijdingen 41 in de strook 37. De lip 40 valt in een 10 uitsparing van de sport 32 overeenkomstig de uitsparing 12 in fig. 1. Het kopvlak 42 van de sport komt hier tegen de binnenwand van het staande been 34 van de boom 31.

De montage van deze alternatieve uitvoeringsvorm komt overeen met de hierboven beschreven uitvoeringsvorm vol-15 gens fig. 1 t/m 5. j

Binnen het kader van de uitvinding zijn andere uitvoeringsvormen mogelijk.

Zo behoeft de sport 2 niet als open profiel te zijn uitgevoerd maar kan het ook massief zijn. De in hoofd- ;! 20 zaak rechthoekige vorm kan elke andere gewenste vorm hebben.

De vergrendeling van de sport 2, 32 in de boom 1, 31 kan op elke gewenste wijze plaatsvinden. Zo is de lip 40 ook aan te brengen in de staande flens 5, 35, respectievelijk L-vormig deel 38 nabij de opening 39, waarbij de uitspa-25 ringen 12 in de staande flenzen van de sport 2, 32 aan te brengen zijn.

8301020

Claims

1. Kabelladder bestaande uit twee parallelle, zich op afstand van elkaar uitstrekkende bomen, met daartussen aangebrachte sporten, met het kenmerk, dat elke boom in hoofdzaak een uit plaatmateriaal gevormd profiel met 5"staand en liggend been is, voorzien van een staande flens met openingen, waarbij aanslagmiddelen op afstand van elke opening aan de boom zijn aangebracht, en de boom verder is voorzien van middelen voor het telkens vergrendelen van het door een opening heen en tussen de aanslagmiddelen gevoerde eind- 10 deel van een sport.

2. Kabelladder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen zijn gevormd door een naar de flens tóegekeerde rug in het staande been, welke rug tegenover elke flensopening een uitsparing heeft voor het , 15 opnemen van'het kopeind van de sport. ·

3. Kabelladder volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de vergrendelmiddelen zijn gevormd door een aan de flens aangebrachte, liggende strook waarvan de vrije rand in een uitsparing van de sport voerbaar is.

4. Kabelladder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de liggende strook naar het staande been is gekeerd.

5. Kabelladder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sport een U-profiel 25 is, waarvan de vrije randen van de flenzen zijn omgezet.

6. Kabelladder volgens de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de uitsparing in de omgezette randen respectievelijk in de lijfplaat van het ü-vormig profiel is aangebracht. 8301020