NL8300938A - Rijwielslot. - Google Patents

Description

* 1 ” - ' 835O36/Timmers

Korte aanduiding: Rijwielslot.

De uitvinding heeft betrekking op een rijwielslot van het beugeltype omvattende een slotkast met een kamer waarin een, het slot- en vergrendelmechanisme opnemend, huis is aangebracht en met twee aan weerskanten van deze kamer 5 uitgaande gebogen geleidingen voor de grendelbeugel.

Een dergelijk slot is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 161.227 ten name van aanvraagster. Dit bekende slot geeft door de aanwezigheid van een het sloten vergrendelmechanisme opnemend huis ten opzichte van de 10 gebruikelijke sloten reeds een grotere beveiliging tegen forceren van het slot- en vergrendelmechanisme zodat in de praktijk een dergelijk slot alleen kan worden geforceerd door het vernielen (doorzagen of doorknippen) dan wel forceren (uitbuigen) van de grendelbeugel. j 15 Door de grendelbeugel uit te voeren met een gehard oppervlak wordt het doorzagen ervan reeds aanzienlijk bemoeilijkt. Het is echter mogelijk na loswrikken van het gehele slot die geleiding waarin bij gesloten toestand geen grendelbeugel ligt met een (b.v. hydraulische) knip-20 tang door te knippen, het geleidingdeel los te buigen en door hefboomwerking met een geschikt gereedschap, b.v. een ringsleutel, een grote kracht op het nog tussen de spaken gelegen deel van de grendelbeugel uit te oefenen; de beugel breekt dan.

25 De uitvinding berust op het inzicht dat een in ver gaande mate tegen forceren bestand slot wordt verkregen wanneer in die geleiding welke bij gesloten slot vrij is van de grendelbeugel een uit hard materiaal gevormde be-schermbeugel is aangebracht. Door deze maatregel wordt 30 het doorknippen van de geleiding onmogelijk.

Bij voorkeur heeft de beschermbeugel een continu gebogen dwarsdoorsnede en bestaat uit een aan de vorm der geleiding aangepast deel, een daarop aansluitend tussen het huis en de kamerwand gelegen deel, gevolgd door een 35 in de andere geleiding gelegen deel. Hierdoor is de beschermbeugel onverschuifbaar opgesloten en is bovendien ook de bovenkant van de andere geleiding beter beschermd 8300938 ___ i « 1 *.

ï . * 2 tegen pogingen tot forceren met steekgereedschap.

De gebruikelijke, met het ene einde aan de grendel-beugel bevestigde, trekveer is bij voorkeur met het andere einde vastgezet aan een door het van de kamer af-5 gekeerde beugeleinde gedragen bevestigingselement.

Een nog verdergaande zekerheid wordt verkregen wanneer nabij het open einde der geleidingen een gedeelte van de geleidingbovenwand zich voortzet in een tegen de slotachterplaat gelegen deel tot een de grendelbeugel 10 omvattende huls.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 is een perspektivische afbeelding in uiteengenomen vorm van een rijwielslot volgens de uitvinding; 15 fig. 2 is een dwarsdoorsnede op vergrote schaal door een gedeelte van dit slot; fig. 3 is een aanzicht van de beide beugels met het slothuis.

Het in de figuren afgebeelde slot bestaat uit de ge-20 bruikelijke achterplaat 1 en de slotkast 2, deze laatste met de kamer 3 van waaruit de beide gebogen geleidingen 4, 5 voor de grendelbeugel 6 uitgaan. Deze beugel draagt de bedieningspal 7.

In de kamer 3 past het gesloten huis 8 waarin is opge-25 nomen de slotcilinder 9 en de daarmee gekoppelde, niet getekende, grendelpal. De van geschikte uitsparingen voorziene grendelbeugel 6 is geleid in een gebogen doorgang 10 in het huis.

De delen worden bijeengehouden door niet-getekende, 30 door de openingen 12 resp. 13 in slotkast respectievelijk achterplaat gaande klinknagels.

Een op deze wijze opgebouwd slot is op zich bekend.

In de praktijk is gebleken dat een dergelijk slot kan worden geforceerd door met een zware (hydraulische) kniptang 35 het slot op de met de pijl 14 aangegeven plaats door te knippen waarna de geleiding 4 kan worden losgewrikt en het dan vrije einde van de in de gesloten stand liggende 8300938 5" . ’ 3 grendelbeugel 6 met een pijpsleutel of ringsleutel kan worden gegrepen: wanneer dan door hefboomwerking een grote kracht op dit vrije einde wordt uitgeoefend breekt de beugel en is het slot geforceerd.

5 Volgens de uitvinding wordt dit onmogelijk gemaakt door de aanwezigheid van een extra beschermbeugel, in de figuur aangegeven met het verwijzingscijfer 15. Deze beugel bestaat uit een gebogen deel 16 waarvan de vorm is aangepast aan die van de geleiding 4, een daarop aanslui-10 tend recht gedeelte 17 en een tweede, korter gebogen deel 18. De beugel 15 ligt tussen de onderwand 19 van het gesloten huis 8 en de binnenwand 20 van de kamer 3 en kan dus niet verschuiven. Aan het einde draagt de beugel een bevestigingselement 21 voor het ene einde van de trekveer 15 22 'waarvan het andere einde is bevestigd aan het einde 23 van de grendelbeugel 6.

Voor het verkrijgen van een grotere veiligheid is een gedeelte van de wand van de geleidingen 4 en 5 ter plaatse 24 en 25 omgebogen en zet zich voort in een even-20 wijdig met de achterplaat 14 gelegen deel 26 resp. 27 waardoor een de beugel omsluitende huls 28 resp. 29 wordt gevormd.

- Conclusies - 8300938

Claims (4)

1. Rijwielslot van het beugeltype omvattende een slotkast met een kamer waarin een, het slot- en vergrendel-mechanisme opnemend, huis is aangebracht en met twee aan weerskanten van deze kamer uitgaande gebogen geleidingen 5 voor de grendelbeugel,met het kenmerk, dat in die geleiding welke bij gesloten slot vrij is van de grendelbeugel een uit hard materiaal gevormde bescherm-beugel is aangebracht.

2. Rijwielslot volgens conclusie 1, m e t het 10 kenmerk, dat de beschermbeugel een continu gebogen dwarsdoorsnede heeft en bestaat uit een gebogen, aan de deel vorm der geleiding aangepaste een daarop aansluitend tussen het huis en de kamerwand gelegen deel, gevolgd door een in de andere geleiding gelegen deel.

3. Rijwielslot volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk , dat de, met het ‘ene einde aan de grendelbeugel bevestigde, trekveer met het andere einde is vastgezet aan een door het van de kamer afgekeerde beugeleinde gedragen bevestigingselement.

4. Rijwielslot volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat nabij het open einde der geleidingen een gedeelte van de geleidingbovenwand zich voortzet in een tegen de slotachterplaat gelegen deel tot een de grendelbeugel omvattende huls. 83 0 09 3 8