NL8300512A - Dierenval. - Google Patents

Description

«Ss- -i s ’ N/31.277-St/V/id

Dierenval.

De uitvinding betreft een dierenval of klem van het type met twee ramen, die aan hun corresponderende einden draaibaar om een gemeenschappelijke as zijn verbonden en die aan hun buitenzijden bij voorkeur twee paar sa-5 menwerkende bekken vormen. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een verbetering van de bekconstructie van dit soort dierenvallen.

Dierenvallen van het type als hier bedoeld hebben in het algemeen vierkante of rechthoekige draaiende 10 ramen, zie bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooischrift 3.010.245, ofwel ramen, die gedeeltelijk trapeziumvormig zijn, zie het Amerikaanse octrooischrift 3.760.531. De val heeft minstens een aandrijfelement, dat bestaat uit een spiraalveer met armen, die eindigen in ringen, die elk om 15 een paar naast elkaar liggende zijbenen van de ramen zitten en hierover kunnen glijden. Het aandrijfelement dient om de bekken naar een gesloten stand te bewegen en in die stand vast te houden. In de val volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.010.245 zijn de met de ringen samenwerkende zij-20 benen zo gevormd, dat'in de open^stand van de val de buitenste zijbeendelen, die aan weerskanten van dë~mrdde±-ste zij-beendelen liggen, evenwijdig aan elkaar lopen, terwijl de middelste zijbeendelen nabij de gemeenschappelijke as van de ramen binnen de ringen op de amen van spiraalveer een 25 kruis met elkaar vormen. In deze uitvoering van de val liggen de bekken van elk raam in een gemeenschappelijk vlak en zitten de buitenste delen van de zijbenen rechtstreeks vast aan de bekken. Een grendel- en vrijgeefmechanisme (bijvoorbeeld als beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 30 2.947.107, 3.762.094 of 3.816.955) houdt de ramen in een geopende stand als de val is gezet. Als de val dichtspringt, geeft dit mechanisme de ramen vrij en zorgen de veerarrarin-gen voor een snelle draaiing van de ramen over een hoek van ongeveer 90°, zodat de bekken een dier snel in de val slaan 35 en vastklemmen.

Dit valtype wordt uit overwegingen van humaniteit veel gebruikt. Het geniet de voorkeur van veel humaan jagende groepen, omdat het een duidelijke verbetering is 8300512 » * - 2 - ten opzichte van de val, die een poot van het dier grijpt. Echter, ondanks het wijd verspreide gebruik van vallen met draaiende ramen en hun humane werking, is er een voortdurende vraag van humaan jagende vallenzetters naar een verbete-5 ring van de werking van de val in dit opzicht; dit betekent dat de val effektiever moet zijn en dat elk dier dat in de val raakt zo snel mogelijk wordt gedood. Tenzij een in de val gevangen dier niet meteen door de klap van de bekken op zijn lichaam wordt gedood, werkt de val als een het li-10 chaam vasthoudende klem, waardoor de dood uiterst langzaam en pijnlijk kan zijn. Het is duidelijk, dat een verhoging van de slagkracht waarmee de val toegrijpt, het lijden van het dier vermindert.

Eerdere pogingen om de klemkracht van dieren-15 vallen met draaiende ramen te verhogen zijn te vinden in de Amerikaanse octrooischriften 4.117.623 en 4.250.654. De bek van de val van het Amerikaanse octrooischrift 4.117.623 steekt in de gesloten stand van de val buiten het vlak van de raamzijbenen uit in de richting van de bek van het tegen-20 overliggende raam. De verbinding tussen de zijbenen en de uitstekende bekvormende zijde is zo gevormd, dat de ring van het aandrijfelement de bij elkaar liggende raamzijbenen in de gesloten stand van de val omsluit en samendrukt, zodat het dier sneller en pijnlozer wordt gedood. Volgens het Ame-25 rikaanse octrooischrift 4.250.654 zijn de raamzijbenen verdeeld in delen, die bepaalde hoeken met elkaar maken, teneinde de klemkracht tussen de bekken zo groot mogelijk ~te maken. Hoewel beide bekende toestellen aan hun doel beantwoorden, biedt geen van beide de juiste bekafstand in de ge-30 sloten stand gecombineerd met een maximale benutting van de veerkracht bij een gegeven aandrijfelement.

De kracht, die een val tijdens de beweging van de aandrijfringen langs de raamzijbenen ontwikkeld, is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de veer-35 kracht van de aandrijfveer, de diameter en de vorm van de aandrijfring, de afstand van de ringen tot het draaipunt van de ramen, en het ontwerp en de vormgeving van het raam.

De uitvinding beoogt een verbeterde dierenval van de aangegeven soort te verschaffen, waarbij de vorm van 40 de draaiende ramen gericht is op een juiste bekafstand in 8300512 “ 3 ** ^ > de gesloten valstand terwijl bij een gegeven aandrijfelement de werkzame veerkracht maximaal wordt benut, teneinde een gegrepen dier zo snel mogelijk te doden als de val dichtslaat.

5 De ramen van een dierenval volgens de uit vinding hebben zijbenen, die drie een hoek met elkaar makende delen hebben tussen het centraal gelegen draaipunt en de verbinding met de bek. Een binnenste deel loopt in radiale richting vanuit het draaipunt en sluit een bepaalde hoek 10 met een tussengelegen deel in. Dit tussendeel strekt zich op zijn beurt uit naar een buitenste deel, dat in de gesloten stand van de val evenwijdig ligt aan een corresponderend buitenste deel van het tegenoverliggende raam. De bek tussen de twee buitenste delen van het raam is in lichte 15 mate uit het vlak van de buitenste delen weggebogen en steekt enigszins in de richting van de overeenkomstige bek uit, die in de gesloten stand er tegenover ligt. De afstand in de gesloten stand tussen twee tegenover elkaar liggende bekken is afhankelijk van de grootte van de val, het dier dat ge-20 vangen moet worden enz. Bij voorkeur bedraagt de hoek tussen het buitenste deel en het tussendeel van elk raamzijbeen ongeveer 165°-175°, terwijl de hoek tussen het binnenste deel en het tussendeel ongeveer 125°-135° bedraagt. De aldus verkregen vorm verschaft de juiste afstand tussen de bekken van 25 de ramen in de gesloten stand, terwijl de werkzame kracht van het aandrijfelement zo groot mogelijk wordt zodat een dier dat tussen de bekken van de val wordt gevangen meteen wordt gedood.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de 30 hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm is weergegeven .

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een val in de open stand?

Fig. 2 is een aanzicht in perspectief van de 35 val van Fig. 1 in de gesloten stand;

Fig. 3 is een zijaanzicht, dat de vorm van de ramen van de val van Fig. 1 toont in de open stand; en

Fig. 4 is een bovenaanzicht van een deel van een van de ramen van Fig. 3.

40 Zoals in de Fig. 1 en 2 te zien is, heeft de 8300512 *Λ - 4 - afgebeelde dierenval twee gelijkvormige rechthoekige ramen 10 en 12. Het raam 10 heeft zijbenen 10a en 10b, die zich tussen de einden van twee bekvormende zijden 10c en lOd uitstrekken. Dienovereenkomstig heeft het raam 12 zijbenen 12a 5 en 12b tussen de tegenover elkaar liggende einden van bek- vormende zijden 12c en 12d. Bij elkaar liggende zijbenen van de respectievelijke ramen hebben in hun middens draaibare verbindingsstukken 13a en 13b, waardoor een relatieve draaiing van de ramen om een gemeenschappelijke as, die lood-10 recht staat op de raamzijbenen, mogelijk is.

De val heeft aan zijn tegenover elkaar liggende zijden conventionele aandrijfelementen 14 en 16, elk voorzien van een spiraalveer 14a resp. 16a, die twee armen 14b resp. 16b uit elkaar drukt. De armen 14b en 16b gaan over 15 in aandrijfringen 14c en 16c, die om de naast elkaar gelegen raamzijbenen aan weerskanten van de draaipunten 13a en 13b grijpen. Een klauwvormige pal 18, die draaibaar is vastgemaakt op de bek 10c van het raam 10, grijpt, aan op de bek 12c van het raam 12 en houdt de val in de open stand van Fig. 1. 20 Op de bek 12c zit een conventioneel draaibaar ontgrendelor-gaan 20 dat de pal 18 losmaakt als het ontgrendelorgaan door een dier wordt bewogen, waardoor de val dichtklapt.

Om de val te spannen, worden de aandrijfarmen 14b en 16b naar elkaar toe geduwd tegen de kracht van hun 25 respectievelijke veren in en worden de ramen naar elkaar toe gedraaid om de bekken 10c en 12c bij elkaar te brengen. Afhankelijk van de grootte van de val en de kracht van de aandrijf elementen 14 en 16 kan een spanwerktuig gebruikt worden, zoals gebruikelijk is. Als de bekken 10c en 12c dicht genoeg 30 bij elkaar zijn, wordt de pal 18 geplaatst, die de bekken onderling fixeert. In deze stand houden de benen van de respectievelijke ramen de aandrijfringen tegen de werking van hun veren in bij elkaar.

De ramen kunnen vrij draaien, wanneer de pal 35 18 door een beweging van het ontgrendelorgaan 20 wordt vrij gemaakt, waarbij de veren 14a en 16a de aandrijfringen snel uit elkaar drukken en daardoor de respectievelijke bekken van de val naar elkaar toe drijven. De bekken 10c en 12d vormen daarbij een klembek van de val en de bekken 12c en lOd de 40 andere klembek van de val.

8300512 - 5 -

Als de ruimte tussen de bekken vrij is, neemt de val, wanneer hij dicht springt, de stand in zoals is aangegeven in Fig. 2. In de praktijk echter zal het lichaam van een dier tussen de bekken aanwezig zijn en kunnen deze niet 5 helemaal sluiten. Zoals bekend, worden vallen meestal ontworpen om dieren van een bepaalde grootte te vangen. Contact met het dier zal aldus optreden bij een bepaalde afstand tussen de bekken van de val (dit heet "doelopening") en de bekken zullen zich verder sluiten tot een punt, dat afhangt 10 van de kracht van de bekken en de samendrukbaarheid van het dier.

Tot dusver betreft de beschrijving een conventionele dierenval met draaiende ramen. De uitvinding heeft betrekking op de specifieke vormgeving van de raamzijbenen 15 10a, 10b, 12a en 12b en de relatieve plaatsing van de bekken 10c, lOd, 12c en 12d ten opzichte van de zijbenen. Volgens de uitvinding zijn de zijbenen en de bekken zodanig gevormd, dat ze de juiste bekafstand in de gesloten stand en de maximale sluitkracht voor een gegeven paar van aandrijfelementen 20 14 en 16 verschaffen. De nieuwe vorm van de ramen is te zien in de Fig. 1, 2, 3 en 4, waarbij wordt opgemerkt, dat de val in de Fig. 1 en 3 is getoond in de open stand en in Fig. 2 in de gesloten stand. Voorts is het raam 10 gelijk aan het raam 12 en zijn ook de zijbenen 10a, 10b, 12a en 12b gelijk 25 aan elkaar. Het zijbeen 10b heeft twee identieke helften, die diametraal verlopen vanuit de scharnierverbinding 13a. Meer in het bijzonder heeft elke helft van het zijbeen 10b een binnenste deel 22, dat radiaal uitsteekt vanuit het scharnier 13a. Het voorste einde van het binnenste deel 22 30 gaat met een bocht over in een tussendeel 24, dat bij voorkeur met het deel 22 een hoek van ongeveer 125°-135° insluit. Het voorste einde van het tussendeel 24 gaat met een bocht over in een buitenste deel 26, dat met het tussendeel 24 een hoek maakt van ongeveer 165°-170°. De hoek tussen de delen 35 24 en 26 is tegengesteld van teken aan de hoek tussen de de len 22 en 24, zodat elke helft van het zijbeen 10b een zig-zagvorm heeft.

De gebogen delen 22, 24 en 26 zijn op overeenkomstige wijze in elke helft van de raamzijbenen 10a, 12a 40 en 12b aangebracht en zijn daar ook overeenkomstig genummerd.

8300512 ’ / - 6 - v

De bekken 10c en 12c worden in de open stand van de val, zoals te zien is in de Fig. 1 en 3, op conventionele manier door de pal 18 op een vaste afstand van elkaar gehouden. Een gelijke afstand treedt daarbij tussen de bekken 5 lOd en 12d op. Belangrijk is, dat de bekken 10c en 12c uit het vlak van de hen dragende buitenste delen 26 zijn gebogen en van elkaar terugwijken. In de open stand van de val zijn de bekken lOd en 12d op overeenkomstige wijze uit elkaar gebogen.

10 De buiging uit het raamvlak van de bekken 10c en 12d zorgt ervoor, dat in de gesloten stand van de val, zoals te zien is in Fig. 2, deze delen naar elkaar toe uitsteken, zodat ze dichter bij elkaar liggen dan de voorste delen 26 van de zijbenen 10b en 12b. Zoals te zien is in Fig. 4 15 steekt het uiteinde van het buitenste deel 26 voorbij de bek 12b (of 10c) uit en vormt een lus 28, die het uiteinde van deel 26 verbindt met het uiteinde van de bek. De lus 28 is licht gebogen om de bek 12b (of 10c) in de richting van de bek 10c (of 12b) te oriënteren. De grootte van de door het 20 lusdeel 28 gevormde bocht en de resulterende afstand tussen de bekken 10c en 12b in de gesloten stand van de val hangen af van de grootte van de val en de toepassing daarvan, onder andere, het soort dier dat gevangen moet worden etc. Een overeenkomstige relatie bestaat tussen de tegenover elkaar 25 liggende bekken lOd en 12c in de gesloten stand van de val.

De lusdelen 28 zorgen ervoor, dat bij het sluiten van de val de aandrijfringen 14c en 16c over een zo groot mogelijke afstand kunnen bewegen, zodat bij de kleine bekopeningen een zo groot mogelijk moment wordt bereikt. Ver-30 der verhindert het lusdeel 28, dat de ringen vanaf zijbeen-deel 26 op de bekken glijden. In dit opzicht is de werking van het lusdeel 28 conventioneel. Het lusdeel 28 verschilt echter van de lusdelen die normaal worden toegepast in die-, renvallen met draaiende ramen, doordat het zodanig gebogen 35 is, dat de bekken in de gesloten stand naar elkaar toe uitsteken.

Er wordt op gewezen, dat de buitenste zijbeen-delen 26 aan beide kanten van de bek 10c in de gesloten stand van de val evenwijdig aan en op afstand van de overeenkom-40 stige zijbeendelen 26 aan beide zijden van de bek 12d liggen.

8300512 7 ^ Λ - ft

Evenzo liggen de buitenste zijbeendelen 26 aan beide kanten van de bek lOd evenwijdig aan en op afstand van de overeenkomstige zijbeendelen 26 aan beide kanten van de bek 12c.

Men kan zich een denkbeeldig vlak voorstellen, dat zich tus-5 sen de bekken 10c en 12b en tussen de bekken lOd en 12c uitstrekt. Dit denkbeeldige vlak loopt in de gesloten stand van de val evenwijdig aan alle acht zijbeendelen 26. In de gesloten stand van de val maakt dit vlak een hoek van 30°-45° met elk van de zijbeendelen 22, zodat de zigzagconfiguratie 10 met de beide hoeken van 125°-135° en 165°-170° ervoor zorgt dat de zijbeendelen 26 evenwijdig aan dit denkbeeldige vlak liggen. Met andere woorden, de bocht van ca. 125°-135° tussen de delen 22 en 24 is binnenwaarts naar het denkbeeldige vlak toegericht, zodat de delen 24 naar dit vlak toelopen 15 onder een hoek, die tussen 165° en 170° ligt. De bocht van 165°-170° tussen de delen 24 en 26 is buitenwaarts van het denkbeeldige vlak af gericht, zodat het deel 26 evenwijdig loopt aan dit vlak.

Er is gebleken dat, door toepassing van de 20 zijbenen en bekken volgens het voorafgaande, de juiste bekaf stand bij het dichtslaan nauwkeuriger kan worden verkregen, terwijl de optimale sluitkracht van een gegeven paar aandrijf veren wordt benut.

8300512

Claims (7)

1. Dierenval met twee ramen, die elk tenminste ëên een bek vormende zijde en twee zich vanaf deze zijde uitstrekkende zijbenen hebben, welke zijbenen van de twee ramen door scharnieren paarsgewijs aan elkaar zijn verbonden, 5 zodat de ramen om een gemeenschappelijke as draaibaar zijn tussen een open stand, waarin de bekken van de beide ramen op afstand van elkaar liggen, en een gesloten stand, waarin de bekken van de beide ramen dicht bij elkaar aan weerskanten van een denkbeeldig vlak liggen, dat door de gemeen-10 schappelijke as gaat en zich tussen de gesloten bekken van de·ramen uitstrekt, met aandrijfelementen, die de ramen met kracht naar de gesloten stand trachten te draaien en met een grendelmechanisme, dat de ramen losmaakbaar tegen de werking van de aandrijfelementen in de open stand kan houden, met 15 het kenmerk, dat beide zijbenen van tenminste êén raam elk zijn uitgevoerd met een binnenste deel, dat zich vanuit de gemeenschappelijke as onder een scherpe hoek met het denkbeeldige vlak radiaal uitstrekt, een buitenste deel, dat vanaf de bek van het raam binnenwaarts en in de gesloten 20 stand van de ramen evenwijdig aan het denkbeeldige vlak loopt, en een zich tussen het binnenste deel en het buitenste deel uitstrekkend tussendeel.

2. Dierenval volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het bekdeel van het raam een lang 25 middenstuk heeft, dat in de gesloten stand van de ramen evenwijdig aan het denkbeeldige vlak op een afstand daarvan loopt, die kleiner is dan de afstand tussen het denkbeeldige vlak en de buitenste delen van de raamzijbenen.

3. Dierenval volgens conclusie 1 of 2, m e t 30 het kenmerk, dat de hoek tussen het buitenste deel en het tussendeel van elk raamzijbeen ongeveer 165° bedraagt.

4. Dierenval volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek tussen het binnenste deel en het tussendeel ongeveer 135° bedraagt.

5. Dierenval volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat het binnenste deel onder een hoek van ongeveer 30° met het buitenste deel verloopt. 8300512 A - 9 - ~ . t

6. Dierenval volgens êên der conclusies 1-5, waarbij elk raam twee radiaal tegenover elkaar liggende, door de raamzijbenen verbonden bekvormende dijden heeft, waarbij de zijbenen van de beide ramen halverwege hun lengte door de 5 scharnieren zijn verbonden en aldus door de scharnieras in twee helften zijn verdeeld, met het kenmerk, dat de zijbenen van elk van de beide :ramen elk twee gelijk gevormde helften hebben, die elk het genoemde binnenste deel, buitenste deel en tussendeel bevatten.

7. Dierenval volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat in de gesloten stand van de ramen de buitenste delen van de zijbenen evenwijdig aan elkaar lopen en de samenwerkende bekdelen van de ramen een bekspleet insluiten, die smaller is dan de afstand tussen de evenwijdige 15 buitenste delen van de raamzijbenen. 8300512