NL8300504A - Sigarettefilter. - Google Patents

Description

ƒ NO. 31626 1

Sigarettefilter.

De uitvinding heeft betrekking op een filter voor sigaretten.

Enerzijds heeft deze betrekking op een filter met nieuwe ventilatiemid-delen. Anderzijds heeft de uitvinding.betrekking op een filter voor een sigaret met daarin gevormde stroomgeleidende groeven, voor het geleiden 5 van ventilatielucht naar het mondeinde van het filter en het gelijktijdig overbrengen van verdunde rook door het filter naar het mondeinde van het filter.

Het is algemeen bekend in de stand van de techniek om filters aan sigaretten te voegen, waarbij de filters voorzien zijn van ventilatie-10 middelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rookstroom, die daar doorheen gaat, te verdunnen. De verdunning van de rookstroom vermindert het aantal rookdeeltjes alsmede de zich in de gasfase bevindende componenten welke aan de mond van de roker toegevoerd worden. Een aantal middelen is voorgesteld en gebruikt voor het in de sigaret bren-15 gen van ventilatielucht. Het omhulsel voor de tabak in een sigaret kan bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit een poreus materiaal, hetgeen het binnentreden van lucht over de hele lengte van de sigaret mogelijk maakt, waar deze lucht mengt met de rookstroom die daar doorheen gaat waardoor de rook in de stroom verdund wordt. Eveneens kan het sigaret-20 te-omhulsel op bepaalde plaatsen in de lengte van de sigaret van ope-ningen voorzien zijn, hetgeen openingen in de sigaret verschaft waardoor ventilatielucht binnentreedt.

Bovendien is het bekend om het omhulsel van het filter op de sigaret van openingen te voorzien om ventilatielucht het filter binnen te 25 laten treden en de rookstroom te verdunnen. Eveneens is een aantal voorstellen gedaan om groeven in het filter van een filtersigaret op te nemen om het toevoegen van ventilatielucht in de rookstroom te vergemakkelijken.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.596.663 heeft bijvoorbeeld be-30 trekking op een tabaksrookfilter dat voorzien is van een gegolfd poreus plugomhulsel dat een filterorgaan omgeeft en omgeven wordt door buitenste omhullend papier met doorstroomopeningen. De ventilatielucht treedt het filterorgaan en groeven door de openingen in het buitenste omhullende papier binnen en beweegt naar de mond van de roker. In het Ameri-35 kaanse octrooischrift 4256 122 wordt een filter voor een sigaret beschreven welke groeven omvat die zich in de langsrichting langs het buitenoppervlak van een filterstang uitstrekken welke omgeven wordt door een niet-poreus filteromhulsel en waarbij de stang en het omhulsel 8300504 * 2

It omsloten worden met ventilerende buitenste omhullende papier zodat tijdens gebruik uitsluitend ventilatielucht door de groeven beweegt en uitsluitend rook door het filter gaat. Andere octrooipublikaties die betrekking hebben op sigarettefilters met groeven die het filterorgaan 5 omgeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het sigarettefilter omvatten de Amerikaanse octrooischriften 3.577.995; 3.752.347; 3.490.046; 3.788.330; 3.773.053; 3.572.165; 3.638.661; 3.608.561; 3.910.288; 4.256.122 en 3.910.288.

De onderhavige uitvinding voorziet op van voordeel zijnde wijze in 10 een eenvoudige inrichting van een filter voor een sigaret, welke in een uitvoeringsvorm in hoofdzaak het normale drukverlies voor sigaretten met filters met laag of gemiddeld rendement verschaft. De onderhavige uitvinding voorziet verder in een sigarettefilter voor het aanzienlijk verminderen van het teergehalte door ventilatie terwijl eveneens in 15 filtratie van de tabaksrook voorzien wordt. De onderhavige uitvinding voorziet verder in een filterventilatiesysteem voor een sigaret met gebruik van groeven in de filterplug, die zich uitstrekken vanaf de ope-ningen voor ventilatielucht in het buitenste omhullende papier naar een einde, bij voorkeur het mondeinde, van het filter. De onderhavige uit-20 vinding voorziet ook in een van groeven voorzien sigarettefilter waarbij de wanden van de groeven voor lucht ondoorlatend zijn en waarbij het overige omtreksoppervlak van het filter luchtdoorlatend is.

Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een filter voor een sigaret omvattende een poreuze filterstang met in 25 hoofdzaak cilindrische vorm, een luchtdoorlatend omhulsel'dat zich in de langsrichting langs de filterstang vanaf een einde daarvan naar het andere einde uitstrekt en de filterstang omgeeft, waarbij de tegenover elkaar liggende einden van de stang doorstroombaar blijven, welk omhulsel gevormd wordt met tenminste een groef verzonken in de filterstang, 30 welke tenminste ene groef aan een einde van de filterstang open is en zich daar vandaan in hoofdzaak in de langsrichting van de filterstang uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filter— stang, middelen welke slechts de verzonken wand van de tenminste ene groef die begrensd wordt door het omhullende materiaal, ondoorlaatbaar 35 voor lucht en rook houden terwijl het overige gebied van het omhulsel buiten de tenminste ene groef luchtdoorlatend blijft; en buitenste omhullend materiaal dat zich in de langsrichting van de omhulde filterstang uitstrekt en deze omgeeft, welk buitenste omhullende materiaal luchtdoorlatend is om een stroom ventilatielucht daardoor mogelijk te 40 maken in de tenminste ene groef, zodat ventilatielucht de enige sub- 8300504 £ ** 3 stantie is die in de tenminste ene groef, en eveneens in de filterstang door het doorlatende gebied van het omhulsel, om zich samen te mengen met de rook en deze te verdunnen, welke rook door de filterstang vanaf het ene naar het andere einde van de filterstang stroomt.

5 Deze en andere kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen aan de hand van de onderstaande beschrijving in samenhang met de bijgaande tekeningen duidelijker worden. In de figuren hebben gelijke verwij-zingscijfers in de verschillende figuren betrekking op overeenkomstige delen. Daarbij zijn: 10 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een sigarettefilter vol gens de onderhavige uitvinding waarbij het buitenste omhullende materiaal verwijderd is om de verschillende details duidelijker te tonen; figuur 2 een eindaanzicht op vergrote schaal, genomen in de richting van de pijlen II-II uit figuur 1; 15 figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een sigaret die het fil ter van figuur 1 omvat, waarbij het buitenste omhullende materiaal voor een deel niet omgewikkeld is en, • figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een sigaret, omvattende een andere van voordeel zijnde filterkonstruktie die de kenmerken van 20 de onderhavige uitvinding bevat.

Figuur 1 en 2 tonen een sigarettefilter in zijn geheel aangegeven met verwijzingscijfer 10, omvattende de kenmerken van de onderhavige uitvinding. Het sigarettefilter 10 is afgeheeld als bestaande uit een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstang 12 en een omgevend omhul-25 sel 14. Het omhulsel 14 strekt zich vanaf een einde 16 van de filterstang naar het andere einde 18 daarvan in de langsrichting langs de filterstang 12 uit zodat de einden 16 en 18 van de filterstang zich in onderling doorstromend verband bevinden.

De filterstang 12 is vervaardigd uit een poreus materiaal, zoals 30 bijvoorbeeld vezelachtig of geschuimd cellulose acetaat, of enig ander materiaal dat geschikt is voor filteren van sigarettenrook.

Het sigarettefilter 10 omvat verder een hoeveelheid groeven 20 die in het omhulsel 14 gevormd zijn en verzonken zijn in filterstang 12.

Elk van de groeven 20 is aan een van de einden 22 bij het mondeinde 16 35 van de filterstang 12 open, en strekt zich daar vandaan in hoofdzaak in de langsrichting van de filterstang 12 over een afstand kleiner dan de lengte van de filterstang uit. De figuren 1, 2 en 3 tonen vier groeven 20, die op gelijke afstand van elkaar over de omtrek van de filterstang 12 aangebracht zijn.

40 Tijdens de vervaardiging van het filter 10, kan het omhulsel 14 8300504 « 4 als één geheel met de filterstang gevormd worden, of kan een afzonderlijk onderdeel zijn. De omhulde filterstang wordt in een vorm of ander behandelingsmiddel geplaatst, om het omhulsel 14 op uitgekozen plaatsen in te drukken waardoor het omhulsel in de filterstang verzonken wordt 5 en de groeven 20 gevormd worden. Een dergelijke methode wordt in de techniek van het vervaardigen van sigaretten algemeen als warmvormtech-niek aangeduid.

De verzonken delen van het omhulsel 14 die de wanden van de groef 20 begrenzen, zijn luchtondoorlatend, terwijl tenminste een deel van de 10 andere of de zich langs de omtrek bevindende gebieden van het omhulsel 14 buiten de groeven 20 luchtdoorlatend zijn. Hiertoe kan het omhulsel 14 van de onderhavige uitvinding vervaardigd worden uit een poreus, luchtdoorlatend materiaal zoals bijvoorbeeld een vezelachtig of geschuimd cellulose acetaat. De verzonken delen van het omhulsel 14 die 15 de wanden van de groef 20 begrenzen worden zodanig behandeld dat deze de poriën afdichten om de wanden van de groeven ondoorlatend voor lucht te maken. Een dergelijke behandeling is bijvoorbeeld het opbrengen van warmte aan het omhullende materiaal om het poreuze materiaal door warmte af te dichten. Een andere werkzame behandeling is het bekleden van 20 de verzonken delen van het omhulsel 14 die de wanden 20 begrenzen met een chemicalie zoals een in water onoplosbare oplossing of materiaal, dat de poriën afdicht bijvoorbeeld ethylcellulose of een in water oplosbaar materiaal zoals bijvoorbeeld rhodium CIC of methylcellulose. Alternatief kan het omhulsel 14 vervaardigd worden uit een voor lucht 25 ondoorlatend materiaal zoals bijvoorbeeld celluloseacetaat met gesloten cellen, en kunnen de gebieden van het omhulsel 14 buiten de groeven 20 luchtdoorlatend gemaakt worden door doorsteken of het op andere wijze vormen van kleine openingen door het omhulsel.

De omhulde filterstang 12 wordt met een buitenste omhullend mate-30 riaal 26 dat de met het omhulsel bedekte filterstang 12 omgeeft aan een tabakskolom 24 bevestigd om een filtersigaret 28 te vormen. Het buitenste omhullende materiaal 26 is luchtdoorlatend zodat ventilatielucht daardoor en in groeven 20 zal stromen en eveneens in de filterstang 12 door de luchtdoorlatende gebieden van het omhulsel 14 buiten de groeven 35 20 zal stromen. Hiertoe is het buitenste omhullende materiaal 28 afge heeld als gevormd met doorstroomopeningen 30 en 32 voor ventilatielucht. Zoals afgeheeld staan de openingen 30 in verbinding met de groeven 20 die in de filterstang 12 gevormd zijn, om een ventilerende luchtstroom in de groeven 20 te verschaffen, en bedekken de perforaties 40 32 de luchtdoorlatende gebieden van het omhulsel 14 buiten de groeven 8300504 * 5 Λ ** 20 om in een ventilerende luchtstroom in de filterstang 12 te voorzien.

Zoals afgebeeld worden de openingen 30 door het buitenste omhullende materiaal 26 heen in een eerste zich langs de omtrek uitstrekken-5 de reeks rond de omhulde filterstang gevormd en staan in verbinding met de groeven 20 nabij de gesloten einden daarvan, dat wil zeggen dat einde van elke groef dat tegenover het open of mondeinde 22 ligt. De openingen 32 zijn afgebeeld als gevormd door het buitenste omhullende materiaal 26 heen in een tweede zich langs de omtrek uitstrekken de reeks 10 om de omhulde filterstang en bedekken het luchtdoorlatende omtreksge-bied van het omhulsel 14 stroomopwaarts, ten opzichte van de rookstroom door het filter 10, van de gesloten einden van de groeven 20. Elk van de openingen 30 begrenst een doorstroomgebied voor ventilatielucht dat bij voorkeur gelijk is aan of groter is dan dat begrenst door elk van 15 de openingen 32.

Het is voorzienbaar dat bij de vorming van filter 10, enkele van de openingen 30 in de eerste zich langs de omtrek uitstrekkende reeks, de omhulde filterstang in de gebieden tussen aangrenzende groeven 20 zullen bedekken, in welk geval deze perforaties 30 ook ventilatielucht 20 in staat zullen stellen in de filterstang 12 te stromen.

Figuur 4 toont een andere filterkonstruktie 110 die eveneens de kenmerken van de onderhavige uitvinding belichaamt. Het sigarettefliter 110 is afgebeeld als omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstang 112 en een deze omgevend omhulsel 114. Het omhulsel 25 114 strekt zich in de langsrichting langs de filterstang 112 van het ene einde 116 van de filterstang 112 naar het andere einde 118 daarvan uit, zodat de filterstangeinden 116 en 118 zich in wederzijds doorstromend -verband bevinden.

Zoals bij het sigarettefliter 10, is het sigarettenfilter 112 ver-30 vaardigd uit een poreus materiaal, en zijn een veelheid groeven 120 gevormd in het omhulsel 114 en in de filterstang 112 verzonken. Elke groef 120 is aan een van de einden 122 naar het mondeinde 116 van de filterstang 112 toe open en strekt zich daar vandaan in hoofdzaak in de langsrichting van de filterstang 112 uit over een afstand die minder 35 dan de lengte van de filterstang is

In de filterkonstruktie 110 zijn niet alleen de verzonken delen van het omhulsel 114, die de wanden van de groeven 120 begrenzen, ondoorlatend voor lucht, maar zijn de langs de omtrek liggende gebieden van het omhulsel 114 tussen de groeven 120 eveneens ondoorlatend voor 40 lucht. Deel 123 van omhulsel 114 stroomopwaarts, ten opzichte van de 8300504 6 richting van de stroom rook door het filter van het filtereinde 116 naar 118, van de gesloten einden van de groeven 120 is echter lucht-doorlatend. Deze konstruktie kan bijvoorbeeld teweeg gebracht worden door het omhulsel 114 van een voor lucht ondoorlatend materiaal te ver-5 vaardigen en kleine openingen in het gebied van het omhulsel stroomopwaarts van de gesloten einden van groeven 120 te vormen. Alternatief kan het omhulsel 114 bijvoorbeeld geheel uit luchtdoorlatend materiaal vervaardigd worden en kunnen slechts de wanden van de groeven en de om-treksgebieden van het omhulsel 114 tussen de groeven zoals hierboven 10 beschreven behandeld of bekleed worden om deze voor lucht ondoorlatend te laten blijven waarbij het deel 123 stroomopwaarts van de gesloten einden van de groeven onbehandeld en bijgevolg luchtdoorlatend blijft.

Evenals filterkonstruktie 10, is de filterkonstruktie 110 door het buitenste omhullende materiaal 26 aan tabakskolom 24 bevestigd om de 15 sigaret 28 te vormen. De openingen 30 in het buitenste omhullende materiaal 26 staan in verbinding met de groeven 120 om in een stroom ventilatielucht in de groeven te voorzien; en de openingen 32 bedekken het luchtdoorlatende deel 123 van het omhulsel 114 om een stroom ventilatielucht in de filterstang 112 te verschaffen.

20 Indien een roker aan het mondeinde 16 van het filter 10 zuigt in dien hij de sigaret 28 rookt, wordt gelijktijdig ventilatielucht door de openingen 30 in de groeven 20 en door de perforaties 32 in de filterstang 12 door de voor lucht doorlatende gebieden van het omhulsel 114 buiten de aangrenzende groeven gezogen. De ventilerende lucht die 25 de groeven 20 binnentreedt gaat rechtstreeks naar het open einde 22 van de groef bij het mondeinde van de filterstang zonder met de rook die door de filterstang stroomt te mengen vanwege de ondoorlatende wanden van de groeven. De ventilatielucht die de filterstang door de openingen 32 binnentreedt, mengt zich met de rook die vanaf tabakskolom 24 door 30 de filterstang stroomt en verdunt deze terwijl deze naar het mondeinde van de filterstang stroomt.

De voorgaande details van de onderhavige uitvinding zijn in hoofdzaak vanwege de duidelijkheid en het begrip gegeven en daaruit moeten geen onnodige beperkingen begrepen worden wat betreft wijzigingen die 35 voor degene die bekwaam is in de stand der techniek bij het lezen van het bovenstaande duidelijk zullen worden en welke uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik van de uitvinding te geraken.

\ 8300504

Claims (10)

1. Filter voor een sigaret met het kenmerk dat deze omvat: een poreuze filterstang met in hoofdzaak cilindrische vorm; een luchtdoorlatend omhulsel dat zich in langsrichting langs de 5 filterstang uitstrekt van een einde daarvan naar het andere einde en de filterstang omgeeft waarbij tegenover elkaar liggende einden van de filterstang doorstroombaar gehouden worden; welk omhulsel gevormd is met tenminste één groef die verzonken is in de filterstang, welke tenminste ene groef aan een einde van de fil-10 terstang open is en zich vandaar in hoofdzaak in de langsrichting van de filterstang uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstang; middelen om de verzonken wand van de tenminste ene groef, begrensd door het omhullende materiaal, ondoorlaatbaar voor lucht en rook te 15 houden, waarbij tenminste een deel van het omhulsel buiten de tenminste ene groef luchtdoorlatend blijft; en buitenste omhullend materiaal dat zich in de langsrichting van de omhulde filterstang uitstrekt en deze omgeeft, welk buitenste omhullende materiaal luchtdoorlatend is om een ventilerende luchtstroom daar-20 door mogelijk te maken in de tenminste ene groef, en eveneens in de filterstang door het doorlatende deel van het omhulsel om samen te mengen met de rook die door de filterstang van het ene einde naar het andere einde van de filterstang stroomt en deze te verdunnen.

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tenminste 25 ene groef een veelheid van groeven omvat die op afstand van elkaar langs de omtrek van de filterstang aangebracht zijn.

3. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het buitenste omhullende materiaal doorlatend is om ventilatielucht in staat te stellen slechts nabij het einde van de tenminste ene groef tegenover het 30 einde daarvan dat open is naar het einde van de filterstang in de groef te stromen.

4. Filter volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het buitenste omhullende materiaal luchtdoorlatend is, waardoor ventilatielucht in de filterstang stroomopwaarts, ten opzichte van de stroomrichting van de 35 rook door de filterstang, kan stromen van het einde van de tenminste ene groef tegenover het einde daarvan dat open is naar het einde van de filterstang.

5. Filter volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de tenminste ene groef bij het mondeinde van de filterstang open is om ventilatie- 40 lucht in de mond van de roker te geleiden. 8300504 V * 8

6. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het luchtdoor-latende buitenste omhullende papier doorlaatbaar gemaakt wordt door openingen op bepaalde plaatsen gevormd door het buitenste omhullende materiaal.

7. Filter volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de openingen die de ventilatielucht in staat stellen door het buitenste omhullende materiaal in de tenminste ene groef te laten stromen op afstand van elkaar liggend in een cirkelvormige reeks langs de omtrek van de filter-stang aangebracht zijn, en dat de openingen die ventilatielucht in 10 staat stellen door het buitenste omhullende materiaal in de filterstang laten stromen op afstand van elkaar liggend in een cirkelvormige reeks langs de omtrek van de filterstang aangebracht zijn.

8- Filter volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk van de openingen die het de ventilatielucht mogelijk maken in de tenminste ene 15 groef te stromen een doorstroomgebied voor ventilatielucht begrenst dat tenminste zo groot is als het doorstroomgebied voor ventilatielucht dat begrensd wordt door elk van de openingen die ventilatielucht in staat stellen in de filterstang te stromen.

9. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen om 20 de verzonken wand van de tenminste ene groef ondoorlatend te houden een door warmte afdichtende behandeling omvat.

10. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen om de verzonken wand van de tenminste ene groef ondoorlatend te houden het behandelen van de verzonken wand met een poreus afdichtend chemica- 25 lie omvat. ********** 830 0 50 4