NL8301000A - Sigarettefilter. - Google Patents

Description

ü, >v JT.O. 31682

Sigarettefilter

De uitvinding heeft betrekking op een sigarettefilter. Enerzijds heeft deze betrekking op een filter met nieuwe ventilatiemid-delen, anderzijds heeft de uitvinding betrekking op een filter voor een sigaret met daarin gevormde stroom geleidende groeven voor het 5 geleiden van ventilatielucht naar het mondeinde van het filter en het scheppen van een turbelente luchtstroom bij het mondeinde van het filter.

Het is algemeen bekend in de stand der techniek om filters aan sigaretten toe te voegen, waarbij de filters voorzien zijn van ven-10 tilatiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rookstroom die daardoor heen gaat te verdunnen. Het verdunnen van de rookstroom vermindert de hoeveelheid rookdeeltjes alsmede de zich in gasfase bevindende componenten, welke aan de mond van de roker toegevoerd worden. Een aantal middelen is voorgesteld en gebruikt 15 voor het in de sigaret brengen van ventilatielucht. Het omhulsel voor de tabak van een sigaret kan bijvoorbeeld vervaardigd worden uit een poreus materiaal dat het binnentreden van lucht over de hele lengte van de sigaret mogelijk maakt, waar deze lucht zich mengt met de rookstroom die daardoor heen gaat en zo de rook in de stroom 20 verdunt. Het sigaretteomhulsel kan eveneens op bepaalde plaatsen in de lengte van de sigaret van openingen voorzien worden, hetgeen poorten in de sigaret verschaft waardoor ventilatielucht binnentreedfc. Het is bovendien nog bekend om het omhulsel van het filter van de sigaret van openingen te voorzien om ventilatielucht in staat te 25 stellen het filter binnen te treden en de rookstroom te verdunnen. Eveneens zijn een aantal voorstellen gedaan om groeven binnen het filter van een filtersigaret op te nemen om het toevoegen van ventilatielucht in de rookstroom te vergemakkelijken.

Het Amerikaanse octrooischrift 3«596.663 heeft bijvoorbeeld be-30 trekking op een tabaksrookfilter voorzien van een gegolfd poreus plugomhulsel dat een filterelement omgeeft, dat omgeven wordt door buitenliggend omhullend papier met doorstroom openingen. De ventilatielucht treedt door de openingen in het buitenliggende omhullende papier het filterelement en de groeven binnen en beweegt zich 35 naar de mond van de roker. In het Amerikaanse octrooischrift 4.256.122 wordt een filter voor een sigaret beschreven, welke groeven omvat die zich in de langsrichting aan het buitenoppervlak van een filterstang uitstrekken, welke omgeven wordt door een niet-paceus 8301000 r 1 * -2- plugomhulsel en waarbij de stang en bet omhulsel omsloten zijn met ventilerend buitenliggend omhullend papier, zodat tijdens gebruik slechts ventilatielucht -door de groeven beweegt en alleen rook door het filter beweegt. Andere octrooischriften welke betrekking hebben 5 op sigarettefilters met groeven die het filterelement omgeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het sigarettefilter omvatten de Amerikaanse octrooischriften 3.577*955» 3.752.347; 3.490.461; 3.788.330; 3.773.053; 3.752.165; 3.638.661 ; 3.608.561; 3.910.228; 4.256.122 en 3.910.288.

10 De onderhavige uitvinding voorziet op een van voordeel zijnde wijze in een’eenvoudige inrichting van een sigarettefilter, welke in één uitvoering in hoofdzaak de drukval bij normale sigaretten, voorzien van filters met geringe gemiddelde werkzaamheid, bereikt.

De onderhavige uitvinding voorziet verder in een sigarettefilter 15 voor het aanzienlijk verminderen van het teergehalte door ventilatie, terwijl eveneens filtratie van de tabaksrook verschaft wordt. De onderhavige uitvinding voorziet verder in een filterventilatiesys-teem voor een sigaret met gebruik van groeven in de filterstang, die zich vanaf het mondeinde van het filter in hoofdzaak in de langs- 20 richting daarvan over een vooraf bepaalde afstand uitstrekken en » welke groeven vanaf het mondeinde van de filterstang naar binnen uitgediept zijn.

Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een filter voor een sigaret, omvattende een poreuze filterstang met 25 in hoofdzaak cilindrische vorm, een voor lucht ondoorlatend omhulsel dat zich in de langsrichting over de filterstang vanaf één einde daarvan uitstrekt naar het andere einde en de filterstang omgeeft, waarbij tegenoverliggende einden van de stang in door stromende verbinding vrij gelaten worden, welk omhulsel met tenminste JO één groef gevormd is, die in de filterstang verzonken is, welke tenminste ene groef aan één einde van die filterstang open is en zich daar vanaf in in hoofdzaak langsrichting van de filterstang over een afstand kleiner dan de lengte van de filterstang uitstrekt, en waarbij het open einde van die tenminste ene groef over een voor-35 af bepaalde afstand naar binnen van het einde van de filterstang uitgediept is, waarbij middelen tenminste één open holte in het einde van de filterstang begrenzen, welke tenminste ene open holte in stromende verbinding voor lucht staat met het open einde van de tenminste ene groef en zich vanaf dat open einde van die tenminste ene 40 groef in in hoofdzaak radiale richting van de filterstang uitstrekt, 8301000 Φ ' -i- -3- en waarbij buitenliggend omhullend materiaal zich in de langsrich-ting van de omhullende filterstangen uitstrekt en deze omgeeft, welk buitenliggend omhullend materiaal luchtdoorlatend is om ventilatielucht in staat te stellen daardoor te stromen in de tenminste 5 ene groef, zodat ventilatielucht de enige substantie is die in die tenminste ene groef stroomt.

Deze en andere kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden bij het lezen van de onderstaande beschrijving in samenhang met de bijgaande tekeningen, waarin overeenkomstige 10 verwijzingscijfers in de verschillende figuren betrekking hebben op overeenkomstige delen en waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een sigarettefilter volgens de onderhavige uitvinding is, verbonden aan een tabakskolom van een sigaret waarbij het buitenliggende omhullende materiaal ge-15 deeltelijk afgewikkeld is om de verschillende details duidelijker te tonen;

Figuur 2 een vergroot eindaanzicht is, genomen in de richting van de pijlen II-II in figuur 1, maar waarbij het buitenliggende omhullende materiaal vanwege de duidelijkheid volledig verwijderd is; 20 Figuur 3 een langsdoorsnede is genomen langs de pijlen III-IIÏ uit figuur 2;

Figuur 4 een vergroot perspectivisch aanzicht is van een ander sigarettefilter dat de kenmerken van de onderhavige uitvinding omvat, dat bevestigd is aan een tabakskolom van een sigaret waarbij 25 het buitenliggende omhullende materiaal gedeeltelijk afgewikkeld is om de verschillende details duidelijker te tonen;

Figuur 5 eën vergroot eindaanzicht is van het sigarettefilter uit figuur 4» zoals gezien in de richting van de pijlen 7-7, maar waarbij het buitenliggende omhullende materiaal vanwege de duidelijc-30 heid volledig verwijderd is;

Figuur 6 een langsdoorsnede is genomen in de richting van de pijlen 71-71 in figuur 5;

Figuur 7 een vergroot perspectivisch aanzicht is van een verder sigarettefilter dat de kenmerken van de onderhavige uitvinding omvat 35 en aan een tabakskolom van een sigaret bevestigd is waarbij het buitenliggend materiaal gedeeltelijk..afgewikkeld is om verscheidene details duidelijker te tonen;

Figuur 8 een vergroot eindaanzicht van het sigarettefilter uit figuur 7 is, zoals gezien in de richting van de pijlen 7111-7111, 40 maar waarbij het buitenliggende omhullende materiaal vanwege de 8301000 -4- ' duidelijkheid volledig verwijderd is;

Figuur 9 een aanzicht van een langsdoorsnede is, genomen in de richting van de pijlen IX-IX uit figuur 8.

In figuur 1 tot en met 3 is een sigarettefilter afgebeeld dat 5 in zijn geheel met verwijzingscijfer 10 aangegeven is en de kenmerken van de onderhavige uitvinding omvat. Het sigarettefilter 10 is afgeheeld omvattende een in hoofdzaak cylindrisch gevormde poreuze filterstang 12 en een omringende, luchtondoorlatend omhulsel 14·

Het omhulsel 14 strekt zich in de langsrichting van de filterstang 10 12 uit vanaf één einde 16 van de filterstang naar het andere einde 18 daarvan, zodat de einden 16 en 18 van de filterstang in wederzijds doorstromend verband staan.

Het sigarettefilter 10 omvat verder een veelheid van groeven 20 die in het omhulsel 14 gevormd zijn en in de filterstang 12 ver-15 zonken zijn. Elk van deze groeven 20 is aan één van de einden 22 bij het monseinde 16 van de filterstang 12 open, en strekt zich vanaf daar in hoofdzaak in de langsrichting van de filterstang 12 uit over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstang.

Het open einde 22 van elke groef 20 is over een voorafbepaalde af-20 stand vanaf het mondeinde 16 van de filterstang 12 naar binnen uitgenomen en staat met een afzonderlijke open holte 23 in verbinding, welke holte gevormd is in het mondeinde 16 van de filterstang 12.

De open holten 23 die in de figuren 1 tot en met 3 afgebeeld zijn, strekken zich vanaf het uitgenomen open einde 22 van de bijbehoren-25 de verbindingsgroef 20 in in hoofdzaak radiale richting van de filterstang 12 over een afstand uit die kleinen is dan de helft van de straal van de filterstang 12. Zoals afgebeeld in figuur 3> strekken de open holten 23 zich elk in radiale richting van de filterstang 12 tot voorbij het open eind 22 van de groef 20 over een afstand 30 uit die in hoofdzaak overeenkomt met ongeveer de diepte van een groef 20. De figuren 1, 2 en 3 tonen vier groeven 20 die op onderlinge gelijke afstand van elkaar over de omtrek van de filterstang 12 aangebracht zijn.

Figuren 4 tot en met 6 tonen een sigarettefilter 110, dat ge-35 lijk is aan het sigarettefilter 10 dat in figuur 1 tot en met 3 getoond is, behalve dat de open holten 123 in Het mondeinde 16 van de filterstang 12 gevormd zijn. Met betrekking tot het filter 10 staat het uitgenomen open einde 22 van elke groef 20 in verbinding met een afzonderlijke open holte 123. he open holten 123 strekken zich 40 vanaf het uitgenomen open einde 22 van de verbindingsgroef 20 daar- 8301000 * ( -5- -Λ van in in hoofdzaak radiale richting van de filter stang uit over een afstand die groter is dan de helft van de straal van de filter-stang 12 maar kleiner is dan de straal van de filterstang 12. Bovendien wordt, zoals het meest duidelijk blijkt uit figuur 5, elk van 5 de zich radiaal uitstrekkende holten 123 vanaf het open einde 22 van de verbindingsgroef 20 naar het midden van de filterstang 12 toe in toenemende mate smaller.

Bovendien is, zoals in figuur 6 afgeheeld is, de diepte van elke open holte 123 bij het open einde 22 van de verbindingsgroef 23 10 daarvan ongeveer gelijk aan de diepte van de groef 20 en neemt in diepte naar het midden van de filterstang 12 in toenemende mate af.

lïguur 7 tot en met 9 tonen een sigarettefilter 210, dat behalve de open holten gevormd in het mondeinde 16 van de filterstang 12, gelijk is aan het sigarettefilter 10 uit de figuren 1 tot en met 3· 15 Zoals in de figuren 7 tot en met 9 getoond is, zijn open holten 223 gevormd in het mondeinde 16 van de filterstang 12. Overeenkomstig aan de filters 10 en 110, staat het uitgenomen open einde 22 van elke groef 20 in verbinding met een afzonderlijke open holte 223. De open holten 223 strekken zich vanaf uitgenomen open einde 22 van de 20 verbindingsgroef 20 daarvan in in hoofdzaak radiale richting van de filterstang 23 uit over een afstand die ongeveer gelijk is aan de straal van de filterstang 12 en staan in ongeveer het midden van de filterstang 12 in wederzijdse stromende verbinding voor lucht. Zo het duidelijkst blijkt uit figuur 8, hebben die holten vanaf het open 25 einde 22 van de verbindingsgroef 20 daarvan naar het midden van de filterstang 12 toe een gelijkmatige breedte. Bovendien is de diepte van elke open holte 223» zoals in figuur 9 afgebeeld, vanaf de verbindingsgroef 20 naar het gebied van de onderlinge verbinding met de andere holten 223, ongeveer gelijk aan de diepte van de groeven 30 20 over de hele lengte daarvan.

Be filterstang 12 wordt vervaardigd van een poreus materiaal, zoals bijvoorbeeld een vezelachtig of geschuimd acetaat, of enig ander materiaal dat geschikt is voor het filtreren van sigarette-rook.

35 Zoals hierboven vermeld, is het omhulsel 14 voor lucht ondoor- laatbaar. Hiertoe kan het omhulsel 14 vervaardigd worden uit een * luehkondoorlatend materiaal zoals bijvoorbeeld een vezelachtig of geschuimd cellulose acetaat en zodanig behandeld worden dat de poriën afgedicht worden om deze voor lucht ondoorlatend te houden.

40 Een dergelijke behandeling omvat bijvoorbeeld het inbrengen van 8301000 * 1* -6- warmte op het omhullende materiaal om het poreuze materiaal af te dichten. Een andere werkzame “behandeling is het bekleden van het poreuze materiaal met een chemicalie zoals een in water onoplosbare oplossing of materiaal, zoals bijvoorbeeld ethylcellulose, of een 5 in water oplosbaar materiaal zoals bijvoorbeeld natriumcarboxymethyl-cellulose of methylcellulose dat de poriën afdicht. Alternatief kan het omhulsel 14 vervaardigd zijn uit een voor lucht ondoorlaathaar materiaal, zoals bijvoorbeeld een celluloseacetaat-soort met geslo^ ten cellen.

10 Bij de vervaardiging van het filter 10, 110 en 210, kan het omhulsel 14 als één geheel met de filterstang gevormd worden, of kan een afzonderlijk.onderdeel zijn. De omhulde filterstang wordt bijvoorbeeld in een vorm of ander behandelingsmiddel geplaatst, om het omhulsel 14 op bepaalde plaatsen in te drukken en zo het omhul-15 sel in de filterstang te verzinken en de groeven te vormen en fil-termateriaal van de filterstang 12 bij het mondeinde 16 in te drukken waardoor de open holten 23, 123 en 223 gevormd worden. Een dergelijke werkwijze wordt in de techniek van het vervaardigen van sigaretten algemeen aangegeven als warmvormtechniek.

20 Duidelijk begrepen moet worden dat een ander kenmerk van de onderhavige uitvinding met betrekking tot de open holten 23, 123, 223 van de afgebeelde uitvoeringen, omvat dat de wanden van de open holten 23, 123, 223 gevormd door de ingedrukte gebieden bij het mondeinde van de filterstang 12 tenminste in bepaalde mate voor lucht on-25 doorlaatbaar lucht doorlaatbaar gemaakt kunnen worden. Het ingedrukte gebied van de poreuze filterstang 12 dat de open holten vormt kan ondoorlaathaar voor lucht, of naar keuze minder doorlaatbaar dan de poreuze filterstang gemaakt worden, door bijvoorbeeld een warmtebehandeling of het deze chemisch behandelen op een wijze overeen-30 komstig aan die hierboven beschreven is met betrekking tot de behandeling van het omhulsel 14 om deze voor lucht ondoorlatend te maken.

De,omhulde filterstang 12 wordt aan een tabakskolom 24 bevestigd met buitenliggend omhullend materiaal 26 dat de met het omhul-35 sel bedekte filterstang 12 omgeeft om een filtersigaret 28 te vozmaa. Het buitenliggende omhullende materiaal is luchtdoorlatend zodat ventilatielucht daardoor en in de groeven 20 zal stromen. Hiertoe is het buitenliggende omhullende materiaal 26 afgebeeld als gevormd met doorstroomopeningen 30 voor ventielatielucht. Zoals afgebeeld 40 zijn de openingen 30 door het buitenliggende materiaal gevormd in 8301000

** ' A

-7- een zich. langs de omtrek uitstrekkende reeks rond de omhulde filter-stang en staan met de groeven 20 in de nabijheid van de gesloten einden daarvan in verbinding, dat wil zeggen dat einde van elke groef dat tegenover het open einde 22 daarvan ligt.

5 Het is bij het vervaardigen van het filter 10, 110 en 210 voor zienbaar dat sommigen van de openingen 30 van de zich langs de omtrek uitstrekkende reeks in de gebieden tussen aangrenzende groeven 20 de omhulde filterstang zullen bedekken, maar omdat het omhulsel 14 ondoorlatend is voor lucht zal geen lucht door het omhulsel in 10 de filterstang 12 gaan.

Indien een roker aan het mondeinde 16 van het filter 10, 110 en 210 zuigt, terwijl hij de sigaret 28 rookt, wordt ventilatielucht door de openingen 30 in de groeven 20 gezogen. He ventilatielucht die de groeven 20 binnentreedt gaat rechtsstreeks naar het open ein-15 de 22 van de groef bij het mondeinde van de filterstang zonder, vanwege de aanwezigheid van het ondoorlatende omhulsel 14» te mengen met de rook die door de filterstang stroomt. Indien ventilatielucht de open einden 22 van de groeven 20 verlaat en in de holten 23» 123 en 223 stroomt, worden wervelingen veroorzaakt. Deze vervelingen 20 bij het mondeinde van het filter slepen de rook die bij het mondeinde van het filter naar buitentreedt mee en dispergeren de rook in de mond van de roker hetgeen aan de waargenomen smaak bijdraagt.

De voorgaande details van de onderhavige uitvinding zijn in hoofdzaak vanwege de duidelijkheid en het begrip gegeven en daaruit 25 moeten geen onnodige beperkingen begrepen worden met betrekking tot wijzigingen die duidelijk zullen zijn voor degene die bekwaam is in de stand der techniek bij het lezen van deze beschrijving en i welke uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken.

30 8301000

Claims (10)

1. Filter voor een sigaret, met het kenmerk, dat deze omvat: een poreuze filterstang met in hoofdzaak cylindrische vorm; een voor lucht ondoorlatend omhulsel dat zich in de langsrich-ting over de filterstang uitstrekt vanaf één einde daarvan naar het 5 andere einde en dat de filterstang omgeeft, waarbij tegenoverliggende einden van de filterstang doorstroombaar blijven; waarbij het omhulsel gevormd is met tenminste één groef verzonken in de filterstang, welke tenminste ene groef open is aan één einde van de filterstang en zich van daar af in in hoofdzaak langs-10 richting van de filterstang uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstang en waarbij het open einde van die tenminste ene groef over een vooraf bepaalde afstand vanaf het einde van de filterstang naar binnen uitgenomen is; middelen die tenminste één open holte grenzen, die gevormd is 15 in het einde van de filterstang, welke tenminste ene holte in stromende verbinding voor lucht staat met het open einde van de tenminste ene groef en zich vanaf dat open einde van die tenminste ene groef in in hoofdzaak radiale richting van de filterstang uitstrekt; en 20 buitenliggend omhullend materiaal dat zich in de langsrichting van de omhulde filterstang uitstrekt en deze omgeeft, welk buiten-liggende omhullend materiaal voor lucht doorlaatbaar is, waardoor ventilatielucht in staat gestéld wordt om daardoor in die tenminste ene groef te stromen.

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tenminste ene holte zich in hoofdzaak radiaal van de filterstang over een afstand van minder dan de helft van de straal van de filterstang uitstrekt .

5. Filter volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de tenminste 30 ene holte zich in hoofdzaak radiaal van de filterstang tot voorbij het open einde van de tenminste ene groef uitstrekt over een afstand die in hoofdzaak overeenkomt met ongeveer de diepte van die tenminste ene groef.

4· Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tenminste 35 ene holte zich in hoofdzaak radiaal van de filterstang uitstrekt over een afstand die gelijk is aan of groter is dan de helft van de straal van de filterstang, maar kleiner is dan de straal van de filterstang. 40 5· Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tenminste 8301000 -9- ene groef een veelheid van groeven omvat die op afstand van elkaar langs de omtrek van de filterstang aangebracht zijn; waarbij de tenminste ene holte een veelvoud van-holten omvat, in een gelijk aantal als het aantal groeven, waarbij elke holte 5 in stromende verbinding voor lucht staat met het open einde van een afzonderlijke groef en zich daar vandaan in in hoofdzaak radiale richting van de filterstang uitstrekt over een afstand die ongeveer gelijk is aan de straal van de filterstang, en waarbij alle zich in radiale richting uit strekkende holten in wederzijdse stromende ver-10 binding voor lucht staan bij ongeveer het midden van de filterstang.

6. Pilter volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de wand van de tenminste ene holte voor lucht ondoorlaatbaar is.

7. Pilter volgens conclusie 1-5» met het kenmerk, dat de wand van de tenminste ene holte luchtdoorlatend is.

8. Pilter volgens conclusie 1-7» met het kenmerk, dat de diep te van de tenminste ene open holte vanaf het open einde van de tenminste ene groef naar het midden van de filterstang toe afneemt.

9. Pilter volgens conclusie 1-7» met het kenmerk, dat de diepte van de tenminste ene open holte vanaf het open einde van de 20 tenminste ene groef naar het midden van de filterstang glijkmatig is.

10. Pilter volgens conclusie 1-9» met het kenmerk, dat de breedte van de tenminste ene open holte vanaf het open einde van de tenminste ene groef naar het midden van de filterstang gelijkmatig is.

11. Pilter volgens conclusie 1-9» met het kenmerk, dat de breddte van de tenminste ene holte vanaf het open einde van de tenminste ene groef naar het midden van de filterstang afneemt. i 8301000