NL8300268A

NL8300268A - Sigarettenfilter.

Info

Publication number: NL8300268A
Application number: NL8300268A
Authority: NL
Original assignee: Brown & Williamson Tobacco
Priority date: 1982-02-16
Filing date: 1983-01-25
Publication date: 1983-09-16
Also published as: JPS58155072A; SE8300824L; BR8300675A; IT1161064B; DK158332B; IT8319617A0; FI71865C; IT8319617A1; ES519838A0; CH665093A5; AU1060183A; PL138852B1; ZW2783A1; RO88320B; IN156114B; FR2521404A1; MY8600328A; FI71865B; EG16134A; PH19180A

Description

• — *Λ·

W

-** - ...

Sigarettenfilter

De uitvinding heeft betrekking op een filter voor sigaretten. Volgens een aspect betreft de uitvinding een filter met nieuwe ventilatie-middelen. Volgens een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een filter voor een sigaret met daarin stromingsrichtende groeven ge-5 vormd voor het richten van ventilatielucht naar het mondeinde van het filter en het tegelijkertijd afleveren van gefiltreerde rook door het filter naar het mondeinde van het filter. Volgens nog een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een sigarettenfilter van de beschreven soort waarin onder bepaalde rookomstandigheden ten minste enige 10 ventilatielucht loopt vanuit de stromingsrichtende groeven in het filter waarin deze wordt vermengd met de rook die in het filter stroomt en deze verdunt voordat deze rook het mondeinde van het filter bereikt.

Het is bekend om filters toe te voegen aan sigaretten waarbij de filters zijn voorzien van ventilatiemiddelen om omgevingslucht in het 15 filter te brengen voor het verdunnen van de rookstroom die daardoorheen loopt. Door de verdunning van de rookstroom wordt de hoeveelheid rook-deeltjes alsmede de in een gasfase verkerende bestanddelen, die worden gevoerd naar de mond van de roker verminderd. Een aantal middelen zijn voorgesteld en gebruikt om ventilatielucht in de sigaret te brengen. De 20 wikkel voor de tabak van een sigaret kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit een poreus materiaal waardoor lucht langs de gehele lengte van de sigaret kan worden binnengebracht waar deze lucht wordt' gemengd met de rookstroom die door de sigaret loopt waardoor de rook in de stroom wordt verdund. Ook kan de sigarettewikkel op voorafbepaalde plaatsen 25 zijn geperforeerd langs de lengte van de sigaret waardoor in de sigaret poorten worden verschaft waardoorheen ventilatielucht binnenkomt. Verder is het nog bekend om de wikkel van het filter van een filtersigaret te perforeren zodat ventilatielucht het filter kan binnenkomen en de rookstroom die door het filter loopt kan verdunnen. Ook zijn er een 30 aantal voorstellen gedaan om groeven in het filter van een filtersigaret aan te brengen om de toevoeging van ventilatielucht aan de rookstroom te vergemakkelijken.

Het Amerikaanse octrooischrift No. 3.596.663 heeft bijvoorbeeld betrekking op een filter voor tabaksrook welke is voorzien van een ge-35 golfde poreuze plugwikkel welke een filterelement omringt welke is omhuld met mondstukpapier met doorstroomperforaties. De ventilatielucht komt het filterelement en de groeven binnen via de perforaties in het mondstukpapier en loopt verder naar de mond van de roker. Het Ameri- 8300268 2 ♦ ·4 kaanse octrooischrift 4,256.122 beschrijft een filter voor een sigaret dat groeven bevat welke zich in lengterichting langs het buitenoppervlak van een filterstaaf, welke wordt omhuld door een niet-poreuze plugwikkel, uitstrekt terwijl de staaf en de wikkel worden omsloten 5 door ventilerend mondstukpapier zodat tijdens het in gebruik zijn alleen ventilatielucht langs de groeven stroomt en alleen maar rook door het filter loopt. Andere octrooischriften welke betrekking hebben op sigarettenfilters met groeven en welke het filterelement omschrijven als bedoeld te zijn voor het brengen van ventilatielucht in het siga-10 rettenfilter zijn Amerikaanse octrooischriften Nrs 3.577.995, 3.752.347, 3.490.461, 3.788.330, 3.773.053, 3.752.165, 3.638.661, 3.608.561, 3.910.288, 4.256.122 en 3.910.288.

Volgens de uitvinding wordt op voordelige wijze een ongecompliceerde samenstelling van een filter voor een sigaret verschaft welke in 15 één vorm in wezen een normale drukval in een sigaret bereikt met filters met een lage tot middelmatig rendement. Volgens de uitvinding wordt verder een sigarettenfilter verschaft voor het overwegend door ventilatie verlagen van het teergehalte terwijl ook een filtrering van de sigarettenrook wordt verschaft. De uitvinding verschaft nog verder 20 een filterventilatiesysteem voor een sigaret waarbij gebruik wordt gemaakt van groeven in de filterplug die zich uitstrekken vanaf de perforaties voor ventilatielucht in het mondstukpapier naar het mondeinde van het filter. Bovendien wordt volgens de uitvinding een gegroefd sigarettenfilter verschaft waarbij de wanden van de groeven over prak-25 tisch de gehele lengte van de groeven voor lucht doorlaatbaar zijn terwijl het overige deel van het omtreksoppervlak van het filter ondoorlaat baar voor lucht is.

Volgens de uitvinding wordt ook een gegroefd sigarettenfilter ver-‘schaft waarin een deel van de wanden van de groeven voor lucht door- , 30 laatbaar zijn op een plaats die in het algemeen grenst aan het mondeinde van het filter terwijl het overige oppervlak van de groeven alsmede het omtreksoppervlak van het filter voor lucht ondoorlaatbaar zijn.

Meer in het bijzonder wordt volgens de onderhavige uitvinding een 35 filter voor een sigaret verschaft welke een poreuze filterstaaf van in het algemeen cilindrische vorm bevat, een voor lucht ondoordringbare wikkel die zich in lengterichting langs de filterstaaf uitstrekt vanaf éen einde daarvan naar het andere en welke de filterstaaf omhult waarbij tegenover elkaar liggende doorstroomeinden van de filterstaaf wor-40 den vrijgelaten, waarbij de wikkel ten minste met één groef is gevormd 8300268 t ---¾ 3 welke is ingebed in de filterstaaf, waarbij de ten minste ene groef open is aan één einde van de filterstaaf en zich daarvan af uitstrekt in een in hoofdzaak lengterichting lopende richting van de filterstaaf over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstaaf, ter-5 wijl luchtdoorlaatmiddelen zijn gevormd in de wand van de ten minste ene groef die is begrensd door de wikkel over praktisch de gehele lengte van de groef, terwijl 'het omtreksoppervlak van de wikkel voor lucht ondoorlaatbaar blijft, en mondstukmateriaal dat zich in lengterichting van de omwikkelde filterstaaf uitstrekt en deze omhult, waarbij het 10 mondstukmateriaal voor lucht doorlaatbaar is over ten minste een deel van de ten minste ene groef.

Volgens de uitvinding wordt in het bijzonder een filter voor een sigaret verschaft welke bestaat uit een poreuze filterstaaf met een in het algemeen cilindrische vorm, voor lucht ondoorlaatbare wikkel die 15 zich in lengterichting langs de filterstaaf van het ene einde daarvan naar het andere einde uitstrekt en de staaf omhult terwijl tegenover elkaar liggende doorstroomeinden van de filterstaaf worden vrijgelaten, waarbij de wikkel van ten minste één groef is voorzien die is ingebed in de filterstaaf, welke open is aan het mondeinde van de filterstaaf 20 en zich daarvan af uitstrekt in hoofdzaak in lengterichting van de filterstaaf over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstaaf, waarbij luchtdoorlaatmiddelen zijn aangebracht in de wand van de ten minste ene groef begrensd door de wikkel in een gebied dat in het algemeen grenst aan het open einde van de genoemde ten minste ene groef 25 aan het mondeinde van de filterstaaf en waarbij het overige deel van de ten minste ene groef en het omtreksoppervlak van de wikkel voor lucht ondoorlaatbaar zijn, en mondstukmateriaal dat zich in lengterichting van de omwikkelde filterstaaf uitstrekt en deze omhult, waarbij het mondstukmateriaal voor lucht doorlaatbaar is over ten minste een deel 30 van de ten minste ene groef.

De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld enige uitvoeringsvormen van een sigarettenfilter volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 geeft een perspectivisch aanzicht weer van een sigaretten-35 filter volgens de uitvinding waarbij het mondstukmateriaal is verwijderd voor het beter zichtbaar maken van de verschillende bijzonderheden.

Fig. 2 geeft op vergrote schaal een eindaanzicht weer volgens de pijlen II-II in fig. 1.

40 Fig. 3 geeft een perspectivisch aanzicht weer van een sigaret 8300268

ί V

4 waarin het filter van fig. 1 is aangebracht waarbij het mondstukmateri-aal gedeeltelijk, is afgewikkeld.

Fig. 4 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 1 waarbij een voordelige uit-5 voeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

Fig. 5 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 1, waarbij een andere voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

Fig. 6 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer 10 van een deel van het filter volgens fig. 1, waarbij nog een andere voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

Fig. 7 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een sigarettenfilter volgens de uitvinding waarbij het mondstukma-15 teriaal is verwijderd om de verschillende bijzonderheden duidelijker weer te geven.

Fig. 8 geeft op vergrote schaal in dwarsdoorsnede een eindaanzicht weer genomen in de richting van de pijlen VIII-VIII in fig. 7.

Fig. 9 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer 20 van een sigaret waarin het filter volgens fig. 7 is aangebracht waarbij het mondstukmateriaal gedeeltelijk is afgewikkeld.

Fig. 10. geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 7, waarbij een voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

25 Fig. 11 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 7, waarbij een andere voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

Fig. 12 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 7, waarbij nog een andere 30 voordelige uirvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

Fig. 13 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 7, waarbij nog weer een andere voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergege-35 ven.

Fig. 14 geeft op vergrote schaal een lengtedoorsnede weer genomen in de richting van de pijlen XIV-XIV in fig. 12 waarbij een voordelige uitvoeringsvorm van een kenmerk daarvan is weergegeven.

Fig. 15 geeft op vergrote schaal een lengtedoorsnede weer in de 40 richting van de pijl XV-XV in fig. 12 en 13 waarbij nog een andere 8300268 i s» 5 voordelige uitvoeringsvorm van een kenmerk daarvan is weergegeven.

Fig. 16 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 7, waarin nog een andere voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

5 Fig. 17 geeft op vergrote schaal een perspectivisch aanzicht weer van een deel van het filter volgens fig. 7, waarin verder nog eens een andere voordelige uitvoeringsvorm van de ventilatiegroef daarvan is weergegeven.

Fig. 1, 2 en 3 geven een sigarettenfilter weer, welke in het alge-10 meen is aangeduid met het verwijzingsgetal 10, welke de kenmerken volgens de onderhavige uitvinding bevat. Het sigarettenfilter 10 omvat een in hoofdzaak cilindervormige filterstaaf 12 en een deze omsluitende wikkel 14. De wikkel 14 strekt zich in lengterichting langs de filterstaaf 12 uit vanaf één einde 16 van de filterstaaf naar het andere 15 einde 18 daarvan zodat de einden 16 en 18 van de filterstaaf onderling in doorstroomverbinding met elkaar staan.

De filterstaaf 12 is vervaardigd uit een poreus materiaal, zoals, bijvoorbeeld, vezelachtig of geschuimd celluloseacetaat, of elk ander materiaal dat geschikt is voor het filtreren van sigarettenrook.

20 Het sigarettenfilter 10 omvat verder een aantal groeven 20 die zijn gevormd in de wikkel 14 en die zijn ingebed in de filterstaaf 12.

Elk van de groeven 20 is open, zoals aangegeven door het verwijzings-getaï~22, aan het, mondeinde 16 van de filterstaaf 12, en strekt zich daarvan af uit in een in hoofdzaak lengterichting lopende richting van 25 de filterstaaf 12 uit over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstaaf. Fig. 1, 2 en 3 geven vier van dergelijke groeven 20 weer welke op onderling gelijke afstand liggen over de omtrek van de filterstaaf 12.

Bij de vervaardiging van de sigaret 10, kan de wikkel 14 uit één 30 stuk zijn gevormd met de filterstaaf 12 of bestaan uit een afzonderlijk onderdeel. De gewikkelde filterstaaf 12 kan bijvoorbeeld worden geplaatst in een vorm of ander behandelingsmiddel voor het indrukken van de wikkel 14 op voorafbepaalde plaatsen waardoor de wikkel 14 in de filterstaaf 12 wordt ingebed en de groeven 20 worden gevormd. Een der-35 gelijke werkwijze wordt gewoonlijk in de sigarettenindustrie aangeduid als een warmvormproces.

De ingebedde delen van de wikkel 14 die de wanden van de groef 20 vormen kunnen al dan niet doorlaatbaar zijn voor lucht zoals hierna zal worden besproken aan de hand van fig. 4, 5 en 6, terwijl het overblij-40 vende, of omtreksdeel van de w kkel 14 buiten de groeven ondoorlaatbaar 8300268 4 *.

6 is voor lucht.

Hiertoe kan, zoals weergegeven in fig. 4, de wikkel 14 zijn vervaardigd uit een poreus materiaal zoals, bijvoorbeeld, celluloseace-taat. Het overige deel of omtreksdeel van de wikkel 14 buiten de groe-5 ven wordt zodanig behandeld dat de poriën van het poreuze materiaal worden afgedicht zodat dit ondoorlaatbaar voor lucht wordt gemaakt terwijl de ingebedde delen van de wikkel, die de wanden van de groeven 20 vormen niet op deze manier worden behandeld en dus poreus blijven zodat de groeven doorlaatbaar zijn voor lucht over in hoofdzaak hun gehele 10 lengte. Een dergelijke behandeling is bijvoorbeeld het toevoeren van hitte naar de wikkel voor het onder invloed van hitte dichtmaken van het poreuze materiaal. Een andere werkzame behandeling is de wikkel te bedekken met een in water onoplosbare oplossing van materiaal zoals, bijvoorbeeld, ethylcellulose of een in water oplosbaar materiaal zoals, 15 bijvoorbeeld, natriumcarboxymethylcellulose of methylcellulose voor het dichten van het poreuze materiaal. Een werkwijze voor het juist op het omtreksoppervlak van de wikkel 14 aanbrengen van de bekleding is die met een gegroefde rol.

Volgens een andere mogelijkheid kan, zoals weergegeven in. fig. 5, 20 de wikkel 14 zijn vervaardigd uit een poreus materiaal, zoals, bijvoorbeeld celluloseacetaat en het gehele oppervlak van de wikkel 14 met inbegrip van de ingebedde delen van de wikkel welke de wanden van de groeven 20 vormen, alsmede de omtreksgebieden tussen aangrenzende groeven 20, worden behandeld op een wijze zodanig dat de poriën van het po-25 reuze materiaal worden afgedicht waardoor het zoals hierboven besproken voor lucht ondoorlaatbaar wordt. Nadat het gehele oppervlak van de wikkel is behandeld wordt een reeks kleine luchtdoorstroomopeningen 23 geponst, of op andere wijze aangebracht door de wanden van de groeven gevormd door de ingebedde delen van de wikkel over in hoofdzaak de gehele 30 lengte van de groeven voor het vormen van de lucht-doorlatende middelen in de groeven.

Nog steeds verwijzend naar fig. 5 is nog een andere mogelijkheid de wikkel 14 te vervaardigen uit niet-poreus materiaal en de reeks kleine luchtdoorstroomopeningen 23 door alleen maar de wanden van de 35 groeven die zijn gevormd door de ingebedde delen van de wikkel 14 te ponsen of op andere wijze aan te brengen.

Verwijzend naar fig. 6 kan de wikkel 14 zijn vervaardigd uit of een poreus materiaal en worden behandeld als hierboven is besproken om het voor lucht ondoorlaatbaar te maken of worden vervaardigd uit een 40 voor lucht ondoorlaatbaar materiaal. In plaats van het vormen van door- 8300268 7 4 stroomopeningen 23 door de groefwanden worden bij deze uitvoeringsvorm spleten 23a door de wikkel in de groeven gevormd. De spleten 23a zijn in de weergegeven vorm open aan éên einde naar het mondeinde 16 van het filter terwijl zij zich daarvan in hoofdzaak in lengterichting van de 5 groef uitstrekken over in hoofdzaak de gehele lengte van de groef.

Voorwat betreft fig. 6 is de wikkel 14, met inbegrip van de ingebedde delen die de wanden van de groef 20 vormen, ondoorlaatbaar terwijl het doorstroomgedeelte van de groef 20 is aangegeven als een spleet 23a die zich uitstrekt vanaf het einde 16 over nagenoeg de gehe-10 le lengte van de groef 20. Middelen voor het behandelen van de wikkel 14 en voor het maken van de spleet 23a kunnen op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als hiervoor besproken met betrekking tot fig. 5.

Zoals het best kan worden gezien in fig. 3 is de filterstaaf 12 aan een tabakskolom 24 bevestigd met een mondstukmateriaal 26 welke de 15 met een wikkel bedekte filterstaaf 12 omhult voor het vormen van een van een filter voorziene sigaret 28. Het mondstukmateriaal 26 is voor lucht doorlaatbaar in een gebied daarvan dat de groeven 20 overlapt zodat ventilatielucht daardoorheen in de groeven 20 zal stromen. Bij voorkeur is het mondstukmateriaal 26 alleen maar voor lucht doorlaat-20 baar in de nabijheid van de gesloten einden van de groeven 20, dat wil zeggen het einde van elke groef dat ligt tegenover het open einde 22 daarvan aan het mondeinde 16 van de filterstaaf 12. Om dit te bereiken heeft het weergegeven mondstukmateriaal 26 kleine doorstroomperfora-ties 30 voor ventilatielucht welke in verbinding staan met de groeven 25 20 in de nabijheid van het gesloten einde van de groeven. Als een ge schikte uitvoeringsvorm kunnen de luchtperforaties 30 zijn gerangschikt in een op afstand van elkaar liggende langs de omtrek liggende reeks rondom de omwikkelde filterstaaf in welk geval sommige van de perforaties kunnen ligggen over de omwikkelde filterstaaf in de gebieden tus-30 sen aangrenzende groeven 20. Ventilatielucht zal echter alleen maar in de groeven 20 stromen omdat de wikkel 14 buiten de groeven 20 ondoorlaatbaar is voor lucht.

Als een roker trekt aan het mondeinde 16 van het filter 10 bij het roken van de sigaret 28, wordt ventilatielucht via de ventilatieperfo-35 ratie 30 in het mondstukmateriaal 26 getrokken waarbij deze lucht langs de groef 20 direkt naar het open einde 22 van de groef aan het mondeinde 16 van de filterstaaf 12 stroomt. Als echter êén of meer van de open einden 22 van de groeven 20 verstopt raken, zal de ventilatielucht in de verstopte groef lopen vanaf de verstopte groef door de geschikte 40 doorstroommiddelen in de wand van de verstopte groef in de filterstaaf 8300268 4' δ 12 waar het wordt gemengd met de rook die door de filterstaaf stroomt vanaf de tabakskolom en deze verdunt. Zelfs als enige van de groeven verstopt raken met het gevolg dat de ventilatielucht in de verstopte groef in de filterstaaf 12 stroomt, zoals direkt hiervoor besproken, 5 stroomt de ventilatielucht die in de overige niet-verstopte groeven stroomt daardoorheen direkt naar het open einde 22 van de niet-verstop-te groeven aan het mondeinde 16 van de filterstaaf 12.

Fig. 7, 8 en 9 geven een sigarettenfilter weer, welke in het algemeen is aangeduid met het verwijzingsgetal 110, welke de kenmerken van 10 de onderhavige uitvinding bevat. Het sigarettenfilter 110 omvat in de weergegeven uitvoeringsvorm een in hoofdzaak cilindervormige filterstaaf 112 en een deze omhullende wikkel 114. De wikkel 114 strekt zich in lengterichting langs de filterstaaf 112 uit vanaf éên einde 116 van de filterstaaf naar het andere einde 118 daarvan zodat de einden 116 en 15 118 van de filterstaaf onderling in doorstroomverbinding met elkaar staan.

De filterstaaf 112. is vervaardigd uit een poreus materiaal zoals bijvoorbeeld vezelachtig of geschuimd celluloseacetaat, of elk ander materiaal dat geschikt is voor het filtreren van sigarettenrook.

20 Het sigarettenfilter 110 omvat verder een aantal groeven 120 die zijn gevormd in de wikkel 114 en die zijn ingebed in de filterstaaf 112. Elk van de groeven 120 is open aan één van zijn einden 122 bij het mondeinde 116 van de filterstaaf 112, terwijl zij zich daarvan uitstrekken in in hoofdzaak de lengterichting van de filterstaaf 112 over 25 een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstaaf. Fig. 7, 8 en 9 geven vier dergelijke groeven 120 weer die op onderling gelijke afstand van elkaar zijn geplaatst over de omtrek van de filterstaaf 112.

Bij de vervaardiging van·de sigaret 110, kan de wikkel 114 een ge-30 heel uitmakend met de filterstaaf 112 worden gevormd of kan dit bestaan uit een afzonderlijk bestanddeel. De omwikkelde filterstaaf 112 wordt bijvoorbeeld geplaatst in een vorm of een ander behandelingsmiddel voor het indrukken van de wikkel 114 op voorafbepaalde plaatsen, waardoor de wikkel 114 in de filterstaaf 112 wordt ingebed en de groeven 120 worden 35 gevormd. Een dergelijke werkwijze wordt in de sigarettenindustrie gewoonlijk aangeduid als een warmvormtechniek.

De ingebedde delen van de wikkel 114 die de wand van elk van de groeven 120 vormen zijn alleen maar doorlaatbaar voor lucht in een gebied in de nabijheid van of in hoofdzaak'grenzend aan het mondeinde 116 40 van het filter 110, terwijl het overige deel van de groefwand voor 8300268 % 9 lucht ondoorlaatbaar is, terwijl het omtreksgebied van de wikkel 114 buiten de groeven ook voor lucht ondoorlaatbaar Is.

Hiertoe kan, zoals weergegeven in fig. 10 en 11, de wikkel 114 zijn vervaardigd uit een poreus materiaal zoals bijvoorbeeld cellulose-5 acetaat. De gehele wikkel 114, met uitzondering van het gebied dat in het algemeen is aangeduid door de letter "A" aan het mondeinde 116 van het filter 110 in elk van de groeven 120 wordt zodanig behandeld dat de poriën van het poreuze materiaal worden afgedicht zodat dit ondoorlaatbaar voor luchtstroom wordt gemaakt en alleen maar het niet behandelde 10 gebied “A" in elk van de groeven poreus wordt gelaten en dus doorlaatbaar voor luchtstroom.

Zoals weergegeven in. fig. 10 bevindt het poreuze gebied "A" in elke groef 120 zich in de onmiddellijke nabijheid van het mondeinde 116 van het filter 110 terwijl het een gebied afdekt dat bij benadering 15 overeenkomt met het gebied van een cirkel met een diameter van ongeveer 0,06 filterdiameter. Bij sigarettenfilters met een normale afmeting welke een diameter van ongeveer 8 mm bezitten is bijvoorbeeld vastgesteld dat een poreus gebied "A" dat een oppervlakte van ongeveer 0,2 mm^ afdekt goed werkt voor het verschaffen van een stromingsbaan 20 voor ventilatielucht vanaf de groeven 120 in de filterstaaf 112 onder bepaalde rookomstandigheden terwijl daarbij de stroom van aanzienlijke hoeveelheden rook vanuit de filterstaaf in de groeven onder andere rookomstandigheden wordt voorkomen.

Zoals weergegeven in fig. 11 ligt het poreuze gebied "A" in elke 25 groef 120 op afstand van het mondeinde 116 van een filter welke afstand in hoofdzaak overeenkomt met ongeveer een kwart tot ongeveer de helft van de filterdiameters terwijl dit gebied een oppervlakte afdekt dat ongeveer gelijk is aan de oppervlakte van een cirkel met een diameter van ongeveer 0,06 filterdiameter. Bij sigarettenfilters met de gebrui-30 kelijke afmetingen, welke een diameter hebben van ongeveer 8 mm, is vastgesteld dat een poreus gebied "A" op een afstand van ongeveer 2 mm tot ongeveer 4 mm van het mondeinde 116 van het filter en dat een oppervlakte afdekt van ongeveer 0,2 mm^ goed werkt voor het verschaffen van een stromingsbaan voor ventilatielucht vanuit de groeven 120 in de 35 filterstaaf 112 onder bepaalde rookomstandigheden terwijl de stroming van aanzienlijke hoeveelheden rook vanuit de filterstaaf in de groeven 120 onder andere rookomstandigheden wordt voorkomen. Een dergelijke behandeling voor het afdichten van de poriën van het poreuze wikkelmate-riaal bestaat bijvoorbeeld uit het toevoeren van warmte naar de plaat-40 sen welke voor lucht ondoorlaatbaar moet worden gemaakt voor het onder 8300268 10

V

invloed van warmte dichten van de poriën» Een andere effectieve behandeling is de plaatsen welke voor lucht ondoorlaatbaar moeten worden gemaakt te bedekken met een in water onoplosbare oplossing van materiaal zoals bijvoorbeeld ethylcellulose waarmede de poriën worden afgedicht 5 of een in water oplosbaar materiaal zoals bijvoorbeeld natriumcarboxy-methylcellulose, of methylcellulose.

Volgens een andere mogelijkheid kunnen, zoals weergegeven in fig. 12 en 13, de wikkels 114 zijn vervaardigd uit of een niet-poreus materiaal of een poreus materiaal, zoals bijvoorbeeld celluloseacetaat. Als 10 de wikkel 114 is vervaardigd uit een poreus materiaal wordt de gehele oppervlakte van het poreuze wikkelmateriaal 114, met inbegrip van het ingebedde deel van de wikkel 114 welke de wanden van de groeven 120 vormen, behandeld op een wijze voor het afdichten van de poriën van het poreuze filterwikkel 114 zoals hierboven beschreven. Kleine luchtdoor-15 stroomopeningen 123 worden door alleen maar bij ingebedde delen van de voor lucht ondoorlaatbare wikkel geponst of op andere wijze gevormd, welke delen de wanden van de groef 120 vormen in een gebied "B" in hoofdzaak aan het mondeinde 116 van het filter.

Zoals weergegeven in fig. 13 is ten minste één opening 123 gevormd 20 in elke groef in hoofdzaak direkt in de nabijheid van het mondeinde 116 van het filter. De opening 123 heeft op voordelige wijze een diameter van ongeveer 0,06 filterdiameter, of 1/2 mm voor filters met normale afmetingen, welke een diameter hebben van ongeveer 8 mm.

Zoals weergegeven in fig. 13 ligt de opening 123 in elke groef op 25 voordelige wijze op afstand van het mondeinde 116 van het filter 110 welke in hoofdzaak overeenkomt met ongeveer een afstand van een kwart tot ongeveer de helft van de filterdiameter terwijl deze opening een diameter bezit van ongeveer 0,06 filterdiameter. Voor sigarettenfilters met normale afmetingen, welke gewoonlijk een diameter bezitten van on-30 geveer 8 mm, is vastgesteld dat een opening 123 in elke groef 120 welke ligt tussen ongeveer 2 mm tot ongeveer 4 mm vanaf het mondeinde 116 van het filter 110 en welke een diameter heeft van ongeveer een ½ mm goed werkt voor het verschaffen van een stromingsbaan voor ventilatielucht vanuit de groeven 120 in de filterstaaf onder bepaalde rookomstandighe-35 den. Het zal duidelijk zijn dat een aantal openingen kunnen zijn gevormd in elke groef in plaats van één opening 123 zoals weergegeven.

Als echter meer dan één opening wordt gevormd in elke groef, moet de totale doorstroomoppervlakte die wordt verschaft door het aantal openingen ongeveer eenzelfde volume van een stroom ventilatielucht ver-40 schaffen als wordt verschaft door de opening 123.

8300268 11 £ **

Fig. 14 en 15 geven gewijzigde voordelige uitvoeringsvormen van de opening 123 weer welke is gevormd door de wand van de wikkel 114 in een groef 120. In fig. 14 staat de hartlijn van de opening 123 in hoofdzaak loodrecht op de lengteas van de filterstaaf 112. In fig. 15 ligt de 5 hartlijn van de opening 123 onder een scherpe hoek schuin ten opzichte van de lengteas van de filterstaaf 112, dat wil zeggen schuin vanaf de wand van de groef 120 naar het scheidingsvlak van de wikkel 114 en de filterstaaf 112 in de algemene stroomrichting van de rook door de fil-terstaaf 112.

10 Fig. Γ6 geeft een andere voordelige uitvoeringsvorm van het siga rettenfilter 110 waarbij een kleine spleet 123a is gevormd door alleen maar de ingebedde delen van de voor lucht ondoorlaatbare wikkel welke de wanden van de groeven 120 vormen in het gebied "B" bij het rnond-einde 116 van het filter. Zoals weergegeven is de spleet 123a in elke 15 groef aan één einde naar het mondeinde 116 van het filter open terwijl deze spleet zich in hoofdzaak in lengterichting van de groef daarvan af uitstrekt over een' afstand die overeenkomt met ongeveer een vierde tot de helft van een filterdiameter. Op voordelige wijze bezit elke spleet 123a een breedte die ongeveer gelijk is aan 0,06 filterdiameter terwijl 20 de spleet over zijn gehele lengte in hoofdzaak een gelijkmatige breedte bezit.

Fig. 17 geeft een verdere voordelige uitvoeringsvorm van het sigarettenfilter 110 weer waarbij ten minste één zich langs de omtrek uitstrekkende spleet 123b is gevormd door de wikkel 114 in elke groef 120.

25 De zich langs de omtrek uitstrekkende spleten 123b zijn bij voorkeur geplaatst in het gebied "B" op afstand van het mondeinde 116 van het filter welke afstand overeenkomt met ongeveer een kwart tot ongeveer de helft van de filterdiameter. Bij voorkeur bezitten de spleten 123b een breedte die ongeveer gelijk is aan ongeveer 0,06 filterdiameter. Als 30 meer dan één langs de ontrek uitstrekkende spleet 123b in elke groef is gevormd, moeten deze binnen het gebied "B" zijn gegroepeerd en een doorstromingsvolume van de stroom doorgaande ventilatielucht verschaffen die ongeveer gelijk is aan het stromingsvolume verschaft door de weergegeven slechts ene zich langs de omtrek uitstrekkende spleet 123b.

35 Als een geschikte uitvoeringsvorm is het voorspelbaar dat een zich langs de omtrek uitstrekkende spleet door de wikkel 114 heen is gevormd helemaal rondom de filterstaaf 112 en dat de delen van de spleet buiten de groeven 120 (aangegeven door de streeplijn in fig. 17) zijn afgedicht. Deze afdichting kan tot stand worden gebracht door een bekleding 40 uit een in water niet oplosbare oplossing zoals ethylcellulose of een 8300268 12 in water oplosbare oplossing zoals natriumcarboxymethylcellulose of me-thylcellulose»

Zoals het best kan worden gezien in fig. 9 wordt de filterstaaf 112 aan een tabakskolom 124 bevestigd met behulp van een mondstukmate-5 riaal 126 welke de omwikkelde bedekte filterstaaf 112 omhult voor het vormen van een filtersigaret 128. Het mondstukmateriaal 126 is voor lucht doorlaatbaar in een zone daarvan welke ligt over de groeven 120 zodat ventilatielucht daardoorheen zal stromen in de groeven 120. Bij voorkeur is het mondstukmateriaal 126 alleen maar voor lucht doorlaat-10 baar in de nabijheid van de gesloten einden van de groeven 120, dat wil zeggen dat einde van elke groef dat ligt tegenover het open einde 122 daarvan bij het mondeinde 116 van de filterstaaf 112. Om dit te bereiken bezit in de weergegeven uitvoeringsvorm het mondstukmateriaal 126 kleine doorstroomperforaties 130 voor ventilatielucht welke in verbin-15 ding staan met de groeven 120, bij voorkeur in de nabijheid van het gesloten einde van de groeven. Als geschikte werkwijze voor de vervaardiging kunnen de perforaties 130 in een langs de omtrek op afstand van elkaar liggende reeks zijn gerangschikt rondom de omwikkelde filterstaaf 112, in welk geval sommige van de perforaties kunnen liggen over 20 de omwikkelde filterstaaf in de gebieden tussen de groeven 120* Ventilatielucht zal echter alleen maar in de groeven 120 stromen omdat de wikkel 114 buiten 4e groeven voor lucht ondoorlaatbaar is.

Als een roker trekt aan het~möndeinde 116 van het^filter 110 bij het roken van de sigaret 128, wordt ventilatielucht in de groeven 120 25 getrokken via de ventilatieperforaties 130 in het mondstukmateriaal 126 waarbij deze lucht langs de groeven 120 direkt naar het open einde 122 van de groef 120 aan het mondeinde 116 van de filterstaaf 112 loopt.

Als echter ëên of meer van de open einden 122 van de groeven 120 verstopt raakt of raken, zal de ventilatielucht in de verstopte groef van-30 uit de verstopte groef door de voor lucht doorlaatbare ingebedde wand van de verstopte groef door het poreuze gebied ”A" in de uitvoeringsvorm volgens fig. 10 en 11, en door de openingen 123 in het gebied ”B” in de uitvoeringsvorm volgens fig. 12 en 13, of door de spleten 123a en 123b in het gebied ”B" in de uitvoeringsvorm volgens fig. 16 en 17 lo-35 pen in de filterstaaf 112 waar het wórdt gemengd met de rook die stroomt door de filterstaaf vanaf de tabakskolom en deze verdunt. Zelfs als enige van de groeven verstopt raken met als gevolg dat de ventilatielucht in de verstopte groeven in de filterstaaf 112 op de direkt hiervoor besproken wijze stroomt, loopt de ventilatielucht die in de 40 overige niet verstopte groeven stroomt daardoorheen direkt naar het 8300268 f- « 13 open einde 122 van de niet-verstopte groeven aan het mondeinde 116 van de filterstaaf 112.

De hiervoor beschreven bijzonderheden van de onderhavige uitvinding zijn in eerste instantie gegeven ter verduidelijking van de uit-5 vinding waarbij er de nadruk op wordt gelegd dat de uitvinding niet is beperkt tot deze bijzonderheden en de hierboven besproken uitvoeringsvormen maar zich tevens uitstrekt tot gewijzigde uitvoeringsvormen welke voor een deskundige op dit terrein na lezing van de beschrijving, voor de hand liggen en vallen binnen het kader van de uitvinding.

Λ 8300268

Claims

1. Filter voor een sigaret, met het kenmerk, dat dit filter bevat een poreuze filterstaaf met een in hoofdzaak cilinderische vorm, een 5 voor lucht niet doordringbare wikkel die zich in lengterichting langs de filterstaaf uitstrekt vanaf één einde waarvan naar het andere einde en die deze staaf omhult 'met vrijlating van tegenover elkaar liggende doorstroomeinden van de filterstaaf, waarbij de wikkel is gevormd met ten minste één groef die is ingebed in de filterstaaf, waarbij de ten 10 minste ene groef aan één einde van de filterstaaf open is en zich daar van af uitstrekt in in hoofdzaak lengterichting van de filterstaaf over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstaaf, terwijl lucht doorlatende middelen zijn gevormd door de wand van de ten minste ene groef heen gevormd door de ingebedde delen van de wikkel over in 15 hoofdzaak de gehele lengte van de groef, terwijl het overige deel van het omtreksoppervlak van de wikkel buiten de ten minste ene groef voor lucht ondoorlaatbaar is, waarbij mondstukmateriaal zich in lengterichting van de gewikkelde filterstaaf uitstrekt en deze omhult, waarbij het mondstukmateriaal voor lucht doorlaatbaar is in een zone daarvan 20 die ligt over de genoemde ten minste ene groef.

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstukmateriaal alleen maar in de nabijheid van het gesloten einde van de genoemde ten minste ene groef voor lucht doorlaatbaar is.

3. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstuk-25 materiaal voor lucht doorlaatbaar is gemaakt door middel van daardoorheen aangebrachte perforaties.

4. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lucht doorlaatbare middelen die zijn gevormd door de wand van de genoemde ten minste ene groef heen welke is gevormd door de ingebedde delen van de 30 wikkel zijn gevormd door openingen over in hoofdzaak de gehele lengte van de genoemde ten minste ene groef.

5. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wikkel voor « ’ ——- de filterstaaf is vervaardigd uit voor lucht doorlaatbaar materiaal, het gehele oppervlak van de wikkel met inbegrip van de wand van de ge-35 noemde ten minste ene groef gevormd door ingebedde delen van de wikkel zodanig is behandeld dat dit voor lucht ondoorlaatbaar is gemaakt, terwijl de genoemde voor lucht doorlaatbare middelen gevormd door de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door de ingebedde delen van de wikkel heen bestaan uit een reeks openingen over in hoofdzaak de 40 gehele lengte van de genoemde ten minste ene groef. 8300268 Λ *···-. “

6. Fileer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde voor lucht doorlaatbare middelen die zijn gevormd door de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door de ingebedde delen van de genoemde wikkel heen zijn gevormd door het feit dat de wand over nage-5 noeg de gehele lengte van de genoemde ten minste ene groef poreus is·

7. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de filter-staafwikkel is vervaardigd uit een materiaal dat voor lucht doorlaat-* baar is, terwijl het omtreksoppervlak van de wikkel, met uitzondering van de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door de inge- 10 bedde delen van de wikkel zodanig is behandeld dat dit voor lucht on-doorlaatbaar is gemaakt terwijl de wand van de genoemde ten minste ene groef lucht doorlatend is gelaten over nagenoeg de gehele lengte van de genoemde ten minste ene groef.

8. Filter volgens conclusies 5 en 7, met het kenmerk, dat de ge-15 noemde wikkel wordt behandeld met een smeltlasbewerking.

9. Filter volgens conclusies 5 en 7, met het kenmerk, dat de wikkel wordt behandeld met een bekleding van een in water onoplosbaar materiaal.

10. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde 20 ten minste ene groef bestaat uit een aantal groeven welke op afstand van elkaar langs de omtrek van de filterstaaf zijn gelegen.

11. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lucht-doorlatend middel een spleet bevat in de wand van de ten minste ene groef die zich uitstrekt vanaf het open einde van de groef over een 25 afstand die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte van de ten minste ene groef.

12. Filter voor een sigaret, met het kenmerk, dat deze bevat een poreuze filterstaaf met een in het algemeen cilindrische vorm, een voor lucht ondoorlaatbare wikkel die zich in lengterichting langs de filter- 30 staaf uitstrekt vanaf één einde daarvan naar het andere einde en die de staaf omhult met vrijlating van tegenover elkaar liggende doorstroom-einden van de filterstaaf, waarbij de wikkel is voorzien van ten minste één groef die is ingebed in de filterstaaf, waarbij de genoemde ten minste ene groef aan het mondeinde van de filterstaaf open is en zich 35 daarvan af in een hoofdzaak lengterichting van de filterstaaf uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstaaf, terwijl lucht doorlatende middelen zijn gevormd door de wand van de genoemde ten minste ene groef heen die is gevormd door het ingebedde deel van de wikkel in een gebied dat in hoofdzaak ligt bij het open mondein-40 de van de genoemde ten minste ene groef, waarbij het overige deel van ______ ...... A 8300268 * ·» de groef en het omtreksoppervlak van de wikkel voor lucht ondoorlaat-haar is, en mondstukmateriaal dat zich in lengterichting van de omwikkelde filterstaaf uitstrekt en deze omhult, waarbij dit mondstukmateriaal voor lucht doorlaatbaar is in een gebied daarvan dat ligt over de 5 genoemde ten minste ene groef.

13. Filter volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het voor lucht doorlatend middel direkt in de nabijheid van het mondeinde van de filterstaaf is geplaatst.

14. Filter volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het voor 10 lucht doorlaatbaar middel in de nabijheid ligt van en op een bepaalde afstand ligt van het mondeinde van de filterstaaf.

15. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het mondstukmateriaal voor lucht doorlaatbaar is in de nabijheid van het einde van de genoemde ten minste ene groef tegenover het genoemde einde daar- 15 van.

16. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het mondstukmateriaal voor lucht doorlaatbaar is gemaakt door middel van perforaties die daardoorheen zijn gevormd.

17. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het lucht 20 doorlaatbaar middel dat is gevormd in de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door het ingebedde deel van de wikkel ten minste êén doorstroomopening bevat welke in hoofdzaak grenst aan het open einde van de genoemde ten minste ene groef.

18. Filter volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de lengteas 25 van de genoemde ten minste ene doorstroomopening in hoofdzaak loodrecht staat op de lengteas van de filterstaaf.

19. Filter volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de lengteas van de genoemde ten minste ene doorstroomopening onder een scherpe hoek ten opzichte van de lengteas van de filterstaaf schuin loopt in de al- 30 gemene richting van de rookstroom door de filterstaaf.

20. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het lucht-doorlatend middel bestaat uit een spleet die aan één van z'n einden naar het mondeinde van de filterstaaf open is en zich daarvan in lengterichting van de groef- uitstrekt over een afstand van ongeveer een 35 kwart tot ongeveer de helft van de filterdiameters.

21. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het lucht doorlatend middel bestaat uit ten minste êén zich langs de omtrek uitstrekkende spleet, waarbij deze ten minste ene spleet op een afstand van het mondeinde van de filterstaaf ligt welke overeenkomt met tussen 40 ongeveer een kwart tot de helft van de filterdiameter. 8300268 h < * Λ 17

22. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de wikkel voor de filterstaaf is vervaardigd uit voor lucht doorlaatbaar materiaal, waarbij het gehele oppervlak van de wikkel met inbegrip van de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door ingebedde delen 5 van de wikkel zodanig is behandeld dat dit voor lucht ondoorlaatbaar is, terwijl het genoemde lucht doorlatend middel gevormd in de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door de ingebedde delen van de wikkel bestaat uit ten minste één doorstroomopening die in hoofdzaak grenst aan het open einde van de genoemde ten minste ene groef.

23. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het genoemde lucht doorlatend middel gevormd door de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door de ingebedde delen van de wikkel heen bestaat uit een poreus gebied in hoofdzaak in de nabijheid van het open einde van de genoemde ten minste ene groef.

24. Filter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de wikkel voor de filterstaaf is vervaardigd uit een voor lucht doorlaatbaar materiaal, terwijl het omtreksoppervlak van de wikkel, en een deel van de wand van de genoemde ten minste ene groef gevormd door de ingebedde delen van de wikkel zodanig is behandeld dat deze voor lucht ondoorlaat-20 baar zijn terwijl de wand van de genoemde ten minste ene groef onbehandeld wordt gelaten en daardoor voor lucht doorlaatbaar in een gebied dat in hoofdzaak ligt in de nabijheid van het open einde van de genoemde ten minste ene groèfT* —___ assaa 8300268