NL8300201A

NL8300201A - Werkwijze voor het afvoeren van stortgoed en houder en zuigmondstuk, ingericht voor het toepassen van genoemde werkwijze.

Info

Publication number: NL8300201A
Application number: NL8300201A
Authority: NL
Original assignee: Gem Consult Bv
Priority date: 1983-01-19
Filing date: 1983-01-19
Publication date: 1984-08-16
Also published as: DE3467885D1; EP0114711B1; EP0114711A3; EP0114711A2

Description

- - Λ * VO 4007

Werkwijze voor het afvoeren van stortgoed en houder en zuigmond-stuk, ingericht voor het toepassen van genoemde werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het lossen, afvoeren of transporteren van korrel- of poedervormig materiaal via een trechtervormige wand naar de afvoeropening.

Bij een dergelijke uit bijvoorbeeld de ter inzage gelegde 5 Nederlandse octrooiaanvrage 241.480 bekende werkwijze wordt voor het van de trechterwand losmaken van het af te voeren stortgoed gebruik gemaakt van in de trechterwand opgestelde, verstuivereenheden. Bij deze bekende werkwijze wordt gewerkt volgens het fluidisatieprincipe, dat wil zeggen dat het materiaal voor het transport in een andere 10 pakkingstoestand wordt gebracht. Dit vereist niet alleen een zeer groot transportvermogen, doch bovendien moet na het transport telkens een zeer grote hoeveelheid lucht worden afgescheiden.

• De uitvinding beoogt genoemde nadelen op te heffen. Hiertoe vertoont de werkwijze het kenmerk, dat op het niveau van de trechter-15 wand in de richting van de afvoeropening perslucht wordt geblazen.

De uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op een werkwijze voor het uit een schip, houder (silo) of dergelijke afvoeren van een korrel- of poedervormig materiaal via een ter plaatse van de onderzijde van de houder of dergelijke gevormde trechter-20 vormige wand, onder gebruikmaking van ter plaatse van genoemde trechtervormige wand aangebrachte blaasmondstukken, zoals bijvoorbeeld bekend uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 69.10572.

De uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat door de blaasmondstukken perslucht wordt geblazen in hoofdzaak volgens de trechterwand-25 helling en onder een zodanige druk dat een met het aantal blaasmond-stukken corresponderend aantal, naar de afvoeropening toegerichte, divergerende luchtstromen ontstaat, zodanig dat een "glijvlak" wordt gevormd. De persluchtstroomrichting is daarbij, evenals de onderlinge afstand van de blaasmondstukken, afhankelijk van het af te voeren 30 materiaal. Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt de pakking van het produkt zeer plaatselijk veranderd. Het overgrote deel van het materiaal schuift echter in zijn oorspronkelijke pakkingstoestand in de richting van de afvoeropening af over het genoemde "glijvlak".

8300201 -2-

P

De uitvinding heeft verder betrekking op een zuigmondstuk, bestemd voor het opzuigen i.c. afvoeren van korrel- of poedervormig materiaal, waarbij rond het zuigmondstuk ten minste één persluchttoevoerbuis is aangebracht, zoals bijvoorbeeld beschreven in het Neder-5 landse octrooischrift 91.779. Bij het hieruit bekende zuigmondstuk wordt verticaal beneden de zuigbuis zodanig perslucht in het materiaal geblazen, dat dit wordt losgemaakt i.c. gefluïdiseerd en vervolgens via het zuigmondstuk wordt afgezogen. In tegenstelling hiertoe vertoont het zuigmondstuk volgens de uitvinding het kenmerk, dat de pers-10 luchttoevoerbuis op enige afstand rond het zuigmondstuk is aangebracht en is voorzien van, onder een scherpe hoek ten opzichte van de verticaal aangebrachte, naar de mondstukhartlijn toe gerichte uitstroom-openingen. De richting evenals de onderlinge afstand van genoemde uit-stroomopeningen is daarbij afhankelijk van het af te voeren materiaal. 15 Door genoemde maatregelen wordt in hoge mate brugvorming boven de zuigmondstukopening voorkomen.

Teneinde een indringen van het zuigmondstuk in het af te voeren materiaal mogelijk te maken, kan verticaal onder de genoemde persluchttoevoerbuis een tweede persluchttoevoerbuis, een zogenaamde 20 penetreerbuis zijn aangebracht, welke aan de onderzijde is voorzien van uitstroomopeningen. Genoemd indringen of penetreren kan worden vergemakkelijkt door de penetreerbuis aan de onderzijde te voorzien van tanden of dergelijke.

De uitvinding heeft verder betrekking op een silo of dergelijke 25 houder, voorzien van een mantel en een in een afvoeropening uitmondende, trechtervormige bodem, waarbij de trechtervormige bodem is voorzien van persluchttoevoeropeningen. De silo vertoont volgens de uitvinding het kenmerk, dat de persluchttoevoeropeningen nabij het bodemoppervlak zijn aangebracht en in hoofdzaak naar de afvoeropening 30 toe zijn gericht. Daarbij kan zijn voorzien in tenminste één nabij de bodem aangebrachte, in vorm aan de bodemomtrek aangepaste, met een persluchtbron in verbinding te brengen buis, uitgerust met een aantal naar de afvoeropening toe gerichte uitstroomopeningen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder ver-35 wijzing naar de tekening een uitvoeringsvoorbeeld van het zuigmondstuk worden beschreven. In de tekening toont: 83 0 0 20 1 —- ..............................-·-...........................-.......

______________ M ' .

Λ -3- fig. 1 schematisch een zuigmondstuk tijdens bedrijf en fig. 2 vergroot een detail van het zuigmondstuk.

Volgens fig. 1 bevindt een zuigmondstuk 1 zich tijdens bedrijf in een put 2 van het af te voeren stortgoed of dergelijk materiaal.

5 Met behulp van een schuif, waarvan uitsluitend een duwblad 3 schematisch is weergegeven wordt telkens stortgoed in genoemde put 2 afgeworpen.

Het mondstuk 1 is voorzien van een zuigbuis 4, waarin op gebruikelijke wijze een onderdruk kan worden opgewekt. Langs de zuig-10 buis zijn twee persluchtbuizen 5 respectievelijk 6 gemonteerd. Zoals meer in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, zijn ter plaatse van het inlaateinde van de zuigbuis 4 axiaal op afstand daarvan en radiaal op onderling verschillende afstanden een drietal ringvormige buizen 7, 8 en 9 aangebracht. Deze buizen staan op regelmatig langs de omtrek 15 verdeelde plaatsen in open verbinding met elkaar middèls buisstukken 10. De ringvormige buizen 7, 8, 9 en de buisstukken 10 staan in verbinding met de persluchttoevoerbuis 5. Zoals uit fig. 2 blijkt, zijn de buizen 7, 8, 9 langs Hun gehele omtrek aan de binnenzijde voorzien van doorlaten voor perslucht, waardoor de in de tekening sche- 20 matisch weergegeven naar de mondstukhartlijn toegerichte persluchtstromen 11, 12 respectievelijk 13 ontstaan.

Op soortgelijke wijze liggen onder de ringvormige buizen 7, 8, 9 ringvormige buizen 14, 15, 16, die op regelmatige afstanden langs de omtrek in open verbinding met elkaar staan middels buis- 25 stukken 17. De ringvormige buizen 14, 15, 16 en de buisstukken 17 staan in verbinding met de persluchttoevoerbuis 6.

De beschreven buizen 7, 8, 9 middels welke persluchtstromen 11, 12, 13 worden gecreëerd zorgen voor het vormen van een "trechtervormig glijvlak" waarover het bovenliggende materiaal afschuift in de 30 richting van de zuigmondstukopening. Zoals uit fig. 2 blijkt is de zuigmondstukopening nog voorzien van een slijtvaste ring 21.

Zoals uit de tekening blijkt zijn de buizen 14, 15 en 16 langs hun gehele omtrek aan de onderzijde voorzien van uitlaatope-ningen, waardoor persluchtstromen 18, 19 en 20 worden gevormd. Deze 35 persluchtstromen 18-20 dienen voor het in het stortgoed inbrengen van het zuigmondstuk voordat met het eigenlijke afvoeren begonnen kan 83 0 0 20 1 ............................—·.............. -...................— J·' ·«.

-4- a m worden. Vandaar dat deze buizen worden aangeduid als penetreerbuizen.

De werIcing daarvan is dan ook niet continu.

Hoewel in de tekening uitsluitend een uitvoeringsvorm van een zuigmondstuk voor het afvoeren van stortgoed vanuit bijvoorbeeld 5 schepen is weergegeven, zal het duidelijk zijn dat de aan de hand van dit uitvoeringsvoorbeeld beschreven werkwijze ook kan worden toegepast voor het afvoeren van stortgoed vanuit een houder, silo of dergelijke, waarbij de penetreerbuizen uiteraard kunnen worden weggelaten .

10 Opgemerkt wordt tenslotte dat binnen het raam van de uitvin- dingsgedachte een groot aantal wijzigingen mogelijk is.

8 3 σo 2 o t.............................................r ........~..................................." ’

Claims

1. Werkwijze voor het af voeren van korrel- of poedervormig materiaal via een trechtervormige wand, naar de afvoeropening, met het kenmerk, dat op het niveau van de trechterwand in hoofdzaak in de richting van de afvoeropening perslucht wordt geblazen.

2. Werkwijze voor het uit een silo, houder of dergelijke afvoe ren van een korrel- of poedervormig materiaal via een ter plaatse van de onderzijde van de houder of dergelijk gevormde afvoertrechter, * onder gebruikmaking vein ter plaatse van de wand van genoemde afvoer-trechter aangebrachte blaasmondstukken, met het kenmerk, dat vanuit 10 de blaasmondstukken perslucht wordt geblazen in hoofdzaak in de richting van de afvoeropening, in hoofdzaak volgens de trechterwandhelling en onder een zodanige druk, dat een met het aantal blaasmondstukken corresponderend aantal, naar de afvoeropening toe gerichte, divergerende luchtstromen ontstaat, zodanig dat een "glijvlak" wordt ge-15 vormd waarover het bovenliggende produkt afschuift in de richting van de afvoeropening.

3. Werkwijze voor het uit een schip of dergelijke met behulp van een zuigbuis afvoeren van korrel- of poedervormig materiaal via een rond het inlaateinde van de zuigbuis gevormde afvoertrechter, waarbij 20 de inlaatopening van de zuigbuis de afvoeropening is, onder gebruikmaking van ter plaatse vein de wand van genoemde afvoertrechter aangebrachte blaasmondstukken, met het kenmerk, dat vanuit de blaasmondstukken perslucht wordt geblazen in hoofdzaak in de richting van de afvoeropening, in hoofdzaak volgens de trechterwandhelling en onder 25 een zodanige druk, dat een met het aantal blaasmondstukken corresponderend aantal, naar de afvoeropening toe gerichte, divergerende lucht stromen ontstaat, zodanig dat een "glijvlak" wordt gevormd waarover het bovenliggende produkt afschuift in de richting van de afvoeropening.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de persluchtstroomrichting afhankelijk is van het af te voeren materiaal.

5. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand van de blaasmondstukken afhankelijk is van het af te voeren materiaal. 8300 20 1 ------------------- ”............·..........................—..........- _φ_ y ζ- -6-

6. Zuigmondstuk, bestemd voor het opzuigen i.c. af voeren van korrel- of poedervormig materiaal, waarbij rond het zuigmondstuk ten minste een persluchttoevoerbuis is aangebracht, met het kenmerk, dat genoemde pers luchttoevoerbuis op afstand rond het zuigmondstuk is 5 aangebracht en is voorzien van, onder een scherpe hoek ten opzichte van de verticaal opgestelde, naar de mondstukhartlijn toegerichte uitstroomopeningen.

7. Een zuigmondstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de afstand tussen de uitstroomopeningen afhankelijk is van het af te 10 voeren materiaal.

8. Zuigmondstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat- verticaal onder de persluchttoevoerbuis een tweede persluchttoevoerbuis, de zogenaamde penetreerbuis is aangebracht, welke aan de onderzijde is voorzien van uitstroomopeningen.

9. Zuigmondstuk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de pene treerbuis aan de onderzijde is voorzien van tanden of dergelijke.

10. Silo of dergelijke houder, voorzien van een mantel en een in een afvoeropening· uitmondende, trechtervormige bodem, waarbij de trechtervormige bodem is uitgerust met persluchttoevoeropeningen, 20. met het kenmerk, dat de persluchttoevoeropeningen nabij het bodem-oppervlak zijn aangebracht en in hoofdzaak naar de afvoeropening toe zijn gericht.

11. Silo of dergelijke houder volgens conclusie 10, gekenmerkt door tenminste een nabij de bodem aangebrachte, in-vorm aan de bodem- 25 omtrek aangepaste, met een persluchtbron in verbinding te brengen buis, uitgerust met een aantal naar de afvoeropening toe gerichte uitstroomkanalen. ......8-3Ό0 2-0 f-.................................-......---·------------------------------------------