NL8300109A - Warmtebarriere in een raam, deur of andere frameconstructie. - Google Patents

Description

t P & C , **·“ ^

W 6012-2 Ned.dB/LdB

Korte aanduiding: Warmtebarrière in een raam, deur of andere framecon-structie.

De uitvinding heeft betrekking op het aanbrengen van een warmtebarrière 5 in een raam, deur of andere frameconstructie en in het bijzonder, maar niet uitsluitend, op het aanbrengen van een warmtebarrière in frame-elementen welke zijn gevormd door extrusie.

Tot nu toe is de gebruikelijke praktijk wanneer men een warmtebarrière wenst aan te brengen in een geêxtrudeerd frameelement, het 10 frameelement te vormen met een U-profiel, waarvan het kanaal vervolgens wordt gevuld met een hardbare kunststof met laag warmtegeleidingsvermogen, bijvoorbeeld een kunsthars. Wanneer de hars is gestold wordt het lijf van het profiel verspanend weggenomen zodat de hars dan de enige verbinding vormt tussen de beide delen van het profiel, die tevoren door het lijf ver-15 bonden waren. Hoewel een warmtebarrière, gevormd op deze wijze, doelmatig kan zijn, is deze duur in de fabricage door het grote aantal noodzakelijke fabricagestappen. Ook kan de noodzaak van het opnemen van een kanaal of U-profiel in het ontwerp van de doorsnede van het frameelement ongewenste beperkingen opleggen aan het ontwerp van dat element. De onderhavige 20 uitvinding beoogt het verschaffen van een verbeterde wijze van aanbrengen van een warmtebarrière in een frameelement.

Volgens de uitvinding bestaat een langwerpig frameelement, bestemd voor een raam, deur of andere frameconstructie, uit tenminste twee afzonderlijke langwerpige constructiedelen en een derde langwerpig ver-25 bindingselement met laag warmtegeleidingsvermogen, waarbij het verbindingselement en de constructiedelen zodanig onderling zijn verbonden dat het verbindingselement de beide constructiedelen evenwijdig op onderlinge afstand houdt en een warmtebarrière daartussen vormt.

De constructiedelen en het verbindingselement kunnen zodanig 30 zijn gevormd dat zij slechts met elkaar in ingrijping kunnen worden gebracht door een schuifbeweging in langsrichting ten opzichte van elkaar tussen het verbindingselement en de delen, een en ander zodanig dat de constructiedelen niet van het verbindingselement kunnen worden gescheiden door een verplaatsing dwars op de langshartlijn daarvan. In een 35 andere vorm kunnen de constructiedelen en het verbindingselement zodanig zijn gevormd dat zij in of buiten ingrijping kunnen worde gesnapt door een beweging dwars op de hartlijn ervan.

Bij voorkeur is het verbindingselement mechanisch verbonden met en tussen de beide constructiedelen. Bijvoorbeeld kunnen het verbindings-40 element en de constructiedelen zijn gevormd met in elkaar grijpende 8300109 * ** « - 2 - uitsteeksels en uitsparingen. Bij voorkeur is het verbindingselement voorzien van tenminste een uitsteeksel, dat een vaste passing heeft in een uitsparing in een van de constructiedelen. Het verbindingselement kan dan zijn gevormd met een langsflens, die wordt opgenomen in een langsgroef in 5 het constructiedeel. Bij voorkeur steekt de flens aan het verbindingsele—; ment uit van een vlak van het element dat is gelegen voorbij en aanligt tegen een vlak van het bijbehorende constructiedeel wanneer de flens is opgenomen in de groef van dat deel, zodat dit oppervlak een steun vormt voor dit element.

10 De ingrijping tussen het verbindingselement en tenminste één van de constructiedelen kan zodanig zijn dat deze een beperkte relatieve beweging tussen de constructiedelen toelaat, wanneer zij door het verbindingselement zijn verbonden, in een richting dwars op het hoofdvlak van het frame, waarvan het frameelement deel moet uitmaken. De opstelling 15 kan zodanig zijn dat door het inbrengen van een verder onderdeel tussen de beide constructiedelen van het frameelement deze delen tot de buitengrens van hun relatieve beweging worden verschoven, waardoor het verbindingselement onder spanning wordt gehouden en het frameelement stijf wordt gemaakt. Het verdere onderdeel kan een grendeldeel zijn dat wordt inge-20 bracht tussen de beide constructiedelen waardoor deze uit elkaar worden gedrukt, of het kan een omtreksrand zijn van een glasplaat of andere plaat, waar^omheen het frame wordt aangebracht.

Het verbindingselement kan in dwarsdoorsnede een middendeel met twee flenzen hebben, waarbij de flenzen in tegengestelde richtingen uit-r 25 steken van de einden van het middendeel, zodat het élement in hoofdzaak een zig-zagvorm heeft.

Het frameelement kan bestaan uit drie delen, waaronder een binnenste en een buitenste dekdeel, welke zijn verbonden met de tegenovergestelde zijden van het middendeel door de genoemde verbindingselementen.

30 De uitvinding omvat ook een frameelement waarin op een der boven genoemde wijzen een warmtebarriêre is opgenomen, evenals een frame, samengesteld uit een aantal van deze frameelementen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van het frameelement 35 volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 is een horizontale doorsnede door een vertikale stijl, geschikt voor een frame van een glazen deur.

Fig. 2 is een horizontale doorsnede door een vast deurkozijn.

Fig. 3 is een horizontale doorsnede door een deel van een andere 40 uitvoeringsvorm van een deur met deurkozijn.

8300109 - 3 -

Fig. 4 is een horizontale doorsnede door een deel van een raam met een raamkozijn.

De stijl 10 volgens fig. 1 heeft een middendeel 11 en twee gelijke buitenste dekdelen 12, resp. 13. De delen zijn gevormd door 5 extrusie van een willekeurig geschikt materiaal. Bijvoorbeeld kunnen alle drie delen zijn geëxtrudeerd van aluminium.

Het middendeel 11 is in hoofdzaak I-vormig in zijn algemene doorsnede en bestaat uit een vlak kerndeel of plaatdeel 14,van de tegenovergestelde einden waarvan flensdelen 15, 16, 17, en 18 uitsteken.

10 De flensdelen 15 en 17 begrenzen een in hoofdzaak ü-vormige ruitsponning of beglazingsprofiel 18.

: De beide dekdelen 12, 13 zijn gelijk in doorsnede en hebben langs elke langszijrand een vasthoudgroef 23 en een ruitpakkinggroef 24.

Verbindingselementen 25, vervaardigd van relatief stijve kunst-15 stof met een laag warmtegeleidingsvermogen. zijn aangebracht aan elke zijrand van elk dekdeel en bestemd voor ingrijping met het aangrenzende flensdeel van het middendeel, waardoor zij het dekdeel in ingrijping kunnen houden met het middendeel. Elk verbindingselement 25 heeft een centraal deel met aan elk einde een flens 26, die een vaste passing heeft 20 in de vasthoudgroef 23, en aan het andere einde een tegenoverliggende flens 27, die haakt over het einde van het aangrenzende flensdeel van het middendeel 11. Elk verbindingselement heeft dus een in hoofdzaak zig-zag-vormige doorsnede.

De dwarsdoorsnedevormen van de delen en verbindingselementen 25 zijn zodanig ontworpen dat zij slechts kunnen worden samengesteld in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 door de verbindingselementen 25 in langs-richting te verschuiven ten opzichte van de onderdelen 11, 12 en 13. Het is duidelijk dat wanneer de stijl op deze wijze is samengesteld de dekdelen 12, 13 dan niet meer kunnen worden verwijderd door deze dwars op de 30 langshartlijn van de stijl te bewegen, maar slechts door ze of de verbindingselementen 25 in langsrichting te verschuiven.

Bij andere, niet weergegeven uitvoeringsvormen, kunnen echter de in elkaar grijpende delen zodanig zijn gevormd dat de dekdelen door een dwarsbeweging op het middendeel kunnen worden gesnapt.

35 De afmetingen van de verbindingselementen 25 zijn zodanig dat zij geen noemenswaardige beweging van de dekdelen 12, 13 evenwijdig aan het symmetrievlak van het middendeel (dus evenwijdig aan het hoofdvlak van het frame waarvan het frameelement deel moet uitraaken) toelaten, maar wel een beweging van enkele mm in een richting loodrecht op dat vlak toelaten.

40 Daar de verbindingselementen 25 zijn gevormd van een materiaal 8300 109 >, ' - 4 - met laag warmtegeleidingsvermogen, is duidelijk dat zij een doelmatige warmtebarriêre verschaffen om te beletten dat warmtegeleiding optreedt van het Binnenvlak naar het buitenvlak van het frameelement.

Uit fig. 1 blijkt dat de verbindingselementen 25 en de randen 5 van de dekdelen 12, 13 voortzettingen vormen van de zijwanden van de ruitsponning 18. Ruitpakkingen 28, resp. 29 worden met delen daarvan geplaatst in de groeven 24 zodat de pakkingen tussen zich de omtreksrand van een glasplaat, een dubbelglassamenstel of een andere plaat 30 opnemen.

Aan de tegenovergestelde zijrand van de stijl dan de ruitsponning 10 18 is een af dek- of grendels trook 31 van kunststof of een ander geschikt materiaal aangebracht, met lippen 32 aan de zijranden, die snappen in de groeven 24 van de dekdelen 12, 13 voor het verschaffen van een vlakke zijrand van de stijl.

De afmetingen van. de delen zijn zodanig gekozen dat wanneer de 15 grendelstrook 31 en de glasplaat 30 in de weergegeven gemonteerde stand staan, de bovengenoemde toegelaten beweging wordt opgenomen en de.verbindingselementen 25 onder spanning worden geplaatst, waardoor het stijl-samenstel stijf is geworden.

Het is duidelijk dat de details van het frameelement van fig. 1 20 slechts als voorbeeld zijn gegeven en dat de wijze van het vormen van een warmtebarriêre volgens de uitvinding kan worden toegepast bij veel verschillende constructies van het frameelement.

Fig. 2 toont het aanbrengen van de barrière volgens de uitvinding, toegepast op het vaste kozijn van een toegangsdeur. In dat geval 25 heeft het vaste kozijnframeelement 40 een buitenste deel 48 en een binnenste deel 42, beide geëxtrudeerd van aluminium.

Het deel 41 is gevormd met een flens 43 met L-vormige doorsnede, die aan het deel een vasthoudgroef 44 en een steunvlak 45 grenzende aan de mond van de groef geeft. Evenzo is het deel 42 gevormd met een flens 30 46 met L-vormige doorsnede die een vasthoudgroef 44 en een steunvlak 48 verschaft. Een verbindingselement 49 dat een in hoofdzaak L'-vormige doorsnede heeft, is vervaardigd van relatief stijve kunststof met laag warmtegeleidingsvermogen en de flenzen 50 daarvan grijpen met een vaste passing in de groeven 44 resp. 47,waardoor de beide delen 41, 42 stijf 35 met elkaar worden verbonden. Het element 49 verschaft dus een doelmatige warmtebarriêre.

Het deel 41 is gevormd met een groef 51, waarin een veerkrachtige afdichtpakking 52 wordt opgenomen, waartegen de rand van de deur 53 aankomt wanneer de deur naar de gesloten stand volgens fig. 2 wordt gezwenkt.

40 In tegenstelling met de constructie van fig. 1 wordt het 8300109 A « - 5 - t 1 verbindingselement 49 bij het gebruik niet onder spanning gebracht en hangt de stijfheid van het frameelement 40 dan af van de stijfheid van het verbindingselement en van de sterkte van de vaste passing van de flenzen 50 met de groeven 44 en 47, Hoewel de constructie hier is weergegeven 5 toegepast op een vast buitendeurkozijn, zijn soortgelijke constructief mogelijk bij andere soorten kozijnen, dwarsbalken, tussen- of middenstijlen en ruitlijsten, kortom bij elk profiel dat niet wordt onderworpen aan torsiespanningen, zoals deze bijvoorbeeld optreden bij de frameelementen van een aan de bovenzijde of aan de. zijkant opgehangen raam in de open .10 stand.

Bij de andere uitvoeringsvorm volgens fig. 3 bestaat de stijl 110 van de deur uit een middendeel 111 en twee gelijke buitenste dekdelen 112, 113. Evenals bij de eerder beschreven uitvoeringsvormen kunnen de delen zijn gevormd door extrusie van een willekeurig geschikt materiaal, 15 bijvoorbeeld aluminium.

Het middendeel 111 heeft een kerndeel 114 dat een hol doosprofiel is en van tegengestelde eindenvan dit profiel steken flensdelen 115, 116, 117 en 118 uit. De beide dekdelen 112, 113 hebben een gelijke dwarsdoorsnede en zijn verbonden met het middendeel door zig-zagvormige verbindingselement.

20 ten 125, die worden verbondenop soortgelijke wijze als de overeenkomstige verbindingselementen van de eerder beschreven uitvoeringsvormen. De verbindingselementen 125 zijn gevormd van relatief stijve kunststof met een laag warmteogeleidingsvermogen voor het verschaffen van een warmtebarrière die warmtegeleiding van het binnenvlak naar het buitenvlak van het frame-25 element belet. Aan tegenovergestelde zijden van het frameelement zijn gren-delstroken 131, 132 van kunststof aangebracht, die grijpen in de langs-spleet tussen de randen van de dekdelen 112, 113. De grendelstroken hebben zodanige afmetingen, dat zij de dekdelen 112, 113 uit elkaar drukken, waardoor de verbindingselementen 125 onder spanning worden gebracht en zal 30 het gehele frameelement stijf worden gemaakt.

Een beglazingsstrook 133 heeft een deel 134 dat snapt in een langsgroef in de grendelstrook 132. Het dekdeel 113 is eveneens uit een stuk gevormd met een beglazingsstrook 135 en de beglazingsstroken 133, 135 begrenzen een ruitsponning voor het opnemen van de rand van een ruit 130.

35 Het kozijnelement, waarmee het beweegbare frameelement 110 samenwerkt, bestaat evenzo uit een hol doosvormig kerndeel 140 met flenzen 141, 142, 143, 144. Zig-zagvormige verbindingselementen 145 van kunststof verbinden de dekdelen 146, 147 met de flenzen van het kerndeel 140 en grendelstroken 148, 149 worden geplaatst tussen de tegenoverliggende 40 zijden van de dekdelen 146, 147, waardoor de verbindingselementen 145 .8300109 ------ — ^ - — 6 — V -V 1 onder spanning worden gebracht, zodat het gehele frameelement stijf wordt. De grendelstroken 148, 149 zijn gevormd van een relatief stijf materiaal met laag warmtegeleidingsvermogen, zoals kunststof, voor het verschaffen van een warmtebarriêre tussen de beide zijden van het frameelement. ^ 5 Eén der dekdelen 147 is uit een stuk gevormd met een aanslag- strook 150, waartegen het deurstijlelement 10 aankomt wanneer de deur wordt gesloten, terwijl het dekdeel 112 van de deur evenzo is gevormd met een aanslagstrook 151 die aanligt tegen de kozijnstijl wanneer de deur gesloten is.

10 De beschreven uitvoeringsvorm is bijzonder geschikt voor frames welke, op de hoeken onder 45° moeten worden afgeschuind, daar het gebruik van een kerndeel met hol doosprofiel voor het frame het mogelijk maakt de benen van een L-vormig hoekstuk te steken in de einden van het doosprofiel van de beide frameelementen, die op elke afgeschuinde hoek bij elkaar ko-15 men, waardoor de frameelementen aan elkaar worden bevestigd.

Pig. 4 toont doorsneden door een raamframeelement 150, dat % samenwerkt met een tussen- of middenstijl van een dwarsbalk 153. De constructie van de delen van fig. 4 is in hoofdzaak gelijk aan die van fig.3 en wordt daarom niet in detail beschreven. Opgemerkt wordt echter, dat 20 het kerndeel met hol doosprofiel van het frameelement 152 korter is dan het overeenkomstige element 114 volgens fig. 3 en in vorm overeenkomt met de vorm van het kerndeel van de vaste midden- of tussenstijl van de dwarsbalk 153.

25 8300109

Claims (12)

1. Langwerpig frameelement, bestemd voor een raam, deur o£ andere frameconstructie, gekenmerkt door tenminste twee afzonderlijke langwerpige constructiedelen en een derde langwerpig verbindingselement met laag warmtegeleidingsvexmogen, waarbij het verbindingselement en de 5 constructiedelen zodanig met elkaar zijn verbonden dat het verbindingselement de beide constructiedelen evenwijdig op een afstand van elkaar houdten een warmtébarriêre daartussen verschaft.

2. Frameelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de constructiedelen en het verbindingselement zodanig zijn gevormd dat zij 10 slechts met elkaar in ingrijping kunnen worden gebracht door een relatieve schuifbeweging in langsrichting tussen het verbindingselement en de delen, een en ander zodanig dat de constructiedelen niet van het verbindingselement kunnen worden gescheiden door een verplaatsing dwars op dfe langs-hartlijn daarvan. 15 3. Élément volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de constructiedelen en het verbindingselement zodanig zijn gevormd dat zij in of buiten vergrendelende ingrijping kunnen worden gesnapt door een beweging dwars op de langshartlijn daarvan.

4. Element volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 20 dat het verbindingselement mechanisch is verbonden tussen de beide constructiedelen .

5. Element volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verbindingselement en de constructiedelen zijn gevormd met in elkaar grijpende uitsteeksels en uitsparingen. 25' 6. Element volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het ver bindingselement is gevormd met tenminste een uitsteeksel dat met een vaste passing grijpt in een uitsparing in een van de constructiedelen.

7. Element volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het verbindingselement is gevormd met een in langsrichting verlopende flens, 30 die wordt opgenomen in een in langsrichting verlopende groef in het constructiedeel.

8. Frameelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de flens aan het verbindingselement uitsteekt van een vlak van het element dat ligt voorbij en aanligt tegen een vlak van het bijbehorende constructie- 35 deel wanneer de flens is opgenomen in de groef van dat onderdeel, zodanig dat het vlak steun geeft voor het element.

9. Element volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 8300109 *V' -V. 1 - 8 - dat de ingrijping tussen het verbindingselement en tenminste een der con- :: . structiedelen zodanig is dat een beperkte relatieve beweging mogelijk is tussen de constructiedelen, wanneer zij zijn verbonden door het verbindingselement,in een richting dwars op het hoofdvlak van het frame, 5 waarvan het frameelement deel moet uitmaken.

10. Element volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een verder onderdeel is ingebracht tussen de beide constructiedelen van het frameelement en deze delen drukt tot de buitengrens van hun relatieve beweging, waardoor het verbindingselement onder spanning wordt gehouden en het 10 frameelement stijf wordt gemaakt.

11. Element volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het verdere onderdeel een grendeldeel is dat wordt aangebracht tussen de beide constructiedelen waardoor deze uit elkaar worden gedrukt.

12. Element volgens een der voorgaande conclusies, met het ken- 15 merk, dat het verbindingselement, gezien in dwarsdoorsnede, bestaat uit een middendeel en twee flenzen die in tegengestelde richtingen uitsteken van de einden van het middendeel, zodanig dat het element in hoofdzaak zigzagvormig is.

13. Element volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt 20 door drie constructiedelen, waaronder een binnenste en buitenste dekdeel, verbonden met tegenovergestelde zijden van een middendeel door twee of meer verbindingselementen.

16. Frameconstructie bestaande uit tenminste een langwerpig frameelement volgens een der voorgaande conclusies. 25 30 8300109