NL8300003A - Reinigingsstelsel voor een cassettereinigingsinrichting. - Google Patents

Description

's-r-.

T/1 j /lh/6 Allsbp

Reinigingsstelsel voor een cassettereinigingsinrichting.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op cassettereinigingsinrichting voor opneem- eft/öf weergeefeenheden, en meer in het bijzonder op een inrichting voor het reinigen van een kaapstander en een drukrol van 5 een dergelijke eenheid.

Voor het reinigen van de kaapstander en de drukrol van een opneem- en/of weergeefinrichting, zijn inrichtingen bekend, die één of meer reinigingskussens in kontakt houden met de kaapstander en de drukrol. Het is 10 gewenst dat een dergelijk reinigingskussen of dergelijke reinigingskussens betrouwbaar in de reinigingsstand worden gehouden, en toch is het gewenst dat het reinigingskussen of de reinigingskussens periodiek worden vervangen nadat een aantal reinigingsbewerkingen zijn uitgevoerd.

15 Het is dienovereenkomstig een doel van de onderhavige uitvinding een reinigingsstelsel te verschaffen dat verwijderbaar in de cassettereinigingsinrichting is gemonteerd zodat het reinigingskussen of de kussens betrouwbaar zijn aangebracht, en toch op geschikte wijze 20 kunnen worden verwijderd en vervangen.

Het reinigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding kan verwijderbaar worden gemonteerd in een reinigingspositie in de constructie van een reinigings-inrichting teneinde gepositioneerd te worden voor het 25 reinigen van een kaapstander en drukrol van een opneem- en/of 8. 3 0 & 0 0 3 ^

3 A

-2- weergeefeenheid. Het stelsel omvat een huis met een voorste gedeelte, een achterste gedeelte, een eerste zijgedeelte en een tweede zijgedeelte.

Het huis heeft aan het eerste zijgedeelte 5 een eerste verbindingsorgaan dat scharnierend op een scharnierpunt in aangrijping kan komen met passende verbindingsmiddelen van de constructie. Het huis heeft aan zijn tweede zijgedeelte een tweede verbindingorgaan dat in aangrijping kan komen met tweede verbindingsmiddelen van de 10 constructie wanneer het huis in de constructie in de reini-gingspositie is gemonteerd, teneinde rotatie van het huis om het scharnierverbindingspunt te voorkomen.

In het huis is een eerste kussenbevestigings-orgaan vastgemonteerd en dit orgaan bepaalt een eerste 15 naar voren stekende uitsparing voor het opnemen van een eerste reinigingskussen in een eerste kussenreinigings-positie. Verder is een tweede kussenmontage-orgaan aanwezig dat een verende arm omvat met een eerste ankereinde dat onbeweeglijk in het huis wordt vastgehouden en een tweede 20 beweegbaar einde heeft. Aan het tweede beweegbare einde van de veer is een kussenmontagekop verbonden met een tweede zich naar voren uitstrekkende uitsparing voor het opnemen van een tweede reinigingskussen in een tweede reinigings-positie.

25 In de voorkeursvorm is het eerste zijgedeelte van het huis voorzien van een inwendige sleuf voor het opnemen van het ankereinde van de veerarm, waarbij de veer-arm zich naar het tweede zijgedeelte van het huis uitstrekt op een plaats achterwaarts van het eerste montage-30 orgaan. De veerarm is voorzien van een verdikking die past in een vergroot gedeelte van de sleuf in het huis. Het vergrote gedeelte van de sleuf is in het eerste verbindingsorgaan aangebracht.

In de niet-werkzame stand rust de veerarm 35 tegen het eerste montage-orgaan teneinde de beweging van de montagekop in een voorwaartse richting te beperken, terwijl een achterwaartse beweging van de montagekop bij het in kontakt komen met de drukrol is toegelaten. Het huis kan 8300003 ·% * -3- zo gemakkelijk uit zijn reinigingspositie in de constructie worden bewogen, waarbij het tweede zijgedeelte van het huis aan zijn vooreinde een zich in zijdelingse richting uitstrekkende lip heeft die aangegrepen kan worden teneinde 5 rotatie van het huis oiu het eerste verbindingsorgaan te veroorzaken.

Andere kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetaileerde beschrijving.

10 Fig. 1 is een bovenaanzicht van een cassette- reinigingsinrichting die aangepast is voor het gebruik van het reinigingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 is een met fig. 1 overeenkomend aanzicht waarin het reinigingsstelsel volgens de onderhavige 15 uitvinding getoond wordt in kontakt met een kaapstander en een drukrol van een opneem- en/of weergeefeenheid;

Fig. 3 is een met fig. 2 overeenkomende aanzicht waarin echter het reinigingsstelsel van fig. 2 verwijderd van de cassettereinigingsinrichting wordt 20 getoond; en

Fig. 4 is een aanzicht met uiteengenomen delen dat de afzonderlijke componenten van de reinigings-inrichting toont.

Fig. 1 toont een cassettereinigingsinrichting 25 10 die geschikt is om het reinigingsstelsel 12 volgens de onderhavige uitvinding te gebruiken. Ook worden de drukrol 14 en de kaapstander 16 van een conventionele opneem en/of weergeefinrichting getoond, waarvan voor de eenvoud van de figuur slechts een gedeelte bij 18 wordt getoond.

30 De cassettereinigingsinrichting 10 is aange bracht in een uitsparing van de eenheid 18, welke uitsparing normaal een in de eenheid te gebruiken bandcassette opneemt.

De cassettereinigingsinrichting 10 omvat een cassetteachtig huis 20 met dezelfde algemene Vorm als 35 een conventioneel cassettehuis van een bandcassette. Met het oog op de figuur is het bovendeksel van het huis 20 in fig. 1 niet weergegeven. Het huis 20 heeft een voorste einde 22, een achterste einde 24 en resp. een rechter en 8300003 -4- ' i ^ linkerzijde 26 en 28, In het centrale gedeelte van het huis 20 is een veegarm 36 aangebracht die door middel van een pijl 38 scharnierend aan het huis 20 is gemonteerd.

Deze arm 36 omvat een achterste nokgedeelte 40, een tussen-5 liggend veergedeelte 42 en een reinigingseinde met een daarop gemonteerd reinigingskussen 44 voor het reinigen van een afspe-el/opneemonderdeel van de eenheid 18.

Om de arm 16 om zijn scharnierpunt 18 heen en weer te'laten bewegen is een aandrijfmechanisme 46 10 aangebracht. Het mechanisme 46 omvat rechter en linkertand-wielen 48 en 50 elk met een hol midden dat in aangrijping kan komen met een bijbehorend rechter of linkeraandrijf-tandwiel van de eenheid 18. Uitwendige tanden van de tandwielen 48 en 50 zijn in aangrijping met een groot centraal 15 tandwiel 52 dat voorzien is van een één geheel daarmee’ vormend cirkelvormig excentrisch nokorgaan 54. In bedrijf > wordt ofwel de rechter of het linkertandwie1 48 of 50 aangedreven door zijn bijbehorende spil teneinde rotatie van het centrale tandwiel 52 met zijn nok 54 te veroorzaken, 20 om de arm 36 heen en. weer te laten bewegen voor het reinigen van de weergeef/opneemkop van de eenheid 18.

Het reinigingsstelsel van de onderhavige uitvinding zal nu aan de hand van fig. 2-4 worden beschreven. Voordat echter met deze beschrijving wordt voortgegaan, 25 moet opgemerkt worden dat kaapstander 16 normaal op een vaste plaats in de eenheid 18 roteert, terwijl de drukrol 14 een eerste niet-werkzame stand (getoond in fig. 1) en een tweede werkzame stand (getoond in fig. 21 heeft, in -welke werkzame stand de drukrol achterwaarts bewogen is om 30 met de kaapstander 16 in kontakt te komen.

Het stelsel 12 van de onderhavige uitvinding omvat een huis 60 dat samengesteld is uit bovenste en onderste huissekties 62 en 64. In de onderste huissektie 64 is een eerste kussenmontageorgaan 66 als één geheel gevormd 35 met de onderste sektie 64, en dit orgaan 66 kan een eerste reinigingskussen 68 opnemen dat in kontakt kan komen met de kaapstander 16. Verder is een tweede montageorgaan 70 aangebracht dat een tweede reinigingskussen 72 op kan ,8300003

«. A

-5- nemen welke tweede kussen in kontakt kan komen met de druk-rol 14.

De twee huissekties 62 en 64 zijn voorzien van op elkaar passende pennen 74 en uitsparingen 76, zodat 5 de twee sekties 62 en 64 gemakkelijk aan elkaar gemonteerd kunnen worden voor het vormen van een uit één geheel bestaand huis 60. De volgende beschrijving van het huis 60 zal gegeven worden uitgaande van het feit dat de twee sekties 62 en 64 vast met elkaar zijn verbonden.

10 Het huis 60 heeft een bovenwand 80, een onderwand 82, en een hoofd-zijwand met een rechter gedeelte 84, een achterste gedeelte 86 en een linkergedeelte 88, waarbij deze wandgedeelten 84,86 en 88 zodanig gevormd zijn dat deze een in hoofdzaak continu gekromde wand 15 vormen. Aan het voorste linkergedeelte van het huis 60 is een verlenging van de hoofd-zijwand aangebracht, welke verlenging uitgevoerd is als een naar voren gekeerd convex gekromd lagerdeel 90. Dit lagerdeel 90 werkt als een eerste verbindingsorgaan dat scharnierend in kontakt komt 20 met een daarop passende gekromde uitsparing 92 die aan een rechterranddeel van een voorrand 94 van de huisconstructie 20 van de reinigingsinrichting 10 is gevormd. Rechts van de voorwand 94 is het cassettehuis 20 voorzien van een voorste opening 96 waardoorheen het stelsel 12 in een 25 reinigingspositie in het cassettehuis 20 gestoken kan worden.

Aan het voorste rechtergedeelte van het huis 60 van het stelsel is een klein zich omhoog uitstrekkend uitsteeksel 98 aangebracht dat in een passende uit-30 sparing {in de tekening niet getoond), in de bovenwand van het cassettehuis 20 kan snappen. Ook is een passend onderste uitsteeksel (in de tekening niet getoondl aangebracht dat in aangrijping kan komen met een tweede passende uitsparing in de onderwand van het cassettehuis 20.

35 De voorzijde van het huis 60 is voorzien van een vooropening 100, en verder is een rechtervoorwand 102 rechts van de opening 100 aanwezig. Deze voorwand 102 strekt zich enigszins voorbij de voorrand van de rechter 8300003 -6- zijwand 84 uit voor het vormen van de lip 104. Zoals later zal worden beschreven kan deze lip 104 worden vastgegrepen voor het verwijderen van het stelsel 12 uit het cassette-huis 20. Het eerste montageorgaan 66 omvat twee vertikale 5 zijwanden 106 en een achterwand 108, waarbij deze wanden 106 en 108 een U-vormige uitsparing 110 vormen. Het eerste kussen 64 geleidt passend in de uitsparing 110 en steekt enigszins voor deze uit teneinde in kontakt te kunnen komen met de kaapstander 16.

10 Het tweede kussenmontageorgaan 70 omvat een veerarm 112 en een montagekop 114. De arm 112 heeft een eerste ankereinde 116 met een vergroting 118 aan zijn einde met een tamelijk smalle cilindervorm. De montagekop 114 heeft de vorm die overeenkomt met het montageorgaan 66 en 15 omvat twee zijwanden 120 en een achterwand 122, welke'' wanden 120 en 122 een naar voren gerichte uitsparing 124 bepalen voor het opnemen van het tweede reinigingskussen 72.

Op de plaats van het scharnierlagerdeel 90 20 is het huis 60 voorzien van een uitsparing met een vorm die overeenkomt met het ankereinde 116 van de veerarm 112.

Er is dus een vergroot, in het algemeen cilindrische opening 126 aanwezig die verbonden is met een zich naar achteren uitstrekkend kanaaldeel 128. De vergroting 118 25 past dus in de opening 126, waarbij de veerarm 116 zich achterwaarts in het openingdeel 128 uitstrekt en dus in een lus om het achterste gedeelte van het eerste montageorgaan 66.'Het cassettehuis 20 is voorzien van een inwendige wand 130 die zich bevindt nabij en in het algemeen aangepast 30 is aan het profiel van de zijwand 84-86, waardoor wordt voorkomen dat het stelsel 12 per ongeluk te diep in het cassettehuis 20 wordt gedrukt.

Voor het beschrijven van de werking van de uitvinding wordt er vanuitgegaan dat het stelsel 12 normaal 35 in het cassettehuis is gemonteerd zoals in fig. 1 wordt getoond. In deze opstelling rust de veerarm 112 tegen het eerste montageorgaan 66 zodat het tweede reinigingskussen 72 zich rechts van het eerste kussen 68 en enigszins naar 83 0 0 0 0 3 ♦ s> -7- voren daarvan bevindt. Wanneer de reinigingsinrichting 10 in de uitsparing van de eenheid wordt geplaatst, bevindt het eerste kussen 68 zich al op een zodanige plaats dat het direkt in kontakt komt met de kaapstander 16.

5 Wanneer de bedieningshefboom of -toets van de eenheid 18 wordt ingedrukt beweegt de drukrol 14 achter- * waarts en drukt tegen het tweede kussen 72 en beweegt in wezen het kussen 72 over een kleine afstand achterwaarts, zodat de veerarm 112 het kussen 72 met een gematigde kracht 10 tegen de drukrol 14 aandrukt. De rotatie van de kaapstander en de drukrol (veroorzaakt door de werking van de eenheid 18) heeft tot gevolg dat de uitwendige oppervlakken van de kaapstander 16 en de drukrol 14 tegen de kussens 68 resp.

72 vegen, teneinde de oppervlakken van deze onderdelen te 15 reinigen. Gewoonlijk wordt een geschikte vloeibare reini-gingsoplossing op de twee kussens 68 en 72 aangebracht voorafgaande aan de reinigingswerking.

Na een aantal reinigingswerkingen, is het gewenst dat nieuwe kussens worden gebruikt bij de reini-20 gingswerking. Dit wordt op geschikte wijze bereikt doordat de persoon zijn of haar vingernagel achter de achterzijde van de lip 104 steekt en het huis 60 in de richting van de klok (gezien in fig. 3) roteert zodat het huis 60 buitenwaarts kantelt om het scharnierpunt van het lagerdeel 90.

25 Vervolgens kan het huis 60 uit het cassettehuis 20 worden bevrijd. Het is gewenst dat het hele stelsel 60 uitgevoerd is als een vervangbare patroon waarbij de kussens 68 en 72 reeds stevig in resp. hun montageorganen 66 en 70 zijn aangebracht. Dit verzekert dat de kussens op juiste wijze 30 worden gepositioneerd en stevig op hun plaats worden gehouden teneinde de reinigingswerking te optimaliseren.

Het nieuwe stelsel kan opnieuw worden aangebracht door het lagerdeel 90 tegen het oppervlak 92 aan te bewegen en vervolgens het huis 62 in de richting tegen de klok in te 35 verdraaien, gezien in fig. 3, zodat het verbindingsuitsteeksel 98 in aangrijping snapt met de passende uitsparing in het cassettehuis 20.

8300003 «I -»w -8-

Ook zou de patroon 12 in de linkerzijde van het cassettehuis 2Q gemonteerd kunnen worden, welke zijde voorzien is van een tweede uitsparing 96a die in hoofdzaak identiek is aan de uitsparing 96. Ook zouden er twee 5 patronen kunnen worden toegepast, één in elke uitsparing 96 en 96a.

Het zal duidelijk zijn dat verscheidene modificaties aan de onderhavige uitvinding aangebracht kunnen worden zonder het kader van de conclusies te ver-.

10 laten.

O

8300003 \

Claims (7)

1. Reinigingsstelsel dat verwijderbaar in een reinigingspositie in een constructie van een reinigings-inrichting gemonteerd kan worden teneinde zodanig gepositioneerd te worden dat dit een kaapstander en een drukrol 5 van een opneem-en/of weergeefeenheid reinigt, gekenmerkt door: a) een huis met een voorste gedeelte, een achterste gedeelte, een eerste zijgedeelte en een tweede . zijgedeelte, 10 b) doordat het huis aan zijn eerste zijge deelte een eerste verbindingsorgaan heeft dat op een daarop passend verbindingselement van de constructie scharnierend op een scharnierverbindingsplaats, aan kan grijpen, c) doordat het huis aan zijn tweede zij-15 gedeelte een tweede verbindingsorgaan heeft dat op een tweede verbindingselement van de constructie aan kan grijpen wanneer het huis in de reinigingspositie in de constructie is gemonteerd teneinde rotatie van het huis om het schar-nierverbindingspunt te voorkomen, 20 d) doordat een eerste kussenmontageorgaan vast in het huis is gemonteerd en een eerste zich naar voren uitstrekkende uitsparing bepaald voor het in een eerste kussenreinigingspositie opnemen van een eerste reinigingskussen, 25 e} doordat een tweede kussenmontageorgaan een veerarm omvat met een eerste ankereinde dat vast in het huis wordt vastgehouden en een tweede beweegbaar einde, terwijl een kussenmontagekop roet het tweede beweegbare einde van de veer is verbonden en een tweede zich naar 30 voren uitstrekkende uitsparing verschaft voor het opnemen van een tweede reinigingskussen in een tweede reinigingspositie .

2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste zijgedeelte van het huis voorzien 35 is van een inwendige sleuf voor het opnemen van het anker-einde van de veerarm, waarbij de veerarm zich naar het \ tweede zijgedeelte van het huis uitstrekt op een plaats 3.0 0 0 0 3 ' ~ ................... "10- ach te rwaarts van het eerste montageorgaan.

3. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de veerarm voorzien is van een vergroting die past in een vergroot gedeelte van de sleuf in het huis.

4. Stelsel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het vergrote gedeelte van de sleuf in het eerste verbindingsorgaan is aangebracht.

5. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de veerarm in een niet-werkzame stand tegen 10 het eerste montageorgaan rust teneinde beweging van de montagekop in een voorwaartse richting te beperken en achterwaartse beweging van de montagekop bij kontakt met de drukrol toe te laten.

6. Stelsel volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk, dat het tweede zijgedeelte van het huis aan een voorste einde daarvan een zich in zijdelingse richting uitstrekkende lip heeft die aangegrepen kan worden teneinde rotatie van het huis om het eerste verbindingsorgaan te veroorzaken.

7. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat a) het eerste zijgedeelte van het huis voorzien is van een inwendige sleuf voor het opnemen van het ankereinde van de veerarm, waarbij de veerarm zich 25 naar het tweede zijgedeelte van het huis toe uitstrekt op een plaats achterwaarts van het eerste montageorgaan, b) de veerarm voorzien is van een vergroting die past in een vergroot gedeelte van de sleuf in het huis, 30 c) het vergrote gedeelte van de sleuf in het eerste verbindingsorgaan is aangebracht/ d) de veerarm in een niet-werkzame positie tegen het eerste montageorgaan rust teneinde beweging van de montagekop in een voorwaartse richting te beperken en 35 achterwaartse beweging van de montagekop bij het in kontakt komen met de drukrol toe te laten, e) het tweede zijgedeelte van het h.uis 1 een voorste einde heeft met een zich in zijdelingse rich- 1 8300003 -11- ting uitstrekkende lip welke aangegrepen kan worden teneinde rotatie van het huis om het eerste verbindings-orgaan te veroorzaken. K 7 Ί ^8300003