NL8220184A

NL8220184A - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van organische verontreinigingen van aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen.

Info

Publication number: NL8220184A
Application number: NL8220184A
Authority: NL
Original assignee: Critical Fluid Systems Inc
Priority date: 1981-04-17
Filing date: 1982-04-19
Publication date: 1983-03-01
Also published as: EP0076849A4; EP0076849A1; DE3241317T1; DE3279302D1; EP0076849B1; BR8207660A; NO824218L; JPS58500602A; US4434028A; WO1982003566A1; GB2110109A; NO165576C; GB2110109B; JPH0237202B2; NO165576B

Description

VO 1;011

Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van organische verontrei-nigingen van aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen.

Deze uitvinding heeft hetrekking op het verwijderen van een of meer organische bestanddelen van korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, en meer in het bijzonder op een werk-wijze en een inrichting voor het verwijderen van olie van met olie 5 verontreinigd boorsel, dat het gevolg is van het aardolieputboren.

Zogenoemde "spoelingen" zijn vloeistoffen, gebruikt voor het re— gelen van reservoirdrukken, het smeren en koelen van de beitel, het nit het boorgat spoelen van boorsel en het vormen van een geconsolideerde wandkoek op de zijden van het gat voorafgaande aan de verbuizing. Deze 10 spoelingen, die zeer viskeus zijn, zijn ingevikkelde samenstellingen en bevatten fijnverdeelde materialen, zoals gemalen ilmeniet, bento-niet, verschillende kleien, bariet, looderts, vezels, doppen, enz, in een vloeibaar medium, dat op basis van water kan zijn (b.v. water of een zoutoplossing) of een olie (b.v. dieselolie). De laatste, de zoge-15 noemde oliespoelingen, zijn bijzonder voordelig gebleken bij het oplos-sen van bepaalde boormoeilijkheden, in het bijzonder die, welke sarnen-hangen met het boren door schalie en die, welke worden aangetroffen in buitengaatse werkzaamheden. Zo bleken oliespoelingen buitengaatse boor-moeilijkheden op te lossen, zoals instabiliteit van het gat, het afkal-20 ven van schalie, het vloeien van zout en bovenmatige corrosie, De oliespoelingen zijn bovendien in het bijzonder geschikt voor hoge tempera-tuur omstandigheden, en zij helpen de slijtage van boormotoren onder in het gat te verminderen.

Er is echter een ernstige moeilijkheid eigen aan het gebruik 25 wan spoelingen, in het bijzonder de oliespoelingen, bij het buitengaats boren. Dit is het vraagstuk van het wegwerken van het boorsel, dat na scheiding van de uit de put opgepompte spoeling, olie op het oppervlak draagt en dikwijls in de poreuze structuur. In vele gevallen draagt het met olie verontreinigde boorsel oppervlakteactieve stoffen en an- 8220184 - 2 - dere spoelingtoevoegingen.

Aangezien milieuvoorschriften het overboord storten van het met olie verontreinigde boorsel vanaf een buitengaatse boortoren verbieden, is het nodig een manier te verschaffen voor het reinigen daarvan of 5 voor het anderszins wegwerken daarvan.

Zoals opgemerkt in het artikel "Cuttings Can Meet Offshore Environment Specifications", Oil and Gas Journal, 1¾ .augustus 1972, biz.73 - 76» zijn de twee algemene keuzen voor het bereiken van het weg-werken van het boorsel het reinigen van het boorsel op de toren of het 10 betrekkelijk kostbare vervoer van het boorsel naar afdankplaatsen aan land geweest. Het reinigen is gedaan door het wassen onder gebruikma-king van een geschikt reinigingsmiddel, door het afbranden van de olie onder gebruikmaking van zeer sterke lampen voor het aan ongeveer 2200°C blootstellen van het boorsel of door vacuumdestillatie. Ook het extra-15 heren met een oplosmiddel is voorgesteld. Het wassen van het boorsel vereist het behandelen van grote volumes van een wasoplossing, het afbranden van de olie verhoogt het gevaar van brand alsmede van het niet gelijk blootstellen van al het boorsel aan de lampen en vacuumdestillatie vereist grote kapitaaluitgaven. Het Amerikaanse octrooi 1+.21+2.11+6 20 biedt als een alternatief voor deze algemeen gebruikte technieken van olieverwijdering het samenpakken van het met olie verontreinigde boorsel en een speciaal oppervlakteactief middel met een olie absorberend materiaal voor het binden van de olie, gevolgd door het daarna over-boord storten van het samengepakte materiaal. Hoewel het samengepakte 25 materiaal blijkbaar zal zinken naar een niveau in afhankelijkheid van zijn dichtheid, lijkt er de mogelijkheid op lange termijn aanwezig te zijn, dat het samengepakte materiaal zal desintegreren, naar het opper-vlak stijgen en olie meebrengen. Bovendien vereist deze techniek het voortdurend leveren van het verbruikbare oppervlakteactieve middel en 30 absorberend materiaal aan de buitengaatse toren, een eis die de kosten van het boren verhoogt.

Het is duidelijk, dat er een werkelijke behoefte bestaat aan een verbeterde werkwijze en inrichting voor het reinigen van boorsel, zodat dit kan worden weggewerkt zonder het invoeren van verontreini-35 gingsvraagstukken. Hoewel deze behoefte tegenwoordig bijzonder dringend 8220184 - 3 - is bij buitengaatse boorwerkzaamheden, waar.het zeer gewenst is in stad; te zijn het boorsel overboord van de toren te storten, kan het in de loop van de tijd even belangrijk worden bij boorwerkzaamheden aan land, indien en wanneer voorschriften het niet langer mogelijk maken afdank-5 plaatsen te verschaffen voor het met olie verontreinigde boorsel.

Aangezien spoelingen toevoegingen bevatten, zoals emulgatoren en oppervlakteactieve middelen, kan het wenselijk of noodzakelijk zijn een bovenmatige coneentratie van deze materialen in gehercirculeerde spoelingen te verwijderen. Het kan ook wenselijk of noodzakelijk zijn 10 spoelingen te behandelen met olie als hoofdbestanddeel, welke spoelingen in kwaliteit achteruit zijn gegaan, teneinde de olie te winnen en de vaste materialen weg te werken.

Andere korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen dan boorsel kunnen vereisen, dat zij van olie worden ge-15 seheiden. Olie kan b.v. fysisch zijn gemengd met minerale vaste stoffen, b.v. zand, door een geologisch proces of door een ongewilde ge-beurtenis, zoals een olie-uitloop. Deze fysische mengsels van olie en korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen kunnen worden onderworpen aan de werkwijze van deze uitvinding voor 20 het seheiden van de twee componenten,

Hoewel de werkwijze en inrichting van deze uitvinding gemakshal-ve zullen worden beschreven voor wat betreft het van boorsel verwijderen van olie,.zal het duidelijk zijn, dat zij even bruikbaar zijn voor het verwijderen van organische bestanddelen van minerale vaste stof-25 fen, zoals hiervoor uiteengezet.

Het is derhalve een primair doel van deze uitvinding een nieuwe werkwijze te verschaffen voor het verwijderen van een of meer.organische bestanddelen van korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke· minerale vaste stoffen, waarin het organische materiaal niet chemisch 30 is gebonden aan het mineraal.

Het is een ander primair doel van deze uitvinding een verbeter-de werkwijze te verschaffen voor het behandelen van boorsel voor het daarvan verwijderen van olie en andere toevoegingen. Het is een ander doel van deze uitvinding een werkwijze te verschaffen van de beschre-35 ven soort, die het mogelijk maakt het behandelde boorsel weg te werken 8 2 2 (Π B 4 -Indoor het overboord te storten daarvan vanaf een buitengaatse toren zon-der het water te verontreinigen. Een verder doel is het verschaffen van een dergelijke werkwijze, die stoelt op het gebruik van een her-circulerend extraheermiddel, en alleen het leveren vereist van aanvul-5 lend extraheermiddel. Het is nog een ander doel een werkwijze van de beschreven soort te verschaffen, die veelzijdigheid verschaft met be-trekking tot factoren, zoals de soorten spoeling die worden gebruikt, de aard van het bovengebrachte boorsel en de mate waarin spoelingcompo-nenten kunnen worden teruggewonnen en/of gehercirculeerd.

10 Het is een verder primair doel van deze uitvinding een verbeter- de inrichting te verschaffen en een stelsel, waarin de inrichting ge-stalte is gegeven, geschikt voor installable aan land of buitengaats, voor het behandelen van boorsel of andere korrelvormige, aan anorga-nisch materiaal rijke minerale vaste stoffen voor het verwijderen van 15 olie of andere organische verontreinigingen daarvan. Het is een ander doel een inrichting van de beschreven soort te verschaffen, die het van boorsel verwijderen van olie bereikt in een mate, die het wegwer-ken mogelijk maakt van het boorsel zonder verontreinigingsmoeilijkhe-den te produceren. Hog een ander doel is het verschaffen van een der-20 gelijke inrichting, die het hercirculeren van het extraheermiddel mogelijk maakt, verder het terugwinnen van spoelingcomponenten en het doel-treffend gebruik van de aan het stelsel geleverde energie.

Andere doeleinden van de uitvinding zullen gedeeltelijk duide-lijk zijn en zullen gedeeltelijk hierna blijken.

25 De uitvinding omvat dienovereenkomstig de verschillende stappen en het verband van een of meer van deze stappen met betrekking tot elk der andere, en de inrichting, waarin kenmerken gestalte zijn gegeven van constructie, combinaties van elementen en uitvoering van delen, die geschikt zijn voor het bewerkstelligen van deze stappen, dit alles 30 zoals toegelicht in de volgende gedetailleerde beschrijving, waarbij de omvang van de uitvinding zal worden aangegeven in de conclusies.

Volgens een aspect van deze uitvinding is een werkwijze verschaft voor het verwijderen van verontreinigingen, die olie bevatten, van korrelvormige, aan organisch materiaal rijke minerale vaste stof-35 fen, omvattende de stappen van het in aanraking brengen van deze mine- 8220184 - 5 - rale vaste stoffen met een extraheermiddel, omvattende een gas, dat on-der omstandigheden van druk en temperatuur wordt gehouden voor het ver-schaffen van het extraheermiddel in een vloeibare toestand en het een oplosmiddel maken voor de organische verontreiniging, en het van de mi-5 nerale vaste s.toffen scheiden van het extraheermiddel met de daarin zich bevindende verontreiniging.

Volgens een ander aspect van deze uitvinding is een werkwijze verschaft voor het van korrelvormig, aan anorganisch materiaal rijke mineraJLe vaste stoffen verwijderen van olie, omvattende de stappen van 10 het in aanraking brengen van minerale vaste stoffen in een drukvat met een extraheermiddel, dat een gas is onder een druk en op een tempera-tuur voor het omzetten van het gas in een vloeibare, olie oplossende toestand voor het zodoende oplossen van de olie in het extraheermiddel, en vormen van een afvoer, die een extraheermiddel-olieoplossing bevat, 15 het van de daaruit voortvloeiende in beginsel olievrije minerale vaste stoffen scheiden van de afvoer, het onderwerpen van de afvoer aan vol-doende aflating van druk voor het een niet oplossend middel voor de olie maken van het extraheermiddel en het vormen van een tweefasig drukaflatingsprodukt, en het scheiden van het tweefasige drukaflatings-20 produkt in olie en extraheermiddel voor hercirculatie.

Volgens nog een ander aspect van deze uitvinding is een stelsel verschaft voor het verwijderen van organische verontreinigingen, die olie bevatten, van korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, omvattende in combinatie drukvatmiddelen, uitge-25 voerd voor het bewerkstelligen van aanraking tussen korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, die een organische verontreiniging bevatten, en een extraheermiddel voor de verontreiniging, dat een gas is, dat onder omstandigheden van druk en temperatuur wordt gehouden voor het omzetten daarvan in de vloeibare oplosmiddel-30 toestand voor de verontreiniging, middelen voor het circuleren van het extraheermiddel in de vloeibare oplosmiddeltoestand door de drukvatmiddelen voor het zodoende vormen van een afvoer, die de verontreiniging bevat, drukaflaatmiddelen voor het aflaten van de druk van de afvoer voor het vormen van twee fasen, omvattende een dampfase, die het 35 extraheermiddel bevat, en een vloeibare fase, die de verontreiniging 8 2 2 0 1 8 4 - 6 - bevat, scheidingsmiddelen voor het scheiden van de damp- en vloeistof-fasen en middelen voor het nit de drukvatmiddelen voor wegwerken verwi jderen van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen.

Voor een vollediger begrip van de aard en doeleinden van de uit-5 vinding, moet de volgende gedetailleerde beschrijving worden geraad-pleegd in samenhang met de bijgaande tekening, waarin:

Fig.1 een schema is, dat de grondstappen van de werkwijze van deze uitvinding uiteenzet;

Fig.2 een gedetailleerd bedrijfsschema is, dat voorbeelden illu-10 streert van inrichtingen voor het stelsel van deze uitvinding tot aan het punt van het scheiden van het extraheermiddel en de olie voor het terugwinnen daarvan;

Fig,3 een voortzetting is van fig.2, die een uitvoeringsvorm illustreert van inrichtingen,die de middelen vormen voor het scheiden 15 van het extraheermiddel en de olie en voor het hercirculeren van een daarvan of beide; en

Fig.^ een schema is van een inrichting, gebruikt voor het evalu-eren van verschillende extraheermiddelen voor het van boorsel verwijde-ren van olie.

20 In de volgende gedetailleerde beschrijving zal het verwijderen van olie van boorsel, dat in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel wordt gedragen, als voorbeeld worden genomen van de werkwijze en de inrichting van deze uitvinding.

Zoals schematisch weergegeven in fig.1, bevat de uit het boorgat 25 naar boven gebrachte spoeling het boorsel, waaruit de olie moet worden verwijderd. Indien de gebruikte spoeling olie als hoofdbestanddeel heeft, is de olie op het boorsel de olie in de spoeling of een mengsel van de olie in de spoeling en olie uit de put, waarbij indien de gebruikte spoeling water als hoofdbestanddeel heeft, de verontreinigingen 30 op het boorsel dan verschillende organische toevoegingen kunnen zijn, die aan de spoeling zijn toegevoegd en/of eventuele olie uit de put. Hoewel het in het algemeen de voorkeur verdient zoveel mogelijk spoking van het boorsel te verwijderen alvorens dit te behandelen, is het mogeli jk het boorsel te behandelen zonder het te scheiden van de spoeling, 35 in welk geval de olie in de spoeling ook wordt geextraheerd. Het van 8220184 - 7 - de spoeling scheiden van het boorsel wordt gewoonlijk uitgevoerd door een zeeftnachine of een "tril-zeef", die een zeef omvat van een geschik-te maaswijdte om te verzekeren, dat de spoeling kan doorvallen en het boorsel voor verdere behandeling wordt tegengehouden. In het geval van 5 spoeling met olie als hoofdbestanddeel, kan het nit het zeven voort-vloeiende boorsel tot ongeveer 50 boorsel-gew.^ olie hebben, gehecht aan het oppervlak alsmede in de porien indien het boorsel bestaat uit een poreus materiaal. Bovendien kan het boorsel daaraan spoeling toe-voegingen heehtende hebben, zoals oppervlakteactieve middelen, water-10 afstotende middelen, emulgerende middelen, chelatiemiddelen en derge-lijke. Er zijn tegenwoordig beperkingen aan het maximale oliegehalte van overboord vanaf buitengaatse boorplatforms gestort boorsel, en alle aanwijzingen zijn, dat deze beperkingen strikter kunnen worden gemaakt.

Wanneer het met olie verontreinigde boorsel eenmaal is geschei-15 den van de spoeling, kan het wenselijk of noodzakelijk zijn het afge-scheiden boorsel te breken voor het verschaffen van een optimaal kor-relgroottebereik van dit boorsel evenredig met de werkingseigenschap-pen van de overige inrichtingen, die het behandelingsstelsel vormen, en van de toegepaste behandelingsfluidi. Een dergelijk optimaal korrel-20 groottebereik wordt voor een willekeurig totaal stelsel gemakkelijk bepaald, en zal afhankelijk zijn van factoren, zoals de mate van rest-olie die kan worden aanvaard, de porositeit van het boorsel en derge-lijke. Het verdient de voorkeur, dat het geen grotere afmeting heeft dan 10 Tyler mesh.

25 Het met olie verontreinigde boorsel in een vooraf bepaald korrel- groottebereik wordt dan getransporteerd naar een drukextractiekolom.

Dit transporteren wordt bij voorkeur tot stand gebracht door het tot een verpompbare brij vormen van het boorsel onder gebruikmaking van een olie of een waterige vloeistof voor het vormen van de brij, en het 30 pompen daarvan in de kolom. Dieselolie kan als voorbeeld worden genomen voor een brij vormende olie, en zeewater of een zoutoplossing in water als voorbeeld voor een waterige vloeistof. Het zal duidelijk zijn, dat andere olien en waterige vloeistoffen met inbegrip van zoet water kunnen worden gebruikt, waarbij in de volgende gedetailleerde beschrij-35 ving echter gemakshalve zal worden aangenomen, dat dieselbrandstof of 8220184 - 8 - zeewater vordt gebruikt. Het is natuurlijk wenselijk een verpompbare boorselbrij te vormen met een zo hoog mogelijk gehalte vaste stoffen als de gebruikte pomp of pompen kunnen verwerken. Gewoonlijk vertegen-woordigt een gehalte vaste stoffen van ongeveer 50 brij-gew.$ een der-5 gelijk maximum.

Zoals eerder vermeld kan een spoeling met water als hoofdbestand-deel of een spoeling met olie als hoofdbestanddeel worden gebruikt bij het boren. Het gebruik van deze twee verschillende spoelingen samen met het feit, dat de stappen van het van de spoeling scheiden van het boor-10 sel en/of de stap van het breken van het boorsel kunnen worden weggela-ten, geeft aanleiding tot een aantal mogelijkheden met betrekking tot zowel de stappen, genomen voorafgaande aan de brijvorming als de brijen, gevormd voor verdere behandeling. Indien dus het boorsel uit de put wordt gebracht in een spoeling met water als hoofdbestanddeel, kan het 15 olie en/of andere organische verontreinigingen bevatten, b.v. spoeling-toevoegingen, zoals oppervlakteactieve middelen en dergelijke. Een dergelijke spoeling met water als hoofdbestanddeel kan direct tot een brij worden gemaakt of het boorsel kan als alternatief daarvan worden ge-scheiden, gebroken indien nodig en dan gevormd tot een water- of een 20 oliebrij. Indien echter het boorsel naar boven wordt gebracht in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel, zal het in hoofdzaak zijn ver-ontreinigd met olie. Deze spoeling met boorsel kan direct tot een olie-brij worden gemaakt of het boorsel kan daarvan worden gescheiden, gebroken indien nodig en dan gevormd tot een water- of bij voorkeur een 25 oliebrij.

Het boorsel wordt getransporteerd naar het extractievat om in aanraking te worden gebracht met een extraheermiddel. Indien het wordt getransporteerd in een brij , wordt overmaat brij vormende olie of water bij voorkeur ontwaterd of uit de brij geperst direct voorafgaande 30 aan de extractiestap.

Het gebruikte extraheermiddel is een materiaal, dat bij normale druk en temperatuur in een gasvormige toestand is en dat kan worden om-gezet in een oplossende vloeistoftoestand, b.v. een vloeistof of super-kritisch fluldum door het onderwerpen daarvan aan een combinatie van 35 druk en temperatuur, die zijn fysische toestand verandert. Het verdient 8220184 - 9 - gewoonlijk de voorkeur gassen als extraheermiddelen te gebruiken die een molecuulgewicht hebben van niet meer dan ongeveer 200. Bi j deze extraheermiddelen , geschikt voor deze uitvinding, zijn kooldioxyde, ethaan, etheen, propaan, propeen en andere koolvaterstoffen, en de gas-5 vormige gehalogeneerde koolvaterstoffen, zoals dichlorodifluoromethaan.

Voorkeursextraheermiddelen voor de werkwijze van deze uitvinding zijn dichlorodifluoromethaan (Τβ 120,0°C; U0,6 atmosfeer); propaan (T 95,6°C; P 1+3 atmosfeer); en kooldioxyde (T 31,1°C; P 73 atmos-c c c c feer). Hoewel kooldioxyde een hogere druk vereist dan propaan, kan het 10 een voorkeursextraheermiddel zijn omdat het goedkoop is , op zichzelf niet verontreinigend en een betrekkelijk goed oplosmiddel over druk-en temperatuurbereiken, die geen bovenmatige eisen stellen aan de me-chanische sterkte van de gebruikte uitrusting. Kooldioxyde kan in de gewenste vloeibare toestand worden gehouden onder drukken tussen onge-15 veer 50 en 220 atmosfeer en bij temperaturen tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C. Propaan en dichlorodifluoromethaan kunnen over hetzelf-de temperatuurbereik worden gebruikt en over drukbereiken van 8 tot 220 atmosfeer, resp. 1+,8 tot 220 atmosfeer.

De mogelijkheid van kooldioxyde als een vloeistof in zijn nage-20 noeg kritische toestand en als een fluidum in zijn superkritische toe-stand om te dienen als een extraherend oplosmiddel is gedurende een aantal jaren bekend (zie b.v. Francis, A.W., J. Phys. Chem. 58, 1099 (1951+) en Ind. Eng. Chem. 1+7, 230 (1955)). Nagenoeg kritische en superkritische fluidi met inbegrip van kooldioxyde zijn voorgesteld als 25 oplosmiddelen voor een wijd bereik van materialen met inbegrip van ver-schillende olien_ (Amerikaanse octrooien 1.805.751, 2.130.1U7, 2,281.865), smaakcomponenten (Amerikaans octrooi 3.^77.856), coffeine in koffie (Amerikaans octrooi 3.8^2.8^+7), cacaoboter uit een cacaomassa (Amerikaans octrooi 3.923.81+7), vetten uit granen en dergelijke (Amerikaans 30 octrooi 3.939.281), hexaanresten uit ontvet graan (Amerikaans octrooi 3.966.981) en een verscheidenheid van materialen, zoals paraffines, glycerol, olien en vetten uit een verscheidenheid van samenstellingen (Amerikaans octrooi 3.969.196), Een zeer gedetailleerd overzicht van het algemene gebied van extractie met superkritische gassen is te vin-35 den,,in Angewandte Chemie-International Edition in het Engels, 17:10, 8 2 2 0 1 8 4 - 10 - biz. γοΐ - 78!+ (oktober 1978).

De extractiestap vordt uitgevoerd op een temperatuur, bepaald door de keuze van de temperatuur/drukomstandigheden voor het een oplos-middel maken van het extraheermiddel voor de aan het boorsel hechten-5 de olie en eventueel in de brij aanvezige olie. Wanneer de olie eenmaal vanaf het boorsel is overgebracht naar het extraheermiddel door het daarin te zijn opgelost, vordt het gereinigde olievrije boorsel ge-scheiden van de olie-extraheermiddeloplossing en overboord gestort vanaf een buitengaatse toren of vanaf een boring aan land naar een ge-10 schikte afdankplaats gebracht.

Het extraheermiddel wordt teruggewonnen door het onderwerpen van de afvoer uit de extractiestap.aan een verandering in fysische toe-stand voor het tot een niet oplossend middel voor de olie maken daar-van. Gevoonlijk kan dit tot stand vorden gebracht door het verlagen van 15 de druk op de afvoer, vaarbij de mate vaarin de druk vordt verlaagd voor het omzetten van het extraheermiddel in een niet oplossende toe-stand voor de olie afhahkelijk is van het gebruikte extraheermiddel en van de temperatuur van de oplossing. Het niet oplossend voor de olie maken van het extraheermiddel heeft de vorming tot gevdg van een tvee-20 fasig stelsel, dat dan vordt gescheiden in een fase, verrijkt aan olie, en een niet oplossende extraheermiddelfase. Instelling van de druk en indien nodig van de temperatuur zet het extraheermiddel veer om in een oplosmiddeltoestand voor de olie en brengt het in een toestand voor hercirculatie. Een in beginsel volledige scheiding van de olie en het 25 extraheermiddel in de afvoer produceert een olie met een zodanige kva-liteit, dat zij kan vorden toegevoegd aan de spoeling, opnieuv kan vorden gebruikt voor het vormen van een verpompbare brij of op een ville-keurige andere gevenste vijze kan vorden gebruikt.

Fig.2 toont een gedetailleerd bedrijfsschema van een stelsel, 30 geschikt voor het uitvoeren van de verkvijze van deze uitvinding. De spoeling met het boorsel vordt uit de put gepompt op een temperatuur, die afhankelijk is van de plaats, de diepte van de put, enz. Hoevel het mogelijk is de spoeling uit de put over te brengen naar spoelingopslag-middelen voor het behandelen van het boorsel, verdient het de voorkeur 35 het boorsel direct te behandelen voor het opheffen van de noodzaak van 8220184 - 11 - opslagvolume. Zoals weergegeven in fig.2, wordt de spoeling dus bij voorkeur direct vanaf de put getransporteerd naar een boorselscheider 10, b.v. een trilzeef, die een zeef 11 heeft met een maaswijdte, die geschikt is voor het in beginsel tegenhouden van al het boorsel boven 5 een vooraf bepaalde grootte, b.v. groter dan ongeveer 50 m, waaruit het boorsel is verwijderd, dan door een leiding 12 voor hergebruik naar een spoelingbak (niet weergegeven) wordt gebracht.

Indien het boorsel als een brij moet worden getransporteerd naar het extractievat, wordt het op de zeef 11 tegengehouden boorsel door 10 een leiding 15 naar een brijvormende tank 16 gebracht. Indien het boorsel in grootte moet worden verkleind, b.v. door breken, wordt het door een breker 17 gestuurd, b.v. een breker met gladde rollen in de leiding 15. Zoals aangeduid door de streeplijnen 18 en 19 kan een gedeelte van de spoeling uit de scheider 10 of alle spoeling uit de put naar de 15 brij vormende tank worden gezonden. Het kan wenselijk zijn om alle spoeling uit de put met tussenpozen te behandelen voor het verminderen van de hoeveelheid fijne deeltjes, b.v. boorsel, dat door de zeef 11 gaat. Een bovenmatige hoeveelheid van dit fijne materiaal kan de visko-siteit van de spoeling vergroten tot voorbij een niveau, waar het moge-20 lijk is haar in en uit de put te pompen.

Zoals eerder vermeld, kan de brij vormende vloeistof een olie zijn, b.v. een die een kooktraject heeft tussen ongeveer 175°C en ongeveer 350°C, of een waterige vloeistof. Dieselolie is bijzonder geschikt als een brij vormende vloeistof. Vloeistof voor het vormen van de brij 25 wordt door een pomp 20 gepompt door een door een klep geregelde leiding 21 vanuit een tank 22 voor het aanmaken van brijvloeistof in de brij vormende tank 16. De brij vormende tank l6 is uitgerust met geschikte roermiddelen 23 en een verwarmingselement 2k, dat wordt geregeld voor het brengen van de temperatuur van de brij op die, waarop het gewenst 30 is de extractiekolommen 30 en 31, die bij voorkeur thermisch zijn ge-isoleerd, te drijven. In het schematisch in fig.2 weergegeven stelsel, zijn twee extractiekolommen parallel weergegeven, een uitvoering die een in beginsel doorlopende werking mogelijk maakt door het gebruiken van een voor het uitvoeren van de extractiestap, terwijl van de andere 35 de druk wordt afgelaten, deze wordt gelost, opnieuw gevuld en weer on- 8220184 - 12 - der druk geplaatst. Het is natuurlijk duidelijk, dat een of meer van deze extractiekolommen kunnen worden gebruikt.

De brij op de gewenste temperatuur wordt verwijderd uit de brij vormende tank 16 door een leiding 35 en een stromingsregelklep 36, en 5 wordt dan door een brijpomp 37 door een leiding 38 gepompt naar een brij-inlaat lei ding 39, voorzien van-een aftakleiding 1+0, geregeld door een klep 1+1, in de extractiekolom 30, en een aftakleiding 1+2, geregeld door een klep 1+3, in de extractiekolom 31.

Hoewel fig.2 het transporteren van het boorsel samen met eventu-10 ele spoeling illustreert door het vormen van een brij en het verpompen van de brij, kunnen het boorsel en de spoeling naar de extractiekolom-men worden overgebracht door mechanische middelen, zoals een schroef-transporteur, waardoor dus de noodzaak van de brij vormende tank l6 , de tank 22 voor aanmaakvloeistof voor de brij , de pompen 20 en 37 en ' 15 de bijbehorende overbrengingsleidingen, wordt opgeheven.

Wanneer een brij wordt gebruikt voor het transporteren van het boorsel naar de extractiekolommen 30 en 31 verdient het de voorkeur om eerst zoveel mogelijk van de brijvloeistof te ontwateren voor het met het extraheermiddel in aanraking brengen van het verontreinigde 20 gruis. Hiertoe zijn de kolommen 30 en 31 aan het bodemeinde voorzien van zeven van de gewenste maaswijdte voor het tegenhouden van het boorsel. De brijvloeistof, die door de zeef gaat, wordt dan afgevoerd of uit de kolommen geperst door brij-afvoerleidingen,d;W;Zi een leiding 1+1+, geregeld door een klep 1+5 voor de kolom 30, en een leiding 1+6, ge-25 regeld door een klep 1+7 voor de kolom 31. Deze leidingen convergeren in een leiding 1+8, die terugvoert naar de tank 22 voor het aanmaken van brijvloeistof, waardoor het dus mogelijk is gemaakt de brij vormende vloeistof te hercirculeren. Een tank 1+9 kan zijn voorzien voor het in de leiding 1+8 pompen van de vloeistof.

30 Wanneer de extractiekolom tot een vooraf bepaalde hoogte met het te behandelen boorsel is gevuld, wordt het extraheermiddel op de gewenste tenperatuur en druk door de extractiekolom gecirculeerd tot-dat de olie op en/of in de porien van het boorsel is verwijderd voor het bereiken van het gewenste verontreinigingsniveau. Bij het circuleren 35 fran het extraheermiddel wordt het binnengebracht door een extraheermid- 8220184 - 13 - deltoevoerleiding 50 via een aftakleiding 51» geregeld door een klep 52 naar de kolom 30, en door een aftakleiding 53, geregeld door een klep 5b naar de kolom 31. Bij het circuleren door de kolommen wordt het olie bevattende extraheermiddel, d.w.z. de kolomafvoer, uit de kolom 30 ver-5 wijderd door een aftakleiding 55, geregeld door een klep 56, en uit de kolom 31 door een aftakleiding 57, geregeld door een klep 58, waarbij de aftakleidingen 55 en 57 voeren in een primaire afvoerleiding 59· Teneinde het extraheermiddel en eventueel daarin opgeloste olie, ach-terblijvende in de kolommen, te verwijderen na beeindiging van een 10 extractiekringloop, vordt een vaterzuiger gebruikt voor het uit de ex-tractiekolommen persen van het restmengsel voor het achterlaten van het gereinigde boorsel. Er zijn dus een aftakleiding 65, geregeld door een klep 66 vanuit de kolom 30, en een aftakleiding 67, geregeld door een klep 68 vanuit de kolom 31 verschaft, die voeren in een secundaire 15 afvoerleiding 69. De primaire en.secundaire afvoerleidingen 59 en 69 convergeren en vormen een hoofdafvoerleiding 70, die voert naar het scheidings- en terugwingedeelte van de stelsels, zoals gedetailleerd in de schematisch in fig.3 veergegeven uitvoeringsvormen.

Het water, nodig voor het verschaffen van de vaterzuiger, wordt 20 geleverd door een willekeurige geschikte bron, b.v. de zee, voor een buitengaatse toren, door een hoofdwaterleiding 75, en wordt door een waterpomp j6 met een hoge afvoerdruk door een leiding 77 gepompt, geregeld door een klep J8 naar een aftakleiding ,79, geregeld door een klep 80, in de kolom 30 of door een aftakleiding'8l, geregeld door een 25 klep 82 in de kolom 31.

Wanneer de restafvoer uit de extractiekolommen is geperst, wordt schoon water binnengepompt met een snelheid, die voldoende is voor het uitdragen van het gereinigde, in beginsel olievrije boorsel. Dit water wordt bij voorkeur uit de hoofdwaterleiding 75 gezogen door een pomp 30 8¾ via een leiding 85, die wordt geregeld door een klep 86, en die is verbonden met een aftakleiding 87, geregeld door een klep 88, voerende in de kolom 30, en met een aftakleiding 89, geregeld door een klep 90, voerende in de kolom 31. Het water, dat het gereinigde boorsel draagt, wordt uit de kolom 30 verwijderd door een aftakleiding 95, geregeld 35 door een klep 96, en uit de kolom 31 door een aftakleiding 97, geregeld 8220184 - lU - door een klep 98, waarbij de leidingen 95 en 97 voeren in de hoofdboor-selafvoerleiding 99. Uit de leiding 99 kan de brij overboord worden afgevoerd door een leiding 100, geregeld door een klep 101. Indien enige hoeveelheid spoeling door het stelsel was behandeld, kan het ook 5 wenselijk zijn het gehalte vaste stoffen van de spoeling terug te win-nen door het voeren van de gereinigde boorsel/waterbrij door een leiding 103, geregeld door een klep 10U, in een opneemtank 105, waaruit de zwaardere vaste stoffen met tussenpozen vanaf de bodem kunnen worden afgevoerd door een leiding 106, geregeld door een klep 107, en de over-10 blijvende vloeistof met gesuspendeerde kleideeltjes na roeren met een roerder 108 via een leiding 109 en een pomp 110 kan worden gepompt naar een geschikt scheidingsmiddel (niet weergegeven). Als een alternatief voor het direct in de oceaan afvoeren van het boorsel, kan het wenselijk zijn dit in een samenpakinriehting samen te pakken voor het vormen 15 van briketten of vormstukjes, die gemakkelijk onder het oppervlak zul-len zinken. De brijafvoerleidingen UU, kG en Π8 worden ook gebruikt voor het afvoeren van het water, dat de waterzuiger vormt, gebruikt in het uitpersen van resterende olie/extraheermiddelafvoer nadat de extrac-tie is voltooid. Eventueel aanmaakwater voor de brij kan uit de hoofd-20 waterleiding 75 worden gezogen door een leiding 120, een pomp 121 en een klep 122. Wanneer geen water wordt gebruikt voor het vormen van de brij, kan het water, dat door de leiding i+8 wordt afgevoerd, dan , overboord worden gepompt door een leiding 123, voorzien van een klep 12l, en kunnen de leiding 120, de pomp 121 en de klep 122 worden wegge-25 laten. Indien de brij wordt· gevormd met olie, kan alle of een gedeelte van de uit het extraheermiddel teruggewonnen olie door een leiding 125 vanuit het olieterugwingedeelte van het schematisch in fig.3 weergegeven stelsel door een leiding 125 naar een olieterugvoerleiding 126 worden gebracht en in de tank 22. Eventuele aanmaakolie kan worden toege-30 voegd door een leiding 127. Fig.3 is een bedrijfsschema van een voor-keursuitvoeringsvorm van die sectie van het stelsel, waarin het extraheermiddel en de olie worden gescheiden en teruggewonnen. Zoals hier-voor vermeld in samenhang met de beschrijving van fig.2, wordt de af-voer, die een mengsel bevat van olie en extraheermiddel, dat de olie 35 bevat samen met eventueel daarin opgeloste spoelingtoevoegingen, welke 8220184.........................................

- 15 - afvoer het gevolg is van het door de extractiekolommen circuleren van het extraheermiddel, uit de extractiekolommen 30 en 31 worden verwij-derd en door de leiding 59 worden gebracht naar de leiding 70. De afvoer, die het extraheermiddel bevat met olie en toevoeging, welke afvoer 5 door de werking van de waterzuiger wordt uitgeperst, wordt verwijderd door de leiding 69 om deel te worden van de totale afvoer in de leiding 70. Van deze afvoer wordt dan de druk afgelaten voor het in hoofdzaak niet oplossend maken van het extraheermiddel voor de olie en bij voor-keur 00k voor eventuele andere spoelingtoevoegingen, die kunnen zijn 10 opgelost en geextraheerd. Het is wenselijk eerst de druk alleen te ver-lagen in de mate, dat er een te scheiden tweefasig stelsel wordt ge-vormd, d.w.z. een extraheerfase en een aan olie verrijkte fase. In de in fig.3 afgebeelde inrichting wordt dit eerste drukaflaten tot stand gebracht in een geschikte reduceerklep 130 tussen de leidingen 70 en 15 131, en wordt de daaruit voortvloeiende druk in de leiding 131 bewaakt door een manometer 132.

Het tweefasige fluidum in de leiding 131 wordt in een scheider gebracht, die is weergegeven als een verdamper 133, die een bovenste destillatiezone 13¾ heeft en een onderste herverdampingszone 135. Ex-20 traheermiddeldamp uit de destillatiezone 13¾ wordt verwijderd in een leiding 1^ en verdicht in een compressor 1^ tot de druk, waarop het extraheermiddel door de extractiekolommen moet worden gecirculeerd.

Het daaruit voortvloeiende verwarmde verdichte extraheermiddel wordt dan door een leiding ^2 door een warmtewisselaar ^3 in de herverdam-25 pingszone 135 geleid voor het verschaffen van de warmte, nodig in de destillatiekolom 133 voor het uitkoken van de extraheermiddeldamp.

Het zodoende teruggewonnen extraheermiddel wordt dan geleid in de ex-traheermiddeltoevoerleiding 50 in de extraheermiddelkringloop. Indien een aanpassing in de temperatuur van het extraheermiddel nodig is voor-30 afgaande aan het in een van de extractiekolommen 30 of 31 brengen daar-van, kan dit tot stand worden gebracht in een geschikte indirecte warmtewisselaar ^5, die zich bevindt in de toevoerleiding 50. Dit kan worden gedaan door het circuleren van een geschikt warmte-overdrachtsflu-idum door spiralen ^6.

35 Het kan wenselijk zijn enig terugstromen te bereiken van de ex- 8 220184 .........................................................

- 16 - traheermiddeldamp, die de verdamper 133 verlaat door de leiding lUO. Hiertoe kan een terugstroomterugvoerleiding ll+7 zijn voorzien, waarin een condensor lk8 is opgenomen, waar doorheen koud water of een wille-keurige andere geschikte koelvloeistof circuleert. Slechts een gedeelte 5 van de extraheermiddeldamp wordt door deze terugstroomleiding gezonden, en de condensor 1U9 is uitgerust met een door druk bedienbare ontluch-ting 1U9, die het uit het stelsel ontsnappen van de niet condenseerbare stoffen mogelijk maakt.

In de verdamper 133 worden de olie bevattende bodems in de her-10 verdamperzone 135 gecirculeerd, en worden zij daaruit afgevoerd door een bodemsafvoerleiding 150, die voert naar een reduceerklep 151, die de leiding 150 verbindt met een leiding 152, die voert in een tussen-drukontspanningstank 153, en waarin de druk wordt bewaakt door een mano- p meter 15^. Extraheermiddeldamp wordt uit de ontspanningstank 153 afge-15 voerd door een leiding 155» en de verder in olie aangereikte vloeistof wordt afgevoerd door een leiding 156, waarbij tussende leiding 156 en de ontspanningstank 153 een vloeistofpeilregelstelsel aanwezig is, in het algemeen aangeduid door het verwij zingscijfer 157 en omvattende een drukklep 158 in de leiding 156.

20 Het tussendrukfluidum uit de ontspanningstank 153 wordt dan door de leiding 156 door een andere reduceerklep 159 en een leiding l60, voorzien van een manometer l6l, naar een lagedrukontspanningstank ΐβ2 gebracht, die bij voorkeur iets boven atmosferische druk wordt ge-houden. De lagedrukontspanningstank ΐβ2 kan zijn uitgerust met een 25 bodemverwarmer 163 voor het verzekeren van het uitkoken van eventuele extraJaeermiddeldamprest door een leiding 170. De uiteindelijk terugge-wonnen, in hoofdzaak extraheermiddelvrije olie wordt uitgeperst door een leiding 171» voorzien van een door druk bedienbare klep 172. Het gedeelte van de teruggewonnen olie, bestemd om te worden gehercircu-30 leerd, wordt door de oliehercirculatieleiding 125 geleid naar de brij-vloeistciftank 22 (fig.2). De overige teruggewonnen olie wordt door een leiding 173 gedragen voor een willekeurig gewenst gebruik, zoals aan-maak voor het werkzame spoelingstelsel.

De extraheerdamp in de leiding 17Q wordt verdicht in een com-35 pressor 17^ tot in beginsel de druk, verkrijgbaar in de tussendrukont- 8220184 - 17 - spanningstank 153, en door eenJeiding 175 naar de leiding 152 gebracht. Extraheermiddeldamp nit de ontspanningstank 153 wordt afgevoerd door een leiding l80 in de leiding l8l, die vanaf een voorraadhouder 82 voor aanmaakextraheermiddel leidt naar een compressor 183, vanwaar het ex-5 traheermiddel, verdicht tot in beginsel de druk, verkrijgbaar in de verdamper 133, naar de leiding 131 wordt gebracht voor het invoeren in de verdamper 133.

De werkwijze en inrichting van deze uitvinding kunnen verder wor-den heschreven met betrekking tot een voorbeeld van het bedrijf van het 10 stelsel van fig.2 en 3, en met betrekking tot laboratoriumproeven onder gebruikmaking van verschillende extraheermiddel voor het van boorsel verwijderen van olie.

Bij het beschrijven van het bedrijf van het stelsel zal worden aangenomen, dat dieselolie wordt gebruikt voor het vormen van de brij, 15 het boorsel van de spoeling voorafgaande aan het reinigen wordt geschei-den, zeewater wordt gebruikt voor het uitwassen van het boorsel en kooldioxyde wordt gebruikt als het extraheermiddel. Ter verduidelijking zal verder de oplosmiddeltoestand van het kooldioxyde-extraheermiddel worden bepaald als 150 atmosfeer en ongeveer 50°C. Tenslotte zal worden 20 aangenomen, dat twee extractiekolommen 30 en 31 zullen worden gebruikt, en dat de kolom 30 in een toestand is voor het opnemen van een lading van de olie/boorselbrij.

Aangezien de spoeling, wanneer zij uit de put naar boven wordt gebracht, heet kan zijn, b.v. tussen ongeveer 35°C en 50°C, zal het 25 boorsel met voordeel een groot deel van zijn warmte behouden, hetgeen slechts voldoende warmte-invoer in de brijtank 16 vereist voor het in het gewenste extractietemperatuurbereik brengen van de brijtempera-tuur. Bij het overbrengen van de brij naar de extractiekolom 30 door de leidingen 38 en.1+0, blijven de kleppen 36, ^1 en U5 open en blijven 30 de kleppen 52, 66, 96, 88, ll6, 80 en 56 gesloten totdat de kolom 30 is geladen met de gewenste hoeveelheid boorsel. Tijdens het laden doeit de brij vormende olie weg door de leiding UU. Wanneer de kolom 30 is geladen, worden de kleppen *+1 en U5 gesloten en wordt de klep 52 geopend voor het leveren van het kooldioxyde in de kolom en het onder druk 35 plaatsen daarvan tot 150 atmosfeer en het verhogen van de temperatuur 82 2 0 1 8 4 - 18 - tot ongeveer 50°C. Onder deze omstandigheden is het kooldioxyde in een vloeibare toestand een oplosmiddel voor de olie en extraheert het haar derhalve ran het oppervlak en uit de porien van het boorsel onder het vormen van een kooldioxyde/olie-oplossing, die deel is van de afvoer, 5 verwijderd uit de kolom 30. Het openen van de kleppen 56 leidt de afvoer door de leidingen 55» 59 en JO in de reduceerklep 130, waarin de druk wordt verlaagd tot ongeveer 60 atmosfeer, waardoor het merendeel van het kooldioxyde wordt omgezet in een niet oplossende toestand voor de olie.

10 Aan het einde van het verwijderen van het afvoermengsel van kooldioxyde en olie uit de kolom 30 door de leidingen 55 en 59, wordt de klep 56 gesloten, wordt de klep 66 geopend en wordt zeewater binnen-gebracht door de leiding 75 en door de waterpomp J6 met hoge afvoer-druk gepompt door de leidingen 77 en 79 (waarbij de kleppen 78 en 80 15 open zijn) in de bodem van de kolom 30. Aangezien de verdamper 30 dan op ongeveer 60 atmosfeer wordt gehouden, werkt het ingevoerde water als een zuiger voor het uitpersen van afvoerrest, bestaande uit kooldioxyde en olie, door de leidingen 65 en 69 in de leiding 70 door de leiding 69.

20 Na de extractiekringloop wordt de in eerste instantie in druk afgelaten afvoer in de leiding 131 gebracht in de verdamper 13^, waar-uit kooldioxydedamp wordt verwijderd door de leiding 1^0. Een onderge-schikte hoeveelheid van deze damp kan worden gecondenseerd in de conden-sor lU8 en teruggevoerd naar de destillatiezone 13^ als terugstroom-25 vloeistof, terwijl het merendeel daarvan wordt verdicht in de compres sor 1^1 terug tot '150 atmosfeer. De verdichtingsdruk is derhalve be-schikbaar voor het teweegbrengen van de indirecte verwarming van de vloeistof in de herverdamperzone 135 voor het uitkoken van het kooldioxyde. De olie bevattende bodems uit de herverdamper 135 worden in druk 30 afgelaten in de klep 151 tot ongeveer 20 atmosfeer voor het afdampen van aanvullende extraheermiddeldamp, die wordt verdicht in de compressor 183 tot ongeveer 60 atmosfeer voorafgaande aan het worden terugge-leid naar de verdamper 133. De onder 20 atmosfeer staande olierijke bodems, verwijderd door de leiding 156 uit de ontspanningstank 153 35 worden dan afgelaten tot ongeveer 1,3 atmosfeer in de klep 159 en naar 8220184 - 19 - de ontspanningstank 162 gebracht, waaruit de extraheermiddeldamp wordt verwijderd door de leiding 170, weer verdicht in de compressor 17^· . en door de leiding 175 teruggeleid naar de ontspanningstank 153.

De vloeistof uit de ontspanningstank 162, hetgeen in beginsel extra-5 heermiddelvrije dieselolie is, wordt dan verwijderd door de leiding 171, waarbij een vooraf bepaalde hoeveelheid wordt teruggevoerd door de leiding 125 als brij-olie naar de brijvloeistoftank 22, en de rest naar andere bestemmingen wordt gezonden.

Het extraheermiddel uit de warmtewisselaar 1^3 is in een toe-10 stand om te worden gehe r ci r c.ule erd door de leiding 50. Het kan ech-ter noodzakelijk zijn enige verandering aan te brengen in zijn tempera-tuur, hetgeen kan worden gedaan in de warmtewisselaar 1^5. Aanmaakextra-heermiddel uit de voorraadhouder 182 wordt verdicht tot 60 atmosfeer en geleid door de verdamper 133· 15 Ha de afvoer van de afvoerrest uit de boverikant van de kolom 30 door het gebruik van de waterzuiger, wordt de klep 66 gesloten, en wordt de klep ll6 geopend voor het afvoeren van het water door de leidingen 115 en 119 in de oceaan. Zeewater wordt dan door de kolom 30 gepompt door de pomp 8U vanuit de hoofdwaterleiding 75 door de leidingen 85, 20 de klep 86, de leiding 87 en de klep 88 voor het uit de kolom 30 dragen van het gereinigde boorsel door de leidingen 95 en 99 voor een directe afvoer via de leiding 100 o'f in de opneemtank 105. Met de afvoer van restwater uit de kolom 30 door de leidingen bb en U8 is zij in een toe-stand om de kringloop weer te beginnen.

25 Het zal duidelijk zijn, dat dezelfde kringloop wordt uitgevoerd onder gebruikmaking van de extractiekolom 31, waarbij de kringloop zo-danig wordt gefaseerd, dat terwijl extractie wordt uitgevoerd in de kolom 30, de stappen van het drukaflaten, afvoeren, weer vullen en weer onder druk plaatsen worden uitgevoerd in de kolom 31.

30 Een aantal extractieproeven werd uitgevoerd voor het verwijderen van olie uit spoelingen, uit van spoelingen gescheiden boorsel en uit met stookolie gemengd zand voor het nabootsen van een materiaal, dat het gevolg zou kunnen zijn van een olie-uitloop of voor het nabootsen van zanden of andere aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste . 35 stoffen, beladen met olie. In het algemeen waren de spoelingen, toen 8 2 2 0 1 8 4 - 20 - zij uit buitengaatse putten boven kwamen, ongeveer 50 gev.% boorsel.

In sommige gevallen werd het boorsel na scheiding van de spoeling, met de hand gebroken. Deze extractieproeven werden uitgevoerd in de schema-tisch in fig.l· weergegeven inrichtingen. Kooldioxyde werd geleverd met 5 ongeveer. 57 atmosfeer uit een cilinder 185, propaan met ongeveer 8,5 atmosfeer uit een cilinder 186 en dichlorodifluoromethaan (Freon 12) met ongeveer 6 atmosfeer uit een cilinder 187. Door een klep geregelde leidingen 188, 189 en 190 voerden vanaf resp. de cilinders 185, 186 en 187 naar een compressor 191, die veer was verbonden met een hogedruk-10 extractie-inrichting 192 door een leiding 193. Een warmtewisselaar 19^ was aangebracht in de leiding 193 en voorzien van spiralen 195 voor het circuleren van een warmteoverdrachtsfluidum voor het instellen van de temperatuur van het hogedrukextraheermiddel op de gewenste hoogte alvorens de extractie-inrichting 192 binnen te gaan. De extractie-15 inrichting 192 bestond uit een lengte hogedrukpijp van roestvrij staal met fluidumdichte koppelingen 196 en 197 voor het afsluiten daarvan.

De spoeling, het boorsel of zand, vaaruit de olie moest worden geextra-heerd, werden in de extractie-inrichting 192 geplaatst. De afvoer uit de extractie-inrichting 192 werd afgevoerd in de olieverzamelaar 198 20 door een hogedrukfluldumafvoerleiding 199, waarin zich een reduceerklep 200 bevond, bestemd voor het tot 1 atmosfeer verlagen van de druk.

Het extraheermiddel werd vervolgens afgevoerd door een volumemeter 201 en een ontluchting 202, en de aard van het boorsel werd genoteerd en de hoeveelheid verwijderde olie werd gemeten.

25 De resultaten van negen van deze proeven zijn opgenomen in ta- bel A. In de voorbeelden II, III, IV, V en VII werd het boorsel geschei-den van een spoeling met olie als hoofdbestanddeel, en gemalen om door een 20-mesh Tyler-zeef te gaan. Bij het gebruik van propaan en Freon 12, waren de extraheermiddelen in een betrekkelijk onverdichtbare toestand 30 bij de gebruikte temperaturen, en varieerdaihun drukken met het in/uit-schakelen van de compressor over de gegeven bereiken. In de voorbeelden II en V, waarvoor dpm koolwaterstoffen, achterblijvende op het boorsel, zijn gegeven, werden de metingen op de volgende wijze uitgevoerd. Het boorsel, dat uit de hogedrukextractie-inrichting 192 n a het extraheren 35" werd verwijderd, werd vervolgens geextraheerd met methyleenchloride, 8220184 - 21 - het methyleenchloride-extraheermiddel werd opgelost in koolstoftetra-chloride en de infraroodabsorptie van het verkregen mengsel werd ver-geleken met de infraroodabsorptie van standaards, bereid met gemeten concentraties van de verzamelde olie in koolstoftetrachloride.

5 Uit de gegevens van tabel A zal zijn te zien, dat de drie ge- bruikte extraheermiddelen in staat waren olie uit het boorsel te extra-heren. Kooldioxyde, dat geen werkelijke verontreinigings- of milieu-moeilijkheden geeft, was bijzonder doeltreffend in deze rol.

De werkwijze en inrichting van deze uitvinding maken het ver-10 wijderen mogelijk van olie uit boorsel tot een mate,die het mogelijk maakt het boorsel weg te werken zonder ongewenste verontreinigings-moeilijkheden te produceren. Bij het buitengaats boren, waarbij het gebruik van spoelingen met olie als hoofdbestanddeel zeer wenselijk is, betekent dit dat de inrichting.zich kan bevinden op een boortoren, 15 en het gereinigde boorsel overboord kan worden gestort. De werkwijze en inrichting van deze uitvinding zijn ook toepasbaar voor het verwij-deren van olie en andere organische verontreinigingen uit korrelvormi-ge, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, b.v. het verwijderen van olie uit zanden ongeacht of zij per ongeluk of door 20 geologische opzet was gemengd met de zanden. De werkwijze geeft een keuze van extraheermiddel, bedrijfsomstandigheden en wijze van hante-ren van de te behandelen vaste stoffen en de produkten van de extrac-tie.

Het zal dus duidelijk zijn, dat de hiervoor uiteengezette doel-25 einden, bij die, welke duidelijk zijn gemaakt door de voorgaande be-schrijving, doeltreffend worden bereikt, en het, aangezien bepaalde veranderingen kunnen worden aangebracht in het uitvoeren van de voorgaande werkwijze en in de uiteengezette constructies zonder de omvang van de uitvinding te verlaten, de bedoeling is , dat alle in de voor-30 gaande beschrijving vervatte of in de bijgaande tekening weergegeven materie moet worden geinterpreteerd als illustratief en niet in een beperkende betekenis.

8220184 - 22 -

Tabel A

Verwijdering van olie uit korrelvormige materialen onder gebruikmaking van verschillende extraheermiddelen.

Voorbeeld I

5 Identificatie Monster Gewicht omvatte deeltjes spoeling boorsel, fijne spoelingdeeltjes 1+8,6

Extraheermiddel

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) tuur (°C) C02 36, b 30 11+00-1500 1,56 i+3,7 31-33 3000 0,9 36,¾ 1+5 1500-1800 0,39 36,¾ 55 2800-3200 0,66 15 Aard van de -produkten

Olie Geextraheerde deelt.ies_ helder grijs, droog, niet-olieachtig, vrij stromend

Voorbeeld II

20 Monster

Identificatie Omvatte deelt.ies Gewicht (g) spoeling boorsel - 20 mesh 10

Extraheermiddel

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) tuur (°C) C02 . 380 50 2500 1+,86

Aard van de -produkten

Olie _Geextraheerde deeltjes_ helder grijs, droog, niet-olieachtig, 150 dpm 30 koolwaterstoffen 8220184 - 23 -

Voorbeeld III Monster

Identificatie Qmvatte deelt.ies_ Gewicht (g) spoeling boorsel - 20 mesh 1+9,3 5 Extraheermi ddel

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) turn* (°C) C02 l80 30-U5 2000-2300 1+,86

Aard van de produkten 10 Olie _Geextraheerde deelt.jes_ helder droog, niet-olieachtig, met water te bevochtigen, zeer kleine hoeveelheid fijnste materiaal, drijvend op water-oppervlak.

15 Voorbeeld IV

Monster

Identificatie _Qmvatte deelt.jes_ Gewicht (g) spoeling boorsel - 20 mesh 300

Extraheermiddel 20 Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) turn* (°C) C02 1000 1*5 2200 30

Aard van de nrodukten

Olie Geextraheerde deelt.jes 25 helder droog en niet-olieachtig

Voorbeeld V Monster

Identificatie Qmvatte deelt.jes_ Gewicht (g) 30 spoeling boorsel - 20 mesh 32,3

Extraheermiddel

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) tuur (°C) propaan 89 60 500-1200 3,5 8220184 - 2k -

Aard van de produkten

Olie_ Geextraheerde deeltjes_ helder grijs, droog, niet-olieachtig; produceerde geen olieglans op oppervlak indien in water geplaatst; 5 21+00 dpm koolwaterstoffen

Voorheeld VI Monster

Identificatie Qmvatte deelt.jes_ Gewicht (g) 10 spoeling boorsel - 20 mesh; fijne deeltjes

Extraheermiddel

Identifi- · Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) tuur (°C) propaan 25,5 60 500-900 3,1+ 15 Aard van de produkten

Olie Geextraheerde deeltjes helder

Voorbeeld VII

20 Monster

Identificatie Qmvatte deelt.jes_ Gewicht (g) spoeling hoorsel - 20 mesh

Extraheermiddel-

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) 2,_ catie heid (g) tuur (°C)

Freon 12 65 65 βΟΟ-1100 2J

125 0,1+

Aard van de produkten

Olie Geextraheerde deeltjes_ 30 helder grijs, droog, niet-olieachtig 8220184 - 25 -

Voorbeeld VIII Monster

Identificatie Omvatte deelt.jes_ Gewicht (g) hoofdbestanddeel asfalt schalieboorsel 3^·,^ 5 Extraheermi ddel

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) tuur (°C) C02 73 50 2200 0,1 73 65-70 3000 1,2 10 Aard van de produkten . Olie Geextraheerde deelt.jes___ helder fijne spoelingdeeltjes en boorsel lichtbruin, droog, vrij stromend lichte koolwaterstof restgeur i5 Voorbeeld Villa

Monster

Identificatie Omvatte deelt.jes_ Gewicht (g) spoeling fijne spoelingdeeltjes

Extraheermiddel 20 Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) tuur (°C)

Freon 12 lUO 60 500-1200 1,9

170 1,U

200 0 ,i+ 25 Aard van de produkten

Olie _Geextraheerde deeltjes_ helder stromend, lichte koolwaterstof restgeur

Voorbeeld IX

30 Monster

Identificatie Omvatte deeltjes_ Gewicht (g) zand + 1¾ gew.% zand + 30 mesh 32,6

Ur Λ stookolie 8220184 - 26 -

Extraheermiddel

Identifi- Hoeveel- Tempera- Druk (psia) Olie (g) catie heid (g) turn· (°C)

Freon 12 1+0 1+5-50 500-1200 3,8 5 88 0,2

Aard van het produkt

Olie Geextraheerde deelt.jes_ zvare olie, lichtbruin, geen geur, vrijstromend als Nr.l+ 8220184

Claims

1. Werkwijze voor het verwijderen van organische verontreinigingen met inbegrip van olie uit korrelvormige, aan anorganisch materiaal rij-ke minerale vaste stoffen, omvattende de stappen van het (a) in aanraking brengen van de korrelvormige, aan anorganisch 5 materiaal rijke minerale vaste stoffen, verontreinigd met een of meer organische verontreinigingen, met een extraheermiddel, dat een gas omvat, dat onder omstandigheden van druk en temperatuur wordt gehou-den voor het verschaffen van het extraheermiddel in een vloeibare toe-stand en het tot een oplosmiddel maken daarvan voor de organische ver-10 ontreiniging; en (b) scheiden van het extraheermiddel met de daarin zich bevin-dende verontreiniging van de minerale vaste stoffen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het gas kooldioxyde, pro-paan of dichlorodifluoromethaan is. 15 3· Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het gas kooldioxyde is op een druk tussen ongeveer 50 en ongeveer 220 atmosfeer, en een temperatuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C. U. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het gas propaan is op een druk tussen ongeveer 8 en ongeveer 220 atmosfeer, en op een tempera-20 tuur tussen ongeveer .15°C en ongeveer 150°C.

5. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het gas dichlorodifluoromethaan is op een druk tussen ongeveer U,8 en ongeveer 220 atmosfeer, en op een temperatuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de minerale vaste stof- 25 fen boorsel uit olieputten omvatten.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het boorsel zich bevindt in een spoeling met water als hoofdbestanddeel, en de verontreiniging een spoelingtoevoeging omvat.

8. Werkwijze volgens conclusie 7» waarbij de verontreiniging olie 30 omvat.

9. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het boorsel zich bevindt in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel. 8220184.. - 28 -

10. Werkwijze volgens conclusie 9, bevattende de stap van het van de spoeling scheiden van het hoorsel voorafgaande aan de stap van het in aanraking hrengen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, "bevattende de stap van het bre-5 ken van het boorsel na de stap van het scheiden en voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen.

12. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de verontreiniging olie omvat, en de minerale vaste stoffen zand omvatten.

13. Werkwijze voor het van korrelvormige, aan anorganisch materiaal 10 rijke minerale vaste stoffen verwijderen van olie, omvattende de stap- pen van het (a) in aanraking brengen van de korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale stoffen in een drukvat met een extraheermiddel, dat een gas is onder een druk en op een temperatuur voor het omzetten 15 van het gas in een vloeibare olie oplossende toestand voor het zodoen-de oplossen van de olie in het extraheermiddel en het vormen van een afvoer, die een extraheermiddel-olieoplossing bevat, (b) van de daaruit voortvloeiende, in beginsel olievrije minerale vaste stoffen bevrijden van de afvoer, 20 (c) onderwerpen van de afvoer aan voldoende drukaflating voor het niet oplossend voor de olie maken van het extraheermiddel en het vormen van een tweefasig drukaflatingsprodukt in olie en extraheermiddel voor het hercirculeren. lU. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de minerale vaste stof- 25 fen boorsel zijn, gedragen in een spoeling met olie als hoofdbestand-deel.

15. Werkwijze volgens conclusie 1^, bevattende de stap van het van de spoeling scheiden van het boorsel voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen. 30 l6. Werkwijze volgens conclusie 15, bevattende de stap van het bre- ken van het boorsel volgende op de stap van het scheiden en voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen. IT. Werkwijze volgens conclusie l6, bevattende de stap van het weg-werken van het verkregen in beginsel olievrije boorsel.

18. Werkwijze volgens conclusie IT, waarbij de werkwijze wordt uit- 8 2 2 0 1 8 4................................. - 29 - gevoerd op een buitengaatse boortoren, en het wegwerken het overboord storten omvat van het olievrije boorsel.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, bevattende de stap van het sa-menpakken van het olievrije boorsel voorafgaande aan het storten. 5 20, Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het gas kooldioxyde is onder een druk tussen ongeveer 50 en ongeveer 220 atmosfeer en op een temperatuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

21. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het gas propaan is onder een druk tussen ongeveer 8 en ongeveer 220 atmosfeer, en op een tempe- 10 ratuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

22. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het gas dichloro-difluo-romethaan is onder een druk tussen ongeveer ^,8 en ongeveer 220 atmosfeer, en op een temperatuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

23. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het in aanraking bren-15 gen van de minerale vaste stoffen met het extraheermiddel het circule- ren omvat van het extraheermiddel door het drukvat totdat de minerale vaste stoffen in beginsel olievrij zijn, en de stap van het van de in beginsel olievrije minerale vaste stoffen scheiden van de afvoer het met een waterzuiger uit het vat persen bevat van extraheermiddelresten. 20 2k. Werkwijze volgens conclusie 13, bevattende de stappen van het vormen van een verpompbare brij van de minerale vaste stoffen, die olie bevatten, met een brij vormende vloeistof, en het in het drukvat pompen. van de brij.

25. Werkwijze volgens conclusie 2k, bevattende de stap van het ver-25 warmen van de brij tot een temperatuur, die ongeveer gelijk is aan die waarop het extraheermiddel wordt gebruikt in de stap van het in aanraking brengen.

26. Werkwijze volgens conclusie 2k, bevattende de stap van het ver-wijderen van althans een gedeelte van de brij vormende vloeistof uit 30 de vaste stoffen, die olie bevatten, nadat zij het drukvat bereiken en voor de stap van het in aanraking brengen.

27. Werkwijze volgens conclusie 2k, waarbij de minerale vaste stoffen boorsel zijn in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel, en de werkwijze de stap omvat van het van de spoeling scheiden van het boor- 35 sel voorafgaande aan het vormen van de verpompbare brij. 82 2 0 1 8 4 ............. - 30 -

28. Werkwijze volgens conclusie 2J, waarbij de bri j makende vloei-stof olie is.

29. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de stap van het onder-werpen van de afvoer aan drukaflating tot stand wordt gebracht in een 5 aantal trappen.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, waarbij de eerste drukaflatings-trap het verlagen omvat van de druk van de afvoer tot een druk, die net voldoende is voor het vormen van een tweefasig eerstetrapsdrukaflatings-produkt, en waarbij de stap van het scheiden van het tweefasige eerste-10 traps drukaflatingsprodukt wordt gevormd door (a) het destilleren van het tweefasige produkt voor het verwij-deren van het extraheermiddel als damp en het vormen van een bodems-fractie, die de olie bevat; (b) het verdichten van de extraheermiddeldamp tot in beginsel 15 de druk, nodig voor het weer omzetten daarvan in de vloeibare olie op- lossende toestand en het verschaffen van een verwarmd weer verdicht extraheermiddel; (c) het teweegbrengen van een indirecte warmtewisseling tussen het weer verdichte extraheermiddel en de bodemsfractie voor het ver- 20 schaffen van de thermische energie voor de destillatiestap; en (d) het verwijderen van de olie bevattende bodems.

31. Werkwijze volgens conclusie 30, bevattende de stap van het con-denseren van een gedeelte van het extraheermiddel voorafgaande aan het verdichten, en het gebruiken van het daardoor verkregen condensaat als 25 terugstroomvloeistof bij het destilleren.

32. Werkwijze volgens conclusie 30, bevattende de stap van het aan-passen van de temperatuur van het weer verdichte extraheermiddel vol-gende op de stap van het teweegbrengen van de indirecte warmtewisseling .

33. Werkwijze volgens conclusie 30, bevattende het uitvoeren van een tweede trap van het drukaflaten, omvattende de stap van het druk-aflaten van de olie bevattende bodems tot een druk tussen die van het eerstetraps drukaflaten en de omgevingsdruk voor het vormen van een tweedetraps drukaflatingsprodukt, en waarbij de scheidingsstap het af-35 dampen omvat van aanvullende extraheermiddeldamp uit het tweedetraps . 8 2201 84.............................. ( ( -31- drukaflatingsprodukt, en het vormen van aan olie verrijkte bodems, het verwijderen van de aanvullende extraheermiddeldamp, het verdichten daarvan tot in beginsel de druk, die het gevolg is van de eerste trap van het drukaflaten, en het toevoegen daarvan aan het eerstetraps druk-5 aflatingsprodukt, en het verwijderen van de aan olie verrijkte bodems onder deze tussendruk. 3^. Werkwijze volgens conclusie 33, bevattende het uitvoeren van een derde trap van het drukaflaten, omvattende de stap van het drukaflaten van de aan olie verrijkte bodems tot een druk, die omgevingsdruk 10 nadert, en waarbij de scheidingsstap het verwijderen omvat van in beginsel alle overblijvende extraheerdamp voor het verschaffen van in beginsel extraheermiddelvrije olie, het verdichten van de verwijderde extraheermiddeldamp tot in beginsel de druk , die het gevolg is van het tweedetraps drukaflaten en het toevoegen daarvan aan het tweedetraps 15 drukaflatingsprodukt, en het verwijderen van de extraheermiddelvrije olie.

35· Werkwijze volgens conclusie 3^-, waarbij de minerale vaste stof-fen boorgruis zijn, gedragen in een spoeling met olie als hoofdbestand-deel.

36. Werkwijze volgens conclusie 35, bevattende de stappen van het vormen van een verpompbare brij van de minerale vaste stoffen, die olie bevatten, met een brij vormende vloeistof, en het in het drukvat pom-pen van de brij.

37. Werkwijze volgens conclusie 36, bevattende de stap van het ver-25 wijderen van althans een gedeelte van de brij vormende vloeistof uit de vaste stoffen, die olie bevatten, nadat zij het drukvat bereiken en voor de stap van het in aanraking brengen.

38. Werkwijze volgens conclusie 38, waarbij de brij vormende vloeistof olie is. 30 39· Werkwijze volgens conclusie 3^, waarbij het extraheermiddel kool- dioxyde is, en waarbij de druk van het kooldioxyde in de olie oplos-sende toestand ongeveer 150 atmosfeer is, ongeveer 60 atmosfeer, onge-veer 20 atmosfeer en ongeveer 1,3 atmosfeer na resp. de eerste-, tweede-en derdetraps drukaflatingen. 35 1+0. Stelsel voor het verwijderen van organische verontreinigingen met 82 2 0 1 8 4 ........................ - 32 - inbegrip van olie van korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, omvattende in combinatie (a) drukvatmiddelen, ingericht voor het tot stand brengen van aanraking tussen korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minera- 5 le vaste stoffen die een organische verontreiniging bevatten, en een extraheermiddel voor de verontreiniging, dat een gas is, dat onder om-standigheden van druk en temperatuur wordt gehouden voor het omzetten daarvan in een vloeibare oplosmiddeltoestand voor de verontreiniging; (b) extraheermiddeltoevoermiddelen voor het verschaffen van het 10 extraheermiddel in de vloeibare oplosmiddeltoestand; (c) middelen voor het circuleren van het extraheermiddel in de vloeibare oplosmiddeltoestand door de drukvatmiddelen voor het zodoen-de vormen van een afvoer, die de verontreiniging bevat; (d) drukaflaatmiddelen voor het aflaten van de druk op de af-15 voer voor het vormen van twee fasen, omvattende een dampfase die het extraheermiddel bevat, en een vloeibare fase die de verontreiniging bevat; (e) scheidingsmiddelen voor het scheiden van de damp- en vloei-stoffasen; en 20 (f) middelen voor het voor het wegwerken verwijderen van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen uit de drukvatmiddelen. 1+1. Stelsel volgens conclusie 1+0, bevattende middelen voor het uit de drukvatmiddelen verwijderen van restafvoer. 1+2. Stelsel volgens conclusie 1+1, waarbij de middelen voor het uit 25 he drukvatmiddelen verwijderen van de restafvoer middelen omvatten voor het naar boven persen van een waterzuiger door de drukvatmiddelen die de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen bevatten. 1+3. Stelsel volgens conclusie 1+0, waarbij de middelen voor het verwijderen van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen uit de 30 drukvatmiddelen, middelen omvatten voor het richten van een waterstroom door de drukvatmiddelen met voldoende kracht voor het uit het vat dra-gen van de vaste stoffen. 1+1+, Stelsel volgens conclusie 1+3, bevattende middelen voor het sa-menpakken van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen tot 35 briketten of dergelijke. 8220184 - 33 - 1)5. Stelsel volgens conclusie 1)0, waarbij de drukaflaatmiddelen ge-trapt zijn, waarvan de eerste trap is ingericht voor het verlagen van de druk tot een hoogte net ortder die waarop de twee fasen vormen, en waarbij de scheidingsmiddelen worden geyormd door 5 (a) verdampermiddelen met een destillatiezone en een herverdam pingszone; (b) middelen yoor het verdichten van de extraheermiddeldamp, verwijderd uit de destillatiezone en voor het eirculeren van de ver-dichte damp in indirecte warmtewisselingsmiddelen met de vloeibare fase 10 in de herverdampingszone; (c) overbrengingsleidingmiddelen in fluidumverbinding met de warmtewisselingsmiddelen en de extraheermiddellevermiddelen omvatten-de; en (d) middelen voor het verwijderen van verontreiniging bevatten- 15 de bodems uit de herverdampingszone. 1)6, Stelsel volgens conclusie 1)5, bevattende een tweedetraps druk-aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de verontreiniging bevattende bodem, verwijderd uit de herverdampingszone, tot een tussendruk, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden ge-20 vormd door (a) tussendrukontspanningstankmiddelen; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp, verwijderd uit de ontspanningstankxniddelen en voor het terugvoeren van de verdichte damp naar de verdampermiddelen; en 25 (c) middelen voor het verwijderen van met verontreiniging ver- rijkte bodems uit de tussendrukontspanningstankmiddelen. 1)-7. Stelsel volgens conclusie 1)6, bevattende een derdetraps druk-aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de aan verontreiniging verrijkte bodems, verwijderd uit de tussendrukontspannings-30 tankmiddelen tot een druk, die de omgevingsdruk benadert, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden gevormd door (a) lagedrukontspanningstankmiddelen; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp, verwijderd uit de lagedrukontspanningstankmiddelen en voor het terug- 35 voeren van de verdichte damp naar de tussendrukontspanningstankmiddelen; 8220184 ft ’ -3^- en (c) middelen voor het verwijderen van in beginsel extraheermiddel vrije verontreiniging uit de lagedrukontspanningstankmiddelen. i+8. Stelsel volgens conclusie ^0, bevattende middelen voor het 5 transporteren van 'de minerale vaste stoffen naar de drukvatmi ddelen. ^9. Stelsel volgens conclusie U8, waarbij de verontreiniging olie is en de minerale vaste stoffen boorsel zijn in een spoeling, en het stelsel middelen bevat voor het scheiden van het boorsel van de spoeling voorafgaande aan het transporteren daarvan naar de drukvatmidde-10 len.

50. Stelsel volgens conclusie k9, bevattende middelen voor het breken van het boorsel volgende op het scheiden daarvan van de spoeling.

51. Stelsel volgens conclusie U8, waarbij de middelen voor het 15 transporteren van de minerale vaste stoffen brij vormende middelen om-vatten voor het vormen van een verpompbare brij van de minerale vaste stoffen die de verontreiniging bevatten en een brij vormende vloeistof, en pompmiddelen voor het overbrengen van de brij vanuit de brij vormende middelen naar de drukvatmiddelen.

52. Stelsel volgens conclusie 51, bevattende middelen voor het aan- passen.van de temperatuur van de brij tot ongeveer de temperatuur van het extraheermiddel in vloeibare oplosmiddeltoestand.

53. Stelsel volgens conclusie 51, bevattende middelen voor het verwijderen van overmaat brij vormende vloeistof uit de drukvatmiddelen 25 voorafgaande aan het circuleren van het extraheermiddel. 5U. Stelsel volgens conclusie 51, waarbij de minerale vaste stoffen boorsel zijn in een spoeling met olie als hoofdbestanddeei, en de brij vormende vloeistof olie is, en waarbij de drukaflaatmiddelen zijn ge-trapt, waarvan de eerste trap is ingericht voor het verlagen van de 30 druk. tot een hoogte net onder die waarop de twee fasen vormen» en waarbij de scheidingsmiddelen worden gevormd door (a) verdampermiddelen met een destillatiezone en een herverdam-pingszone; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp 35 verwijderd uit de destillatiezone en voor het circuleren van de ver- 8220184 - 35 - dichte damp in indirecte warmtewisselingsmiddelen met de vloeibare fa-se in de herverdampingszone; (c) overbrengingsleidingmiddelen in fluldumverbinding met de warmtewisselingsmiddelen en omvattende de extraheermiddellevermidde- 5 len; en (d) middelen voor het verwijderen van olie bevattende bodems uit de herverdampingszone.

55. Stelsel volgens conclusie 5^, bevattende een tweedetraps druk-aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de olie be- 10 vattende bodems verwijderd uit de herverdampingszone tot een tussen-druk, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden gevormd door (a) tussendrukontspanningstankmiddelen; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp 15 verwijderd uit de ontspanningstankmiddelen en voor het terugvoeren van de verdichte damp naar de verdampermiddelen; en (c) middelen voor het verwijderen van aan olie verrijkte bodems uit de tussendrukontspanningstankmiddelen.

56. Stelsel volgens conclusie 55, bevattende een derdetraps druk-20 aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de aan olie verrijkte bodems verwijderd uit de tussendrukontspanningstankmiddelen tot een druk, die de omgevingsdruk benadert, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden gevormd door (a) lagedrukontspanningstankmiddelen; 25 . (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp verwijderd uit de lagedrukontspanningstankmiddelen en voor het terugvoeren van de verdichte damp naar de tussendrukontspanningstankmidde-len; en (c) middelen voor het verwijderen van in beginsel extraheermiΙ-ΒΟ delvrije olie uit de lagedrukontspanningstankmiddelen.

57. Stelsel volgens conclusie 56, bevattende middelen voor het terugvoeren van althans een gedeelte van de extraheermiddelvrije olie naar de brij vormende middelen. 8220184 . . Bk:,:u,n4 .........1 ......................................................r vo 1*011 I 17 DECiv^l : I i • . .... jt Gewijzigde conclusies:

1, Werkwijze voor het verwijderen van organische verontreinigingen met inbegrip van olie uit korrelvormige, aan anorganiseh materiaal ri j-ke minerale vaste stoffen, omvattende de stappen van het (a) in aanraking brengen van de korrelvormige, aan anorganiseh 5 materiaal rijke minerale vaste stoffen, verontreinigd met een of meer organische verontreinigingen, met een extraheermiddel, dat een gas omvat, dat onder omstandigheden van druk en temperatuur wordt gehou-den voor het verschaffen van het extraheermiddel in een vloeibare toe-stand en het tot een oplosmiddel maken daarvan voor de organische ver-10 ontreiniging; en (b) scheiden van het extraheermiddel met de daarin zich bevin-dende verontreiniging van de minerale vaste stoffen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het gas kooldioxyde, pro-paan of dichlorodifluoromethaan is.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het gas kooldioxyde is op een druk tussen ongeveer 50 en ongeveer 220 atmosfeer, en een temperatuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het gas propaan is op een druk tussen ongeveer 8 en ongeveer 220 atmosfeer, en op een tempera-20 tuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

6. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de minerale vaste stof- 25 fen aardolieputboorsel omvatten.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het boorsel zich bevindt in een spoeling met water als hoofdbestanddeel en de verontreiniging een spoelingtoevoeging omvat.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de verontreiniging olie 30 omvat.

9. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het boorsel zich bevindt in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel. z$^ 8220184 .................................................

10. Werkwijze volgens conclusie 9, bevattende de stap van het van de spoeling scheiden van het boorsel voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen.

11. Werkwij ze volgens conclusie 10, bevattende de stap van het bre-5 ken van het boorsel na de stap van het scheiden en voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen.

12. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de verontreiniging die omvat, en de minerale vaste stoffen zand omvatten.

13. Werkwijze voor het verwijderen van die uit korrelvormige aan 10 anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, omvattende de stap-pen van (a) het in aanraking brengen van korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen in een drukvat met een extra-heermiddel, dat een gas is onder een druk en op een temperatuur voor 15 het omzetten van het gas in een vloeibare dieoplosmiddeltoestand voor het zodoende oplossen van de olie in het extraheermiddel en het vormen van een afvoer, die een extraheermiddel-olieoplossing bevat, (b) het van de daaruit voortvloeiende in beginsel olievrije minerale vaste stoffen scheiden van de afvoer, 20 (c) het onderwerpen van de afvoer aan voldoende drukaflating voor het niet oplossend voor de olie maken van het extraheermiddel en het vormen van een tweefasig drukaflatingsprodukt in olie en extraheermiddel voor hercirculatie. 1¾. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de minerale vaste stof- 25 fen boorsel zijn, gedragen in een spoeling met olie als hoofdbestand-deel.

15. Werkwijze volgens conclusie 9, bevattende de stap van het van de spoeling scheiden van het boorsel voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen. 30 l6. Werkwijze volgens conclusie 15, bevattende de stap van het bre- ken van het boorsel volgende op de scheidingsstap en voorafgaande aan de stap van het in aanraking brengen. IT. Werkwijze volgens conclusie 16, bevattende de stap van het weg-werken van het verkregen in beginsel olievrije boorsel.

18. Werkwijze volgens conclusie IT, waarbij de werkwijze wordt uit- 8220184 ___________________________ .... ._—3<Prr. . .....- .............................. gevoerd op een buitengaatse boortoren, en het wegwerken het overboord storten van het olievrije boorsel omvat.

19- Werkwijze volgens conclusie 18, bevattende de stap van het sa-menpakken van het olievrije boorsel voorafgaande aan het storten. 5 20, Werkwijze volgens conclusie 13,'waarbij het gas kooldioxyde is op een druk tussen ongeveer 50 en ongeveer 220 atmosfeer , en een tem-peratuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

21. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het gas propaan is op een druk tussen ongeveer 8 en ongeveer 220 atmosfeer, en een tempera- 10 tuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

22. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het gas dichlorodifluo-romethaan is onder een druk tussen ongeveer 1+,8 en ongeveer 220 atmosfeer en op een temperatuur tussen ongeveer 15°C en ongeveer 150°C.

23. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het in aanraking brengen 15 van de minerale vaste stoffen met het extraheermiddel het circuleren omvat van het extraheermiddel door het drukvat totdat de minerale vaste stoffen in beginsel verontreinigingvrij zijn, en de stap van het van de in beginsel olievrije minerale vaste stoffen scheiden van de rest-afvoer het uitpersen bevat van extraheermiddelresten uit het vat met 20 een waterzuiger. 2k. Werkwijze volgens conclusie 13, bevattende de stappen van het vormen van een verpompbare brij van een brij vormende vloeistof met de minerale vaste stoffen die verontreiniging bevatten, en het pompen van de brij in het drukvat.

25. Werkwijze volgens conclusie 2k, bevattende de stap van het ver- warmen van de brij tot een temperatuur, die die benadert waarop het extraheermiddel wordt gebruikt in de stap van het in aanraking brengen.

26. Werkwijze volgens conclusie 2k, bevattende de stap van het ver-wijderen van althans een gedeelte van de brij vormende vloeistof uit de 30 vaste stoffen die verontreiniging bevatten nadat zij het drukvat berei-ken en voor de stap van het in aanraking brengen.

27. Werkwijze volgens conclusie 2k, waarbij de minerale vaste stoffen boorsel zijn in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel, en de werkwijze de stap bevat van het van de spoeling scheiden van het boor- 85 sel voorafgaande aan het vormen van de verpompbare brij. , 8220184_ ' ;.................-........................................................-39-................--.....-----.......--- --.....-.............

28. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij de brij vormende vloei-stof olie is.

29. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de verontreiniging olie is, en de stap van het onderwerpen van de gecombineerde afvoer aan 5 drukaflating tot stand wordt gebracht in een aantal trappen.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, waarbij de eerste drukaflaat-trap het verlagen omvat van de druk van de gecombineerde afvoer tot een druk, die net voldoende is voor het vormen van een tweefasig eerste-traps drukaflatingsprodukt, en waarbij de stap van het scheiden van 10 het tweefasige eerstetraps drukaflatingsprodukt omvat (a) het destilleren van het tweefasige produkt voor het verwij-deren van het extraheermiddel als damp en het vormen van een bodems-fractie die olie bevat, (b) het verdichten van de extraheermiddeldamp tot in beginsel 15 de druk, die nodig is voor het weer omzetten daarvan in een vloeibare olie-oplosmiddeltoestand, en het verschaffen van verwarmd weer ver-dicht extraheermiddel, (c) het tot stand brengen van indirecte warmtewisseling tussen het weer verdichte extraheermiddel en de bodemsfractie voor het ver- 20 schaffen van de themische energie voor de destillatiestap, en (d) het verwijderen van olie bevattende bodems..

31. Werkwijze volgens conclusie 30, bevattende de stap van het con-denseren van een gedeelte van het extraheermiddel voorafgaande aan het verdichten, en het gebruiken van het verkregen condensaat als terug- 25 stroomvloeistof bij het destilleren.

32. Werkwijze volgens conclusie 30, bevattende de stap van het aan-passen van de temperatuur van het weer verdichte extraheermiddel vol-:gende op de stap van het teweegbrengen van de indirecte warmtewisseling.

33. Werkwijze volgens conclusie 30, bevattende het uitvoeren van een tweede trap van het drukaflaten, omvattende de stap van het druk-aflaten van de olie bevattende bodems tot een druk tussen die van het eerstetraps drukaflaten en de omgevingsdruk voor het vormen van een tweedetraps drukaflatingsprodukt , en waarbij de scheidingsstap het af-35 dampen omvat van aanvullende extraheermiddeldamp uit het tweedetraps 8220184 ...........................;......................................................... -t/f'-........................................................................................ drukaflatingsprodukt, en het vormen van aan olie verrijkte bodems, het verwijderen van de aanvullende extraheermiddeldamp, het verdichten daarvan tot in beginsel de druk, die het gevolg is van de eerste trap van het drukaflaten, en het toevoegen daarvan aan het eerstetraps druk-5 aflatingsprodukt, en het verwijderen van de aan olie verrijkte bodems onder deze tussendruk. 3¼. Werkwijze volgens conclusie 33, bevattende het uitvoeren van een derde trap van het drukaflaten, omvattende de stap van het drukafla-ten van de aan olie verrijkte bodems tot een druk, die omgevingsdruk 10 nadert, en waarbij de scheidingsstap het verwijderen omvat van in beginsel alle overblijvende extraheerdamp voor het verschaffen van in beginsel extraheermiddelvrije olie, het verdichten van de verwijderde extraheermiddeldamp tot in beginsel de druk, die het gevolg is van het tweedetraps drukaflaten en het toevoegen daarvan aan het tweedetraps 15 drukaflatingsprodukt, en het verwijderen van de extraheermiddelvrije olie.

35. Werkwijze volgens conclusie 3^, waarbij de minerale vaste stof-fen boorgruis zijn, gedragen in een spoeling met olie als hoofdbestand-deel.

37· Werkwijze volgens conclusie 36, bevattende de stap van het ver-25 wijderen van althans een gedeelte van de brij vormende vloeistof uit de vaste stoffen,. die olie bevatten, nadat zij. het drukvat bereiken en voor de stap van het in aanraking brengen.

38. Werkwijze volgens conclusie 36, waarbij de brij vormende vloeistof olie is. 30 39· Werkwijze volgens conclusie 3*+, waarbij het extraheermiddel kooldioxyde is, en waarbij de druk van het kooldioxyde in de olie oplos-sende toestand ongeveer 150 atmosfeer is, ongeveer 60 atmosfeer, onge-veer 20 atmosfeer en ongeveer 1,3 atmosfeer na resp. de eerste-, tweede-en derdetraps drukaflatingen.

35 Uo. Stelsel voor het verwijderen van organische verontreinigingen met 8220184 "............:......................................................-ψ-...................................... ......................... inbegrip van olie van korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minerale vaste stoffen, omvattende in combinatie (a) drukvatmiddelen, ingericht voor het tot stand brengen van aanraking tussen korrelvormige, aan anorganisch materiaal rijke minera- 5 le vaste stoffen die een organische verontreiniging bevatten, en een extraheermiddel voor de verontreiniging, welk extraheermiddel onder om-gevingsomstandigheden een gas is en dat gedurende het gehele aanraken onder omstandigheden van druk en temperatuur wordt gehouden voor het omzetten ervan in een vloeibare oplosmiddeltoestand voor de verontrei- 10 niging; (b) extraheermiddellevermiddelen voor het verschaffen van het extraheermiddel in de vloeibare oplosmiddeltoestand; (c) middelen voor het circuleren van het extraheermiddel in de vloeibare oplosmiddeltoestand door de drukvatmiddelen en in aanraking 15 met de vaste stoffen voor het zodoende vormen van een in beginsel enkelfasige afvoer die de verontreiniging bevat; (d) middelen voor het verwijderen van restafvoer nit de drukvatmiddelen als een in beginsel enkelfasige restafvoer en voor het com-bineren van de restafvoer met de primaire afvoer; 20 (e) drukaflaatmiddelen voor het aflaten van de druk van de ver- kregen gecombineerde, in beginsel enkelfasige afvoer voor het vormen van twee scheidbare fasen, omvattende een dampfase die het extraheermiddel bevat, en een vloeistoffase die de verontreiniging bevat; .(f) scheidingsmiddelen voor het scheiden van de damp- en vloei- 25 stoffasen; en .. (g) middelen voor het voor het wegwerken verwijderen van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen uit de drukvatmiddelen. 1)-1. Stelsel volgens conclusie 10, bevattende middelen voor het uit de drukvatmiddelen verwijderen van restafvoer. 30 1)2. Stelsel volgens conclusie 1+0, waarbij de middelen voor het ver wijderen van de restafvoer uit de drukvatmiddelen, middelen omvatten voor het naar boven persen van een waterzuiger door de drukvatmiddelen voor het zodoende verschaffen van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen. 35 1)3. Stelsel volgens conclusie 1)0, waarbij de middelen voor het ver- 8220184 ;........................................................................................-W-......... "" ...... .......................'.....................'.......... wijderen van de in beginsel verontreinigingvrije vaste stoffen uit de drukvatmiddelen, middelen omvatten voor het richten van een waterstroom door de drukvatmiddelen met voldoende kracht voor het uit het vat dra-gen van de vaste stoffen.

5 UU. Stelsel volgens conclusie ^3, hevattende middelen voor het sa-menpakken van de in heginsel verontreinigingvrije vaste stoffen tot briketten of dergelijke. 1*5. Stelsel volgens conclusie UO, waarbij de drukaflaatmiddelen ge-trapt zijn, waarvan de eerste trap is ingericht voor het verlagen van 10 de druk tot een hoogte net onder die waarop de twee scheidbare fasen vormen, (a) verdampermiddelen met een destillatiezone en een herverdam- pingszone, (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp ver-15 wijderd uit de destillatiezone, en voor het circuleren van de verdich- te damp in indirecte warmtewisselingsmiddelen met de vloeistoffase in de herverdampingszone, (c) overbrengingsleidingmiddelen in fluidumverbinding met de warmtewisselingsmiddelen en omvattende de eztraheermiddellevermidde- 20 len, en (d) middelen voor het verwijderen van verontreiniging bevatten-de bodems uit de herverdampingszone. U6. Stelsel volgens conclusie ^5, bevattende een tweedetraps druk-aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de verontrei-25 niging bevattende bodem, verwijderd uit de herverdampingszone, tot een tussendruk, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden ge-vormd door (a) tussendrukontspanningstankmiddelen; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp, 30 verwijderd uit de ontspanningstankmiddelen en voor het terugvoeren van de verdichte damp naar de verdampermiddelen; en (c) middelen voor het verwijderen van met verontreiniging ver-rijkte bodems uit de tussendrukontspanningstankmiddelen. U7. Stelsel volgens conclusie k6t bevattende een derdetraps druk-35 aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de aan ver- 8220184 ..................................' ”.....-.......-..... -...........-..................-.............-.................-...... ontreiniging verrijkte bodems, verwijderd uit de tussendrukontspannings-tankmiddelen tot een druk, die de omgevingsdruk benadert, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden gevormd door (a) lagedrukontspanningstankmiddelen; 5 (b) middelen voor het verdichten van de eztraheermiddeldamp, verwijderd uit de lagedrukontspanningstankmiddelen en voor het terug-voeren van de verdichte damp naar de tussendrukontspanningstankmiddelen; en (c) middelen voor het verwijderen van in beginsel extraheermid-10 delvrije verontreiniging uit de lagedrukontspanningstankmiddelen. i+8. Stelsel volgens conclusie 1+0, bevattende middelen voor het transporteren van de minerale vaste stoffen naar de drukvatmiddelen. 1+9. Stelsel volgens conclusie 1+8, waarbij de verontreiniging olie is en de minerale vaste stoffen boorsel zijn in een spoeling, en het 15 stelsel middelen bevat voor het scheiden van het boorsel van de spoeling voorafgaande aan het transporteren daarvan naar de drukvatmiddelen .

50. Stelsel volgens conclusie 1+9, bevattende middelen voor het breken van het boorsel volgende op het scheiden daarvan van de spoe- 20 ling.

51. Stelsel volgens conclusie 1+8, waarbij de middelen voor het transporteren van de minerale vaste stoffen brij vormende middelen om-vatten voor het vormen van een verpompbare brij van de minerale vaste stoffen die de verontreiniging bevatten en een brij vormende vloeistof, 25 en pompmiddelen voor het overbrengen van de brij vanuit de brij vormende middelen naar de drukvatmiddelen.

52. Stelsel volgens conclusie 51, bevattende middelen voor het aan-passen van de temperatuur van de brij tot ongeveer de temperatuur van heb extraheermiddel in vloeibare oplosmiddeltoestand.

53. Stelsel volgens conclusie 51, bevattende middelen voor het ver wijderen van overmaat brij vormende vloeistof uit de drukvatmiddelen voorafgaande aan het circuleren van het extraheermiddel. 5^+, Stelsel volgens conclusie 51, waarbij,de minerale vaste stoffen boorsel zijn in een spoeling met olie als hoofdbestanddeel en de 35 brij vormende vloeistof olie is, en waarbij de drukhflaatmiddelen ge- 8220184 ..................................................---------------------------......................................................... trapt zijn, waarvan de eerste trap is ingericht voor het verlagen van de druk tot een hoogte net onder die, waarop de twee scheidbare fasen vormen, en waarbij de scheidingsmiddelen worden gevormd door (a) verdampermiddelen met een destillatiezone en een herverdam-5 pingszone, (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp verwijderd uit de destillatiezone en het circuleren van de verdichte damp in indirecte warmtewisselingsmiddelen met de vloeibare fase in de herverdampingszone, 10 (c) overbrengingsleidingmiddelen in fluidumverbinding met de warmtewisselingsmiddelen en omvattende de extraheermiddellevermiddelen, en (d) middelen voor het verwijderen van olie bevattende bodems uit de herverdampingszone. 15 55· Stelsel volgens conclusie 5^, bevattende een tweedetraps druk- aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de olie bevattende bodems verwijderd uit de herverdampingszone tot een tussen-druk, en waarbij de scheidingsmiddelen in combinatie worden gevormd door 20 (a) tussendrukontspanningstankmiddelen; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp verwijderd uit de ontspanningstankmiddelen en voor het terugvoeren van de verdichte damp naar de verdampermiddelen; en (c) middelen voor het verwijderen van aan olie verrijkte bodems 25. uit de tussendrukontspanningstankmiddelen. 56· . Stelsel volgens conclusie 55, bevattende een derdetraps druk- aflaatmiddel, ingericht voor het verlagen van de druk van de aan olie verrijkte bodems verwijderd uit de tussendrukontspanningstankmiddelen tot een druk, die de omgevingsdruk benadert, en waarbij de scheidings- 30 middelen in combinatie worden gevormd door (a) lagedrukontspanningstankmiddelen; (b) middelen voor het verdichten van de extraheermiddeldamp verwijderd uit de lagedrukontspanningstankmiddelen en voor het terugvoeren van de verdichte damp naar de tussendrukontspanningstankmidde- 35 len; en 8220184 * -yjr- (c) middelen voor het verwijderen van in beginsel extraheermid-delvrije olie uit de lagedrukontspanningstankmiddelen.

57· Stelsel volgens conclusie 56, bevattende middelen voor het te-rugvoeren van althans een gedeelte van de extraheermiddelvrije olie 5 naar de brij vormende middelen. 8220184