NL8204636A - Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting. - Google Patents
Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8204636A NL8204636A NL8204636A NL8204636A NL8204636A NL 8204636 A NL8204636 A NL 8204636A NL 8204636 A NL8204636 A NL 8204636A NL 8204636 A NL8204636 A NL 8204636A NL 8204636 A NL8204636 A NL 8204636A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- conveyor
- main conveyor
- containers
- main
- insertion mechanism
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G47/00—Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
- B65G47/52—Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices
- B65G47/53—Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices between conveyors which cross one another
- B65G47/54—Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices between conveyors which cross one another at least one of which is a roller-way
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G57/00—Stacking of articles
- B65G57/02—Stacking of articles by adding to the top of the stack
- B65G57/16—Stacking of articles of particular shape
- B65G57/20—Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical
- B65G57/22—Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement
- B65G57/24—Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement the layers being transferred as a whole, e.g. on pallets
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Stacking Of Articles And Auxiliary Devices (AREA)
Description
' ^ ^ · iV·*' .. *? i - ; W · · ' ·>.
• / -; N.0. 31 381 1
Inbrengmechanisme voor een palletieeerInrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrichtlng voor houders en meer in het bijzonder op een der-5 gelijke Inbrengmechanisme waarbij van een aantal houderbronnen gebruik gemaakt wordt.
Inbrengmechanismen voor palletlseerlnrichtingen van het algemeen in de stand der techniek bekende soort, omvatten dikwijls een zich in de langsrlchtlng uitetrekkende, voortdurend aangedreven transporteur 10 waarop zich een veelheid houders welke tot palletlagen gevormd moeten worden, aanwezig zijn. Om deze houders voor vorming tot palletlagen te oriënteren, voor de vorming van welke lagen het vereist is dat sommige houders zich in langsrlchtlng en andere zich in dwarsrichting uitstrekken, zijn regelmatig blokkeermechanismen aanwezig. Deze mechanismen 15 werken door het belemmeren van de vrije doorgang van bepaalde houders, waardoor deze 90° draaien terwijl deze zich op de aangedreven transporteur bevinden.
Deze systemen zijn echter van wege een aantal redenen niet volledig bevredigend. Het belemmerlngs- of draalmechanisme beschadigt bij-20 voorbeeld regelmatig een hoek of oppervlak van een houder indien dergelijke houder tegen de belemmering voor het draaien slaat. Een dergelijke schade verstoort op zijn beurt de geleidelijke beweging van de houder over de transporteur, in het bijzonder indien een rollenbaan gebruikt wordt. Bovendien kan een dergelijke schade een verzwakte opbouw 25 van de palletlaag tot gevolg hebben aangezien de beschadigde hoek of het oppervlak van de houder verzwakt zou kunnen zijn door de schade die door de botsing met de belemmering voor het draaien veroorzaakt is. Bovendien wórdt de snelheid waarmee een dergelijke inbrengmechanlssie kan werken beperkt door het feit dat voldoende ruimte tussen de houders 30 aanwezig moet zijn, om het de houders mogelijk te maken 90° te draaien en omdat het gewenst is dat da houders met minimale kracht tegen de belemmeringen voor het draaien slaan.
Het is daarom het hoofddoel van de onderhavige uitvinding om een inbrengmechanisme voor een palletiseerinrichtlng te verschaffen waar-35 door de bovengenoemde bezwaren en nadelen op de meest doeltreffende wijze vermeden worden.
Het is een verder doel van deze uitvinding om een dergelijk in-brengmechanisme te vershaffen welke de houders die dit vervoert niet beschadigd.
40 Het is een ander doel van deze uitvinding om een dergelijk in- 8204636 ;Vl * 4 2 brengmechanisme te vershaffen dat bij hogere snelheden dan de huidige bekende inbrengmechanismen, werkt.
Het is een verder doel van deze uitvinding om een dergelijk in-brengmechanisme te vershaffen, dat in een geschikte oriëntatie voor 5 houders voorziet zonder draaiing van de houders te vereisen.
Het is bovendien een ander doel van deze uitvinding om een dergelijk inbrengmechanisme te verschaffen welke adekwate oriëntatie voor houders, die gepalletiseerd moeten worden, verschaft zonder de slaande of draaiende belemmering te vereisen.
10 Het is bovendien een verder doel van deze uitvinding om een derge lijk inbrengmechanisme te verschaffen dat geen verzwakte opbouw van de palletlaag tot gevolg heeft.
Het is bovendien nog een ander doel van deze uitvinding om een dergelijk inbrengmechanisme te verschaffen, dat in een opslag van hou-15 ders, die gepalletiseerd moeten worden, voorziet, waardoor voortdurend bedrijf onafhankelijk van onderbrekingen in de toevoer mogelijk gemaakt wordt.
In het algemeen gesproken worden de doeleinden van de onderhavige uitvinding verkregen door het verschaffen van een inbrengmechanisme 20 voor een palletiseerinrichting, omvattende: een zich in de langsrich-ting uitstrekkende, voortdurend aangedreven, hoofdtransporteur met een ingaand einde en een uitgaand einde en welke geschikt is om bij het ingaande einde daarvan een eerste aantal houders te ontvangen, die volgens een eerste van te voren bepaald patroon gerangschikt zijn, waarbij 25 aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur in de nabijheid van het ingaande einde van de hoofdtransporteur aangebracht zijn en welke zich dwars ten opzichte daarvan uitstrekken, waarbij de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur geschikt zijn om ten minste enkele van het eerste aantal houders op een van te voren bepaalde plaats op de hoofdtranspor-30 teur vast te houden totdat deze vrijgelaten worden door de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur, een voortdurend aangedreven neventransporteur met een ingaand eind en een uitgaand eind, in de nabijheid van de hoofdtransporteur en stroomafwaarts van de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur aangebracht en geschikt om een tweede aantal houders 35 te ontvangen, terwijl aanslagmiddelen voor de neventransporteur in de nabijheid van het uitgaande eind van de neventransporteur aangebracht zijn, waardoor het tweede aantal houders op de neventransporteur vastgehouden wordt totdat deze vrijgelaten worden door de aanslagmiddelen van de neventransporteur, terwijl overbrengmiddelen aangebracht zijn 40 in de nabijheid van het uitgaande eind van de neventransporteur om ten 8204636 »· . ;· · —' . .
' · , ’ ' ηιι " ^1' t.................."*/ '7% '3 minste één ven het tweede aantal houders op de hoofdtransporteur te bewegen indien ten minste één houder vrijgelaten wordt door de aanslag-middelen van de neventransporteur, en accumulatormlddelen in de nabijheid van het uitgaande einde van de hoofdtransporteur voor het ont-5 vangen van het eerste en tweede aantal houders en het combineren van deze tot een derde aantal houders welke volgens een tweede van te voren bepaald patroon gerangschikt zijn.
De bovengenoemde en andere doeleinden en kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen beter begrepen worden uit de onderstaande ge-10 detailleerde beschrijving daarvan, Indien deze in samenhang met de bijgaande tekeningen gelezen wordt, waarin: fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een inbrengsysteem voor een palletieeerinrlchtlng volgens dé uitvinding is; fig. 2A en 28 respectievelijk zijaanzicht en elndaanzicht zijn van 15 aanelagorganen voor kartonnen verpakkingshouders van de hoofdtranspor-teur van het inbrengsyteem voor de pelletlseerinrlchting; fig. 3 een bovenaanzicht is van één van de neventransporteurs van het inbrengsysteem voor de palletiseerinrichtlng, omvattende het aan-slagmechanlsme van de neventransporteur; 20 fig. 4A en 4B respectievelijk een zijaanzicht en bovenaanzicht zijn van een overbrengmechanisme dat gebruikt wordt in samenhang met elke neventransporteur; fig. 5 een perspectivisch aanzicht is van het deel van het accumulerende bijeen harksamenstel van het inbrengsysteem van de palletiseer-25 inrichting, dat gebruikt wordt om een palletlaag te laden goed te vormen; en fig. 6 en 7 bovenaanzichten van kartonnen verpakkingshouders zijn welke volgens gebruikelijke patronen van palletlagen zijn gerangschikt.
In fig. 1 is een algemeen bovenaanzicht van een met hoge snelheid 30 werkend inbrengmechanisme voor een palletieeerinrlchtlng in zijn geheel aangegeven mét 1 Volgens de uitvinding afgebeeld. Het inbrengorgaan voor de palletlseerinrlchting 1 omvat een bron 3 houders 5, welke houders gebruikelijke kartonnen verpakkingshouders zijn. De bron 3 is hier afgebeeld als transporteur, hoewel elk passende verschaffingslnrlchting 35 voor houders gebruikt kan worden. Een driewegverdeler, aangegeven met 7, wordt gebruikt om de ingaande houders te verdelen in drie stromen houders, aangegeven met 9, 11 en 13, elk gedragen door een transporteur aangegeven met respectievelijk 15, 17 en 19. De middelste stroom houders, aangegeven met 11, wordt gedragen door transporteur 17 naar een 40 tweede driewegverdeler, aangegeven met 21, welke de stroomhouders 11 in 6204636 ,:k' * i 4 drie verdere stromen houders aangegeven met respectievelijk 23, 25 en 27 verdeelt, welke aanwezig zijn bij het ingaande eind van een zich in de langsrichting uitstrekkende, voortdurend aangedreven, hoofdtransporteur, aangegeven met 29.
5 De bovengenoemde constructie, omvattende de delers 7 en 21, dient slechts als een bron voor de houders voor het onderhavige inbrengmecha-nisme voor de palletiseerinrichting en zal hier verder niet meer gedetailleerd beschreven worden. Het is voldoende om allereerst op te merken dat een aantal deelmechanismen van het hier vereiste type, bekend 10 zijn in de commerciële transporttechniek en ten tweede dat hier de constructie welke zich stroomafwaarts van de delen 21 bevindt alsmede de ingaande neventransporteurs 15 en 19 van belang zijn. Verder moet begrepen worden dat het niet noodzakelijk is dat het inbrengsysteem voor de palletiseerinrichting voorzien wordt van houders afkomstig van een 15 enkele bron, hier de transporteur 3, maar dat de neventransporteurs 15 en 19, alsmede de hoofdtransporteur 29, elk afzonderlijk op elke gewenste manier gevoed kunnen worden.
Terugkerend naar het ingaande eind van de hoofdtransporteur 29 en de stromen houders 23, 25 en 27, is tot hier passend om de verschil-20 lende vormen van de houders en de richtingen daarvan samen met de uitgaande patronen van de houders welke verschaft kunnen worden, te bespreken.
Zoals algemeen bekend is in de stand der techniek, hebben houders van het hier beschouwde soort, vele vormen, omvattende vierkanten, 25 rechthoekige, waarbij de lengte twee keer de breedte is, rechthoekig waarbij de lengte anderhalf maal de breedte is, e.d.. Slechts voor illustratie doeleinden zal hier de kartonnen verpakkingshouder besproken worden met de vorm waarvan de lengte ongeveer anderhalf maal de breedte is, en bestaan, zoals afgebeeld in fig. 6 en 7, de gewenste palletlagen 30 uit zeven kartonnen verpakkingshouders en wisselen opeenvolgende lagen, zoals afgebeeld in fig. 6 en 7, tussen een vier-drie rangschikking en een drie-vier rangschikking. Zoals uit de onderstaande beschrijving duidelijk zal worden, kan het onderhavige mechanisme gebruikt worden voor kartonnen verpakkingshouders met andere vormen waarbij andere pa-35 tronen of rangschikkingen van palletlagen vereist zijn.
Uit fig. 1 blijkt dat groepen bestaande uit drie zich in de langsrichting uitstrekkende houders dwars in de breedte van de hoofdtransporteur 29 geplaatst worden, indien deze ontvangen worden vanaf een bron, hier de deler 21. Met betrekking tot de houders, die voortdurend 40 aan het systeem toegevoerd worden, zal verder begrepen worden dat deze 8204636 * * ^ groepen bestaande uit drie houders voortdurend gevormd worden, welke drie groepen in fig. 1 afgebeeld zijn. De hoofdtransporteur 29 is een gebruikelijke aangedreven rollenbaan (de rollen zijn niet afgebeeld) en drie aanslagorganen voor kartonnen verpakkingshouders, aangegeven met 5 31, 33 en 35, zijn tussen de rollen geplaatst. De aanslagorganen voor de kartonnen verpakkingshouders, welke uit enig gebruikelijk materiaal zoals 8taal vervaardigd kunnen zijn, zijn geschikt om verticaal te bewegen zodat deze boven het niveau van de rollen van de hoofdtransporteur uitstijgen om de beweging van de kartonnen verpakkingshouders te 10 stoppen en zijn geschikt om tot een zodanig niveau naar beneden gebracht te worden dat de kartonnen verpakkingshouders die op de hoofdtransporteur bewegen, onbelemmerd over de aanslagorganen passeren kunnen. Een dergelijk aanslagorgaan 35 voor kartonnen verpakkingshouders is gedetailleerd in fig. 2a en 2b afgebeeld.
15 Uit fig. 2a en 2b blijkt dat het aanslagorgaan 35 voor kartonnen houders verbonden is set, en gedragen wordt door, zijrails 37 van de hoofdtransporteur 29 door middel van een draagsteun 39 en daarbij behorende lagers en steunen. Ook wordt een zuiger 41 gedragen door de steun 39, welke zuiger 41 op enigerlei gebruikelijke wijze aan steun 39 be-20 vestigd is. De zuiger 41 is door middel van een steun 43 en een kraag 45 met een steun of plaat 47 verbonden, welke draaibaar ten opzichte van de draagsteun 39 gekoppeld is. Tijdens bedrijf zal het aanslagorgaan 35 voor kartonnen verpakkingshouders naar beneden gebracht worden uit de stand van het blokkeren van kartonnen verpakkingshouders 25 in reactie op een stuursignaal (wordt hierna beschreven) door het gelijktijdig naar binnen bewegen van de zuigerstang van de zuiger 41 en het naar beneden draaien van de plaats 47, zoals met streeplijnen in fig. 2a afgebeeld is. Natuurlijk moet begrepen worden dat, omdat de hoofdtransporteur 29 voortdurend aangedreven wordt, het naar beneden 30 brengen van een van de aanslagorganen voor kartonnen verpakkingshouders, bijvoorbeeld aanslagorgaan 35, veroorzaken zal dat de kartonnen verpakkingshouders 5 door een dergelijk aanslagorgaan belet worden om over de transporteur 29 voort te bewegen. Met de steun 39 is ook een zuiger 51 verbonden die daardoor gedragen wordt. Door de zuigerstang 35 van zuiger 51 wordt een remmechanisme 53 gedragen, dat, dat, in de in fig. 2A afgebeelde uitvoering, een pijlpuntachtige dwarsdoorsnede heeft en welke bij voorkeur vervaardigd wordt uit een materiaal met hoge wrljvingscoëfficiënt. Het doel van dit remmechanisme, dat enigszins stroomopwaarts van het aanslagorgaan 35 aangebracht is (overeenkomstige 40 remmechanismen zijn iets stroomopwaarts van elk van de andere aanslag- 8204636 | 6 organen 33 en 31 geplaatst), zal hieronder besproken worden.
In flg. 3 Is een tweede bron houders voor de hoofdtransporteur 29 afgebeeld. Deze tweede bron houders is de voortdurend aangedreven, ne-venrollenbaar 15. Hoewel de neventransporteur 15 die hier afgebeeld is, 5 een uitvoering is die in het algemeen in de industrie aangegeven wordt als "aangedreven gekromde rollenbaar", zal uit de onderstaande beschrijving blijken dat een aantal neventransporteuruitvoeringen geschikt kan zijn, omvattende een rechte transporteur, d.w.z. een transporteur welke zich loodrecht vanaf de hoofdtransporteur uitstrekt. Wat 10 betreft de neventransporteur 15, alsmede een vergelijkbare tweede neventransporteur, aangegeven met 19 in fig. 1, deze zijn beide gebruikelijke transporteurs, welke hieronder niet verder gedetailleerd beschreven zullen worden. Opgemerkt moet echter worden, dat beide neventransporteurs in de nabijheid van de uitgaande einden daarvan, aanslagmecha-15 nismen voor kartonnen verpakkingshouders omvatten. Deze aanslagmecha-nismen voor kartonnen verpakkingshouders aangegeven met 55 voor het mechanisme horende bij neventransporteur 15 en met 57 voor het mechanisme horende bij neventransporteur 19, lijken wat betreft de constructie en werking op de aanslagmechanismen voor kartonnen verpakkingshouders die 20 hierboven beschreven zijn met betrekking tot de hoofdtransporteur, d.w.z. aanslagorganen 31, 33 en 35. De aanslagorganen 55 en 57 zullen hier daarom niet verder beschreven worden.
Een overbrengmechanisme voor kartonnen verpakkingshouders, welke in zijn geheel met 61 aangegeven wordt, is het duidelijkst afgebeeld in 25 fig. 4A en 4B. Hoewel slechts één overbrengmechanisme afgebeeld is in fig. 4A en 4B, d.w.z. degene die samenhangt met de neventransporteur 19, blijkt uit fig. 1 dat een tweede overbrengmechanisme 61, welke gelijk is aan het overbrengmechanisme 61, samenhangt met de neven-stransporteur 15. Uit fig. 4A en 4B blijkt dat het overbrengmechanisme 30 61 in hoofdzaak een verticaal beweegbare, niet aangedreven transporteur met sleepwielen, is, welke mechanisch gedragen wordt door de zij-freems 37 van de hoofdtransportband 29. De sleepwielen die bij 65 aangegeven zijn, liggen in lijn met de ruimten tussen de rollen van de hoofdtransporteur 29, welke rollen bij 67 aangegeven zijn. De sleep-35 wielen 65 worden door een freem aangegeven met 69, met elkaar verbonden, welk freem bevestigd is aan een zuiger 71. Begrepen moet worden dat het naar boven en naar beneden brengen van de zuigerstang 71 het freem 69 naar boven en naar beneden zal doen brengen. Dit zal op zijn beurt het naar boven en naar beneden brengen van de sleepwielen 65 tot 40 gevolg hebben tot een niveau boven en onder het transportoppervlak van 8204636 7 de hooftransporteur 29, «elke verschaft wordt door de aangedreven rollen 67. Verder zal begrepen «orden dat de neventransporteurs, welke voortdurend aangedreven worden, voldoende stuwkracht aan een houder zullen verschaffen on Indien het aanslagórgaan dat samenhangt met een 5 dergelijke neventransporteur naar beneden gebracht wordt, de houder over de gehele breedte van de hoofdtransporteur te bewegen indien de eleepwielen met weinig wrijving zich in de naar boven gebrachte stand bevinden. In het geval dat de neventransporteurs niet voldoende stuwkracht aan een houder kunnen geven, bijvoorbeeld door het gebruik van 10 houdermaterlaal met grote wrijvingscoëfficiënt of door het gebruik van een houder met een onregelmatige of ongelijkmatige bodemvlak, kan het overbrengmechanisme, d.v.z. de eleepwielen, zoals een duwplaat, gebruikt «orden.
Verder stroomafwaarts lange de hoofdtransportband 29 gaande, is 15 een accumulerend bljeenharksamenstel verschaft, welke het duidelijkst in fig. 5 afgebeeld is en in sijn geheel aangegeven wordt met 73. Het accumulerend bljeenharksamenstel 73 omvat een freem (niet afgebeeld) dat op enigerlei gebruikelijke wijze door steunen 75 met de zljralls 37 van de hoofdtransporteur 29 verbonden is. Het is dus duidelijk dat het 20 samenstel 73 zich boven en dwars op de hoofdtransporteur 29 bevindt.
Het samenstel 73 omvat een paar drljfkettingsamenstellen 77, waarbij elk kettingsamenstel 77 om vier leitandwielen, aangegeven bij 79, geleid wordt, en op enigerlei gebruikelijke wijze, door bijvoorbeeld een motor 81, aangedreven wordt. Tussen de twee kettlngsamenstellen 77 25 zijn, door bijvoorbeeld gebruikelijke kettingklemmen, twee veeg- of harkbalekn bevestigd, aangegeven bij respectievelijk 83 en 85. De twee veegbalken zijn op een afstand die iets groter is dan de lengte van een palletlaag van het te laden goed van elkaar afgebracht en het hele samenstel 73 is zo aangebracht dat de veegbalken, op het laagste punt van 30 hun loopbaan, zich net iets boven het transportoppervlak van de hoofdtransporteur 29 bevinden.
Met betrekking tot de werking van het onderhavige inbrengsysteem voor een palletiseerinrichting, zal de volgorde van de handelingen en de wisselwerking van de verschillende delen beschreven worden. Eerst 35 zal de uitvoering beschreven worden waarin slechts één neventransporteur gebruikt wordt (waarvoor de transporteur 19 gekozen wordt), waarbij zal blijken dat de reeks handelingen begint met het in lijn brengen van de houders 5 over de lengte van de neventransporteur 19 en dat negen kartonnen verpakklngshouders 5, geplaatst in drie dwarse rijen 40 van elk drie, in deze stand gehouden «orden door de aanslagbalken 31,
8204636 I
δ 33 en 35 van de hoofdtransporteur· Door het in werking stellen van het systeem wordt het overbrengmechanisme 61 naar boven gebracht en wordt de aanslagbalk 57 van de neventransporteur gelijktijdig naar beneden gebracht, terwijl het mechanisme 61 en de aanslagbalk 57 op enigerlei 5 gebruikelijke wijze passend onderling verbonden worden, bijvoorbeeld door electrishe schakelaars. Doordat de neventransporteur 19, zoals eerder opgemerkt, voortdurend aangedreven wordt, verschaft deze stuwkracht aan de twee kartonnen verpakkingshouders 5 om deze (dwars) in hun stand over de breedte van de hoofdtransporteur 29 te bewegen en de-10 ze kartonnen verpakkingshouders zullen de verpakkingen zijn die in fig. 6 met 101 en 103 aangegeven zijn. Een paar registreerinrichtingen voor kartonnen verpakkingshouders, hier aangegeven als fotozend-ont-vangers 87 en 89, zijn op het overbrengmechanisme 61 aangebracht en registreren de aanwezigheid van de kartonnen verpakkingshouders 101 15 en 103, doen het overbrengmechanisme 61 naar beneden gaan en het aan-slagmechanisme 57 van de neventransporteur naar boven gaan.
Het is hier passend om op te merken dat geen van de stuurverbin-dingen noch geïllustreerd noch beschreven zal worden, zowel omdat deze geen deel van de onderhavige uitvinding uitmaken en omdat er vele ge-20 bruikelijke methoden voor het aanwenden van de vereiste stuurinrichtingen bestaan, welke algemeen binnen het bereik liggen van degene die bekwaam zijn in de stand der techniek. Een geschikte regelinrichting kan dus verschaft worden door een groep elektrische relais, bijvoorbeeld schakelaars, of alternatief door een programmeerbare logische stuureen-25 heid, bijvoorbeeld software. Het is hier verder passend om er op te wijzen dat het stuurcircuit van het systeem, hetzij dat dit uit software hetzij uit relais bestaat, ingericht is om een bepaald van te voren gekozen patroon van kartonnen verpakkingshouders te verschaffen en dat indien een daarvan verschillend van te voren gekozen patroon ge-30 wenst is, een verschillende inrichting van de verbindingen van de relais, of verschillende software, verschaft moet worden. In het onderhavige geval is het stuursysteem ingericht om de patronen die in fig. 6 en 7 afgeheeld zijn, te verschaffen, welke elkaar om en om afwisselen terwijl het bedrijf begint met het in fig. 6 afgebeelde patroon.
35 Terugkerend naar de beschrijving van de werking moet opgemerkt worden dat het aanslagmechanisme 57 van de neventransporteur naar bovengebracht is en het overbrengmechanisme 61 naar beneden gebracht is. Omdat de hoofdtransporteur 29 voortdurend aangedreven worden, zullen de houders 101 en 103 stroomafwaarts bewegen, d.w.z. naar rechts in fig. 1 40 en zullen doorgaan totdat deze de veegbalk 85 bereiken, welke zich in 8204636 >- - -- Λ - ^ 9 zijn laagste stand bevindt. Op weg naar de veegbalk 85, passeren de kartonnen verpakkingshouders, die nu aangegeven «orden met 101 en 103, twee reglstreerlnrlcbtingen voor kartonnen verpakklngshouders, hier aangegeven als fotozend-ontvangers 91 en 93 (hoewel natuurlijk benade-5 ringsschakelaars gebruikt kunnen worden), welke op de zijralls 37 van de transporteur aangebracht zijn, bij voorkeur één aan elke zijde daar-* van. De reglstreerinrlchting 91 is bij voorkeur zo Ingericht dat de straal daarvan loodrecht over de hoofdtransporteur 29 gericht is, terwijl de reglstreerinrlchting 93 zodanig opgesteld is dat deze de straal 10 daarvan in een diagonale stroomafwaartse richting kan zenden.
Het vrijkomen van de reglstreerinrlchting 91 door de kartonnen verpakklngshouders 101 en 103 zegt het systeem dat de kartonnen verpakkingshouder 8 101 en 103 niet langer het overbrengmechanisme 61 (de fotozend -ontvanger 87 en 89 worden hiertoe niet gebruikt, hoewel deze 15 daartoe theoretisch gebruikt zouden kunnen worden, omdat gebleken is dat deze soms onechte uitlezingen verschaften) lnbeslag nemen en het vrijmaken van de reglstreerinrlchting 91 door de kartonnen verpakklngshouders 101 en 103 verschaft het systeem de informatie dat de eerste groep kartonnen verpakklngshouders gevormd is. Het blijkt dus dat de 20 reglstreerinrlchting 91 in hoofdzaak als een telinrlchting werkt en zoals hieronder zal blijken ook werkt om het accumulerend bljeenharkea-menstel 73 aan te zetten. Hat betreft het patroon van fig. 6 zijn twee dwars gerichte paren kartonnen verpakklngshouders van de neventranspor-teur 19 vereist en slechts één paar verpakklngshouders 101 en 103 is op 25 dit punt door de reglstreerinrlchting 91 geteld, terwijl het vrijmaken van reglstreerinrlchting 91 door de kartonnen verpakkkingshouders 101 en 103 (in combinatie met de enkele telling door de registreerinrlch-ting 91) opnieuw het overbrengmechanisme 61 activeert, deze naar boven brengt, en de aanelagbalk 57 van de neventransporteur activeert, door 30 deze naar beneden te brengen. Opnieuw worden twee kartonnen verpakkingshouder, in fig. 6 aangegeven als 105 en 107, van de neventransporteur 53 op het overbrengmechanisme naar voren bewogen. Opnieuw registreren de registreerinrlchtingen 87 en 89 de aanwezigheid van de kartonnen verpakkingshouders op het overbrengmechanisme en opnieuw doen 35 deze als reactie hierop het aanslagorgaan 57 naar boven bewegen en het overbrengorgaan 61 naar beneden bewegen, waardoor de kartonnen verpakklngshouders 105 en 107 gedwongen worden stroomafwaarts te bewegen naar een in aanraking zijnd verband met respectievelijk de kartonnen verpakklngshouders 101 en 103. Op dit punt heeft de reglstreerinrlchting 91 40 een tweede paar (of groep) kartonnen verpakklngshouders geteld en het ë 8204636 10 vrijmaken van de registreerinrichting 91 door dit tweede paar kartonnen verpakkingshouders 105 en 107 versteld het systeem opnieuw dat het overbrengmechanisme 61 vrijgemaakt is. Aangezien slechts twee dwarsge-richte paren kartonnen verpakkingshouders voor het patroon van fig. 6 5 vereist zijn en nu een groep bestaande uit drie langsgerichte verpakkingshouders vereist zijn, brengt het vrijmaken van de registreerinrichting 93 in samenhang met het tellen van de twee groepen verpakkingshouders door de registreerinrichting 91 nu het inwerkingtreden, d.w.z. het naar beneden brengen van de aanslag 35 van de hoofdtranspor-10 teur, te weeg. Het naar beneden brengen van de aanslag 35 maakt het de hoofdtransporteur 29, welke zoals reeds eerder opgemerkt is, een aangedreven rollenbaan is, mogelijk om de reeks kartonnen verpakkingshouders (aangegeven in fig. 6 als 109, 111 en 113) naar voren te bewegen naar een in aanraking zijnd verband met de kartonnen verpakkingshouders 105 15 en 107* Het blijkt dus dat de palletlaag met het eerste palletpatroon gevormd is.
Het is passend om hier op te merken dat een aantal fotozend-ont-vangers op zodanige wijze met de hoofdtransportband 29 verbonden is (bijvoorbeeld naar bovengericht vanaf onderkant van de hoofdtranspor-20 teur) dat elk daarvan de aanwezigheid of afwezigheid van één van de kartonnen verpakkingshouders, die op zijn plaats gehouden wordt door de aanslagen 31, 33 en 35, registreert. In het voorbeeld van fig. 1 zouden dus negen van dergelijke fotozend-ontvangers verschaft moeten worden, één onder elk van de negen kartonnen verpakkingshouders 5, welke in de 25 reeksen 23, 25 en 27 aangebracht zijn. Drie van dergelijke fotozend-ontvangers zijn afgeheeld in fig. 2B en genummerd met 95a, 95b en 95c en deze registreren de aanwezigheid van de drie kartonnen verpakkingshouders in de eerste rij op de transporteur 29, d.w.z. die de houders die door de aanslag 35 op hun plaats gehouden worden. Zes extra zend— 30 ontvangers aangegeven met 97a, 97b en 97c en 99a, 99b en 99c zijn aangebracht om op de aanwezigheid of afwezigheid van de kartonnen verpakkingshouders in respectievelijk de tweede en derde rij te reageren, d.w.z. de kartonnen verpakkingshoudes die op hun plaats gehouden worden door de aanslagen 33 en 31, en het doel van deze fotocellen zal hieron-35 der beschreven worden.
Zoals hierboven opgemerkt, is de eerste rij kartonnen verpakkingshouders, nu aangegeven met 109, 111 en 113 stroomafwaarts van de aanslag 35 bewogen. Een tijdsmechanisme (niet afgebeeld) is aanwezig en gekoppeld tussen de aanslagen 31, 33 en 35 en op een van te voren be-40 paalde tijd nadat de aanslag 35 naar beneden gebracht is, wordt de aan- 8204636 * .....m 11 slag 33 naar beneden gebracht, wat het de tweede rij kartonnen verpak-klngshouders mogelijk naakt on stroomafwaarts te bewegen onder dwang van de hoofdtranspolrteur 29. Op een overeenkomstige wijze wordt de aanslag 31 naar beneden gebracht na een tweede vooraf bepaalde tijds-5 duur nadat de aanslagbalk 33 naar beneden gebracht Is, hetgeen het de derde rij kartonnen ver-pakklngshouders 5 nogell jk naakt on stroomafwaarts bewogen te worden. Indien de eerste rij kartonnen verpakkings-houders 109, 111 en 113 de fotozendontvanger 91 passeert, wordt deze geteld (dat la de derde groep sinds het begin van de reeks) en als de 10 tweede groep langsgaat (de vierde groep die door de zendontvanger 91 geteld wordt) wordt de aanslagbalk 35 naar boven gebraht om het de derde (laatste) rij te beletten verder stroomafwaarts te gaan (deze derde rij zal dienen als de eerste rij, bestaande uit kartonnen verpakkings-houders 109, 111 en 113 In de volgende cyclus).
15 Zoals hierboven beschreven, worden, nadat de fotozendontvanger 91 twee groepen kartonnen verpakkingshouders (101-103 en 105-107) geteld heeft, de aanslagbalken 35, 33 en 31 In een door het tijdsverloop bepaalde volgorde naar beneden gebracht ten einde een geschikte tussenruimte tussen de eerste, tweede en derde rijen kartonnen verpakklngs-20 houders te verschaffen terwijl deze stroomafwaarts langs de hoofdtransporteur 29 bewegen. Indien de tellende fotozendontvanger 91 de derde groep telt (kartonnen verpakkingshouders 109, 111 en 113) zet deze het accumulerend bijeenharksamenstel 71, dat in fig. 5 afgebeeld is, aan.
Tijdens bedrijf gaat de veegbalk 85 naar boven, hetgeen het de karton-25 nen verpakkingshouders van de eerste palletlaag mogelijk maakt om stroomafwaarts onder de balk 85 langs te gaan en beweegt de balk 83 naar beneden dlrekt achter de kartonnen verpakkingshouders 109, 111 en 113, en neemt de eerder door de veegbalk 85 ingenomen stand in. Bovendien dient dit naar beneden brengen van de veegbalk 83 om de baan van 30 de tweede rij in de langerichting georiënteerde kartonnen verpakkingshouders te blokkeren (welke baan oorspronkelijk geblokkeerd werd door de aanslagbalk 33 van de hoofdtransporteur) en deze drie kartonnen verpakkingshouders sullen in de tweede palletlaag dienen als de kartonnen verpakkingshouders die In fig. 7 aangegeven zijn met kartonnen verpak-35 kingshouders 115, 117 en 119. Begrepen moet worden dat op dit punt de tellende zendontvanger 91 vier groepen kartonnen verpakkingshouders geteld heeft en het patroon waartoe het systeem ingericht is, om te verschaften, vereist nu twee groepen dwarsgerichte kartonnen verpakkingshouders, waarbij de eerste groep bestaat uit twee verpakkingshouders in 40 fig. 7 aangegeven met 121 en 123. Het tellen van de vierde groep kar- 8204636 1 ' - m » « 12 tonnen verpakklngshouders door de fotozendontvanger 91 stelt daarom het overbrengmechanisme 61 (naar boven) en de aanslagbalk 57 (naar beneden)
In werking. Zoals hierboven beschreven Is met betrekking tot de kartonnen verpakklngshouders 101 en 102, worden nu twee kartonnen verpak-5 kingshouders 5 (kartonnen verpakklngshouders 121 en 123) In hun stand op het overbrengmechanisme 61 gebracht, waarbij deze geregistreerd worden door de fotozendontvangers 87 en 89, terwijl deze stroomafwaarts bewogen worden door de transporteur 29 tot een ln aanraking zijnd verband met de kartonnen verpakklngshouder 115, 117 en 119, waarbij deze 10 de fotozendontvanger vrijmaken en geteld worden (als groep vijf) door de fotozendontvanger 91. Het volgende paar kartonnen verpakklngshouders 5 wordt nu vanaf de neventransporteur 19 op dezelfde wijze op het overbrengmechanisme 61 bewogen, waarbij dit volgende paar kartonnen verpakklngshouders als 125 en 127 in fig, 7 aangegeven wordt, en deze 15 kartonnen verpakklngshouders worden tevens stroomafwaarts tot een in aanraking zijnd verband met de kartonnen verpakklngshouders 121 en 123 bewogen, waarbij de fotozendontvanger 93 vrijgemaakt wordt en worden geteld (als groep zes) door fotozendontvanger 91, waardoor de vorming van de tweede palletlaag van het te laden goed voltooid wordt.
20 Zoals hiervoor (met betrekking tot de derde groep), stelt het tel len door de fotozendontvanger 91, van de zesde groep kartonnen verpak-kingshouders (welke toevallig de zendontvanger 91 in de begintoestand doet terugkeren) het accumulerend bijeenharksamenstel 73 en de veegbalk
V
83 in werking, welke zich nu in de laagste stand bevinden, terugkeert 25 naar de naar boven gebrachte stroomopwaartse stand en de veegbalk 85, welke zich nu in de bovenste stand bevindt, keert terug naar de benedenste stroomafwaartse stand.
In de bovenstaande beschrijving van de vorming van de tweede palletlaag (fig. 7), is opgemerkt dat de oorspronkelijke derde rij karton-30 nen verpakklngshouders op de hoofdtransporteur 29 belet werd verder stroomafwaarts voor te bewegen dan de aanslagbalk 35, door het feit dat de aanslagbalk 35 naar bovengebracht werd als reactie op het tellen van de vierde groep kartonnen verpakklngshouders door de fotozendontvanger 91. De fotozendontvangers 95a, 95b en 95c reageren op de aanwezigheid 35 van de kartonnen verpakklngshouders in de eerste rij, doen de aanslagbalk 33 naar boven bewegen, beletten de verdere voortbeweging stroomafwaarts van de kartonnen verpakklngshouder die door de driedeler 21 naar voren bewogen worden. Dienovereenkomstig reageren de fotozendontvangers 97a, 97b en 97c op de aanwezigheid van kartonnen verpakklngshouders in 40 de tweede rij op de hoofdtransporteur door de aanslagbalk 31 naar boven 8204636 v’ 13 • - .· te doen bewegen, waardoor verdere voortbeweging stroomafwaarts van de kartonnen verpakkingshouders naaf voren door de driedeler 21 belet wordt. Tot slot reageren de fotozendontvangers 99a, 99b en 99c op de aanwezigheid van kartonnen verpakkingshouders die de derde rij op de 5 hooftransporteur 29 vullen door de driedeler 21 de opdracht te geven het stroomafwaarts overbrengen van extra kartonnen verpakkingshouders te staken. —
Het blijkt dus dat het systeem zich nu in zijn begintoestand bevindt, d.w.z. in de toestnd die bestond toen de bovenstaande beschrij-10 ving van de werking begonnen werd, en dat het systeem op deze wijze oneindig door kan gaan.
Nu de werking van het systeem met een enkel werkende neventrans-porteur (transporteur 19) beschreven is, zal de werking van het systeem dat in fig. 1 afgebeeld is, d.w.z. met het gebruik van twee neventrans-15 porteurs 19 en 15, gemakkelijk begrepen worden. Het systeem omvattende fotozendontvangers 91 en 93 en het accumulerend bijeenharksamenstel 73 en dergelijke, zal als hiervoor werken, waarbij het enige vershll is, dat twee kartounenverpakkingshouders 5, aangegeven met 105 en 107 in fig. 6 en 125 en 127 in fig., 7, verschaft zullen worden door de neven-20 transporteur 15 in plaats van door de neventransporteur 19. Hiertoe is de neventransporteur 15 voorzien van voorgenoemd overbrengmechanis-me 63, dat zoals hiervoor vermeld, in constructie en werking gelijk is aan het overbrengmechanlsme 61. Een paar fotozendontvangers, aangegeven met 87a en 89a welke gelijk itt constructie en werking zijn aan de reeds 25 beschreven fotozendontvangers 89 en 89, zijn ook aanwezig. De twee belangrijkste verschillen in bedrijf tussen deze constructie met twee neventransporteurs en de reeds beschreven constructie (met de enkele neventransporteur) is dat: (a) de constructie met twee neventransporteurs in staat is om met een grotere snelheid te werking omdat beide 30 groepen dwarsgerlchte kartonnen verpakkingshouders (101-103 en 105-107 of 121-123 en 125-127) gelijktijdig op de hoofdtransporteur 29 geplaats worden in plaats van achtereenvolgens; en (b) het vrijmaken van de re-glstreerinrlchting 93 en het tellen door de registreerlnrichting 91 dient om eens per palletlaatcyclus de overbrengmechanismen 61 en 63 35 naar boven te brengen en om de aanslagen 57 en 55 van de transporteurs naar beneden te brengen (allen gelijktijdig) in plaats van het tweemaal per palletlaagcyclus naar boven brengen van het overbrengmechanlsme 61 en naar beneden brengen van aanslag 57 van de transporteur.
Ook zal begrepen worden dat een wijziging van de concstuctie met 40 twee neventransporteurs verschaft kan worden. Deze wijziging (niet af- 8204636 * » 14 gebeeld) kan plaatsvinden doordat de twee neventransporteurs 19 en 15 dwars in lijn liggend zijn in plaats van longitudinaal versprongen te zijn zoals in fig. 1 afgebeeld is. Deze wijziging bestaande uit de twee in lijn liggende neventransporteurs zal bijvoorbeeld daar bruikbaar 5 zijn waar verschillende palletlaagpatronen vereist zijn. Elke neventransporteur zou zo slechts een enkele kartonne verpakklngshouder aan de groep op de hoofdtransporteur verschaffen en mogelijk zou slechts ëën neventransporteur in werking gesteld worden om een groep te vormen. De andere kartonnen verpakklngshouder zou verschaft kunnen worden (bij-10 voorbeeld een in de langsrichting gerichte kartonnen verpakklngshouder) door de aanslagen 35, 33 en 31 van de hoofdtransporteur in drie discrete individueel aan te drijven delen (bijvoorbeeld zoals aangegeven met streeplijnen in fig. 2B bij 35a, 35b en 35c) te construeren en de passend geplaatste van deze discrete delen naar beneden te brengen om een 15 kartonnen verpakklngshouder langs te laten gaan, waarbij de twee kartonnen verpakkkingshouders van de zo gevormde groep, waarvan er ëën dwarsgericht is en de andere langsgericht is, dan als hiervoor stroomafwaarts gaan.
Het is passend om hier op te merken dat het, hoewel niet noodzake-20 lijk is voor succesvol gebruik van de onderhavige uitvinding, doelmatig gebleken is om met weinig of geen druk werkende accumulerende transporteurs van het in de stand der techniek algemeen bekende soort te gebruiken voor de hoofdtransporteur 29, alsmede voor de neventransporteurs 19 en 15. Dit is omdat het onderhavige systeem met uiterst grote 25 snelheden werkt en het wenselijk is om altijd een volledige aanvulling kartonnen verpakkingshouders bij de aanslagen 31, 33 en 35 alsmede bij de neventransporteurs 15 en 19 te hebben. Het gebruik van met weinig of geen druk werkende accumulerende transporteurs (welke natuurlijk soorten doorlopend aangedreven transporteurs zijn) om kartonnen verpak-30 kingshouders met hoge snelheden aan het systeem toe te voeren is van nut gebleken bij het beperken van de schade aan de kartonnen verpakkingshouders en de inhoud daarvan. Dienovereenkomstig kan het van nut zijn om de zuiger en remcombinatie 51 en 53, die in fig. 2A afgebeeld is, te gebruiken. Indien zo gebleken is dat de kartonnen verpakkings-35 houders de aanslagen 35, 33 en 31 met te grote snelheid bereiken (waardoor de kartonnen verpakkingshouders of de inhoud daarvan misschien beschadigd kan worden) kan de zuiger 51 (op de geschikte momenten) in bedrijf gesteld worden om het remmechanisme 53 naar boven te brengen, welke remmechanisme tussen de rollen 67 van de hoofdtransporeur 29 di-40 rekt stroomopwaarts van de aanslagen 35, 33 en 31 aangebracht is. De 8204636 ^ v ^ - ; \ ; 15 rollen 67 dlrekt stroomopwaarts van de aanslagen zullen daardoor belet worden te draaien en zullen dienen om de kartonnen verpakkingshouders af te remmen terwijl deze in hun stand tegen de aanslagen bewegen.
Begrepen zal worden dat de voortgaande beschrijving van de voor-5 keursuitvoering van de onderhavige uitvinding slechts voor illustratie doeleinden dient, en dat verschillende kenmerken met betrekking tot de constructie en het bedrijf zoals hier beschreven, onderhavig kunnen zijn aan een aantal wijzigingen en veranderingen, zonder buiten de gedachte en het bereik van de onderhavige uitvinding te vallen.
8204636
Claims (15)
1. Inbrengme chanisme voor een palletiseerinrlchting, met het kenmerk, dat deze omvat: een zich in de langsrichting uitstrekkende, voortdurend aangedreven 5 hoofdtransporteur met een ingaand en uitgaand eind, welke geschikt is om bij het ingaande einde daarvan een eerste aantal houders dat volgens een eerste van de voren bepaalde patroon gerangschikt is, te ontvangen; aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur die in de nabijheid van het ingaande eind van de hoofdtransporteur aangebracht zijn en zich 10 dwars ten opzichte daarvan uitstrekken, welke aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur geschikt zijn om ten minste enkele van het eerste aantal houders op een bepaalde plaats op de hoofdtransporteur te houden totdat deze vrijgelaten worden door de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur; 15 een voortdurend aangedreven neventransporteur met een ingaand eind en een uitgaand eind geplaatst in de nabijheid van de hoofdtransporteur en stroomafwaarts van de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur en geschikt om een tweede aantal houders te ontvangen; aanslagmiddelen van de neventransporteur aangebracht in de nabij-20 heid van het uitgaande eind van de neventransporteur waardoor het tweede aantal houders vastgehouden wordt op de neventransporteur totdat deze vrijgelaten worden door de aanslagmiddelen van de neventransporteur; overbrengmiddelen die in de nabijheid van het uitgaande eind van 25 de neventransporteur aangebracht zijn voor het doen bewegen van ten minste één van het tweede aantal houders op de hoofdtransporteur indien ten minste ëën houder vrijgemaakt wordt door de aanslagmiddelen van de neventransporteur; en accumulatormiddelen in de nabijheid van het uitgaande eind van de 30 hooftransporteur voor het ontvangen van het eerste en het tweede aantal houders en voor het combineren daarvan volgens een tweede vooraf bepaalde patroon.
2. Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrlchting volgens conclusie 1, met het kenmerkt, dat het aanslagmiddel van de hoofdtranspor- 35 teur een aantal afzonderlijk bedienbare aanslagmechanismen voor houders omvat welke opvolgend in de lengte langs de hoofdtransporteur aangebracht zijn, waarbij elk van het aantal aanslagmechanismen zich dwars ten opzichte van de hoofdtransporteur uitstrekt.
3. Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrlchting volgens con-40 clusie 1, met het kenmerk, dat het aanslagmechanisme van de hoofdtrans- 8204636 '·'— ' '-Jr;;. · ,-11:- . ' ......««*' -.& porteur een aantal afzonderlijke bedlenbare aans1agme chani smen omvat die zich in lijnliggend ten opzichte van elkaar en dwars ten opzichte van de langsrlchting van de hooftransporteur uitstrekken.
4. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens con-5 clueie 1, met het kenmerk, dat het aanslagmiddel van de hoofdtranspor-teur een balk omvat, welke zich dwars ten opzichte van de langsrlchting van de hoofdtransporteur uitstrekt, welke geschikt is om tussen een stand onder het transportoppervlak van de hoofdtransporteur en een stand boven dat transportoppervlak bewogen te worden.
5. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens con clusie 1, met het kenmerk, dat de hoofdtransporteur een met lage druk werkende accumulerende transporteur is.
6. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoofdtransporteur een zonder druk 15 werkende accumulerende transporteur is.
7. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de neventransporteur een met weinig druk werkende accumulerende transporteur is.
8. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens con-20 clusie 1, met het kenmerk, dat de neventransporteur een zonder druk werkende accumulerende transporteur is.
9. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aanslagmiddel voor de neventranspor-teur een balk omvat, die zich ten minste voor een deel over de breedte 25 van de neventransporteur bij het uitgaande einde daarvan uitstrekt, welke balk geschikt is om bewogen te worden tussen een stand onder het transportoppervlak van die neventransporteur en een stand boven dat transportoppervlak.
10. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens con-30 clusie 1, met het kenmerk, dat het overbrengmlddel een transporteur omvat, die beweegbaar is tussen een stand boven het transportoppervlak van de hoofdtransporteur en een stand onder het transportoppervlak daarvan.
11. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens con-35 clusie 10, met het kenmerk, dat de overbrengtransporteur een niet aangedreven transporteur met sleepwielen is.
12. Inbrengmechanlsme voor een palletiseerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het accumulatormiddel omvat: een freen verbonden met de hoofdtransporteur, eerste en tweede veegbal-40 ken verbonden met het freem en aandrljfmlddelen gekoppeld aan de veeg- 8204636 I balken, waarbij de veegbalken Ingericht zijn om achtereenvolgens Iets boven het transportoppervlak van de hoofdtrahsporteur geplaatst te worden, voor het Intermitterend beletten van de beweging van het eerste en tweede aantal houders over de hoofdtransporteur. 5 13. ïnbrengmechanisme voor een palletlseerinrichtlng volgens con clusie 12, met het kenmerk, dat de eerste en tweede veegbalken in één lijn liggend op een afstand van elkaar aangebracht zijn die iets groter is dan de afstand in de langsrichting van het tweede voorafbepaalde patroon. 10 14. Ïnbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting volgens con clusie 12, met het kenmerk, dat het drijfmiddel omvat: eerste en tweede kettingsamenstellen en een motor die daaraan gekoppeld is terwijl de eerste en tweede veegbalken elk verbonden zijn tussen de eerste en tweede kettingsamenstellen. 15 15. ïnbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting, met het ken merk, dat deze omvat: een zich in de langsrichting uitstrekkende, voortdurend aangedreven hoofdtransporteur met een ingaand en een uitgaand eind en welke geschikt is om bij het ingaande eind daarvan een eerste aantal houders te 20 ontvangen dat volgens een eerste van de voren bepaald patroon gerangschikt is.; aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur die in de nabijheid van het ingaande eind van de hoofdtransporteur aangebracht zijn en zich dwars ten opzichte daarvan uitstrekken, welke aanslagmiddelen van de 25 hoofdtransporteur geschikt zijn om ten minste enkele van het eerste aantal houders op een bepaalde plaats te houden op de hooftransporteur totdat deze door de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur vrijgelaten worden; een eerste voortdurend aangedreven neventransporteur met een in-30 gaand eind en een uitgaand eind aangebracht in de nabijheid van de hoofdtransporteur en stroomafwaarts van de aanslagmiddelen van de hoofdtransporteur en geschikt om een tweede aantal houders te ontvangen; aanslagmiddelen van de eerste neventransportband die in de nabij-35 heid van het uitgaande eind van de eerste neventransporteur aangebracht zijn, waardoor het tweede aantal houders op de neventransportband gehouden worden totdat deze door de aanslagmiddelen van de eerste neventransportband vrijgelaten worden; eerste overbrengmiddelen die in de nabijheid van het uitgande eind 40 van de eerste neventransporteur aangebracht zijn, voor het doen bewegen 8204636 * van ten ninete één van het tweede aantal houder over de hoofdtransporteur indien ten minste één houder door de aanslagmlddelen van de eerste neventransporteur vrijgelaten wordt; een tweede voortdurend aangedreven neventransporteur met een in-5 gaand eind en een uitgaand eind, aangebracht in de nabijheid van de hoofdtransporteur stroomafwaarts van de aanslagmlddelen van de hoofdtransporteur en stroomopwaarts van de eerste neventransporteur, welke tweede neventransporteur geschikt is om een derde aantal houders te ontvangen; ' 10 aanslagmlddelen van de tweede neventransporteur die in de nabij heid van het uitgaande eind van de tweede neventransporteur aangebracht zijn, waardoor het derde aantal houders op de tweede neventransporteur gehouden wordt totdat deze vrijgelaten worden door de aanslagmlddelen van de tweede neventrans po rteur; 15 tweede overbrengmiddelen, aangebracht in de nabijheid van het uit gaande eind van de tweede neventransporteur voor het doen bewegen van ten minste één van het derde aantal houders over de hoofdtransporteur indien ten minste één houder door de aanslagmlddelen van de tweede neventransporteur vrijgelaten wordt; en 20 accumulatormlddelen in de nabijheid van het uitgaande eind van de hoofdtransporteur voor het ontvangen van het eerste, tweede en derde aantal houders en voor het combineren van deze tot een vierde aantal houders gerangschikt volgens een tweede van te voren bepaald patroon.
16. Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrlchting volgens con-25 clusie 15, met het kenmerk, dat de uitgaande einden van de eerste en tweede neventransporteurs ten opzichte an de langsrichting van de hoofdtransporteuT in de langsrichting ten opzichte van elkaar versprongen zijn.
17. Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrlchting volgens con-30 clusie 15, net het kenmerk, dat het aanslagmiddel van de hoofdtransporteur een aantal afzonderlijk bedienbare aanslagmechanismen voor houders omvat, die opvolgend aangebracht zijn in de langsrichting van de hoofdtransporteur, waarbij elk van het aantal aanslagmechanismen zich dwars ten opzichte van de hoofdtransporteur uitstrekt.
18. Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrlchting volgens con clusie 15, met het kenmerk, dat het aanslagmiddel van de hoofdtransporteur een balk omvat, die zich dwars ten opzichte van de langsrichting van de hoofdtransporteur uitstrekt, welke geschikt is om tussen een stand onder het transportoppervlak van de hoofdtransporteur en een 40 stand boven dat transportoppervlak bewogen te worden. 8204636 19. ïnbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen van de eerste en tweede neventransportbanden elk een balk omvatten, welke zich ten minste gedeeltelijk over de breedte van de daarbij behorende neventrans- 5 porteur uitstrekt bij het uitgaande eind daarvan, welke balk geschikt is om tussen een stand onder het transportoppervlak van de daarbij behorende neventransporteur en een stand boven het daarbij behorende transportoppervlak bewogen te worden. 20. ïnbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting volgens con-10 clusie 15, met het kenmerk, dat de eerste en tweede overbrengmiddelen elk een transporteur omvatten, die beweegbaar is tussen een stand boven het transportoppervlak van de hoofdtransporteur en een stand onder het transportoppervlak daarvan. 21. ïnbrengmechanisme voor een palleriseerinrichting volgens con-15 clusie 15, met het kenmerk, dat het accumulatormiddel omvat: een freem dat verbonden is met de hoofdtransporteur, eerste en tweede veegbalken die verbonden zijn met het freem en drijfmiddelen die verbonden zijn aan de veegbalken, waarbij de veegbalken ingericht zijn om achtereenvolgens iets boven het transportoppervlak van de hoofdtransporteur ge-20 plaatst te worden voor het intermitterend beletten van de beweging van het eerste, tweede en derde aantal houders langs de hoofdtransporteur. 22. ïnbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de tweede neventransporteur aan die zijde van de hoofdtransporteur geplaatst is, die tegenover die zijde 25 van de hoofdtransporteur ligt waarbij de eerste neventransporteur aangebracht is. 8204636
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US33268081A | 1981-12-21 | 1981-12-21 | |
US33268081 | 1981-12-21 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8204636A true NL8204636A (nl) | 1983-07-18 |
Family
ID=23299354
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8204636A NL8204636A (nl) | 1981-12-21 | 1982-11-30 | Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
AU (1) | AU8850482A (nl) |
BE (1) | BE894814A (nl) |
FR (1) | FR2518514A1 (nl) |
NL (1) | NL8204636A (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA2789538A1 (fr) | 2012-09-12 | 2014-03-12 | Conception Impack Dtci Inc. | Module d'inversion de paquets multidirectionnel et polyvalent |
-
1982
- 1982-09-17 AU AU88504/82A patent/AU8850482A/en not_active Abandoned
- 1982-10-26 BE BE0/209336A patent/BE894814A/fr unknown
- 1982-11-18 FR FR8219290A patent/FR2518514A1/fr not_active Withdrawn
- 1982-11-30 NL NL8204636A patent/NL8204636A/nl not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE894814A (fr) | 1983-02-14 |
AU8850482A (en) | 1983-06-30 |
FR2518514A1 (fr) | 1983-06-24 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
FI67821C (fi) | Anordning foer transportering av ett flertal i oordning matadebehaollare i en enda rad | |
EP0168548B1 (en) | Product supply system for accumulation packaging machine | |
US4936077A (en) | Carton loading machine | |
US4902184A (en) | Apparatus for grouping of packages | |
US4527937A (en) | Automatic storage and distribution system | |
US3872647A (en) | Carton loader | |
US5255773A (en) | Accumulator for conveyor system | |
EP1764318B1 (en) | Retractable transfer device for a metering apparatus | |
US7533768B2 (en) | Retractable transfer device metering apparatus and methods | |
EP0275420A1 (en) | Tray supporting device, particularly for an automatic direct soft cookie loading apparatus | |
JPH0217444B2 (nl) | ||
EP0139775B1 (en) | An article conveying and accumulating device | |
CN107878819B (zh) | 物品分配系统 | |
NL8006243A (nl) | Met een verpakkingsmachine verbonden inrichting voor het vormen van stapeltjes van schijfvormige voorwerpen. | |
US3659726A (en) | Palletizing apparatus | |
US4379671A (en) | Synchronized bottle unloading system | |
US3262584A (en) | Article distribution and storage system | |
US5361889A (en) | Apparatus for merging multiple lanes of product | |
NL9001737A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van flessen en dergelijke. | |
EP1220786B1 (de) | Förderstreckenanordnung in einer füllstation | |
US5079896A (en) | Carton loading machine | |
US5439345A (en) | Automatic distributor of stacked packages | |
NL8204636A (nl) | Inbrengmechanisme voor een palletiseerinrichting. | |
JPH0478533B2 (nl) | ||
EP2254815B1 (de) | Zwischenspeicher für stückgut |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BV | The patent application has lapsed |