NL8204443A - Ontharingsinrichting met toepassing van hete was. - Google Patents

Description

..................... ΤΓ*τ.τ-··· "TTW|fT up l'M'Jgfff |IW * f <0 _ - .· ί *

Ontharingsinrichting met toepassing van hete was.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting raa haar door het opbrengen van hete was op de huid te verwijderen, en in het bijzonder op een opbrengstel-sel waarin hete o&tharingswas is opgeslagen en waardoor deze 5 was zonder pijn ia lagen op de huid wordt aangebracht, die dun genoeg zijn cm een maximaal effect van het epileren te verkrijgen. Het qpbrengststelsel bevat een verwarmingsmechanis-me can was te verwarmen dat zich normaal in verharde toestand ia een opbrengapparaat bevindt teneinde deze was te smel-10 ten om de was door middel van het opbrengapparaat op veilige wijze op de huid aan te brengen.

Door het epileren door het opbrengen van een hete oath&ringswas op de huid en door het na het afkoelen, vande was weer verwijderen hiervan van de huid wordt 15 een geaccepteerde techniek voor het effectief langdurig ver wijderen van haar gevormd. Als de was hard wordt, wordt een doek hiég tegen aan gedrukt. Wanneer de was hard is geworden, wordt de doek weggetrokken, zodat de was en het hierdoor ingesloten haar uit de. poriën van een behandelde persoon worden 20 getrokken.

De geaccepteerde commerciële techniek om haar door middel van het opbrengen van een hete ontharings-was te verwijderen, omvat gewoonlijk het verwarmen van een grote hoeveelheid ontharingswas in een groot open vat, totdat 25 dit in een gesmolten toestand komt. Door de individuele per soon wordt de temperatuur van de was dan door aanraken gecontroleerd. In het algemeen zal een specialist de gesmolten was op de huid brengen door een spons- of spatelvormig opbreng-element in het vat te dopen en op dit opbrengelement een 30 klont gesmolten was te verzamelen en de huid op het oppervlak waar het haar moet worden verwijderd met de was te bedekken.

Hierbij gaat was verloren tengevolge van afdruipen en het verspillen van was wanneer het opbrengelement uit het vat wordt . λ'.·. . ï·-- ...

8204443 .............-i- · - t

V

— 2 κ gehaald. Verder bezit de was, wanneer deze tot in een gesmolten toestand is verwarmd om deze op de huid op te brengen, een hoge viskositeit, die vanwege de eigenschappen ervan overeenkomt met die ven melasse of dikke honing. Vanwege de eigen-5 schap van de hoge viskositeit van de was ont staat de nei ging dat de ontharingswas in dikke klonten op de huid wordt opgebracht.

Hierbij wordt echter opgemerkt, dat ontharingswas gelijk aan kaarsenwas is, zodat hierdoor dien-10 tengevolge in de gesmolten toestand op ernstige wijze pijn en verbranden van de huid kan worden veroorzaakt indien deze was in dikke klonten wordt opgebracht. Verder laat het op onnauwkeurige wijze opbrengen van gesmolten was door van een spons of een spatel gebruik te maken, niet toe, dat de 'dikte 15 van de opgebrachte laag was in enige mate van betekenis in de hand kan worden gehouden, terwijl het verder zo is dat hoe dikker de opgebrachte laag was is des te minder haar kan worden verwijderd door de was na het verharden ervan van de huid af te trekken.

20 Om deze reden is het op efficiënte, veilige en zonder brandwonden te veroorzaken opbrengen van was in hoge mate tot de bekwaamheid van geschoold, ervaren salon-personeel beperkt en was in het algemeen niet geschikt voor huiselijk gebruik tengevolge van de ernstige brandworden en 25 de pijnen, die kunnen optreden indien de was op ondeskundige wijze wordt opgebracht. Er wordt dientengevolge een met hete was werkzame ontharingsinrichting verlangd, waarmee het mogelijk is om de ontharingswas te smelten en die een opbrengele-ment bevat om een laag hete gesmolten was op de huid op te 30 brengen, die du:n genoeg is en waardoor het ontstaan van pijn en brandwonden wordt voorkomen en die toch veilig en effectief werkzaam voor huiselijk gebruikt is.

In het algemeen bevat een met hete was werkzame ontharingsinrichting volgens de uitvinding een op-35 brengapparaat met een reservoir om een voorraad ontharings- 8204443 ......--:-.......-.!.....'...............................'=’ ' ................-·.

-.-/, ::--: /,:-. "-f.....·:·!-;···-w ·;. ' . ,.: _ ^ was op te slaan, dat bij kamertemperatuur in hoofdzaak hard is doch viskeus wordt wanneer de was tot een voldoende hoge temperatuur wordt verwarmd. Op het reservoir is een filmver-deelelement aangabracht, dat voor een fluidum in verbinding 5 daarmee staat/ zodat de was, wanneer deze in een dik vloei bare toestand is verwarmd door het verdeelelement kan vloeien en de was voor epileren op de huid kan worden opgebracht. Het verdeelelement is zodanig uitgevoerd dat de hete gesmolten was in een laag op de huid kan worden aangebracht, die dun genoeg 10 is en bij. voorkeur een dikte tussen 0,1 en 0,3 mm bezit, dat de eindtemperatuur van de huid onmiddellijk na het opbrengen van de was onder een temperatuur van 44°C blijft, waardoor de drempeltamperatuur voor pijn wordt gevormd, die door warmte wordt veroorzaakt, zodat op deze wijze het ondervinden vah 15 pijn en het verbranden van de huid wordt voorkomen.

In een als voorbeeld dienende uitvoeringsvorm bestaat het verdeelelement uit een cilindrische rol met een glad oppervlak, dat rondom de omtrek ervan is uitgevoerd. De breedte van de rol wordt door de preciese ana-20 bomische matenvan het te epileren gedeelte van de huid bepaald.

Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm wordt een huis toegepast, dat drie openingen van verschillende grootten bevat om op losneembare wijze drie opbrengapparaten van verschillende maten op te kunnen nemen.

25 De matenvan een groot opbrengapparaat zijn zodanig dat hiermee gesmolten ontharingswas op de huid van de benen kan worden opgebracht. Een opbrengapparaat van gemiddelde grootte bezit zodanige maten, dat hiermee gesmolten ontharingswas op de huid van het lichaam kan worden opgebracht. Een klein opbrengappa-30 raat bezit een grootte, dat hiermee op gemakkelijke wijze gesmolten ontharingswas op de huid van het gezicht kan worden aangebracht. Door de bovenbeschreven opbrengapparaten kan een dunne uniforme laag gesmolten ontharingswas op de huid worden opgebracht. Door de dunne waslaag wordt het vasthechten en 35 het afscheren van het haar in de scheidingslaag tussen de huid 8204443 % — 4 — » *

V

en het was geconcentreerd in plaats van interstitieel in het huidweefsel bij de dikke waslaag, die volgens de bekende technieken op de huid werd opgebracht.

De uitvinding heeft dientengevolge 5 ten doel om een verbeterde met hete was werkzame ontharings- inrichting te verschaffen.

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een met hete was werkzame ontharingsin-richting, die veilig voor persoonlijk, huishoudelijk en pro-10 fessioneel gebruik is.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een voor hete was bestemd opbrengappa-raat, waardoor een laag hete gesmolten ontharingswas op de huid kan worden opgebracht die zo dun is, dat het optreden van 15 brandwonden en het ondervinden van pijn hierdoor wordt voor komen.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een voor hete was bestemde ontharings-inrichting, die de mogelijkheid bezit om de was te verwarmen 20 en waardoor op aanzienlijke wijze het risico voor het ver branden van de huid wordt opgeheven en het veroorzaken van pijn in die gedeelten van de huid, waardoor de hete was wordt opgenomen.

Weer een ander doel van de uitvinding 25 is het verschaffen van een verbeterd voor hete was bestemd epi- leerapparaat, waardoor op aanzienlijke wijze de effectieve en volledige werking van het verwijderen van haar wordt verhoogd.

Nog verdere doeleinden en voordelen 30 van de uitvinding zijn tendele uitzichzelf duidelijk en zullen tendele uit de beschrijving blijken.

De uitvinding strekt zich dientengevolge tot.constructiekenmerken, alsmede tot de kenmerken van het combineren van elementen en het onderling rangschikken van 35 onderdelen uit, die bij wijze van voorbeeld in de hieronder 8204443

\ M

- ~ 5 ~ beschreven constructie zullen worden toegelicht.

Om een beter begrip van de uitvinding te verkrijgen wordt naar de volgende beschrijving in samenzang met de hierbij behorende tekeningen verwezen, waarin: 5 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een voor hete was bestemde ontharingsinrichting weergeeft, die volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is geconstrueerd; figuur 2 een doorsnede volgens de lijn .10 II - XI van figuur 1 op vergrote schaal weergeeft; ^ figuur 3 een doorsnede volgens de lijn III - lil van figpur 2 weergeeft; figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV - IV van figuua? 2 weergeeft; - - - 15 figuur 5 een aanzicht van het verwar- mingsmechanisme weergeeft, waarvan bij de in de figuren 1 tot en met 4 afgeheelde, voor hete was bestemde inrichting wordt gebruik gemaakt en dat in een uit deze inrichting verwijderde en plat uitgespreide toestand is afgeheeld; 20 Figuur 6 een grafiek weergeeft, waarin de eindtemperatuur van de huid als functie van de dikte van de opgebrachte was is afgebeeld, en die als hulpmiddel voor het beschrijven van de karakteristieke eigenschappen van de voor hete was bestemde ontharingsinrichting volgens de uitvinding 25 dienst doet; figuur 7 een doorsnede volgens de lijn VII - VII vaS figuur 3 weergeeft; figuur 8 een doorsnede volgens de lijn VIII - VIII Van figuur 3 weergeeft; en 30 figuur 9 een gedeeltelijk aanzicht van een verdeelkop volgens een als voorbeeld dienende uitvoerings-vt>rm van de uitvinding weergeeft, die een rol met een glad ^pervlak bezit.

Vooreerst verwijzende naar de figuren 35 1 tot en met 4 is hierin een voor hete was bestemd ontharings- 82 0 4 44^3 r È' ά . - :ί . at Vi 1·- :- - * -- 6 stelsel afgebeeld, dat in het algemeen door 10 is aangeduid en een huis 12 met een bodem en een zijwand 16 bezit, die als één geheel zijn uitgevoerd en waardoor een in het algemeen door 18 aangeduide inwendige kamer wordt bepaald, en 5 met een bovenwand 2Q, die aan de bodem met de zijwand 16 is vastgemaakt. In de bovenwand 20 zijn openingen 22, 24 en 26 van verschillende grootten aangébracht. Een groep opbreng-apparaten 30-1, 30-2 en 30-3 zijn om redenen, die in het onderstaande nog zullen worden besproken, in drie verschillende 10 grootten uitgevoerd, en op losneembare wijze in de kamer 18 geplaatst, zodat deze door de openingen 22, 24 respectievelijk 26 naar buiten steken. Er wordt de aandacht op gevestigd, dat de uitvinding niet tot de uitvoering is beperkt, waarvoor drie opbrengapparaten zijn vereist, doch dat alleen bij' wijze 15 van voorbeeld een uitvoeringsvorm met drie opbrengapparaten in de figuren is afgebeeld.

Elk apparaat van de drie opbrengapparaten 30-1, 30-2 en 30-3 zijn op dezelfde wijze geconstrueerd en elk apparaat bevat een reservoir 40, dat zodanig is uit-20 gevoerd dat dit een voorraad ontharingswas 39 kan bevatten, en een verdeelkop 44. Zoals in het bijzonder in de figuren 4 en 8 is afgebeeld, bevat het reservoir 40 een halsvormig einddeel 37 met een opening 42 in de bovenkant 43 ervan, waardoor de ontharingswas kan vloeien wanneer deze op de in het 25 onderstaande beschreven wijze is gesmolten.

De verdeelkop 44 is hol uitgevoerd en bevat een inwendig steundwarsstuk 45 waardoor een opening 45a wordt bepaald, die nauwpassend bij een ringvormige uitsparing 37a in het halsvormige einddeel 37 aansluit, zodat de 30 holle inwendige ruimte van de verdeelkop hierdoor op losneem bare wijze in een stand wordt gehouden, waarin deze voor een fluïdum via de opening 42 in verbinding met het reservoir 40 staat. De verdeelkop 44 is door een tweetal afgeronde naar boven verlopende en tegenover elkaar staande schouders 47a en 35 platte afschraapwanden 47b bepaald, waardoor een opening 41 8204443 ; -τ: 5Μψ '. .. ' '' Vl|ll|; .··. ♦ ί voor de opname yap, een van groeven voorziene rol 46 erin wordt bepaald. .'Zqpls in figuur 7 is afgeheeld, bevat de rol 46 as» de einden 46a uitsteeksels 49, die in blinde gaten 51 passen, welke in de tegenover elkaar gelegen binnenvlakken 5 van de schouders 47a zijn uitgevoerd. De rol is cilindrisch uitgevoerd en bevat een aantal axiaal verlopende groeven 48, die rondom om de omtrek op het buitenvlak ervan zijn aan-gebrhcht. De platte afschraapwanden 47b bevinden zich op zoda- . 'i-'· . · “:· $ige afstand van debuitenste radiale gedeelten van de groeven 10 48 dat hierdoor een tussen 0,25 en 0,5 mm gelegen speling wordt bepaald, die als een afschraapelement dienst doet om de dikte van de op de rol vloeiende was te beperken.

Bij een tot voorbeeld dienende uitvoeringsvorm was het reservoir 40 uit halfdoorzichtig PVC ma-15 teriaal geconstrueerd, waardoor het mogelijk was om in het reservoir te kijken om de hoeveelheid ontharingswas hierin te bepalen. In het algemeen worden in dit vak voor ontharingsdoel-einden twee typen was voor het verwijderen van haar toegepast, namelijk een hete was of een koude was. Koude was is gomachtig 20 bij kamertemperatuur, terwijl hete was hard tot middelmatig hard bij kamertemperatuur is. De volgens de uitvinding gebruikte ontharingswas bestaat uit een middelmatig harde hete was, die uit gehydrogeniseerde r es inatan en bijenwas met een dichtheid in de orde van grootte van 1,080 kg/1 is gemaakt. Volgens 25 een ais voorbeeld dienende uitvoeringsvorm wordt door een was

met 47 % gehydrogeniseerd triethyleenglycolresinaat, alsmede 46 % gehydrogeniseerde glycerylresinaat en 7 % bijenwas een was met de bovenbeschreven eigenschappen gevormd, ofschoon deze waardenalleen bij wijze van voorbeeld zijn gegeven. Wanneer 30 deze was op een voldoende hoge temperatuur van ongeveer 66°C

wordt verwarmd, wordt deze was vrij vloeibaar en blijft bij kamertemperatuur toch hard.

Uit warmte-overdragend metaal geconstrueerde verwarmingskokers 50, 52 en 54 zijn in één lijn 35 met de openingen 22, 24 en 26 in de bovenwand 20 in het huis 8 20 44|i3j,1 .. i. : — 8 12 aangebracht. Deze verwarmingskokers 50, 52 en 54 zijn door middel van koppelplaten 55 met elkaar gekoppeld om een één geheel vormende constructie te verkrijgen en bezitten zodanige afmetingen, dat de opbrengapparaten 30-1, 30-2 en 30-3 5 hierin nauwsluitend kunnen worden opgenomen. Uit de einden van de als één geheel uitgevoerde en door de gekoppelde kokers 50, 52 en 54 bepaalde constructie steken beenstukken 56 en 58 naar buiten, die in de gleuven 60 en 62 kunnen worden opgenomen, welke zich in de zijwand 16 bevinden. Deze gleuven 10 60 en 62 doen dienst om de verwarmingskokers in een juiste stand ten opzichte van de betreffende openingen in de bovenwand 20 te houden.

In figuur 5 is een verwarmingssamen-stel 70 afgeheeld, dat direkt rondom de verwarmingskokers 50, 15 52 en 54 wordt aangébracht. De verwarmingsdeken 70 bevat een koordvormig verwarmingsorgaan 71, dat tussen dunne drukgevoe-lige aluminiumbladen 74 is aangebracht. Het koordvormige verwarmingsorgaan 71 is op zodanige wijze tussen de aluminiumbladen 74 uitgespreid, dat tenminste telkens één deel daarvan 20 langs de tegenover elkaar gelegen zijvlakken van de verwar mingskokers 50, 52 en 54 loopt. Dit koordvormige verwarmingsorgaan 71 is aan beide zijvlakken van de verwarmingskokers aangebracht.

Een eerste aansluitdraad 66 bevat een 25 eerste einde 66a, dat via een thermostaat 68 met een eerste einde 71a van het koordvormige verwarmingsorgaan 71 is gekoppeld. Een tweede aansluitdraad 73 bevat een eerste einde 73a, dat via een zekering. 72 met het tweede einde 71b van het koordvormige verwarmingsorgaan 71 is gekoppeld. De andere einden 30 66b en 70b van de aansluitdraden 66 en 70 zijn met een contact- doos 75 gekoppeld. Het ene einde 76a van een aarddraad 76 is evenzo met. de contactdoos 75 gekoppeld. Het tweede einde 76b van de aarddraad 76 is voor aardingsdoeleinden met het beenstuk 56 gekoppeld. De contactdoos 74 is zodanig uitgevoerd 35 dat deze met een doelmatige netvoedingsbron kan worden gekop- 8204443 .:. —9 — geld, zpdat hierdbor een wisselstroomleidingsnoer kan worden <^?gesaomen waardoor een spanning op de einden 71a en 71b tan bet koordvormlge verwarmingsorgaan 71 kan worden aangelegd ψι dit koordvormige verwarmingsorgaan 71 te verwarmen.

5 Sé döör het koordtormige verwarmingsorgaan 71 ontwikkelde warmte wordt via §e aluminiumbladen 74 naar de verwarmings-kokers 50, 52 en 54 gevoerd.

Om de inrichting in gebruik te nemen worden de opbrengapparaten 30-1, 30-2 en 30-3 via de betref-10 fende openingen ia de bovenwand 20 in de verwarmingskokers 50, 52 en 54 geplaatst. Dan wordt hetkoordrormige verwarmingsorgaan 71 van stroom voorzien om de verwarmingskokers 50, 52 en 54 door een stroom warmte te omgeven. De af gegeven warmte Wordt door de thetmostaat 68 op zodanige wijze geregeld, 15 dat de temperatuur tot 66 °C blijft beperkt. De warmte van de verwarmingskokers 50, 52 en 54 zal vervolgens aan elk reservoir 40 worden overgedragen, en dientengevolge aan de zich in alk reservoir bevindende ontharingswas 39. Door de was tot een doelmatige temperatuur te verwarmen, komt deze was in een 20 vloeibare toestand. Volgens de uitvinding wordt de ontharings was tot een bij voorkeur gekozen temperatuur van 66°C verwarmd, waarvan wordt aangenomen, dat de ontharingswas dan in voldoende mate is gesmolten om door middel van een opbreng-apparaat 30 op een nog in het onderstaande te beschrijven wijze 25 op de huid te worden opgebracht. De uitvinding wordt dienten gevolge gekenmerkt doordat de ontharingswas boven de drempel-temperatuur van een individuele persoon wordt verwarmd, waarbij door warmte pijn· kan worden veroorzaakt.

Elk opbrengapparaat heeft verschillen-30 de maten om de hete gesmolten ontharingswas op verschillende wijzen pp verschillende oppervlakken van het menselijk lichaam op te brengen. Het opbrengapparaat 30-1 is bijvoorbeeld voor het opbrengen van was op de benen van een persoon bestemd om de haren hiervan te verwijderen. Het opbrengapparaat 30-2 is 35 voor een goed opbrengen van de hete ontharingswas op de huid 820 4413.1¾ r?·'- ·'“ . hf .· ·'. . ¢---11,..--: -1 i ·£& ·" - 10 - onder de arm bestemd. Het opbrengapparaat 30-3 is voor het goed opbrengen van de hete ontharingswas 39 op het gedeelte ep van de wenkbrouw/van het gelaat bestemd om haren hieruit te verwijderen.

5 In figuur 6 is een grafiek weergege ven, waarin de verschillende parameters zijn vermeld, waarbij de gesmolten was door middel van het opbrengapparaat 30 volgens de uitvinding op de huid wordt opgebracht. De drempel-temperatuur van een individuele persoon, waarbij door de 10 toevoer van warmte aan de huid thermisch veroorzaakte pijn ont staat, bedraagt 44°C. Niettemin wordt de ontharingswas in het reservoir 40 bij de inrichting volgens de uitvinding tot een temperatuur van ongeveer 66°C verwarmd. Het opbrengen van was, die tot 66°C is verwarmd, door middel van een spatel -of- een 15 spons, zou normaal pijn veroorzaken, en indien de was in een laag werd opgebracht, die dik genoeg is om de eindtemperatuur van de huid boven 44°C te laten stijgen, zou^tot het verbranden van de huid van de behandelde persoon kunnen leiden. De kritische waarde wordt door de eindtemperatuur __ van de huid 20 onmiddellijk na het opbrengen van de hete was bepaald.

De eindtemperatuur *XSF van de huid wordt door de volgende vergelijking gegeven: . /3 w> <y <c„> <T >_7 + c< CV <y «s> (TSI>_7 SF _ - r</>M><v(v-7t^(/>s>tvtcs>-7 25 waarin:p ^ = dichtheid van de was = 1,080 kg/1

Vw = volume van de was = volume/cm2 C = soortelijke warmte vein de was = 0,434 (bij 66°C) w

w = temperatuur van de was = 343,2°K

30 ps = dichtheid van de huid = 1,071 kg/1

Vg = volume van de huid = 1,0 x 10 7 m3 C = soortelijke warmte van de huid = 1,000 s begintemperatuur van de huid = 307,7°K. sx

Zoals in het bovenstaande reeds is op-35 gemerkt is het opbrengapparaat volgens de uitvinding op zodanige 8204443 'Ί'' :5' ~ - - ...............Vi.....if:: ............................ - , ' ; , ..........- #ν;: _ 11_.

wijze geconstrueerd, dat een laag hete gesmolten was op de huid kan worden qpgebracht die zo dun is dat de drempeltem-peratuur voor pijn, die door warmte wordt veroorzaakt, nooit op het huidoppervlak wordt bereikt. Uit figuur 6 blijkt, dat 5 wanneer de dikte van de opgebrachte was kleiner dan 0,8 mm is en de was tot een temperatuur van Ongeveer 66°C is verwarmd, de temperatuurdrampel voor de door warmte veroorzaakte pijn, namelijk 44°C niet op het huidoppervlak wordt bereikt. De speling tussen de rol en de afschraapwand 47b wordt dientenge-10 volge specifiek zo groot gekozen, dat op de huid een laag met een dikte wordt opgebracht, die niet groter dan 0,8 mm is. Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm is de dikte van de opgebracht» laag was in een bereik tussen 0,1 en 0,3 mm gelegen. Bij toepassing van dit bereik zal de eindtempera-15 tuur van de huid tussen 36eC en 39°C zijn gelegen, zodat deze temperatuur in voldoende mate onder de drempeltemperatuur van een behandelde persoon ligt om door warmte veroorzaakte pijn te veroorzaken, ofschoon de was tot een temperatuur van ongeveer 66 °C is verwarmd can te bewerkstelligen dat de was 20 vloeibaar wordt e& door het verdeelorgaan kan worden afgege- : ven. -

Wanneer een opbrengapparaat zodanig '#· '.7 wordt gedraaid, dat de rol 46 naar beneden is gericht, zal de hete gesmolten was door de zwaartekracht via de opening 42 in 25 het reservoir aan de binnenzijde van de kap om de rol 46 vloeien. De rol 46 wordt dan tegen de huid aangedrukt en hier-overheen gerold. De aan de rol 46 toegevoerde hete gesmolten was wordt dan via de speelruimte tussen de afschraapwand 47b en de rol 46 verdeeld en door de rol 46 in de vorm van een 30 dunne laag was op de huid opgebracht. Zoals het duidelijkst in figuur 7 is afgebeeld ligt de grootte van de speelruimte 41 in het verdeelorgaan of de kop bij voorkeur in bereik van 0,25 tot 0,5 mm, zodat op deze wijze een laag met een geringe dikte wordt verkregen.

35 Door de rol 46 wordt een dunne laag was 8204443 r - - 12 ~ op de huid opgebracht wanneer deze hieroverheen wordt gerold. Zoals reeds is opgemerkt bedraagt de dikte van de opgebrachte waslaag niet meer dan 0,8 mm, waarbij deze dikte bijVoorkeur in een bereik tussen 0,1 en 0,3 mm ligt. Ofschoon de was tot 5 een temperatuur wordt verwarmd, die wel zo hoog als 66°C kan zijn, blijft de eindtemperatuur van de huid onmiddellijk na het opbrengen van de was onder een waarde van 44°C, dit wil zeggen de temperatuurdrempel voor pijn die door warmte kan worden veroorzaakt. Onmiddellijk nadat de was op de huid is 10 opgebracht, wordt een stuk textiel, zoals bijvoorbeeld een doek van polyester tegen de huid aangedrukt. Nadat de was is afgekoeld en met de doek is verhard, wordt de was van de huid afgetrokken, waardoor het haar wordt verwijderd. Tengevolge van de dunne waslaag wordt de was ter plaatse van het schei-15 dingsvak tussen de was en de huid van de huid afgeschoren, waardoor de huid glad en vrij van stoppels blijft.

In figuur 9 is vervolgens een rol 46 afgeheeld, die van een aanéénsluitend glad oppervlak 48' is voorzien. In begin werd aangenomen dat een van groeven 48 20 voorziene rol 46 nodig was om voldoende wrijving voor de rol te verkrijgen om de viskositeit van de gesmolten was te overwinnen, zodat de rol over de huid kon worden voortgerold om een dunne laag was hierop te brengen. Ofschoon met betrekking tot de groeven 48 in de rol 46 werd aangenomen dat de rol 25 hierdoor een dergelijke gunstige eigenschap verkreeg, bleek deze gunstige eigenschap ook met een nadeel gepaard te gaan.

In het bijzonder zou het kunnen voorkomen dat overijverige gebruikers van het opbrengapparaat de groeven 48 van de rol 46 met zulk een kracht tegen de huid zouden drukken, dat op de 30 huid een indruk van de groeven zou achterblijven. Een ander probleem werd door gebruikers geschapen, die het reservoir 40 op zodanige wijze zouden samenknijpen, dat een te grote hoeveelheid was naar buiten uit de speelruimte in.het opbrengapparaat zou vloeien, die door de rol 46 en de afschraapwand 47b 35 is bepaald. Dit te veel kan het resultaat van het verschil 8204443 ' M *9 - m '«PPM* I , -· .· :<' ;· -ip-v·· * ,h; - v — 13 — in de speelruimte zijn, dat door de groeven in de rol wordt iferogarzaakt.

Daarom is gebleken, dat de rol 46 een aaneensluitend glM oppervlak 48' van het in figuur 9 afge-5 fceelde type zou moeten hebben, waarbij door dezelfde verwij- kingScijffers in deze figuur overeenkomstige elementen van reeds besproken figuren worden aangegeven .Döer^'aaneensluitend glad Oppervlak zal worden bewerkstelligd dat op de huid een dunnere film van was wordt opgebracht dan tot nog toe met behulp van 10 ©en van groeven vóórziene rol kon worden bereikt. Door van ©en ^nsensluitend glad oppervlak 48' gebruik te maken, dat jezelfdiameter als de buitendiameter van de eerder besproken saa groeven voorziene rol 48 heeft, kan op de huid een laag was1 worden ^gebracht, waarvan de dikte in de orde' van 15 grootte van een derde tot de helft van de dikte van de waslaag bedraagt, die met behulp van de van groeven voorziene rol op de huid kan worden opgebracht. Bovendien bezit de opgebrachte laag was een betere uniforme dikte en wordt hierbij de mogelijkheid opgeheven dat de huid van indrukken wordt voorzien, 20 waardoor een optimaal effect van de hieropvolgende bewerking voor het verwijderen van het haar kan worden bereikt.

Door de voor hete was bestemde ontha-ringsinrichting volgens de uitvinding wordt een op de toepassing van hete was berustend ontharingsstelsel verschaft, 25 waardoor een veilig huishoudelijk gebruik wordt gewaarborgd zonder dat de hulp van een specialist hierbij nodig is. De constructie van het opbrengapparaat is zodanig, dat een laag was op de huid kan worden opgebracht, die voldoende dun is om de eindtemperatuur van de huid onder de drempelwaarde te houden, 30 die voor thermisch veroorzaakte pijn geldt, ofschoon de was hierbij tot een temperatuur van ongeveer 66 °C is verwarmd.

Verder wordt volgens de uitvinding de efficiënte en volledige werking van de werkwijze voor het verwijderen van haar verbeterd in vergelijking met de bekende technieken, omdat de 35 haren door een dulihe film op hoge temperatuur vollediger zullen 8204443 — 14 - r- worden bevochtigd, waardoor de hechtkracht van het haar aan de was zal toenemen. Door het verwarmingsmechanisme wordt de was in het reservoir op aiutomatische wijze verwarmd, waarbij door dit reservoir een deel van het opbrengapparaat 5 wordt gevormd. Dit wil zeggen dat het verspillen van was zoals bij de oude technieken, waarbij van een vat wordt gebruik gemaakt, wordt voorkomen, terwijl het omsloten reservoir als een handgreep voor het opbrengapparaat kan dienst doen.

8204443

Claims (24)

1. Wasopbrenginrichting, die met ont-haringswas lean worden gebruikt om haren uit de huid te ver-wijdbeen, met hef kenmerk, dat deze een reservoir bevat om de 5 genoemde ontharisgswas bijéén te houden, waarbij deze ontharings- was zich bij kamertemperatuur nagenoeg in een vaste toestand in hét reservoir bevindt en in een vloeibare toestand zal komen wanneer deze Was tot op een bepaalde temperatuur wordt Verwarmd, alsmede een verdeelorgaan, dat voor een fluidum in 10 verbinding met het reservoir staat om de genoemde was, wanneer deze tot op een bipaalde temperatuur is verwarmd, in lagen te verdelen, die feo dun zijn dat de eindtemperatuur van de huid anmiddellljk na het opbrengen van de hete was onder de drempeltemperatuur komt, waardoor thermisch veroorzaakte pijn 15 kan worden ondervinden.

2. Wasopbrenginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde was wanneer deze totoop de genoemde vooraf bepaalde temperatuur is verwarmd, in een vloeibare toestand komt, waarbij deze vooraf bepaalde tempera-20 tuur boven de voor een menselijk wezen geldende drempeltem- peratuur is gelegen waarop door warmte pijn wordt veroorzaakt.

3. Wasopbrenginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde verdeelorgaan een rol en hieromheen· aangebrachte afschraapelementen bevat, 25 waarbij deze rol op zodanige wijze passend in de genoemde om ringende afschraapelementen is aangebracht dat hierdoor een Speelruimte wordt bepaald om de hoeveelheid op de genoemde rol vloeiende hete gesmolten was te beperken.

4. Wasopbrenginrichting volgens con- 30 clusie 3, met het kenmerk, dat de rol van een aanéénsluitend glad cilindrisch oppervlak is voorzien.

5. Wasopbrenginrichting volgens één van de conclusies 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de genoemde speelruimte tussen de afschraapelementen en de rol werkzaam 35 is om te voorkomen dat de genoemde op de huid opgebrachte 8204443 ·'" ’· ·’ ·’ -VS···'. ' "'· if.·.·.· · 1·:. /:'·!· . i. .·; .. Ίλ’ ,,.......... , .I···, . . ·, — 16 V hete gesmolten waslaag een dikte bezit, die groter dan 0,8 mm is.

6. Wasopbrenginrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de genoemde hete gesmolten 5 was door het verdeelorgaan op de huid met een dikte wordt opgebracht, die tussen 0,1 en 0,3 mm ligt.

7. Wasopbrenginrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de genoemde was zodanig is samengesteld dat deze bij vooraf bepaalde temperaturen 10 vloeibaar wordt, die hoger dan 44°C zijn.

8. Wasopbrenginrichting volgens con clusie 7, met het kenmerk, dat de genoemde was op optimale wijze bij een temperatuur van of in de buurt van 66°C vloeibaar wordt. « ·

9. Wasopbrengsamenstel, met het kenmerk, dat dit een huis met tenminste één koker bevat, alsmede een in dit huis om de genoemde koker ondersteund verwarmingselement, opbrengapparaten die een reservoir bevatten om de ontharings-was in voorraad te houden en een door dit reservoir ondersteund 20 verdeelorgaan om de genoemde ontharingswas in de gesmolten toestand te kunnen verdelen, waarbij dit reservoir voor een fluidum in verbinding met het genoemde verdeelorgaan staat, terwijl het opbrengapparaat in de genoemde koker kan worden aangebracht, en het verwarmingselement zodanig is uitgevoerd 25 dat de was in het reservoir hierdoor tot op een vooraf bepaalde temperatuur kan worden verwarmd wanneer het opbrengapparaat zich in de koker in het genoemde huis bevindt, zodat de genoemde was dan wordt gesmolten en de verdeelkop de hete gesmolten was in een laag op de huid kan opbrengen, die zo dun 30 is dat de eindtemperatuur van de huid na het opbrengen van de was lager dan de drempeltemperatuur is waarop door warmte pijn wordt veroorzaakt.

10. Wasopbrengsamenstel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het genoemde opbrengappa-35 raat op selectieve wijze in de verwarmingskoker kan worden 8204443 — 17 — gestoken.

11. Wasopbrengsamenstel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het genoemde verwarmingselement uit een koordvormig verwarmingselement bestaat, dat in 5 #e nabijheid van |e genoemde koker is aangebracht om deze koker tot op een vooraf bepaalde temperatuur te verwarmen.

12. Wasopbrengsamenstel volgens gonclusie 11, met het kenmerk, dat het verwarmingselement verder een thermostaat bevat om de door het verwarmingselement 10 ontwikkelde warmte te kunnen regelen.

13. Wasopbrengsamenstel volgens één van de conclusies 9, 10 of 12, met het kenmerk, dat het genoemde verdeelorgaan zodanig is uitgevoerd dat dit op losneembare wijze joöthet reservoir kan worden gekoppeld en-een 15 draaibaar ondersteunde rol bevat.

14. Wasopbrengsamenstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de genoemde rol cilindrisch is uitgevoerd en fan een glad oppervlak is voorzien.

15. Wasopbrengsamenstel volgens con- 20 clusie 14, met het kenmerk, dat het genoemde verdeelorgaan een afschraapwand bevat, vmxdoor de rol wordt omgeven om op deze wijze een speelruimte te verkrijgen teneinde de dikte van de door de genoemde rol opgebrachte laag te beperken.

16. Wasopbrengsamenstel volgens con- 25 clusie 15, met het·kenmerk, dat door de rol een laag hete gesmolten was op de huid wordt opgebracht, waarvan de dikte niet groter dan 0,3 mm is.

17. Wasopbrengsamenstel volgens conclusie 16, met he$'kenmerk, dat door de rol een laag hete 30 gesmolten was op Éfe huid wordt opgebracht waarvan de dikte fhsséh 0,1 en 0,3 mm is gelegen.

18. Werkwijze om een hete ontharings-was qp de huid op te brengen, gekenmerkt door de bewerkings-stappen waarin een reservoir met was tot op een vooraf be- 35 paalde temperatuur? boven 44°C wordt verwarmd om de was in een -Mi Ί 8204413 - 18 ~ Ρ· V A vloeibare toestand te brengen en deze hete gesmolten was in de vorm van een uniforme dunne laag direkt op een huidoppervlak te laten vloeien, waarbij deze laag zo dun is dat de eindtemperatuur van de huid na het opbrengen van de was 5 lager dan de drempeltemperatuur is waarop pijn door warmte wordt veroorzaakt.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, gekenmerkt doordat de genoemde uniforme dunne laag een dikte bezit die kleiner dan 0,8 mm is.

20. Werkwijze volgens conclusie 18, gekenmerkt doordat de genoemde uniforme dunne laag een dikte bezit die tussen 0,1 mm en 0,3 mm is gelegen.

21. Werkwijze volgens conclusie 18, gekenmerkt doordat het reservoir met was tot temperaturen 15 wordt verwarmd, die zich tot ongeveer 66 °C kunnen uitstrekken.

22. Werkwijze volgens conclusie 18, gekenmerkt doordat deze de bewerkingsstap omvat waarin een doek op de genoemde uniforme dunne laag was wordt aangebracht voordat de verwarmde was afkoelt.

23. Inrichting in hoofdzaak zoals be schreven in de beschrijving en/of afgebeeld -in de figuren.

24. Werkwijze in hoofdzaak als beschreven in de beschrijving. 8204443