NL8204071A

NL8204071A - Bijvoorbeeld met installaties voor klimaatregeling toe te passen ventilator, en met een dergelijke ventilator uitgeruste installatie voor klimaatregeling.

Info

Publication number: NL8204071A
Application number: NL8204071A
Authority: NL
Original assignee: Gebhardt Gmbh Wilhelm
Priority date: 1981-12-07
Filing date: 1982-10-21
Publication date: 1983-07-01
Also published as: GB2113379B; US4546694A; CH660058A5; DE3148357C2; ATA418282A; SE8206941D0; SE456932B; SE8206941L; FR2517756A1; GB2113379A; DE3148357A1; FR2517756B3; AT394263B

Description

. VO 3808

Bijvoorbeeld meb installaties voor klimaatregeling toe te passen ventilator, en met een dergelijke ventilator uitgeruste installatie voor klimaatregeling.

De uitvinding heeft betrekking op een bijvoorbeeld met installaties voor klimaatregeling toe te passen ventilator, die een uitwendig huis heeft, voorzien van een eerste zuigaansluiting, die behoort tot een zuigleiding voor een primaire volumestroom, van een tweede 5 zuigaansluiting, die behoort tot een zuigleiding voor een secundaire volumestroom, en van een tot de retourluchtleiding van de primaire kringloop, alsmede van een tot de retourluchtleiding van de secundaire kringloop behorende drukaans lui ting, in welk huis twee motorisch aangedreven ventilatorrotoren draaibaar zijn gelegerd en waarvan de uitlaat-10 zijde is voorzien van een tussen verschillende standen verstelbare regel-inrichting, met behulp waarvan de bij de uitlaatzijde van de ventilatorrotoren aankomende volumestramen naar keuze en instelling over de druk-aansluitingen worden verdeeld.

Uitvoeringen met de hiervoor vermelde maatregelen uit 15 de aanhef van conclusie 1 zijn voorgesteld om de installatiekosten en het aandrijf energieverbruik bij in het bijzonder verwarmingsinstallaties en installaties voor klimaatregeling, alsmede soortgelijke installaties, zo veel mogelijk te verminderen. Bij deze bekende uitvoeringen moeten de rotoren echter in axiale richting ten opzichte van het huis worden 20 versteld, waardoor een ingewikkeld schuifmechanisme nodig is voor de rotoren. Bovendien ontstaat in dit geval voor elke instelling een nieuwe verhouding tussen de wielbreedte en de huisbreedte, hetgeen de vermogens-karakteristiek beïnvloedt, zodat aanzienlijke veranderingen van de ver-mogenskarakteristiek zijn te verwachten. Verder is op stromingstechni-25 sche gronden de toepassing van trommelloopwielen bij deze bekende uitvoeringen toch al niet mogelijk, omdat een trommelloopwiel, zoals bekend, een onveranderlijk huis behoeft indien stromingstechnisch bevredigende resultaten moeten worden bereikt. Verder kunnen ook tweezijdig zuigende ventilatoren bij deze bekende uitvoering niet worden toegepast. Het doel 30 van de uitvinding is om de voorgaande nadelen op te heffen.

Voor dit bovengenoemde doel is voor de uitvinding de opgave gesteld om de ventilatoruitvoeringen van de hier in aanmerking ko- 8204071 f ·* 2 mende soort met behoud van de voomoemde voordelen van deze bekende uitvoeringen zodanig te verbeteren, dat zij eenvoudiger zijn te vervaardigen, dat zij voor wat betreft de werking degelijker zijn en ook gemakkelijker kunnen worden bediend.

5 Voor het bovengenoemde doel is hierbij voorzien, dat het uitwendige huis in twee gescheiden kamers, twee in axiale richting vast aangebrachte, elk uit een ventilatorrotor en een luchttoevoerhuis bestaande ventilatoren bevat, waarbij de ene kamer aan de inlaatzijde is verbonden met de eerste zuigaansluiting voor de primaire lucht-10 stroom, en de andere kamer is verbonden met de tweede zuigaansluiting voor de secundaire luchtstroom, en dat de regelinrichting een regelhuis heeft, dat twee met de uitlaten van de twee ventilatoren in verbinding staande inlaten heeft en drie uitlaatstompen, waarvan er een voert naar de primaire kringloop en een andere naar de secundaire kringloop, en waar-15 in twee, elk bij een uitlaat van het uitwendige huis behorende afsluit-organen verstelbaar zijn aangebracht voor het verdelen van de volume-stromen. Hierbij kunnen de verstelorganen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als draaikleppen, die elk draaibaar zijn gelegerd rond een as, die loodrecht staat op de draai-as van de ventilatorrotoren. De verstelorganen 20 kunnen echter ook zijn uitgevoerd als bijvoorbeeld schuiven, die loodrecht op de uitstroomrichting heen- en weerverstelbaar zijn.

In totaal ontstaat zodoende een uitvoering met een eenvoudige constructie, die eenvoudiger is dan die van vergelijkbare bekende uitvoeringen, die dienovereenkomstig ook gemakkelijker en goedkoper 25 is te vervaardigen, die gemakkelijk van buiten kan worden bediend omdat de aandrijving van bijvoorbeeld de draaikleppen eenvoudig kan worden uitgevoerd, hetgeen weer tot gevolg heeft, dat in het algemeen gezien deze uitvoering bijzonder degelijk is voor wat betreft de werking. Bij dit alles zijn ook de voordelen van de bekende vergelijkbare uitvoeringen 30 behouden, te weten dat in het bijzonder met verwarmingsinstallaties en installaties voor klimaatregeling voor grotere gebouwencomplexen, de installatiekosten en het verbruik van aandrijfenergie minder worden.

De uitvinding heeft verder betrekking op een met een dergelijke ventilatoruitvoering uitgeruste installatie voor klimaatrege-35 ling, welke installatie is gekenmerkt, doordat stroomopwaarts van de ventilatoruitvoering een toestel voor klimaatregeling zonder ventilator 8204071 3 is aangebracht, waarvan de uitlaat in verbinding staat met een van de zuigaansluitingen van het uitwendige huis, en dat twee inlaten heeft, waarvan de ene in verbinding staat met een vanaf eerste uitlaatstompen van het uitwendige huis kamende leiding, waarbij de andere in verbinding 5 staat met de buitenatmosfeer, en doordat stroomafwaarts van het uitwendige huis van de ventilatoruitvoering zich de ruimte bevindt waarvan het klimaat moet worden geregeld. Hierbij kern de primaire kringloop bijvoorbeeld bestaan uit een het uitwendige huis van de ventilatoruitvoering en het toestel voor klimaatregeling bevattende kringloop, waarbij de secundaire 10 kringloop loopt tussen de ventilatoruitvoering, de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld en de atmosfeer. De installatie voor klimaatregeling kenmerkt zich door een eenvoudige, betrouwbare constructie en kan zuinig worden bedreven.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 15 tekening, waarin; fig. 1 een zijaanzicht is van de ventilatoruitvoering, en fig. 2 een afbeelding is van een met de ventilatoruitvoering volgens fig. 1 uitgeruste installatie voor klimaatregeling.

20 De ventilatoruitvoering bezit volgens fig. 1 een uitwen dig huis 1, voorzien van een eerste zuigaansluiting 2, die behoort tot een zuigleiding voor een primaire volumestroom, zoals hierna verder wordt verduidelijkt, en van een tweede zuigaansluiting 3, die behoort tot een zuigleiding voor een secundaire volumestroom. Het uitwendige huis 1 heeft 25 een naar de primaire kringloop voerende drukaansluiting 4, alsmede een drukaansluiting 5, die voert naar de secundaire kringloop. In het huis zijn twee motorisch aangedreven ventilatorrotoren 6, 7 aangebracht, die behoren bij ventilatoruitvoeringen 8, 9, die elk behalve de ventilator-rotor nog een luchtgeleidingshuis 10, 11 bezitten. Deze ventilator-30 rotoren zijn draaibaar gelegerd in het huis. Het uitwendige huis is verdeeld in twee gescheiden kamers 12, 13, die door de wand 14 van elkaar zijn gescheiden en elk een van de twee ventilatoren bevatten, die in axiale richting vast in de betreffende kamers zijn aangebracht, waarbij de twee ventilatoren onafhankelijk zijn van elkaar en eventueel onafhanke-35 lijk van elkaar kunnen worden aangedreven. De draai-assen van de twee ventilatorrotoren lopen evenwijdig of nagenoeg evenwijdig met elkaar of 8204071 4 kunnen ook samenvallen. Als ventilator kunnen radiaalventilatoren worden toegepast, waarbij als gevolg van de bijzondere uitvoering in het onder-havige geval trommelrotoren kunnen worden toegepast als ventilator. Eventueel kunnen ook dwarsstroomventilatoren worden toegepast, waarbij ook 5 tweezijdig zuigende ventilatoren kunnen worden ingezet.

Zoals reeds is uiteengezet, is de uitlaatzijde van het uitwendige huis 1 volgens de stand van de techniek voorzien van een regelinrichting, die verstelbaar is tussen verschillende stamden en met-, behulp waarvan de bij de uitlaatzijde van de ventilatorrotoren aankomende IQ volumestromen naar keuze en instelling worden verdeeld over de druk-aansluitingen. Deze regelinrichting heeft een regelhuis 15, dat in de stromingsrichting achter het uitwendige huis is aangebracht en met voordeel tot een constructieve eenheid daarmee kan zijn samengevoegd. Dit regelhuis heeft twee met de uitlaten 4 en 5 van de twee ventilatoren 8 15 en 9 in verbinding staande inlaten 4a, 5a, en drie uitlaatstompen 16, 17, 18, waarvan er een voert naar de primaire kringloop en een andere naar de secundaire kringloop, zoals hierna nog wordt beschreven, en waarin twee, elk bij een van de uitlaten van het uitwendige huis behorende afsluitorganen 19, 20 verstelbaar zijn aangebracht voor het verdelen van 20 de volumestromen.

De hiervoor vermelde afsluitorganen 19, 20 zijn bij het in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als draai-kleppen, die elk draaibaar zijn gelegerd rond een as 19a, 20a, die loodrecht staat op de draai-as 6a respectievelijk 7a van de ventilatorroto-25 ren. Te zien is, dat de afsluitorganen bij het afgebeelde uitvoerings-voorbeeld heen en weer verstelbaar zijn tussen twee eindstanden 19b en 19c respectievelijk 20b en 20c, die met onderbroken·lijnen zijn aangegeven. In afhankelijkheid van hun stand wordt dus de volumestroom, die uit de ventilatoren naar buiten komt, over de uitlaatstompen verdeeld.

30 In de standen 19b en 20c sturen de afsluitorganen de volumestroom in de uitlaatstomp 17 naar binnen, waarbij de uitlaatstomp 16 respectievelijk 18 is afgesloten, en in de eindstanden 19c en 20b wordt de uitlaatstomp 17 afgesloten en alle naar buiten komende volumestromen in de stompen 16 en 18 naar binnen geleid. In de middenstand gaat een deel van de uit 35 de ventilatoruitlaat naar buiten komende volumestroom in de stomp 16 en een ander deel in de stomp 17, en gaat aan de andere zijde een deel in 8204071 5 de stomp 18 en een ander deel weer in de stomp 17. De afsluitorganen kunnen ook zijn uitgevoerd als schuiven, die bijvoorbeeld loodrecht op de uitstroomrichting heen en weer verstelbaar zijn op dezelfde wijze als de schuiven bij stoommachines. Deze uitvoering is hier niet afgebeeld.

5 Bij beide uitvoeringsvormen kan zijn voorzien, dat de afsluitorganen in dezelfde richting of tegengesteld worden versteld, waarbij zij ook gemeenschappelijk kunnen worden versteld, en tenslotte ook onafhankelijk van elkaar kunnen worden versteld. In ieder geval worden zij met voordeel van buiten bediend. Te zien is, dat een dergelijke uitvoering 10 van de regelinrichting de bediening van de afsluitorganen zo eenvoudig mogelijk maakt, een overzichtelijke, betrouwbare regeling toelaat en de constructie zo veel mogelijk vereenvoudigt.

Kort geschetst omvat de uitvinding twee gebruikelijke ventilatoren, aan de uitlaatzijde waarvan zich een afzonderlijke regel-15 inrichting of -eenheid bevindt, die aan de zijde van de ventilator aansluitingen heeft voor de twee ventilatoren en aan de zijde van de installatie drie aansluitingen, die naar de verschillende kringlopen voeren. Door het in tegengestelde richting of in dezelfde richting bedienen van de kleppen kunnen de uit de ventilatoren naar buiten komende 20 luchtstromen worden verdeeld in de deelluchtstromen, die voeren naar de stempen 16 en 18, en in nog een deelluchtstroom, die door de stomp 17 naar buiten komt.

Een installatie voor klimaatregeling, die is uitgerust met de ventilatoruitvoering, is afgebeeld in fig. 2. Deze installatie 25 bezit behalve de ventilatoruitvoering 30, die hier slechts schematisch is afgebeeld, een toestel 31 zonder ventilator voor de klimaatregeling, welk toestel in de stromingsrichting volgens de pijl 32 voor de ventilatoruitvoering 30 is aangebracht. Dit toestel 31 voor de klimaatregeling heeft een uitlaat 33, die via de leiding 34 in verbinding staat met een 30 van de zuigaansluitingen 35 van het uitwendige huis 30 (komt bijvoorbeeld overeen met de zuigaansluiting 2 in fig. 1), waarbij twee inlaten 35, 36 zijn voorzien aan het toestel voor de klimaatregeling, waarvan de inlaat 35 in verbinding staat met een vanaf de eerste uitlaatstomp 37 (komt overeen met de stomp 16 in fig. 1) komende leiding 38, en de andere 35 inlaat 36 in verbinding staat met de buitenatmosfeer.

In de stromingsrichting achter het uitwendig huis 30 8204071 ¥ * 6 van de ventilatorinrichting bevindt zich de ruimte 40 waarvan het klimaat moet worden geregeld. De drie uitlaatstompen 37, 41 en 42 van het regelhuis van de ventilatoruitvoering 30 (komen overeen met de stompen 16, 17, 18 in fig. 1) zijn in de richting van de draai-as van de rotor 5 43 naast elkaar aangebracht, waarbij de middelste uitlaatstroom 41 (komt overeen met de stomp 17 in fig. 1) voert naar de ruimte 40 waarvan het klimaat moet worden geregeld, en de uitlaatstomp 42 van het regelhuis in de vrije atmosfeer voert. De tweede drukstorap van de ventilatoruitvoering 30, te weten de stomp 45 (komt overeen met de stomp 2 in fig. 1), is ver-10 bonden met een leiding 46, die verbruikte lucht uit de ruimte 40 waarvan het klimaat moet worden geregeld, aanvoert. Te zien is, dat de primaire kringloop van de uitvoering bestaat uit een het uitwendig huis 30 van de ventilatoruitvoering en het toestel 31 voor klimaatregeling bevattende kringloop, die ook nog de leidingen 34, 38 bevat, waarbij de secun-15 daire kringloop loopt tussen de ventilatoruitvoering 30, de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld en de atmosfeer, en nog de leidingen 46, 45, 47 en 48 heeft. Op deze wijze kan namelijk naar keuze een deel van de uit de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld, afkomstige circulatielucht (verbruikte lucht) worden gemengd met de lucht, die naar 20 de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld moet worden verder-getransporteerd.

8204071

Claims

1. Bijvoorbeeld met installaties voor klimaatregeling toe te passen ventilatorinrichting, die een uitwendig huis heeft, voorzien van een eerste zuigaansluiting, die behoort tot een zuigleiding voor een primaire volumestroom, van een tweede zuigaansluiting, die behoort 5 tot een zuigleiding voor een secundaire volumestroom, en van een naar de primaire kringloop, alsmede van een naar de secundaire kringloop voerende drukaansluiting, in welk huis twee motorisch aangedreven ventila-torrotoren draaibaar zijn gelegerd en waarvan de buitenzijde is voorzien van een tussen verschillende standen verstelbare regelinrichting, 10 met behulp waarvan de bij de uitlaatzijde van de ventilatorrotoren aankomende volumestramen naar keuze en instelling kunnen worden verdeeld over de drukaansluitingen, met het kenmerk, dat het uitwendige huis in twee gescheiden kamers, twee in axiale richting vast aangebrachte, elk uit een ventilatorrotor en een luchtgeleidingshuis bestaande ventila-1S toren bevat, waarbij de ene kamer aan de inlaatzijde is verbonden met de eerste zuigaansluiting voor de primaire luchtstroom, en de andere kamer is verbonden met de tweede zuigaansluiting voor de secundaire luchtstroom, en de regelinrichting een regelhuis heeft, dat tweemet de uitlaten van de twee ventilatoren in verbinding staande inlaten bezit en 20 drie uitlaatstompen, waarvan er een voert naar de primaire kringloop en een andere naar de secundaire kringloop, en waarin twee, elk bij een van de uitlaten van het uitwendige huis behorende afsluitorganen verstelbaar zijn aangebracht voor het verdelen van de volumestromen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 de twee ventilatoren onafhankelijk van elkaar zijn, waarbij de draai- assen van de twee ventilatorrotoren evenwijdig of nagenoeg evenwijdig met elkaar lopen of samenvallen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ventilatorrotoren van de twee ventilatoren onafhankelijk van elkaar 30 aandrijfbaar zijl*,

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee ventilatoren zijn uitgevoerd als radiaal-ventilatoren, bijvoorbeeld als trommelrotoren of als dwarsstroomventila- 8204071 toren, waarbij de ventilatoren in elk geval ook kunnen zijn uitgevoerd als tweezijdig zuigende ventilatoren.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitwendige huis en het regelhuis in de stromings- 5 richting achter elkaar zijn aangebracht, en tot een constructieve eenheid zijn samengevoegd.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsluitorganen zijn uitgevoerd als draaikleppen, die elk draaibaar zijn gelegerd rond een as, die loodrecht staat op de 10 draai-as van de ventilatorrotoren of als schuiven, die loodrecht op de uitstroomrichting heen en weer verstelbaar zijn, waarbij de afsluitorganen van buiten bedienbaar zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de afsluitorganen in dezelfde richting of in tegengestelde richting ver-15 stelbaar zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de afsluitorganen gemeenschappelijk of onafhankelijk van elkaar verstelbaar zijn.

9. Met een-ventilatorinrichting volgens een der voorgaande 20 conclusies uitgeruste installatie voor klimaatregeling, met het kenmerk, dat in de stromingsrichting v<5ór de inrichting een toestel zonder ventilator voor klimaatregeling is voorzien, van welk toestel de uitlaat in verbinding staat met een van de zuigaansluitingen van het uitwendige huis, en twee inlaten heeft, waarvan de ene in verbinding staat met een 25 vein de eerste uitlaatstomp van het uitwendige huis afkomstige leiding, en de andere met de buitenatmosfeer, waarbij de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld in de stromingsrichting volgt op het uitwendige huis van de ventilatorinrichting.

10. Installatie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat 30 de primaire kringloop bestaat uit een het uitwendige huis van de ventilatorinrichting en het toestel voor klimaatregeling bevattende kringloop, waarbij de secundaire kringloop loopt tussen de ventilatorinrichting, de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld en de atmosfeer.

11. Installatie volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de drie uitlaatstompen van het regelhuis in de richting van de draai- 8204071 as van de rotoren naast elkaar zijn aangebracht, waarbij de middelste uitlaatstomp voert naar de ruimte waarvan het klimaat moet worden geregeld.

12. Installatie volgens een der conclusies 9-11, met het 5 kenmerk, dat de bij de secundaire kringloop behorende uitlaatstomp van het regelhuis in de vrije atmosfeer voert. 8204071