NL8203852A - Werkwijze en inrichting voor het samenstellen van holle kogels. - Google Patents

Description

* * * “ < VO 3790

Betr.: Wferkwijze en inrichting voor het samenstellen van holle kogels.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een in-richting voor het samenstellen van holle kogels, en meer in het bij-zonder voor bet maken van afgeefkogels, gebruikt bij het door rollen aanbrengen van schoonheidsmiddelen.

5 In een inrichting voor het afgeven van een produkt, in het bijzonder transpiratie-werende ndddelen, die door rollen worden aanr gebracht, is het wenselijk holle kogels te verschaffen. Het doel van de volgens een voarkeursuitvoeringsvonn geprcduceerde kogels is het verschaffen van een rollend aanbrengqppervlak. Bovendien is te ver-10 wachten, dat de holle kogels eveneens andere doelen zullen hebben.

De kogels worden hoi uitgevoerd teneinde de hoeveelheid • kunststofmateriaal, nodig voor het maken van dergelijke kogels, te verkleinen en zodoende de produktie mogelijk te maken van kogelaf-geefinrichtingen, waarbij de kogel betrekkelijk groot is en derhalve 15 gemakkelijk en doeltreffend door de eonsument te gebruiken, alsmede een uiterlijk heeft, dat aantrekkelijk is voor de eonsument.

Verschillende bekende technieken zijn gebruikt voor het prcduceren van holle kogels. Het Amerikaanse octrooischrift 2.378.034 bijvoorbeeld openbaart een werkwijze, waarbij een met een qplosmid-•20 del week gemaakt materiaal werdt geplaatst of aangebracht op de eind-vlakken van flenzen van kogelhelften. De helften worden dan tegen elkaar gedrukt voor het vormen van een enkele kogel. Dit octrooischrift openbaart geen werkwijze voor het aanbrengen van het oplosmiddel qp de kogelhelften. Bovendien is in dit octrooischrift geen werkwijze 25 geqpenbaard voor het doorlopend prcduceren van een reeks gerede kogels wanneer de kogelhelften vanaf een voorraadmiddel warden toegevoerd.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.821.047 openbaart een werkwijze en inrichting voor het met een oplosmiddel afdichten van de naden van een filmeassette van kunststof. De gedeelten van de film-30 cassette worden od een niet-amschreven wiize samencrevoead en in een bracer 18 in een cirkelvormiga schijf 18 gevoerd, die dan wordt ge-leverd aan een station voor het versproeien van een oplosmiddel en ' 8203852 ί ί - 2 - het afdichten. De gescheiden gedeelten van de cassette warden niet af-zonderlijk op de cirkelvonnige schijf gedragen noch warden zi j samenge-voegd bij .het verlaten van de cirkelvonnige schijf op een wijze, die vergelijkbaar is met de werking van.de onderhavige machine.

5 . .Het Amerikaanse .octrooischrift 2.597.704 toont een werkwijze voor het maken van holle kogels, waarbij kogelhelften op een niet-onr schreven wijze bij elkaar worden gebracht, en de randen van elke helft door een verwarmde plaat warden onderwarpen aan een warmtebehandeling.

De zodoende behandelde twee helften. warden afgedicht door het op een 10 niet-omschreven wijze tegen elkaar drukken van de helften.

Hat Amerikaanse octrooischrift 3.731.359 openbaart een werkwijze en een inrichting voor het maken van holle kogellegers. Volgens dit octrooischrift warden voorgevormde, metalen, halve bollen vanuit een vultrechter toegevoerd aan een elektrcdestation, waar de halve bollen 15 aan- elkaar worden gelast. De onderhavige, cirkelvormige transporteur maakt geen deel uit van de openbaring van dit octrooischrift, noch is de onderhavige wijze van geleiding of afdichting van. de kogelhelften weergegeven.

Wanneer het gewenst is, dat het oppervlak van de kogels een 20 fluidum draagt, verdient het overeenkanstig de uitvinding verder de voor-keur een geregelde oppervlaktehoedanigheid te verschaffen. Het kan bij-voorbeeld gewenst zijn een oppervlakteruwheid of een oppervlaktehoedanigheid. te verschaffen, die het, het fluidum mogelijk maakt de kogel te smeren wanneer deze door de afgeefinrichting rolt onder het verschaffen 25 van een wrijvingsaanraking met de menselijke huid. Het kan ook gewenst zijn lichte, poreuze materialen te gebruiken voor het maken van de kogels onder het handhaven van een geregelde oppervlaktehoedanigheid. Het is derhalve wenselijk een reeks holle kogels samen te stellen uit kogelhelften zonder het gebruik van thermische hechttechnieken, zoals gebruikt in 30 de hiervoor besproken stand van de techniek, en pp zcdanige wijze, dat de buitenoppervlakken van de kogels niet waameenfciaar warden beschadigd door een hechtend plakmiddel of oplosmiddel. De onderhavige werkwijze vereist niet het verwarmen voor het verkrijgen van de vereiste hechting. Dienovereenkonstig voorkant dit enkele van de nadelen van de voomoonde, 35 bekende werkwijzen.

De kosten net betrekking tot het op de markt brengen van een inr richting voor het door rollen aanbrengen, waarbij gebruik wordt ganaakt 8203852 f * - 3 - van een kogel, en in het bijzonder het op de markt brengen van een trans-piratierwerend produkt vereist, dat de vervaardigingskosten van de kogel zeer laag zijn.Dit vereist, dat de werkwijze doorlopend is en in staat tot een produktie met hoge snelheid en het gebruik maken van goedkope 5 materialen. De uitvinding voldoet aan deze kriteria.

Op een bepaald moment kan warden beslist, dat het, het voorde-ligst is de kogels te prcduceren van bijvoarbeeld polystureen kunststof, waarbij de kogelhelften met een oplosmiddel aan elkaar warden gehecht.

Bij een andere gelegenheid kan het voordeliger blijken de kogelhelften . 10 in een vocm te voocmen van polypropeen kunststof en de helften eenvoudig tot in aangri jping met elkaar te dwingen zander het gebruik van een hech-tend materiaal of oplosmiddel. De onderhavige werkwijze en inrichting maken het mogelijk een van deze procedures te gebruiken.

Bet is derhalve een doel van de uitvinding een middel te ver-15 schaffen voor het op een massaproduktiemanier samenvoegen van kcgelhelf-ten met redelijke kosten en hoge snelheid.

Bet is een verder doel een samenstelmiddel te verschaffen, dat kan worden gebruikt met een aantal verschillende materialen , waarbij' da kogels met of zander het gebruik van een inrichting voor het aanbrengen 20 van een oplosmiddel kunnen worden samengesteld.

Deze en andere doeleinden warden bereikt door het verschaffen van een samenstel-inrichting, waarbij een aantal kogelhelften wordt toe-gevoerd aan de inrichting, die de kogelhelften op een van sleuven voor-zien wiel cpneeirt. De sleuven leiden bij elkaar passende kogelhelften 25 eerst langs een station voor het aanbrengen van hechtmateriaal (indien gewenst) en dan langs een druknokkenstation. Het druknokkenstation drukt de kogelhelften tegen elkaar voor het vormen van holle kogels, waama de sleuven de kogels naar een afvoergoot leiden.

Het druknokkenstation oefent eerst een lichte druk uit voor 30 het ten cpzichte van elkaar plaatsen van de kogelhelften zowel tijdens het in het aanbrengstaticn zijn van de helften als vlak voordat deze warden gevarrod tot holle kogels. Het druknokkenstation oefent dan een toe-nemerde mate van druk uit, zoals nodig voor het tegen elkaar drukken van de helften.

35 De inrichting kan naar keuze worden gebruikt voor het samen- stellen van kogels, waarbij de kogels met een oplosmiddel aan elkaar warden gehecht, voor het samanstellen van de kogels uit kogelhelften, 8203852— -> 4 - • a die met .perspassing aan elkaar warden gehecht of kogelsr die zawel met een perspassing aan elkaar warden gehecht als met een oplosmiddel, waar-bij in alle gevallen gebruik wordt gemaakt. van hetzelfde druknokkensta-tion. Derhalve zijn bij het druknckkenstation aanpasmiddelen voorzien '5 voor het aanpassen van de uitgeoefende vergrote mate van druk.

De uitvinding wardt nader toegelicht aan de hand van de teke-ning, waarin : fig. 1 een blokschema is van een produktielijn met gebruik-making van de inrichting; 10 fig. 2 een zij-aanzicht is van een voorkeursuitvceringsvorm van de inrichting; fig. 3 een eindaanzicht is van de inrichting/ waarbij het druk-nokkenstation en de aanbrengschijf zijn weergegeven; fig. 4 een aanzicht is met uiteengenomen delen voor het tonen 15 van details van de verstelbare helft van het nokkenstation; en fig. 5 een aanzicht is met uiteengenanen delen van de plaat-singsorganen in de vaste helft van het nokkenstation.

De voorkeursuitvoeringsvorm van de samenstelinrichting 1 wordt . gebruikt voor het uit paren ha If-bolvormige helften samenstellen van 20 holle kogels. Verwijzende naar fig. 1 wordt de inrichting 1 gebruikt in een produktielijn/ waarbij insteek- en opneemkogelhelften warden ver-vaardigd door respectievelijk een patrijs 11 en een matrijs 12. De ge~ vormde helf ten warden dan toegevoerd aan de kogelsamsnstelinrichtirig, die de kogelhelften samenstelt tot kogels. De kogels worden dan toege-25 voerd aan een paar slijpstations 13 voor het verwijderen van oppervlakte-onregelmatigheden van de samengestelde kogels, alsmede het verschaffen van aanvullende oppervlaktehoedanigheid. De kogels worden dan naar een wasstation 15 en een droogstation 17 gezonden en vanaf het droogsta-tion naar een meets tation 19.

30 Verwijzende naar fig. 2 en 3 worden de insteek- en opneemkogel helften 22, 23 bij een ingangsgoot 25 toegevoerd aan de inrichting 1. Kogelhelften 22, 23 worden door de ingangsgoot in een paar evenwijdige -kolonmen geleid totdat zij een samenstelwiel 31 bereiken.

Het samenstelwiel 31 amvat een paar cirkelvormige schijven 32 35 en 34, welke schijven op afstand bij elkaar worden gehouden voor het daar-tussen verschaffen van een ruimte 57. Het wiel 31 heeft een middenas 33, die zich in een horizontaal vlak bevindt, zodat het samenstelwiel 31 ver- 8203852 c - - 5 - vertikaal is gericht.

list wiel heeft een aantal insteek- en opneemsleuven 36, 37, aangebracht. langs een buitengedeelte 39 Van het wiel 31, De insteek-sleuven 36 liggen in lijn met de opneemsleuven 37 evenwijdig net de mid-5 denas 33 . Elke insteeksleuf 36 kan een insteekkogelhelft 22 opnemen, en elke cpneemsleuf 37 kan een qpneemkogelhelft 23 opnemen. De sleuven 36, 37 zijn geprofileerd voor het qp afstand tegenover elkaar in lijn houden van de samenpassende oppervlakken van de samenpassende kogel-helften 22, 23.

10 Bet wiel wordt tot draaien rond de hartlijn gebracht door een hoofdaandrijfmotor 41, die een aandrijfketting 43 aandrijft, die weer een eerste wielschijf 45 aandrijft. De riemschijf is natuurlijk beves-tigd aan het samenstelwiel 31, zodat zowel de eerste wielschijf 45 als het samenstelwiel 31 met dezelfde hoeksnelheid draaien. ifenneer het 15 samenstelwiel wordt gedraaid, nemen derhalve de sleuven 36 , 37 opeen-volgende kogelhelften 22, 23 op. De kogelhelf ten 22, 23 warden langs een station 47 voor het aanbrengen van een oplosmiddel gedraaid en dan langs een drukrnckkenstation 49. In de voorkeursuitvoeringsvorm echter strekt het station 47 voor het aanbrengen van een oplosmiddel zich uit door het 20 eerste deel 51 van het drukndckenstation 49 cm het, het druknokkenstation 49 mogelijk te maken in het station 47 voor het aanbrengen van een qplos-middel enige druk uit te oefenen.

De ruimte 57, die is verschaft in het samenstelwiel 31, strekt zich door het buitengedeelte 39 van het wiel 31 uit naar de middenas 33 25 voorbij de sleuven 36, 37. De aanbrengschijf 53 strekt zich uit in de ruimte 57, zodat deze aanbrengschijf 53 zich tussen de kogelhelf ten 22, 23 bevindt, wanneer de sleuven 36, 37, die deze kogelhelf ten 22, 23 be-vatten, bewegen langs de aanbrengschijf 53.

De aanhrenghouder 55 wordt voorzien van een oplosmiddel, zoals 30 methyleenchloride. Bet oplosmiddel wordt door zwartekracht toegevoerd vanuit een voorraadhouder 61 aan een vlotterregeling 63 en vandaar aan de aanbrenghouder 55. Ben afvoerklep 67 en een afsluitklep 69 zijn aangebracht tussen de vlotterregeling 63 en de aanhrenghouder 55 voor het ver-eenvoudigen van het afsluiten van de oplosmiddeltoevoer naar de aanbreng-35 houder 55. De aanbrengschijf 53 wordt door een kettingriem 73 tot draaien gebracht rond aanbrenglegers 71. De kettingriem wordt aangedreven door eer\ aandrijfkettingwiel 75, dat bij de middenas is bevestigd aan het samen- 8203852

ψ V

.- 6 - stelwiel' 31. Hat. aarklrijfkettingwier.75· draait dus net dezelfde draalsnel-heid als het samenstelwiel 31 en.de-.eerste wielschijf. 45. Het is derhalve in te zien, dat de aanbrengschijf 53 draait met een snelheid, die direkt evenredig is met de draaisnelheid van het samenstelwiel 31..

5 Wanneer de aanbrengschijf 53 draait, wordt zij gedeeltelijk in de aanbrenghouder 55 gedanpeld, die is vcorzien van een oplosmiddel. Het oplosmiddel wordt door de schijf 53 overgebracht naar elke kogelhelft 22, 23 bij de oppervlakken 78 , 79 van respectievelijk de insteek- en op-neankogels 22, 23, die in aanraking zijn met de aanbrengschijf 53. Wissers 10 80 zijn in aanraking met de aanbrengschijf 53 voor het regelen van de hoeveelheid oplosmiddel op de aanbrengschijf, alsroede het voorkonen van het op de schijf 53 zich cphopen van opgeloste kunststof.

Verwijzende naar de fig. 4 en 5, bestaat het druknokkenstation 49 nit een verstelbare helft 81 aan een zijde van het buitengedeelte 39 van 15 het samenstelwiel 31, zoals met uiteengenomen delen is weergegeven in fig. 4, en een in fig. 5 getocnde vaste helft 83 tegenover de verstelbare helft 81 en aan de andere zijde van het buitengedeelte 39 van het wiel 31. Fig. 5 is een aanzicht van de onderzijde van de vaste helft 83 van het nikkenstation 49, gezien in fig. 3. Dientengevolge is de richting van de 20 order veerbelasting staande plaatsingsorganen 85, weergegeven in fig. 5, het angekeerde van de richting van deze plaatsingsorganen, weergegeven in fig. 3. Elke helft 81, 83 heeft een aantal op dezelfde wijze daarin gemonteerde en order veer spanning staande plaatsingsorganen 85, welke organen zijn opgesteld voor aanraking met de kogelhelften 22, 23.

25 Verwijzende naar fig. 5, bestaat elk plaatsingsorgaan 85 uit een plunjer 87 met een daaraan bevestigde stang 89. Een aantal boringen 91 is gedeeltelijk door elke helft 81, 83 geboord, en een kleiner gat 93 is coaxiaal aan de orderkant. van elke boring 91 geboord. De kleinere gaten 93 strekken zich geheel door elke helft 81, 83 uit over de ruimten, . 30 achtergelaten door de boringen 91. Een veer 95 is in elke boring 91 ge-plaatst, en de plunjers 87 zijn zodanig in elke boring 91 geplaatst, dat de stangen 89 zich uitstrekken door de veer en door de kleinere gaten 93. Elke stang 89 heeft een kraag 97, die daarop aan de zijde van de helft 81 of 83 tegenover de bearing 91 is geperst voor het zedoende in de bo-35 ringen 91 houden van de coder druk van de veren 95 staande plunjer 87.

Een vaste druknok 99 is aangebracht in een einde 101 van de vaste. helft 83 aan de zijde 103 van deze vaste helft, vanwaar de boringen 820 3 352 — ............................................. . .,., - 7 - ^ >*> 91 zijn gdxxrd. De vasts druknok 99 beeft een vlak gebogen cppervlak 105, dat zich vanaf de vasts helft 83 in dezelfde richting uitstrekt als waar-in de plunjers 87 zich vandaar uitstrekken.

Zoals het duidelijkst is ta zien in fig. 4, cravat de verstel-5 bare helft 81 een bovenste gedeelte 82 en een onderste gedeelte 84, wel-ke gedeelten zijn sainengesteld wanneer zij bij het druknokkenstation 49 zijn geraosnteerd. Ben verstelbare druknok 109, voorzien van een paar sleur ven 108 en 110, weergegeven met onderbroken lijnen, is tossen de gedeelten 82 en 84 gemonteerd aan d€h einde 111-van de verstelbare helft 10 81. Ben-paar zijdelings verstelbare bouten 129 is voorzien, welke bouten zich uitstrekken door bcringen, geboord in het bovenste gedeelte 82, en lopende In de sleuven 108 en 110. Een paar drukaanpasbouten 127 is eveneens voorzien, welke bouten het zijdelingse buitenrandgebied aangrij-pen van de verstelbare druknok 109 en deze naar binnen kunnen drukken 15 naar de door de kogelhelften gencraen baan.

De twee helften 81, 83 zijn qpgesteld aan weerszijden van de buitengedeelten 39 van het samenstelwiel 31, waaibij de plaatsingsorga-nen 85 naar elkaar zijn gericht. De plaatsingsorganen 85 oefenen dan een veerdrukkracht uit voor het naar elkaar drukken van opeenvolgende paren 20 insteek- en opneankcgelhelften 22, 23, wanneer deze zich boven de aan-brengschijf 53 bevinden. Dit verzekert, dat de elkaar snijdende opper-vlakken van de kogelhelften 78, 79 volledig in aanraking kcraen met de aanbrengschijf 53. Het druknokkenstation 49 strekt zich uit tot voorbij de aanbrengschijf 53, zodat de paren kogelhelften 22, 23 na het verlaten 25 van het aanbrengstation 47 tot in aanraking met elkaar worden gedwongen.

De einden 101, 111 van de helften 81, 83 bevinden zich voorbij het Staton voor het aanbrengen van een oplosmiddel, zodat de paren kogelhelften 22, 23 mat elkaar· in aanraking zijn na het passer en van dedruknckken 99, 109. De druknokken 99, 109 drukken de opeenvolgende paren kogelhelften 30 22, 23 tot in een stevig aangrijpend verband met elkaar voor het zcdoende vcoten van gerede kogels 121. De opeenvolgende kogels 121 worden dan door de sleuven 36, 37 naar een afvoerstation 123 geleid, waar de kogels 121 in een afvoergoot 124 vallen voor een verdere behandeling in het slijpstation 13.

35 Het is dus duidelijk, dat indien de kogelhelften 22, 23 zijn genaakt van een polystyreen kunststof, de kogelsamenstelinrichting 1 eerst de kogelhelften 22, 23 ontvangt en dan een hechtmateriaal in de vorm van 8203852 - 8 - een oplosmiddel, zoals methyleenchloride, aanbrengt op de snijdende opper-vlakken 78·, 79 van de kogelhelften 22, 23. De kogelhelften 22, 23 warden dan tegen aITcaar gedrukt voar het. varmen van gerede kogels 121.

De kogelhelften 22, 23 .kunnen zijn gemaakt van polypropeen en 5 ingericht vcor het in elkaar klikken zonder de nocdzaak van een hechtma-teriaal in de vorm van een oplosmiddel. In dit geval heeft het station 47 voar het aanbrengen van een oplosmiddel geen nuttig doel, en kan het uit de inric±iting warden verwijderd of werken zonder een oplosmiddel. Verder warden de druknokken 99, 109 niet gebruikt voar het tot stand 10 brengen van een cplosmiddelhechting, maar in plaats daarvan voor het net perspassing tegen elkaar drukken van de kogelhelften 22, 23 voor het zo-doende eveneens vormen van gerede kogels 121. Het is dus dmdelijk, dat de kogelsamenste.l inrichting 1 gemakkelijk is aan te passen voor het door een perspassing of door een hechting met een oplosmiddel uit helftensamen-15 stellen van kogels.

De door de nokken 99, 109 verschafte druk meet nauwkeurig zijn ingesteld opdat deze het volledig samenstellen van de kogels 121 tot stand· brengt maar de kogels niet onnodig vervannt, ongeacht de gebruikte materialen of de manier van samenstellen. De verstelbare druknok 109 is 20 derhalve nauwkeurig in lijn aangebracht in de verstelbare helft 81 door middel van drukverstelbouten 127 en zijdelingse verstelbouten 129. De drukverstelbouten 127 zijn opgenanen door schroefdraadbaringen (niet getoond), die zich vanaf een zijde tegenover het oppervlak 113 in de richting van dit oppervak uitstrekken door de verstelbare helft en in 25 verbinding staan met de verstelbare druknok 109. De zijdelingse verstelbouten zijn opgenanen door schroefdraadboringen (niet weergegeven), die zich radiaal naar binnen uitstrekken naar de middenas 33 en in verbinding staan met de verstelbare druknok 109. De zijdelingse verstelbouten 129 dienen voor het voorkanen van een zijdelingse beweging van de verstelbare 30 druknok 109 wanneer zij tegen deze nek zijn vastgezet.

De voorgaande beschrijving is van een voorkeursuitvoeringsvom voar het verduidelijken van de inventieve gedachten en mag niet warden beschouwd als beperking van de cmvang van de uitvihding. De druknokken kunnen bijvoorbeeld gemakkelijk worden aangepast voor thermische hecht-35 werkwijzen, zoals het supersoon hechten.

8203852

Claims (14)

1. Inrichting voor het uit voorgevannde kogelhelften samenstellen van holle kogels gekenmsrkt door ingangsmiddelen voor het opnemen van kogelhelften, door een wiel met aan het buitengedeelte een aantal sleuven voor het opnemen van een. kogelhelft, door aandrijfmiddelen voor het doen 5 draaien van het wiel, door druk-uitoefenende middelen, die zich bij het buitengedeelte van het wiel bevinden voor het tegen elkaar drukken van kogelhelften, en door afvoermiddelen die in verbinding staan met de sleu-\en, waarbij de aandrijfmiddelen het wiel zcdanig kunnen draaien, dat de sleuven eerst de kogelhelften uit de ingangsmiddelen opnemen, de kogel-10 helf ten dan langs de druk-uitoef enende middelen kunnen leiden en dan de kogels naar de afvoermiddelen kunnen leiden, waardoor kogelhelften bij de druk-uitoef enende middelen tegen elkaar warden gedrukt voor het vormen van gehele kogels.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het wiel 15 draaibaar is rand en wordt aangedreven volgens een horizontals as.

3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het wiel bestaat uit een paar op afstand liggende schijven voor het verschaffen van een ruimfce daartussen, die de sleuven voor het opnemen van een kogelhelft scheidt en het mogelijk maakt een aanbrenginrichting voor een op- 20 losmiddel of ander plakmiddel tussen de kogelhelften te plaatsen wanneer deze in de sleuven warden geleid voor het cp de kogelhelften aanbrengen van het oplosmiddel of ander plakmiddel.

4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de inrichting voor het aanbrengen van een oplosmiddel of plakmiddel een schijf is, 25 die kan draaien en gedeeltelijk is gedonpeld in een opneemhouder voor het oplosmiddel of plakmiddel, waarbij de schijf in aanraking kan worden gebracht met de kogelhelften voor het daarop aanbrengen van het oplosmiddel.

5. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de schijf 30 naar keuze kan worden gebruikt wanneer de kogelhelften voor het vormen van gehele kogels met een oplosmiddel of een plakmiddel aan elkaar worden gehecht.

6. Inrichting volgens conclusie 1 net het kenmerk, dat de druk-uitoef enende middelen een middel amvatten voor het licfat tegen elkaar 35 drukken van de kogelhelften voor het plaatsen daarvan, en een middel voor 8203852 i « ' - 10 - het stark tegen elkaar drukken van de kogelhelften voor het vormen van gehele kogels.

7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat het middel vcor het licht tegen elkaar drukken van de kogelhelften order invloed 5 staat van.een veerdrukmiddel, waafbij het middel voor het sterk tegen elkaar drukken van de kogelhelften bestaat uit stijve nokken.

8. Inrichting volgens conclusie 7 gekenmerkt door verstelbare plaatsingsmiddelen voor het verstellen van de onderlinge stand van de nokken.

9. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat verstel- middelen zijn aangebracht voor de druk-uitoefenende middelen, zodat de door deze middelen uitgeoefende hoeveelheid kracht met de hand kan warden veranderd overeenkcmstig het al of niet moeten gebruiken van de inrichting voor het aanbrengen van.een oplosmiddel of plakmiddel. IS

10. Werkwijze voor het sairenstellen van holle kogels, gekenmerkt door het verschaffen van paren halve bollen als kogelhelften, het doen draaien van een wiel met een aantal sleuven langs de cmfcrek, het in de sleuven plaatsen van de kogelhelften, het op de kogelhelften uitoefenen van druk vcor het tegen elkaar drukken van de kogelhelften voor het vormen 20 van gehele kogels, en het uit de sleuven vrijmaken van de gehele kogels.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat een oplosmiddel of plakmiddel wordt aangebracht op kogelhelften, welk oplosmiddel of plakmiddel wordt aangebracht nadat de kogelhelften in de sleuven zijn geplaatst maar niet wordt aangebracht nadat geen druk meer wordt uige- 25 oefend op de kogels.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat de druk, die de kogels tegen elkaar drukt, eerst licht wordt uitgeoefend door veerkrachtige drukmiddelen voor het plaatsen van de kogelhelften, waar-na de druk, die de kogelhelften tegen elkaar drukt, wordt verhoogd 30 tot de hoeveelheid druk die nodig is voor het uit de kogelhelften vormen van gehele kogels.

13. Wferkwijze volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat de druk, die de kogelhelften tegen elkaar drukt, eerst licht wordt uitgeoefend door veerkrachtige middelen voor het plaatsen van de kogels en dan wordt ; 35 verhoogd tot de kracht, die nodig is voor het vormen van gehele kogels, waarbi j het plaatsen althans gedeeltelijk plaats vindt wanneer het oplosmiddel of plakmiddel op de kogels wordt aangebracht cm te verzekeren, dat 8203852 4. —-- -.- · •’v?:· -;-.grw -.-. . . . - 11 - de kogels in aanraking· zijn mat een middel voor het aanbrengen van het cplosmiddel of plakmiddel wanneer dit op de kogels wordt aangebracht, en het aanbrengen van het oplosmiddel of plaktniddel wordt verbroken voordat de druk wordt verhoogd tot de kracht, nodig voor het vormen van 5 gehele kogels.

14. Vferkwijze volgens conclusie 12 of 13 met het kenmerk, dat de verhoogde kracht, nodig voor het vormen van gehele kogels, wordt uitge-oefend door een middel, dat met de hand kan worden ingesteld. 8203852