NL8203138A - Potentiaalvereffeningsinrichting. - Google Patents

Description

ί *

82.5101/AA/MvC

Korte aanduiding: Potentiaalvereffeningsinrichting.

Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd: G. Griffioen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verkleinen van het electrische potentiaalverschil dat bestaat tussen twee op afstand van elkaar in een electrisch geleidend medium aanwezige electrischr geleidende voorwerpen, waarbij op de buitenwanden van de voorwerpen in 5 het medium van elkaar verschillende dubbellagen van van de voorwerpen afkomstige ionen en de electronen gevormd zijn, omvattende een losneembaar met de respectievelijke voorwerpen te verbinden vereffeningskabel via welke een vereffeningsstroom van het ene naar het andere voorwerp kan gaan.

10 De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting waarbij de voorwerpen gevormd worden door zich in goed geleidend, bijv. zout, water bevindende schepen en/of steigers, waartussen via een losneembare electrisch geleidende transportleiding licht ontvlambare stoffen getransporteerd moeten worden. Indien bij een dergelijke uit de praktijk 15 bekende inrichting de vereffeningskabel tussen het schip en de steiger verbonden is en bovendien de transportbuis daartussen is aangebracht, zal, ook wanneer eventueel toegepaste apparatuur voor het kathodisch beschermen van het schip en/of van de steiger buiten bedrijf gesteld is, het potentiaalverschil enkele honderden mV en de vereffeningsstroom enkele tien-20 tallen Ampères bedragen. De electrische weerstand tussen de verbindingspunten van dè vereffeningskabel heeft daarbij een waarde in de orde van enkele mfi, zodat de overgangsweerstanden bij de verbindingspunten van de vereffeningskabel een belangrijke rol spelen. Hoewel in de praktijk voor het verbinden van de vereffeningskabel, op zich zeer goede, bank-25 schroefvormige klemmen gebruikt worden, kan tijdens gebruik ervan niet altijd voorkomen worden dat, bijv. als gevolg van vervuiling kan contactoppervlakken, de overgangsweerstanden enkele tientallen procenten van de weerstand van de vereffeningskabel bedragen. Dit heeft tot gevolg dat tijdens het vast- of ontkoppelen van de transportbuis vonken tussen de te 30 koppelen delen van de buis kunnen overspringen, zodat een brand- en explosiegevaarlijke situatie kan ontstaan. Een dergelijke situatie kan zich ook voordoen indien, nadat de vereffeningskabel verbonden is, de verbonden transportbuis beschadigd wordt. Omdat bij toepassing van de bekende inrichting geen enkele objectieve controle uitgeoefend kan worden 35 op de kwaliteit van de verbinding van de vereffeningskabel alvorens de 820 3 1 3 8 * '4 - 2 - transportbuis tussen het schip en de steiger te verbinden, is derhalve voor de zeescheepvaart op internationaal niveau het gebruik aanbevolen van in serie met de transportbuis op te nemen electrisch isolerende koppelstukken in de vorm van flenzen. Het toepassingsgebied is echter 5 zodanig, dat in de praktijk gemakkelijk een kortsluiting over dergelijke koppelstukken kan ontstaan. In feite is toepassing van dergelijke koppelstukken gevaarlijker dan het niet-toepassen ervan, omdat de genoemde kortsluitingen op willekeurige onbekende momenten kunnen optreden en dus ook nadat de transportbuis reeds tussen het schip en de steiger verbonden is, 10 zodat zelfs tijdens het transport vonken kunnen overspringen en de brandgevaarlijke situatie kan ontstaan. Dat het gebruik van isolerende koppelstukken niet algemeen aanvaard wordt als een goede oplossing moge blijken uit het feit dat zij in de binnenscheepvaart niet toegepast worden. De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende inrichting op te heffen.

15 Volgens de uitvinding wordt de inrichting daartoe gekenmerkt door een in serie met de vereffeningskabel opgenomen stroomdetector, die een van de vereffeningsstroom afhankelijke eerste uitgangsspanning levert, een in serie met een spanningsdetector losneembaar met de voorwerpen te verbinden meetkabel, waarbij de spanningsdetector een van het potentiaalverschil af-20 hankelijke tweede uitgangsspanning levert, en een verwerkingsketen, die een van de eerste en tweede uitgangsspanningen afhankelijke derde uitgangsspanning aan een beslissingsketen levert, waarbij de vereffeningskabel een voorafbepaalde weerstandwaarde heeft. Hierdoor is het mogelijk om een afwijking van de nominale weerstandswaarde van de vereffeningskabel te 25 detecteren, aan de hand waarvan objectief een op afstand beoordeeld kan worden of, zonder het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie, bijv. een transportbuis tussen de voorwerpen verbonden kan worden, of dat de verbinding van de vereffeningskabel gecontroleerd en zo mogelijk verbeterd moet worden.

30 Een eenvoudige en goedkope uitvoering van de inrichting wordt verkregen indien de stroomdetector wordt gevormd door een stroomtransforma-tor waarvan de primaire wikkeling in serie met de vereffeningskabel is opgenomen en dat met de secundaire wikkeling van de transformator een belastingsweerstand verbonden is waarover de eerste uitgangsspanning op-35 treedt. Een voordeel van deze uitvoering is tevens dat een met de vereffeningsstroom evenredige eerste uitgangsspanning verkregen kan worden. Deze uitvoeringsvorm is bij voorkeur tevens zodanig, dat de temperatuurs-coëfficiënt van de belastingsweerstand in hoofdzaak gelijk is aan die van de vereffeningskabel en dat de belastingsweerstand zodanig in ther-40 misch contact is met de omgeving van de vereffeningskabel dat de tempera- 8203138 - 3 - tuur ervan in hoofdzaak gelijk is aan de omgevingstemperatuur van de ver-effeningskabel. Hierdoor is de over de belastingsweerstand aanwezige, eerste uitgangsspanning onafhankelijk van het temperatuurverschil tussen de vereffeningskabel en de belastingsweerstand, zodat het nemen van 5 foutieve beslissingen als gevolg van temperatuurverschillen voorkomen wordt.

De verwerkingsketen kan worden gevormd door een deler, die als derde uitgangsspanning het quotiënt van de tweede en de eerste uitgangsspanning levert. De derde uitgangsspanning komt dan overeen met het produkt van 10 een constante met de som van de weerstandswaarde van de vereffeningskabel en die van de overgangsweerstand bij de te verbinden uiteinden van de vereffeningskabel.

De verwerkingsketen wordt echter bijvoorkeur gevormd door een aftrek- keten, die als derde uitgangsspanning het verschil tussen de eerste en 15 tweede uitgangsspanningen levert, waarbij de weerstandswaarde van de * belastingsweerstand gelijk is aan het produkt van die van -de vereffeningskabel en de omzetverhouding van de stroomtransformator. Hierdoor komt de derde uitgangsspanning overeen met de spanning over de overgangsweerstanden bij de aansluitpunten van de vereffeningskabel, zodat de beslissingketen 20 de kwaliteit van de verbinding van de vereffeningskabel in afhankelijkheid van het potentiaalverschil tussen de voorwerpen zal beoordelen. Het aanwezig zijn van een grote overgangsweerstand zal daarbij als minder gevaarlijk beoordeeld worden naarmate het potentiaalverschil tussen de voorwerpen relatief kleiner is.

25 De inrichting vindt in het bijzonder toepassing voor een stelsel bestaande uit de twee voorwerpen en een door middel van aandrijfmiddelen tussen de voorwerpen losneembaar te verbinden mechanisch koppelstuk in hoofdzaak bestaande uit electrisch materiaal en is daarom bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat de aandrijfmiddelen door middel van een door de 30 beslissingsketen geleverd eerste stuursignaal zodanig gestuurd worden dat de verbinding van het koppelstuk slechts dan tot stand gebracht resp. verbroken kan worden indien, na het verbinden van de vereffeningskabel, de absolute waarde van de derde uitgangsspanning kleiner is dan een eerste referentiewaarde. Indien de verbinding van de vereffeningskabel slecht 35 is heeft dit tot gevolg, dat het koppelstuk, dat een transportbuis kan zijn of gevormd kan worden door verankerings- of sleepkabels, niet tussen de voorwerpen verbonden resp. daarvan losgenomen kan worden, zodat het optreden van vonkvormig bij de aansluitpunten van het koppelstuk voorkomen wordt.

8203138 - 4 -

Indien de inrichting tevens een h serie met de vereffeningskabel opgenomen veiligheidsschakelaar omvat, die gesloten u/ordt na het met de voorwerpen verbinden van de vereffeningskabel, is de inrichting bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat de veiligheidsschakelaar door middel 5 van een door de beslissingsketen geleverd tweede stuursignaal in de geopende toestand ervan, gebracht wordt indien, na het sluiten van de schakelaar, de absolute waarde van de derde uitgangssparjning groter is dan een tweede referentiewaarde en dat daarna door middel van houdmiddelen de geopende toestand gehandhaafd blijft. Hierdoor wordt het optreden van 10 vonkvorming bij de aansluitpunten van de vereffeningskabel bij het verbinden resp. losnemen ervan tegengegaan, terwijl het koppelstuk indien het reeds verbonden is niet losgenomen kan worden, zodat de gebruiker steeds - gedwongen wordt om te trachten de kwaliteit van de verbinding van de vereffeningskabel zo goed mogelijk te maken.

15 Wanneer bovendien de eerste referentiewaarde kleiner is dan de tweede referentiewaarde, kan de verbindingsprocedure veiliger verlopen hetgeen vooral van belang is bij het tussen met een hoger risico gekwalificeerde gebieden verladen van licht ontvlambare stoffen.

Omdat de inrichting in het bijzonder toepassing vindt tussen schepen 20 of tussen een schip, en een steiger, verdient het de voorkeur dat de beslissingsketen verbonden is met een alarmeringsketen, die door een door de beslissingsketen geleverd derde stuursignaal bekrachtigd wordt indien de absolute waarde van de derde uitgangsspanning groter is dan een derde referentiewaarde. Hierdoor kan bijv. de persoon die de ver-25 effeningskabel moet verbinden op eenvoudige wijzen en op afstand geïnformeerd worden over de kwaliteit van de door hem tot stand te brengen resp. tot stand gebrachte verbinding; deze informatie wordt niet beïnvloed door eventueel te overbruggen grote afstanden en de aanwezigheid van personen, die voorheen voor het inde juiste volgorde uitvoeren van de 30 handelingen met betrekking tot de verbindingen aanwezig moesten zijn en met de eerstgenoemde persoon in verbinding stonden.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening toont: fig. 1 het principeschema van een inrichting volgens de uitvinding; 35 fig. 2 het schema van een uitvoeringsvorm van de stroomdetector van fig. 1.

In het hierna volgende is aangenomen dat de voorwerpen gevormd worden door een tankschip 1 en een steiger waarvan de electrische massa met het verwijzingscijfer 2 is aangegeven. Tevens wordt aangenomen dat vanaf 8203138 - 5 - .&· de steiger een, niet-getoonde, transportbuis met het schip 1 verbonden moet worden voor het verladen van in het bijzonder licht ontvlambare stoffen.

Met behulp van een tussen het schip 1 en de steiger 2 verbonden ver-5 effeningskabel 3 wordt getracht het potentiaalverschil tussen het schip en de steiger te vereffenen. Aan de zijde van de steiger 2 zijn in serie met de vereffeningskabel 3 een veiligheidsschakelaar 4 en een stroomdetec-tor 5 aangebracht. Het andere einde van de vereffeningskabel 3 is losneembaar, bijv. door middel van een schroefbankvormige klem 6, verbonden met 10 het schip 1.

Alvorens de vereffeningskabel 3 te verbinden met de klem 6 wordt de veiligheidsschakelaar 4 geopend, zodat in het gebied van de klem 6, welke een met aanmerkelijk risico gekwalificeerd gebied is, tijdens het tot stand brengen van de verbinding geen vonkoverslag tussen de vereffenings-15 kabel 3 en de klem 6 kan optreden. Nadat de verbinding, waarvan de kwaliteit onbekend is, tot stand is gebracht, wordt de schakelaar 4 gesloten, zodat een vereffeningsstroom tussen het schip en de steiger kan vloeien. Voorheen werd vervolgens de transportbuis met het schip 1 verbonden in een gebied met een grotere risicokwalificatie dan die bij de klem 6, 20 hetgeen kon leiden tot zeer gevaarlijke situaties indien de overgangsweer-stand bij de klem 6 te groot was om een voldoend grote vereffeningsstroom door te laten voor het naar ongeveer nul Volt brengen van het potentiaalverschil tussen het schip 1 en de steiger 2.

Teneinde dergelijke gevaarlijke situaties te vermijden is volgens de 25 uitvinding voorzien in de stroomdetector 5, die een van de vereffeningsstroom afhankelijk uitgangssignaal levert aan een verwerkingsketen 7, die op een andere ingang een van het potentiaalverschil afhankelijk uitgangssignaal van een spanningsdetector 8 aangeboden krijgt, waarbij de ingang van de spanningsdetector 8 via een meetkabel 9 en een klem 10 met het 30 schip 1 verbonden is. De spanningsdetector 8 heeft een hoge ingangsweer-stand, zodat de weerstand van de meetkabel 9 en de overgangsweerstand bij de klem 10 een verwaarloosbare invloed op het te meten potentiaalverschil hebben.

De verwerkingsketen 7 levert een derde uitgangssignaal aan een be-35 slissingsketen 11 met behulp waarvan de gebruiker een indicatie kan verkrijgen over de kwaliteit van de verbinding van de vereffeningskabel 3 met het schip 1 en op grond daarvan kan besluiten om te trachten de kwaliteit te verbeteren of om de transportbuis met het schip 1 te verbinden resp. van het schip los te nemen. De gewenste indicaties zullen daarbij 8203138 € - 6 - objectief bepaald en verwerkt y/orden en daardoor de veiligheid bevorderen, omdat de verwerkingsketen 11 een aantal drempelwaardeketens 12 en 13 omvat, die de absolute waarde van het uitgangssignaal van de verwerkingsketen 7, objectief vergelijken met een naar een klem 14 resp. 15 gevoerde eerste 5 respectievelijk tweede referentiewaarden en ten minste het uitgangssignaal van de drempelwaardeketen. 12 niet getoonde bekrachtigingsmiddelen voor het verplaatsen en/of verbinden van de transportbuis en het openen van de veiligheidsschakelaar 4 stuurt. De transportbuis kan daarbij slechts met het schip 1 verbonden resp. daarvan losgenomen worden indien het door de 10 verwerkingsketen 7 geleverde uitgangssignaal kleiner is dan de naar de klem 14 van de drempelwaardeketen 12 gevoerde eerste referentie-waarde. Indien het uitgangssignaal van de verwerkingsketen 7 groter is dan de naar de .klem 15 van de drempelwaardeketen 13 gevoerde referentiewaarde is, wordt de veiligheidsschakelaar 4 door een van de ctempelwaardeketen 13 15 afkomstig stuursignaal geopend, zodat bij losgenomen transportbuis deze niet verbonden kan worden en eerst de kwaliteit van de verbinding van de vereffeningskabel 3 met het schip 1 verbeterd moet worden en dat in het geval dat de transportbuis aan het schip reeds bevestigd is ten minste geen vonkoverslag in het gebied van de klem 6 kan optreden. De eerste re-20 ferentiewaarde is daarbij bij voorkeur kleiner dan de tweede referentiewaarde, terwijl houdmiddelen 16 aanwezig zijn voor het handhaven van de geopende toestand van de veiligheidsschakelaar 4 na het openen ervan door het van de drempelwaardeketen 13 afkomstige stuursignaal.

De beslissingsketen 11 omvat een derde drempelwaardeketen 17, die het 25 door de verwerkingsketen 7 geleverde uitgangssignaal vergelijkt met een op een ingangsklem 18 aangeboden derde referentiewaarde. De uitgang van de drempelwaardeketen 17 is verbonden met een niet getoonde alarmerings-keten, bijv. gevormd door akoestische en optische signaalgevers, zodat een zich op het schip 1 bevindend persoon direct en zonder inmenging van 30 andere personen een indicatie kan verkrijgen met betrekking tot de kwaliteit van de door hem tot stand gebrachte verbinding van de vereffeningskabel 3 met de klem 6.

Fig. 2 toont een uitvoeringsvorm van de stroomdetector 5 van de inrichting volgens fig. 1. Deze stroomdetector omvat een transformator met 35 een primaire wikkeling 19 en een secundare wikkeling 20. De primaire wikkeling 19 is in serie met de vereffeningskabel 3 verbonden. Een taster 21 detecteert het in de transformator opgewekte veld en levert een daarmee overeenkomend ingangssignaal aan een stroomgenerator 22, die een zodanige stroom door een serieschakeling van de secundaire wikkeling 20 en een 8203138 - 7 - weerstand 23 voert, dat het door de vereffeningsstroom in de transformator opgewekte veld wordt gecompenseerd door de stroom door de secundaire wikkeling 20. De stroom door de secundaire wikkeling is daarbij gelijk aan de vereffeningsstroom door de primaire wikkeling gedeeld door de wikkel- of 5 omzetverhouding van de transformator, zodat ook de spanning over de weerstand 23, die de naar de verwerkingsketen 7 te voeren eerste uitgangsspanning vormt, evenredig is met de vereffeningsstroom.

De temperatuurscoëfficiënt van de weerstand 23 is bij voorkeur gelijk aan die van de vereffeningskabel 3, waarbij de weerstand 23 zodanig ten 10 opzichte van de vereffeningskabel 3 is aangebracht, dat zij beide in hoofdzaak dezelfde temperatuur hebben. De spanning over de weerstand 23 is dan onafhankelijk van weerstandsveranderingen als gevolg van verandering . van de respectievelijke omgevingstemperatuur van de weerstand 23 en van de vereffeningskabel 3, zodat ook de beslissingen die door de beslissingsketen 15 7 geleverde derde uitgangsspanning onafhankelijk zijn van die omgevings temperaturen.

De weerstand 23 kan aangebracht zijn tegen de binnenwand van een behuizing voor de stroomdetector 5 die in dezelfde omgeving als de stroom-detector 3 is aangebracht. De weerstand 23 kan echter ook gevormd worden 20 door een geleider, die over een bepaalde lengte op geïsoleerde wijze tegen de vereffeningskabel 3 is aangebracht.

De verwerkingsketen 7 kan gevormd worden door een deler, die de door de spanningsdetector 8 geleverde tweede uitgangsspanning deelt door de door de stroomdetector 5 geleverde eerste uitgangsspanning, zodat de door 25 de verwerkingsketen 7 geleverde derde uitgangsspanning overkomt met het produkt van een constante maal de som van de weerstandswaarden bij de klem 6. De weerstandswaarde van de vereffeningskabel 3 zal bekend zijn, zodat in feite een absolute meting van de overgangsweerstand bij de klem 6 uitgevoerd wordt. Het op grond van de gemeten overgangsweerstand nemen 30 van beslissingen met behulp van de beslissingsketen 11 is echter niet geheel bevredigend, omdat hetzelfde meetresultaat optreedt voor verschillende potentiaalverschillen tussen het schip 1 en de steiger. Het is dan mogelijk dat in een geval waarbij het potentiaalverschil tussen het schip 1 en de steiger verwaarloosbaar klein is, de verwerkingsketen 11 niettemin de 35 bekrachtiging van de aandrijfmiddelen voor bijv. een tussen het schip 1 en de steiger 2 te koppelen transportbuis ongewenst blokkeert.

De verwerkingsketen 7 wordt daarom bij voorkeur gevormd door een aftrek-keten die als derde uitgangsspanning het verschil tussen de eerste en r tweede uitgangsspanningen aan de beslissingsketen 11 levert. Indien daarbij 8203138 - 8 - tevens de weerstandswaarde van de u/eerstand 23 gelijk is aan het produkt van de weerstandswaarde van de vereffeningskabel 3 en de wikkelverhouding van de stroomtransformator, komt de door de verwerkingsketen 7 geleverde derde uitgartpspanning overeen met de spanning over de overgangsweerstand 5 bij de klem 6. De door de verwerkingsketen 7 geleverde derde uitgangs-spanning zal dan bij een groter potentiaalverschil tussen het schip 1 en de steiger ook groter zijn, hetgeen gewenst is omdat dan het gevaar van vonkoverslag bij het koppelen of ontkoppelen van bijv. een transportbuis tussen het schip 1 en de steiger ook groter is. De beslissingsketen 11 10 kan dan op objectieve wijze de diverse beslissingen nemen, waarbij alleen de naar de klemmen 14, 15, 18 gevoerde referentiewaarden eenmalig inge-stels behoeven te worden. Bij gebruik van een andere, bijv. langere, vereffeningskabel 3 behoeft slechts de waarde van de weerstand 23 evenredig groter of kleiner gemaakt te worden. Omdat geen deling van spanningen uit-15 gevoerd wordt, heeft het gebruik van een aftrekketen overigens tevens als voordeel dat de beslissingsketen 11 de kwaliteit van de verbinding van de vereffeningskabel 3 als slechts zal beoordelen indien door een of andere oorzaak een van de beide kabels 3 of 9 (nog) niet met het schip 1 is verbonden.

20 De uitvoering van de inrichting is bij toepassing van de aftrekketen zodanig dat het potentiaalverschil tussen het schip 1 en de steiger bij het niet aanwezig zijn van een overgarcpweerstand bij de klem 6 gelijk is aan de door de stroomdetector 5 geleverde eerste uitgangsspanning, zodat de verwerkingsketen 7 tezamen met de spanningsdetector 8 eenvoudig kan 25 worden gevormd door een verschilversterker.

De vereffeningskabel 3 zal in het algemeen uit koper bestaan, met eeen temperatuurscoëfficiënt van 0,004 1/°C en een soortelijke weerstand van 0,0175.10-0 flm. De weerstand van de vereffeningskabel 3 zal dan bij een 2 gebruikelijke lengte van 40 m en een doorsnede van 120 mm en bij een om-30 gevingstemperatuur van 20°C 5,5 Ω m bedragen. Voor het materiaal van de weerstand 23 kan bismuth gekozen worden met een temperatuurscoëfficiënt van eveneens 0,004 1/°C en een soortelijke weerstand van 1,2.10”^ Ω m.

In verband met een betere verwerkbaarheid ervan wordt echter de voorkeur gegeven aan een legering van ongeveer 50% ijzer en ongeveer 50% nikkel, 35 die inde handel verkrijgbaar is onder de benaming Niron 52. Deze lerering heeft een temperatuurscoëfficiënt van 0,004 1/°C en een soortelijke weerstand van 0,43210"^Ω m. Bij de uitvoering met de aftrekketen voor de verwerkingsketen 7 en bij een wikkelverhouding van bijv. 1000 van de transformator moet de weerstand 23 bestaande uit die legering een waarde van 8203138 i » - 9 - 5,5 Ω en dus een lengte/doorsnede-verhouding van 12,73.10^ hebben. Een uit die legering bestaande draad met een lengte van 6,37 m en een doorsnede van 0,5 mm vormt dus een bijzonder geschikte weerstand 23 voor een voor» keursuitvoeringsvorm van de inrichting met temperatuurcompensatie en met 5 de aftrekketen. De weerstandswaarde van de vereffeningskabel 3 verandert bij een temperatuurverschil van 40° C met ongeveer 16?ó. Een dergelijke, ongecompenseerde, in de verwerkingsketen 7 en de beslissingsketen 11 geïntroduceerde verandering vormt een meetfout en zou zonder toepassing van temperatuurcompensatie door middel van een geschikte weerstand 23 de in-10 richting onbetrouwbaar maken of slechts geschikt binnen bepaalde omgevingstemperaturen van de vereffeningskabel 3.

- conclusies - 8203138

Claims (11)

1. Inrichting voor het verkleinen van het electrische potentiaalverschil dat bestaat tussen twee op afstand van elkaar in een eleetrisch geleidend· medium aanwezige eleetrisch geleidende voorwerpen, waarbij op de buitenwanden van de voorwerpen in het medium van elkaar verschillende dubbellagen van 5 van de voorwerpen afkomstige ionen en electronen gevormd zijn, omvattende een losneembaar met de respectievelijke voorwerpen te verbinden vereffenings-kabel via welke een vereffeningsstroom van het ene naar het andere voorwerp kan gaan, gekenmerkt door een in serie met de vereffenings-kabel (3)'opgenomen stroomdetector (5), die een van de vereffeningsstroom 10 afhankelijke eerste uitgangsspanning levert, een in serie met een spannings-detector (8) losneembaar met de voorwerpen (1,2) te verbinden meetkabel (9), waarbij de spanningsdetector (8) een van het potëhtiaalverschil afhankelijke tweede uitgangsspanning levert, en een verwerkingstóen (7), die een van de eerste en tweede uitgangsspanningen afhankelijke derde uitgangs-15 spanning aan een beslissingsketen (11) levert, waarbij de vereffeingskabel (3) een voorafbepaalde weerstandswaarde heeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stroomdetector (5) gevormd wordt door een stroomtransformator waarvan de primaire wikkeling (19) in serie met de vereffeningskabel (3) is 20 opgenomen en dat met de secundaire wikkeling (20) van de transformator een belastingsweerstand (23) verbonden is waarover de eerste uitgangsspanning optreedt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de temperatuurcoëfficiënt van de belastingsweerstand (23) in hoofd- 25 zaak gelijk is aan die van de vereffeningskabel (3) en dat de belastingsweerstand (23) zodanig in thermisch contact gebracht is met de omgeving van de vereffeningskabel (3) dat de temperatuur ervan in hoofdzaak gelijk is aan de omgevingstemperatuur van de vereffeningskabel (3).

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met h et kenmerk, 30 dat de verwerkingsketen (7) gevormd wordt door een deler, die als derde uitgangsspanning het quotiënt van de tweede en eerste uitgangsspanningen levert.

5. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de verwerkingsketen (7) gevormd wordt door een aftrekketen, 35 die als derde uitgangsspanning het verschil tussen de eerste en tweede uitgangsspanningen levert en dat de weerstandswaarde van de belastingsweer- 8203138 Λ * - 11 - stand (23) gelijk is aan het produkt van die van de vereffeningskabel (3) en de omzetverhouding van de stroomtransformator. (19, 2Q).

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met het ken merk, dat de belastingsweerstand uit bismuth bestaat.

7. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met het ken merk, dat de belastingsweerstand bestaat uit een legering van ongeveer 50% ijzer en ongeveer 50% nikkel.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies voor toepassing bij een stelsel bestaande uit de twee voorwerpen en een door middel van 10 aandrijfmiddelen tussen de voorwerpen losneembaar te verbinden mechanisch koppelstuk in hoofdzaak bestaande uit electrisch geleidend materiaal, met het kenmerk, dat de aandrijf middelen door middel van een door de beslissingsketen (11) geleverd eerste stuursignaal zodanig gestuurd worden dat de verbinding van het koppelstuk slechts dan tot 15 stand gebracht respectievelijk verbroken kan worden indien, na het verbinden van de vereffeningskabel (3), de absolute waarde van de derde uit-gangsspanning kleiner is dan een eerste referentiewaarde.

9. Inrichting volgens conclusie 8, omvattende een in serie met vereffeningskabel opgenomen veiligheidsschakelaar, die gesloten wordt na het met de 20 voorwerpen verbinden van de vereffeningskabel, met het kenmerk, dat de veiligheidsschakelaar (4) door middel van een door de beslissingsketen (11) geleverd tweede stuursignaal in de geopende toestand ervan gebracht wordt indien, na het sluiten van de schakelaar (4), de absolute waarde van de derde uitgangsspanning groter is dan een tweede 25 referentiewaarde en dat daarna door middel van. houdmiddelen (16) de geopende toestand gehandhaafd blijft.

10. Inrichting volgens conclusie 8 en 9, met het kenmerk, dat de eerste referentiewaarde kleiner is dan de tweede referentiewaarde.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, g eken- 30 merkt door een met de beslissingsketen (11) verbonden alarmerings-keten, die door een door de beslissingsketen (11) geleverd derde stuursignaal bekrachtigd wordt indien de absolute waarde van de derde uitgangsspanning groter is dan een derde referentiewaarde. 8203138