NL8201607A - Inrichting voor het bedwelmen van slachtdieren. - Google Patents

Description

* — 4 tJ/EA/2-Stoppelberg INRICHTING VOOR HET BEDWELMEN VAN SLACHTDIEREN,

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met een elektrisch bedwelmingsapparaat bedwelmen van slachtdieren.

Bij de tegenwoordig toegepaste slachtmethoden is 5 het gebruikelijk om slachtdieren, zoals varkens te bedwelmen, voordat zij worden gedood. Dit gebeurt gewoonlijk met een elektrisch bedwelmingsapparaat waarvan twee elektroden op de kop, en wel voor of op de uitwendige gehoorgang, van het slachtdier worden geplaatst. Bij het gedurende een korte tijd 10 toevoeren van elektrische stroom, die daarbij door de kleine hersenen van het dier vloeit, verliest het slachtdier zijn bewustzijn. Het is bekend om de elektroden met behulp van een soort tang tegen de kop van het dier aan te houden. Dit vereist een tamelijk omslachtige handeling en grote vakbekwaam-15 heid en oplettendheid van de persoon die de tang hanteert.

Het aantal dieren wat op deze wijze per tijd eenheid kan worden bedwelmd, is hierdoor beperkt.

De uitvinding beoogt derhalve een inrichting voor het met een elektrisch bedwelmingsapparaat bedwelmen van 20 slachtdieren te verschaffen waarmee op een economische maar humane wijze slachtdieren op industrieële schaal kunnen worden bedwelmd voorafgaande aan het slachten.

Hiertoe verschaft de uitvinding een inrichting van de in de aanhef omschreven soort omvattende een elk slacht-25 dier afzonderlijk volgens een bepaalde bewegingsbaan geleidende transporteur, een door zwenkmiddelen tussen een opneem-stand in de bewegingsbaan en een afgeefstand daarbuiten beweegbare kophouder voor het opnemen van de kop van het slachtdier, door klemmiddelen beweegbaar met de kophouder 30 verbonden elektroden van het elektrische bedwelmingsapparaat, en een de zwenkmiddelen, de klemmiddelen en het bedwelmingsapparaat besturende, met een kopdetector gekoppelde bestu-ringsinrichting. Bij deze inrichting worden de slachtdieren achtereenvolgens naar de kophouder geleid, waar telkens de 35 elektroden van het bedwelmingsapparaat automatisch op of vlak voor de uitwendige gehoorgang, op de kop van het betreffende slachtdier worden geplaatst. Na 8201607 - 2 - het bedwelmen wordt het bedwelmde slachtdier verder afgevoerd en kan de kophouder weer in zijn opneemstand zwenken voor het opnemen van de kop van het volgende slachtdier.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvin-5 ding zijn de klemmiddelen zodanig uitgevoerd, dat deze de kop van het dier tijdelijk in de kophouder vast kunnen houden. Hierdoor kan het bedwelmde slachtdier met de zwenkmiddelen uit de transporteur worden getrokken en uit de bewegingsbaan worden verwijderd.

10 Voor een goede geleiding van de slachtdieren omvat de transporteur bij voorkeur twee in horizontale richting evenwijdig beweegbare en met hun transportvlak om de kleine tegengestelde hoeken met de vertikaal op een afstand tegenover elkaar opgestelde transportbanden. De dieren worden hier-15 door goed in zijdelingse richting gefixeerd zodat deze in de juiste richting aan de kophouder worden toegevoerd. Door volgens een ander aspect van de uitvinding een in de transport-richting aflopende vloer onder de transporteur toe te passen "zakken" de dieren over een kleine afstand tussen de trans-20 portbanden naar beneden, waardoor deze goed in de wigvorm tussen de transportbanden worden vastgeklemd. Om te zorgen dat de dieren zonder moeilijkheden stuk voor stuk door de transporteur worden opgenomen, sluit bij voorkeur aan de transporteur een omsloten loopgang aan, waarvan de doorsnede 25 slechts weinig groter is dan de omvang van elk slachtdier. Hierdoor wordt voorkomen dat de dieren op elkaar klimmen of naast elkaar gaan staan, en dat deze goed achter elkaar bij de transportband uitkomen.

Een bijzonder gunstige scheiding van de slachtdie-30 ren wordt vanzelf bereikt wanneer volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding centraal in de loopgang een zich in de lengte uitstrekkende opstaande rand is aangebracht. De dieren lopen met hun poten aan weerszijden van de opstaande rand zodat op effectieve wijze wordt bereikt dat de 35 dieren achter elkaar blijven.

De kophouder heeft bij voorkeur een open, licht-doorlatende constructie. Hierdoor heeft het dier geen bezwaar om zijn kop in de kophouder te steken, zoals wel het geval 8201607 # <# - 3 - zou zijn wanneer deze kophouder een donkere ruimte zou zijn.

Verdere voordelen en kenmerken van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting aan de hand van de 5 bijgevoegde tekeningen.

Fig. 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een in een slachthuis opgestelde inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een gedeeltelijk weggebroken aanzicht 10 volgens pijl II in fig. 1.

Fig. 3 is een aanzicht van de inrichting volgens pijl III in fig. 1.

Fig. 4 is een bovenaanzicht op grotere schaal van een in fig. 1 met IV aangegeven gedeelte van de inrichting 15 volgens de uitvinding.

Fig. 5 is een doorsnede volgens lijn V-V in fig. 4r met de zwenkmiddelen in de afgeefstand.

Fig. 6 is een gedeeltelijk weggebroken aanzicht van de op te transporteur aansluitende 'loopgang.

20 De inrichting 1 is opgesteld in een slachthuis 2 en omvat een aan een loopgang 4 aansluitende transporteur 3 via welke de slachtdieren 8 worden toegevoerd. Het eigenlijke bedwelmingsapparaat is verbonden met een nader te omschrijven kophouder 14 aan het einde van de transporteur 3. Wanneer de 25 slachtdieren 8 worden aangevoerd, worden zij tijdelijk ondergebracht in hokken 6. Via hekken 7 kunnen de slachtdieren 8 uit de hokken 6 in de loopgang 4 gedreven worden. De loopgang 4 is bij voorkeur uitgevoerd op een wijze zoals aan de hand van fig. 6 nader uiteen gezet zal worden. Via de loopgang 4 30 komen de dieren 8 in de richting van de pijlen 11 en door een opening 5 in een scheidingswand van het slachthuis 2 terecht bij de ingang van de transporteur 3.

De transporteur 3 omvat een gestel 20 waarin twee paren assen 21, 22 onder een kleine tegengestelde hoek met de 35 vertikaal zijn gelagerd. De assen 21, 22 worden aangedreven door motoren 23, 24 en dragen rollen waar omheen zich transportbanden 25, 26 uitstrekken. Tussen de transportbanden 25, 26 wordt dus een wigvormige ruimte gevormd. De bodem 27 onder 8201607 - 4 - de transporteur 3 loopt in de transportrichting af zodat de dieren in de wigvormige ruimte naar beneden zakken en op deze wijze in zijdelingse richting goed opgesloten worden geleid. De vloer 27 wordt gevormd door het bovenvlak van een tafel-5 vormig gestel 28.

Aan het einde van de transportéur 3 is de kophouder 14 opgesteld. De kophouder 14 is verbonden met zwenkmiddelen 15 en kan hierdoor zwenken tussen de in fig. 1 en 4 met getrokken lijnen aangegeven opneemstand en de met stippellijnen 10 aangegeven afgeefstand 16.

De zwenkmiddelen 15 omvatten een door scharnieren 32 zwenkbaar met een naast het einde van de transporteur 3 geplaatst gestel 30 verbonden arm 31. De arm 31 draagt de kophouder 14. Tussen de arm 15 en het gestel 30 is een vijzel 15 33 aangebracht, die de arm 31 tesamen met de kophouder 14 in de richting van de pijl 34 kan verzwenken.

Met de kophouder 14 is een detector 38 verbonden, die de juiste positie van de kop van een slachtdier in de kophouder detecteert. In deze uitvoeringsvorm omvat de detec-20 tor 38 een bij 36 scharnierende klep 35, die op bekende wijze een schakelaar 37 bedient. De klep 35 wordt door een veer normaal in de getoonde gesloten stand gehouden en kan tegen de kracht van de veer in naar buiten zwenken. Het door de transporteur 3 geleide dier 9 steekt, geholpen door een lei-25 plaat 40 aan de kophouder 14 en eventueel een extra leiplaat 41 tussen de transporteur in de kophouder 14. Wanneer het dier zijn kop geheel in de kophouder heeft gestoken, drukt dit met zijn neus tegen de klep 35 waardoor de schakelaar 37 wordt geactiveerd.

30 De schakelaar 37 is verbonden met een niet nader aangegeven besturingsinrichting die behalve de vijzel 33 voor de zwenkmiddelen het bedwelmingsapparaat, de motoren 23, 24 van de transporteur ook een op de kophouder 14 gemonteerde vijzel 48 bedient. Zoals fig. 5 laat zien, grijpt de vijzel 35 48 met twee zuigerstangen aan op armen 46, die bij 47 schar nierend met de kophouder 14 zijn verbonden. Aan het andere einde dragen de armen 46 de elektroden 45 van het bedwelmingsapparaat. Zodra de detector 38, of meer in het bij- zonder 82 0 1 6 0 7 40 - 5 - de’ schakelaar 37 wordt geactiveerd, stelt de besturingsin-richting de vijzel 48 in werking, waardoor de elektroden 45 tegen de kop van het slachtdier aan worden gedrukt. Ook wordt door de besturingsinrichting het bedwelmingsapparaat inge-5 schakeld. Al naar gelang de werking van het betreffende bedwelming sapparaat wordt direkt op de elektroden 45 de bedwel-mingsspanning gezet of wordt eerst een fullspanning aangelegd waarmee de weerstand tussen de elektroden wordt gemeten. Wanneer deze gemeten weerstand aan een bepaalde waarde voldoet 10 wordt dan de bedwelmingsspanning op de tang gezet. De spanning waarmee wordt bedwelmd is afhankelijk van de soort slachtdieren en van de wensen van de gebruiker en mag va-rieeren binnen door de wet toegestane grenzen. De tijd gedurende welke de bedwelmingsspanning op de elektroden 45 staat, 15 kan op bekende wijze worden ingesteld.

Gelijktijdig met het in werking stellen van de vijzel 48 voor de bedwelmingstang, wordt de vijzel 33 van de zwenkmiddelen in werking gesteld, zodanig, dat de kophouder 14 synchroon beweegt met de transportbanden 25 en 26. De kop van 20 het dier wordt door de klemmende werking van de elektroden 45 in de kophouder 14 vastgehouden. Wanneer het dier voor het grootste gedeelte, bijvoorbeeld ten minste drie-kwart uit de transporteur is bewogen, wordt de transporteur stilgezet en zwenken de zwenkmiddelen de arm 31 verder in de afgeefstand 25 16, waarbij het bedwelmde slachtdier wordt meegetrokken. In de afgeefstand wordt de vijzel 48 weer bediend voor het terugtrekken van de elektroden 45, waardoor het bedwelmde slachtdier 10 op een tafel 13 terecht komt en vandaar in de richting van de pijl 12 verder naar de slachterij afgevoerd 30 kan worden. De zwenkmiddelen bewegen de kophouder 14 vervolgens terug in de opneemstand waarna de transporteur 3 weer in werking wordt gesteld om het volgende toegevoerde slachtdier voor bedwelming op te kunnen nemen. Gelijktijdig met het lossen van tang wordt de bedwelmingsspanning van de elektroden 35 45 afgenomen, zodat de inrichting voor de mens geheel beveiligd is.

Afhankelijk van de capaciteit van de slachtlijn blijft de kophouder 14 een instelbare tijd (bijvoorbeeld tus- 8201607 * .- 6 - sen O en 30 seconden) openstaan in de afgeefstand en draait dan versneld terug naar de uitgang van de transporteur. Ook kan na het bereiken van de afgeefstand de kophouder direkt terugdraaien en wordt de transporteur alleen na de instelbare 5 tijd weer ingeschakeld. De maximale capaciteit wordt dus bereikt bij een zodanige instelling dat direkt na het lossen van de tang de kophouder 14 terugzwenkt en tegelijkertijd de transporteur 3 weer wordt ingeschakeld.

Zoals in de tekeningen wordt getoond, wordt de kop-10 houder 14 aan de bovenzijde gevormd door een aantal spijlen 49. Hierdoor wordt een licht doorlatende constructie verkregen waardoor de dieren niet worden afgeschrikt om hun kop in de kophouder 14 te steken.

Zoals in fig. 6 wordt getoond heeft de loopgang 4 15 een doorsnede die slechts weinig groter is dan de omvang van een slachtdier 8. De loopgang 4 bestaat uit een gootvormig benedengedeelte 51 en een daarboven en daaromheen aangebracht hekwerk 52. Centraal in de goot 51 is een opstaande rand 53 aangebracht. De hoogte van de opstaande rand 53 is zo geko-20 zen, dat deze tot vlak onder de buik van het slachtdier 8 reikt. De dieren 8 lopen met hun poten 54 aan weerszijden van de opstaande rand 53 waardoor op zeer effectieve wijze wordt voorkomen dat de dieren zich naast elkaar zouden dringen, hetgeen problemen op zou kunnen leveren ter plaatse van de 25 ingang van de transporteur 3. De hoogte van de loopgang 4 is zodanig dat de dieren niet op elkaar kunnen klimmen. In de transporteur 3 kan ter begrenzing van de wigvormige ruimte naar boven nog een leiplaat of kunnen geleidingsstangen worden aangebracht.

30 De bewegingsmiddelen voor de onderhavige inrichting kunnen elektrisch, pneumatisch of hydraulisch werken. Verder zal het duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven uitvoeringsvorm, maar alle mogelijke variaties c en modificaties, zoals binnen het kader van de conclusies 35 vallen, omvat.

8201607

Claims (10)

1. Inrichting voor het met een elektrisch bedwel-mingsapparaat bedwelmen van slachtdieren, gekenmerkt door een elk slachtdier afzonderlijk volgens een bepaalde bewegings-baan geleidende transporteur, een door zwenkmiddelen tussen 5 een opneemstand in de bewegingsbaan en een afgeefstand daarbuiten beweegbare kophouder voor het opnemen van de kop van het slachtdier, door klemmiddelen beweegbaar met de kophouder verbonden elektroden van het elektrische bedwelmingsapparaat, en een de zwenkmiddelen, de klemmiddelen en het bedwelmings- 10 apparaat besturende, met een kopdetector gekoppelde bestu-ringsinrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klemmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat deze de kop van het dier tijdelijk in de kophouder vast kunnen houden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de transporteur twee in horizontale richting evenwijdig beweegbare en met hun transportvlak onder kleine tegengestelde hoeken met de verticaal op een afstand tegenover elkaar opgestelde transportbanden omvat.

4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door' een in de transportrichting aflopende vloer onder de transporteur.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transporteur aansluit op een 25 omsloten loopgang, waarvan de doorsnede slechts weinig groter is dan de omvang van de slachtdieren.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat centraal in de loopgang een zich in de lengte uitstrekkende opstaande rand is aangebracht.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu- sies, gekenmerkt door geleidingsmiddelen zoals -platen, voor het in de kophouder naar binnen geleiden van de kop van het dier.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu- 35 sies, met het kenmerk, dat de kophouder een open, lichtdoor- 8201607 “ 8 — V v latende constructie heeft.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting regelmid-delen omvat voor het regelen van de bewegingssnelheid van de 5 zwenkmiddelen en de transporteur.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de detector een een schakelaar bedienende, door de neus van het dier beweegbare, scharnierende klep in het voorvlak van de kophouder is. 8201607