NL8004688A - Inrichting voor het elektrisch verdoven van slachtvee. - Google Patents

Description

N.O. 29.260

Inrichting voor het elektrisch verdoven van slachtvee

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het elektrisch verdoven van slachtvee, bestaande uit een paar transportinrichtingen zonder einde die zodanig naast en evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, 5 dat daartussen is gevormd een V-vormige doorgang die wordt bepaald door de naar elkaar toe gekeerde parten van de transportinrichtingen, welke parten met dezelfde snelheid in dezelfde richting kunnen bewegen en het lichaam van een dier kunnen dragen alsmede uit een stel naast elkaar geplaatste elektroden die in de doorgang steken, met de transportinrichting 10 mee kunnen bewegen en uit de baan van het dier kunnen worden gezwaaid.

Een dergelijke inrichting is voorgesteld in de niet-voorgepubli-ceerde oudere Nederlandse octrooiaanvrage 79.04935. Bij deze inrichting hebben de naast elkaar geplaatste elektroden een vorm die is aangepast aan de kop van het te verdoven dier, waarbij in het bijzonder is gedacht 15 aan varkens. Deze inrichting is ook geschikt voor het verdoven van schapen. Onder de schapenrassen komen er echter ook voor waarbij de dieren hoorns hebben. De inrichting is dan niet geschikt want de gehoornde schapen drukken de elektroden omhoog met de hoorns en aangezien deze de stroom niet geleiden vindt geen goede verdoving plaats en hooguit 20 beschadiging van het dier wanneer de elektroden na het passeren van de kop alsnog met het lichaam in aanraking komen.

Doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen die universeel toepasbaar is dat wil zeggen geschikt is voor gehoornde en niet-gehoornde dieren waarbij alleen de omvang van het dier de afmetingen 25 van de inrichting bepaalt en de vorm van de kop van invloed kan zijn op de profilering van de elektrodeplaten.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding in de eerste plaats bereikt doordat de elektroden zijn bevestigd aan in de doorgang schuin naar voren en naar binnen en vervolgens tegen de bewegingsrichting 30 in verlopende armen en deze armen zijn gekoppeld met een inrichting met behulp waarvan de armen met elektroden uit de doorgang en uit de baan van het dier kunnen worden gezwaaid. Elektroden die op deze wijze zijn gevormd kunnen door de hoorns van een gehoornd dier niet worden bereikt aangezien de hoorns zich doorgaans bevinden op een hoger niveau dan de 35 snuit van het dier. De hoorns blijven dan buiten bereik van de armen waarmee de elektroden kunnen wegzwaaien.

Bij een inrichting waarbij de elektroden zwaaibaar zijn bevestigd aan een in langsrichting verplaatsbare wagen kunnen de armen met elektroden met behulp van een cilinder omhoog zwaaibaar zijn zodat na het ver- 80 0 4 68 8 , * -V ^ “

Hnvpn (ie ft]ektroden positief uit de baan van het dier bewegen en dus ook buiten het bereik van de hoorns blijven.

Volgens de uitvinding kan op een dergelijke wagen ook een as worden geplaatst met meerdere stellen elektroden op armen die radiaal van de as uit-5 gaan, welke as met armen en elektroden door middel van een aandrijfinrichting kan worden gedraaid. Dit opent de mogelijkheid de inrichting zodanig uit te voeren dat bij het omhoogzwaaien van één stel elektroden het volgende stel achter het juist verdoofde dier in de doorgang zwaait.

Volgens de uitvinding is het ook mogelijk meerdere elektrodenstellen te 10 bevestigen aan een of meer kettingen zonder einde, die zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken. Deze kettingen treden net als de hiervoor-genoemde wagen in beweging zodra een dier met de elektroden iriaanraking komt. Aan het einde van de lengte van een kettingpart lopen de kettingen met de elektordearmen om het voorste omkeerwiel en zwaaien omhoog. Tege-15 lijkertijd kan dan een ander stel elektroden naar beneden in de V-vormige doorgang bewegen.

Gehoornde dieren hebben de neiging zich agressief te verzetten. Gebeurt dit dan beweegt het dier de kop naar beneden met de hoorns naar voren. Het gevaar bestaat dan dat er geen juist contact met de elektroden wordt ge-20 maakt. Om dit te ondervangen kunnen de elektroden scharnierend om een dwarsas aan de uiteinden van de armen zijn bevestigd. De hoorns van het dier bewegen de elektroden dan automatisch in een stand waarin de elektroden zich op de juiste wijze tegen de naar beneden gerichte snuit aanvleien. Deze draaibare elektroden kunnen door een veer in de uitgangsstand worden 25 gehouden tegen een aanslag zodanig dat zij vrij met het boveneinde tegen de veerkracht in kunnen wegdraaien.

Men kan de elektroden echter ook door middel van een universele elastische bevestiging aan de uiteinden van de armen bevestigen bijvoorbeeld door middel van een rubberblok of door middel van een zelf-centrerend kogelscharnier. 30 Om te vermijden dat het dier de kop naar beneden richt kan aan de elektrodenarmen een schermplaat zijn bevestigd die aan de voorkant en aan de onderkant de spleet tussen de transportinrichtingen afsluit. Eventueel kan men het bovengedeelte van deze schermplaat uitvoeren als een spiegel.De aandacht van het dier wordt dan afgeleid en het blijft met de kop naar voren 35 gericht.

Doordat bij de inrichting volgens de uitvinding de elektroden gedwongen uit de baan van het verdoofde dier bewegen wordt tevens beschadiging van de huid van het dier vermeden, hetgeen wel het geval kan zijn wanneer het dier zelf de elektroden omhoog beweegt.

40 ‘ De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de teke- ningen. 80 0 4 68 8 5* * -3-

Fig. 1 toont in een doorsnede volgens de lijn I-I van fig.2 een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een vooraanzicht van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont schematisch een variant van de inrichting volgens fig 1 en 5 fig. 4 toont weer een andere uitvoeringsvorm.

De in de fig.1 en 2 getoonde inrichting bestaat uit wee transportbanden 1 en 2 zonder einde. Deze zijn, zoals duidelijk in fig. 2 is getoond, zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld dat tussen de naar elkaar toe gekeerde parten van de transportbanden een V-vormige doorgang is ge-10 vormd waartussen het te verdoven dier 3 kan worden opgenomen.

In deze V-vormige doorgang steken van bovenaf twee elektroden 4 en 5 die zijn bevestigd aan armen 6 en 7 die bij 8 scharnierend zijn bevestigd aan een steun 9 die zelf bij 10 zwaaibaar is bevestigd aan een wagen 11 die met wielen 12 en 13 verplaatsbaar is tussen geleidingsbanen 14 en 15 15. Voor de verplaatsing dient een cilinder 16.

De armen 7 zijn met de steun 9 gekoppeld onder tussenkomst van een verende schokdemper 17 en de steun 9 is met de wagen verbonden via een drukmediumcilinder 18.

De elektroden 4 en 5 kunnen bijvoorbeeld de in fig. 1 getoonde 20 vormen hebben waarvan fig. 1 het zijaanzicht en fig. 2 het vooraanzicht weergeeft. Deze elektroden worden gevormd door platen die een vorm hebben die is aangepast aan de kop van het te verdoven dier.

De elektroden kunnen bij 19 draaibaar om een dwarsas zijn bevestigd aan de naar achteren gerichte uiteinden van de armen 6 respectievelijk 7.

25 Zij kunnen met hun zwaartepunt onder het scharnierpunt 19 zijn opgehangen en dus automatisch de verticale stand innemen. Het is ook mogelijk een met de arm 7 werkende aanslag 20 toe te passen alsmede een veer 21, die de elektroden in de gewenste uitgangsstand houdt.

• Beweegt het in fig. 1 getoonde te verdoven dier 3 de kop naar beneden 30 dan zullen de hoorns tegen het bovengedeelte van de elektroden 4 en 5 aankomen. De elektroden worden dan door het dier zelf gedraaid in een stand waardoor deze tegen de snuit van het dier aan komen te liggen.

Bij de inrichting volgens het oudere voorstel treedt de wagen 11 in beweging door middel van de cilinder 16 zodra de elektroden door middel 35 van een via de snuit lopende stuurstroom vaststellen dat een dier met de juiste elektrische weerstand in aanraking is met de elektroden waarna de hoofdstroom wordt ingeschakeld. Tijdens de korte duur dat de hoofdstroom ingeschakeld is beweegt de wagen met de transportbanden mee.

Bij de inrichting volgens het oudere voorstel strijken de elektroden 40 over de kop en rug van het dier tijdens de teruggaande slag van 8004688 de wagen.

Bij de inrichting volgens de uitvinding zal aan het einde van de verdoving, bijvoorbeeld door een tijdschakeling, de cilinder 18 in werking worden gesteld en deze zwaait de steun 9 om het scharnierpunt 5 10 naar rechts waardoor de armen 6 en 7 met de elektroden 4· en 5 naar voren en omhoog uit de doorgang bewegen. Na het passeren van het verdoofde dier beweegt de cilinder 18 de elektroden weer terug in de doorgang.

Aangezien voor dit vrijmaken van de doorgang een vrij grote 10 ruimte nodig is die door het verdoofde dier moet worden afgelegd voordat de elektroden weer in de doorgang kunnen bewegen, kan het volgens de uitvinding van nut zijn een inrichting te gebruiken, zoals deze schematisch in fig. 3 of fig. 4· is getoond.

Fig. 3 toont elektrodestellen 22 en 23 die met de armen 24·, 25 15 zijn bevestigd aan een as 26 die stapsgewijs kan worden aangedreven door een motor 27. Tijdens het omhoogzwaaien van de elektroden 22 kan de wagen 28 weer terugbewegen terwijl tegelijkertijd de elektroden 23 naar beneden bewegen en achter het dier in de doorgang treden.

Bij de uitvoering van fig. 4· zijn de elektrodenstellen 29 en 30 20 met hun armen 31 en 32 scharnierend bevestigd aan de schalmen 33 van een ketting zonder einde. Deze bevestiging kan scharnierend zijn onder tussenkomst van de verende schokbreker 34·. Bij het omlopen om het ket-tingwiel 35 zwaaien de armen 31 met elektroden 29 omhoog terwijl de armen 32 met elektroden 30 naar beneden kunnen bewegen in de doorgang.

25 Dit naar beneden bewegen kan tegelijkertijd, later of eerder dan het omhoog bewegen van de elektroden 29 plaatsvinden afhankelijk van de afstand tussen de dieren, hun lengte en de afstand tussen de omkeerwielen.

In plaats van de scharnierassen 19 kunnen de elektroden 4· en 5 , 22, 23 en 29, 30 aan de uiteinden van hun armen zijn bevestigd onder 30 tussenkomst van rubberblokken danwel zelf-centrerende kogelscharnieren waardoor automatische aanpassing aan de zich voordoende stand van de kop plaats kan vinden.

Zoals getoond in fig. 1 kunnen de armen 6 en 7 een plaat 37 dragen met een vlakker lopend ondergedeelte 38 dat de spleet tussen de 35 ondereinden van de transporteurs afsluit. Het dier is geneigd te kijken daar waar licht is en door de afsluiting aan de onderkant zal het minder gauw de kop naar beneden bewegen. De afsluiting naar voren heeft tot gevolg dat het dier de kop omhoog houdt.

De plaat 37 kan aan de naar het dier toegekeerde zijde spiegelend 4-Ó zijn uitgevoerd. Het dier wordt dan afgeleid doordat het door de spleet 80 0 4 68 8 -5- •~f" * tussen de elektroden door zichzelf ziet en in die richting kijkt.

- conclusies - 8004688

Claims (9)

1. Inrichting voor het elektrisch verdoven van slachtvee, bestaande uit een paar transportinrichtingen zonder einde die zodanig naast en evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld dat daartussen is gevormd 5 een V-vormige doorgang die wordt bepaald door de naar elkaar toe gekeerde parten van de transportinrichtingen, welke parten met dezelfde snelheid in dezelfde richting kunnen bewegen en het lichaam van een dier kunnen dragen alsmede uit een stel naast elkaar geplaatste elektroden die in de doorgang steken, met de transportinrichting mee kunnen bewegen en 10 uit de baan van het dier kunnen worden gezwaaid, met het kenmerk, dat de elektroden zijn bevestigd aan in de doorgang schuin naar voren en naar binnen en vervolgens tegen de bewegingsrichting in verlopende armen en deze armen zijn gekoppeld met een inrichting met behulp waarvan de armen met elektroden uit de doorgang en uit de baan 15 van het dier kunnen worden gezwaaid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elektroden zwaai-baar zijn bevestigd aan een in langsrichting verplaatsbare wagen, m et het kenmerk, dat de armen met behulp van een cilinder omhoog zwaaibaar zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elektroden zwaai baar zijn bevestigd aan een in langsrichting verplaatsbare wagen, gekenmerkt door meerdere stellen elektroden op radiaal van een as uitgaande armen, welke as met armen en elektroden door middel van een aandrijfinrichting worden gedraaid. 25 4·. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het ken merk, dat meerdere elektrodenstellen zijn bevestigd aan één of meer synchroon aandrijfbare kettingen zonder einde, die zich evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken.

5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de elektroden scharnierend om een dwarsas aan de uiteinden van de armen zijn bevestigd.

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het ken- 80 0 4 68 8 -7- m e r k, dat de elektroden door een veer in de uitgangsstand tegen een aanslag wordt gehouden en vrij met het boveneinde tegen de veerkracht in kunnen wegzwaaien.

7. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 5. t/m 4, met het kenmerk, dat de elektroden door middel van universeel beweegbare elastische bevestigingsmiddelen aan de uiteinden van de armen zijn bevestigd.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de elektroden door middel van een blok van rubber of derge- 10 lijk materiaal zijn bevestigd.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elektrodenarmen in de blikrichting van het te verdoven dier, dat wil zeggen naar voren en naar beneden, 15 zijn voorzien van een de doorgang grotendeels afsluitende schermplaat.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de schermplaat in het bovengedeelte als spiegel is uitge-voerd. 8004686