NL8201601A - Magnetische bandtransporteur. - Google Patents

Description

* i i VO 3170

Titel: Magnetische bandtransporteur.

De uitvinding heeft betrekking op een magnetische bandtransporteur, * en in het bijzonder op een bandtransporteur die zodanig is ingericht dat deze geschikt is voor het automatisch wikkelen van een cassetteband.

Een dergelijke magnetische bandtransporteur is beschreven in de 5 Amerikaanse octróoischriften 3.784.761, 3.831.198, 3.864.742, 3.866.856, 3.911.491, 3.940.791, 3.979.772, 4.035.842, 4.056.834, 4.074.329, 4.166.283, 4.191.979, 3.984.870 en 4.101.944. In het bijzonder toont het. Amerikaanse octrooischrift 3.940.791 van aanvraagster, een automatische wikkeling met behulp van een differentiaal luchtdrukapparaat, dat een 10 bandlus trekt uit de cassette door de band. over 180° te draaien door een roterende aftasttrommel met een tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen aftastkoppen. Het differentiaal, luchtdrukapparaafchoudt. de schachten, van de lus tijdens het wikkelproces van elkaar gescheiden terwijl een gebogen geleiding vervolgens wordt aangebracht in een richting die 15· axiaal parallel is gelegen aan de hoofdtrommel teneinde de radiale buitenste schacht op afstand van de binnenste schacht te houden, welke binnenste schacht in contact staat met de aftasttrommel, waarna het. differentiaal luchtdrukapparaat wordt uitgeschakeld, teneinde informatie op de band te brengen dan wel deze informatie terug te winnen.

20 Ook de Amerikaanse octrooischriften 3.984.870 en 4.101.944 bezitten geleidingsorganen die in de lus worden ingevoegd wanneer deze door een mechanisch wikkelapparaat rond de trommel wordt getrokken.

Voor het op een magnetische band opnemen van een televisiereclame-film van enkele minuten, is het gewenst dat deze opname wordt gemaakt 25 op een kwaliteitsstudiorecorder van het zogenoemde' "omega-wikkel" type, waarbij de toegepaste band in een cassette wordt ondergebracht,en deze cassette vervolgens in een magazijntrommel wordt geplaatst tezamen met andere cassetten, waarbij de aldus opgeslagen cassetten automatisch geselecteerd kunnen worden en afgedraaid kunnen, worden in een televisie-30 uitzending. Een dergelijk stelsel is nader beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.720.794 waarin de draaiende hoofdtrommel vier koppen heeft en waarbij de band in dwarsrichting wordt afgetast. Een dergelijk i 8201601 • * - 2 - stelsel geeft, evenwel aanzienlijke problemen wanneer een band van een cassette moet worden gewikkeld rond een omega-wikkel hoofdtrommel met slechts één kop en een wikkeling van in hoofdzaak 360°. De draaiende kop voor de dwarse aftasting kan echter niet zodanig worden ingesteld 5 om hbt in hoofdzaak diagonale spoor aangebracht door de omega-wikkelkspt· van de originele recorder te volgen* Wil men evenwel toch een omega-wikkelkop inbouwen in het stelsel van het genoemde Amerikaanse octrooi-schrift 3.720.794 dan wordt het stelsel nog complexer dan deze al is, en loopt men het risico dat men zeer magere resultaten verkrijgt. Het 10 grootste probleem is gelegen in de nauwkeurige positie van de bewegende geleidingsorganen die. ervoor zorgen dat de band geplaatst wordt nabij het spiraalvormige aftastgeleidingsorgaan gelegen aan de twee vlak bij elkaar gelegen einden van de in hoofdzaak 344°-bandwikkel, dat wil zeggen aan de "nek." van de omega- waarbij de band een scherpe bocht 15 maakt en naar en van de trommel gaat. De geleidingsorganen liggen zodanig dicht bij elkaar dat hun bewegingen invloed op elkaar uit oefenen. Dergelijke geleidingsorganen moeten niet alleen een draaiende beweging maar ook een lineaire beweging maken , teneinde de juiste positie van de band rond de aftaster te verkrijgen. De kwaliteit van de 20 geleiding, is zeer gevoelig, voor de absolute positie van deze geleidings— organen. Het feit dat de bekende omega-wikkelmachine uitgerust is met vaste geleidingsorganen, is een zeer nauwkeurige instelling noodzakelijk teneinde hun juiste plaatsing te verzekeren. Het toepassen van verplaatsbare geleidingsorganen is nagenoeg niet mogelijk daar men met probleem 25 heeft de bandgeleidingsorganen op de juiste wijze te plaatsen alsook de juiste inclinatie te geven aan het einde van hun verplaatsing. Wil men toch een oplossing, dan zijn zeer ingewikkelde maatregelen nodig.

Een voorbeeld van de ingewikkelde wijze waarop een automatische wikkeling plaatsvindt in een "alpha-wikkel" machine, waarbij 30 de band over meer dan 360° gewikkeld, wordt, is aangegeven in het Amerikaanse octrooischrift 4.191.979. Het probleem van een nauwkeurige positie van de geleidingsorganen aan het einde van hun verplaatsing is in kolom 12 van dit Amerikaanse octrooischrift nader beschreven. Het probleem, is hier nog groter dan dat bij de omega-wikkelmachine, aan-35- gezien de eindposities van de geleidingsorganen nog dichter bij elkaar 8201601 * * - 3 - gelegen zijn.

De uitvinding ondervangt' het probleem van de omega-wikkelmachine door het toepassen van een tweemalige 18 Q°-wikkeling in de terugspeel-machine, waarbij deze machine speciaal is ingericht om samen te werken 5 met een eenmalige 344°omegac.wikkelmachine door de 180°-wikkelaftast-drum een diameter te geven die het dubbele is van de diameter van de ; drum van de omega-wikkelmachine, en door het aandrijven van de koppen , met de helft van de aandrijvingssnelheid van de koppen van de omega-wikkelmachine. Elk van de. I80°-wikkelkoppen tast derhalve de band af 10 met dezelfde kop-bandsnelheid en legt in dezelfde tijdsperiode dezelfde bandlengte af als door de enkele kop van de. omega-wikkelmachine wordt uitgevoerd. De eenvoud van constructie voor deze nieuwe opstelling en de kwaliteit, van het resultaat dat kan worden verkregen, staat in scherp contrast met de ingewikkeldheid en de magere resultaten dat 15 men in het omega-wikkel alternatief zou hebben verkregen.

Opgemerkt dient te worden dat de bandspanning als gevolg van· de opgebouwde - wrijving bij de verschillende identieke delen verschillend kcm zijn als gevolg van verschillen in de wikkelhoëk* tussen de inrichting volgens, de uitvinding en die volgens de omega-machine, en dat het 20 effect van deze verschillen op eenvoudige wijze kunnen worden ondervangen door het toepassen van welbekende "brede-raam" van de- bekende tijdbasiscorrector.

Het is duidelijk, dat de originele recorder van het omega-wikkel type niet hetzelfde probleem heeft, daar het niet vereist 25 is de in de cassette aangebrachte band automatisch te behandelen, maar deze band kan ook met de hand gewikkeld worden over permanente vaste geleidingsorganen.

Het is derhalve een doel van de uitvinding te voorzien in een niet-omega-wikkel magnetische bandcassettetransporteur van het automa-30 tische zelfwikkel type en die toegepast kan worden bij een omega-wikkel machine.en. die tevens de banden kan verwisselen.

Deze en andere doelen kunnen worden verkregen met een magnetische bandtransporteur volgens de uitvinding, die primair geschikt is voor het automatisch wikkelen en terugspelen van in een cassette aange— 35 brachte band, die origineel kan worden verkregen met dezelfde trans- 8201601 4 * .

j . r- | .....——— —· —— .....- - · - - — - 4 ~ porteur of via een andere registratietransporteur met een enkele, draaiende kop en geleiding waaromheen de band wordt gewikkeld in een in hoofd2aak 360°-omegabaan. "Om de in de cassette aangebrachte band voor terugspelen geschikt te maken, verschilt de terugspeeltransporteur van die van de 5 omega-wikkelregistratietransporteur in die zin dat de terugspeeltrans-·. -··-porteur voorzien is van twee diametraal tegenover elkaar gelegen draaiende koppen en één in hoofdzaak 180°-bandwikkeling, en waarbij de koppen ronddraaien».', meteen snelheid die de helft is van de snelheid van de omega-wikkeltransportkop. De wikkelorganen zijn van het differentiaal 10 luchtdruktype..

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet* Hierin toont t fig* 1 een bovenaanzicht gedeeltelijk in opengewerkte vorm, van 15 een magnetische bandtransporteur volgens de uitvinding voorzien van een bandbaan van het omega-type, die met stippellijnen daarop is geplaatst? fig. 2 een zijaanzicht van de rechterzijde op een enigszins andere schaal,· en gedeeltelijk in. opengewerkte vorm van de transporteur van fig 1.

20 In de figuren 1 en 2 is een transporteur 11 aangegeven, voorzien van een vasthoud en positiekamer 12 voor een magnetische bandcassette.

13* In de cassette is de-band 14 geplaatst over twee naven, nl. de aanvoernaaf 16 en de opneemnaaf 17. De opneemnaaf 17 heeft een oorspronkelijke bandopslag die lang genoeg is om de wikkelbandlus te vormen 25 (wat later beschreven zal worden). Wanneer de cassette in de kamer 12 is geplaatst, worden de beide naven bekrachtigd door een tweetal spillen 18, die door een aanvoer- en een opneemmotor 22 respectievelijk 23 via aandrijfriemen 17 en assen 21 worden aangedreven. De beide motoren 22 en 23 worden via de leidingen 26 en 27 bediend door een regelinrichting 30 24, die eveneens andere elementen in een zekere tijdsrelatie ten op zichte van elkaar bedienen en zullen naderhand nader worden beschreven.

De transporteur 11 omvat een roterend kopsamenstel bestaande uit een tweetal magnetische koppen 28 die op een trommel (niet aangegeven) bevestigd zijn aan de twee tegenovergestelde einden van een diame— 35 ter 29 daarvan, en de trommel bevestigd is op een as 31 die aangedreven 8201601 V * - 5 - wordt door een motor 32, die via steunelementen 33 bevestigd is aan een frame 34, dat deel uitmaakt van het chassis van de transporteur. Opgemerkt dient te worden dat deze diameter 29 in hoofdzaak tweemaal zo groot is -is als de diameter van de omega-wikkelbandpad 30 waarop de band 14 oor-5 spronkelijk was opgenomen. De motor 32 wordt bediend door de regelinrich-ting 24 en heeft een rotatiesnelheid van ongeveer de helft van de omega-wikkelkop die de oorspronkelijke opname op de band 14 heeft gemaakt. Een tweetal cilindrische geleidingsorganen 36 en 37 van het grijpertype, worden tezamen aan de achterzijde ondersteund met behulp 10 van een in hoofdzaak 120° gebogen wand, en staan over de andere 240^ van hun omtrek-.op afstand van elkaar voor het vormen van een spleet 38 ten behoeve van het uitsteeksel van de roterende kop 28.. Het onderste geleidingsorgaan 37 wordt ondersteund door een zware af dekplaat 39, terwijl het bovenste geleidingsorgaan hangt aan de bovenzijde 41 15 van de machine met behulp van een;.gedeeltelijke gebogen wand 42. Eveneens is een buitenste gebogen wand 43 aangebracht die tezamen met de wanden-38 en 42, de bovenkant 41, de afdekplaat 39, en bepaalde andere· elementen 44 en 46, een luchtdichte omhulling· vormt in de vorm. van een halfcirkelvormige wikkelbaan voor een lus 47 van de band die uit de 20 cassette wordt getrokken en half rond de geleidingsorganen 36 en 37 gewikkeld wordt. ..

Het element 44 is een bandspanningsvacuumkamerr met een verdeel-Jcamer 48 en een leiding 49 met behulp waarvan een vacuum., wordt getrokken vanuit een vacuumbron 51 zoals schematisch is aangegeven door de 25 pijl- 52. Opgemerkt dient te worden dat het element 44 vervangen zou kunnen worden door een conventioneel spanningsarmsamenstel.

Het element 46 is de achterwand van een andere verdeelkamer 53, die eveneens vacuum wordt getrokken door de bron 51 met behulp van een leiding 54, zoals schematisch weergegeven is met de pijl 56. De vacuum-30 bron wordt bestuurd door de regelinrichting 24, zoals schematisch is aangegeven met de pijl 57, teneinde zijn ontvangers op verschillende getempeerde tijdsvolgorden te voeden en zal naderhand worden beschreven.

De wijze van wikkelen gaat als volgt. Met behulp van de regelinrichting 24 worden eerst de kamers 44 en 53 vacuum getrokken en wordt 35 gelijktijdig de naaf 17 op afwinden ingesteld. Het vacuum zorgt voor een 8201601 - 6 - \

' ' V

η spanningslus 58 van de band in de kamer, totdat een gewenste gemiddelde lengte van de lus is verkregen.. Een aftastelement van een bekend type, geeft de regelinrichting 24 (pijl 61) een signaal. De regelinrichting 24' regelt vervolgens het vacuum in de twee verdeelkamers teneinde de lus 58 5 op zijn gewenste lengte te houden, terwijl de hoofdlus 47 rond de halfcirkelvormige hoofdwikkelbaan wordt getrokken, en waarbij de band wordt afgewonden van de naaf 17.

i

In de bandbaan vlak boven het punt 62 waar de radiale binnenschacht 53 voor de eerste maal in contact komt met de cilindrische geleidings-10 organen 36 en 37, is een draaibaar terugtrekbaar geleidingsorgaan 61 aangebracht.. Aan het begin van het wikkelproces, zorgt de regelinrichting 24 ervoor, dat het geleidingsorgaan 61 terugzakt in een punt 64 aangebracht onder de bandwikkelbaan, zoals met stippellijnen (61) in fig. 1 is aangegeven. Op een punt stroomafwaarts van het geleidingsor-15 gaan 61, wordt een differentiaal, terugdruk-aftastmechanisme 66 van een bekend type vacuum getrokken door de vacuumbron 51 (pijl 65) en is voorzien van een opening 67 in de zijwand 43 die in verbinding staat met het inwendige van de wikkelkamer.. Wanneer de bandlus 47 aankomt, en de opening 67 bedekt, wordt de drukverandering afgetast door het mecha-20 nisme 66 en wordt een signaal toegevoerd aan de regelinrichting 24 (pijl 68). De regelinrichting 24 zorgt er vervolgens voor dat het geleidingsorgaan 61 aan de binnenzijde van de lus 47 naar boven beweegt waarna de buitenste schacht 69 van de wikkellus met behulp van het geleidingsorgaan 61 op afstand staat van de binnenste schacht, aangege-25 ven met de gestippelde binnenschacht 69a en de lus 47a. De uiteindelijke gewikkelde en de werkpositie van de schacht 69 is aangetoond met de getrokken lijnen.

De lus en de schachtpositie 47a en 69a zijn zodanig, dat een tweede draaibaar terugtrekbaar geleidingsorgaan 71 naar boven wordt ge— 30 draaid vanuit (gestippelde) positie 71a in een punt 72, waarbij deze beweging van het geleidingsorgaan 71 wordt geregeld door de regelinrichting 24 (pijl 73) na een signaal (pijl 74) van een tweede aftast-mechanisme 76 dat wordt bediend (pijl 77) door de bron 51. Op overeenkomstige wijze zijn op derde en vierde posities geleidingsorganen 78 35 en 79 aangebracht met teruggetrokken posities 78a en 79a gelegen in 8201601 - 7 - \ i- putten 81 en 82, waarbij deze geleidingsorganen op het juiste moment in de respectieve lussen 47c en 47d (pijlen 88, 89) worden gestoken, als de lussen de sensoren 83 en 84 naderen, die worden gevoed (pijlen 86', 87) door de bron 51 en zenden banddruksignalen (pijlen 91, 92) 5 naar de regelinrichting 24.

Aan. het einde van de bandwikkelkamer, nabij de verdeelkamer S3, is een axiaal teruggetrokken kaapstander 93 aangebracht, waarvan het indringen, terugtrekken en ronddraaien wordt verkregen met een bekend mechanisme 96, dat wordt bestuurd door de regelinrichting 24 (pijl 94, 10 fig. 2). Het aan de regelinrichting 24 toegevoerd indringsignaal { (pijl 97) wordt geleverd door .een aftastmechanisme 98, dat wordt gevoed (pijl 99) door de bron 51.

Een laatste buitenste schachtgeleidingsorgaan 101 tezamen met een afschermelement 102 werkt samen met de kaapstander 93, waarbij het 15 element 102 dient als afscherming voor een stel longitudinale koppen 103 en geleidingsorganen 104, die vast bevestigd zijn op de wand 38.

Een bepaalde tijd nadat het kaapstander-indringsignaal is gegeven, zorgt de regelinrichting 24 ervoor (pijl 106) dat een opslaglusarm 107 naar binnen wordt gedraaid (gestreepte lijn 107a) totdat deze komt 20 tegen de buitenste schacht van de band teneinde een opslaglus te vormen (gestippelde lijnen 108, 109) nabij de kaapstander, om redenen die naderhand zullen worden uiteengezet. De regelinrichting zorgt er vervolgens voor, dat de vacuumtoevoer naar de kamer 53 wordt afgesloten en zorgt er eveneens voor dat de naaf 16 de band terugwiadt totdat deze 25 komt te rusten tegen de kaapstander en alle geleidingsorganen, en de spanningslusaftastmiddelen 59 een signaal aan de regelinrichting 24 geven dat de juiste bandspanning is bereikt. De wikkelprocedure is nu , beëindigd.

In afhankelijkheid van de bandspanningssignalen (61) van de 30 sensor 59 regelt de regelinrichting 24 de aandrijving van de kaapstander 93 voor het in normale voorwaartse richting aandrijven van een opname-of een terugspeelbewerking, alsmede de aandrijving van de cassetteband-naven 16 en 17.

Wanneer de voorwaartse bewerking is voltooid, kan de band niet 35 langer worden geleverd door de toevoernaaf 16 en wordt de lus 58 in de 8201601 ·* « - 3 - \ kamer 44 bekort, en veroorzaakt een stopsignaal (61) dat wordt toegevoerd aan de regelinrichting 24, die vervolgens de noodzakelijke instructies kan geven.

Alvorens de cassette 13 uit de machine wordt verwijderd, moet de 5 bandlus 47 uit. de machine worden getrokken en moet de cassette (op de gebruikelijke wijze) worden teruggewonden. Nadat deze voor een-dèrgelijke bewerking is ingesteld, moet de regelinrichting eerst de opslaglusarm 107 terugtrekken naar zijn getrokken lijnpositie (fig. 1), waarbij de opslaglus 108, 109 voldoende vrij komt te liggen teneinde de kaapstander 10 93 en de geleidingsorganen 71, 78, 79 en 101 zonder schade aan de band terug te trekken. Het geleidingsorgaan 61 blijft in zijn werkpositie en wordt de band teruggewonden op zijn., toevoer naaf 16 totdat de band rust tegen het geleidingsorgaan 61. Deze conditie wordt afgetast door de sensor 59 als de bandspanning toeneemt ondanks het verminderen 15 van de snelheid van de naaf 16, en de naaf wordt stopgezet door de regelinrichting 24.

De terugwindfuntie wordt door de regelinrichting 24 in werking gesteld, en zorgt ervoor dat de volle naaf 17 (als weergegeven in fig- 1) de band afwikkelt en wordt opgewikkeld op de naaf 16, waarbij 20 de snelheid wordt geregeld door een signaal (pijl 111) van een longitudinale kop 112 nabij het uitgangsgeleidingsorgaan 113 van de kamer 44.

De kop.112 leest een snelheidscontrolespoor op de band uit.

Wanneer de terugspoelfunctie voltooid is, wordt door de sensor 59 een signaal toegevoerd aan de regelinrichting 24, die ervoor zorgt dat 25 het geleidingsorgaan 61 wordt teruggetrokken en een initiële toevoer op de opneemnaaf 17 terugspoelt waarna vervolgens· alle functies inactief kunnen worden gemaakt, opdat het apparaat in een afwachtconditie'wordt geplaatst terwijl een signaal (pijl 114) wordt toegevoerd aan een cassette-veranderingsapparaat, dat geen deel uitmaakt van de uitvinding 30 en ook niet is weergegeven. Het. zal duidelijk zijn dat de uitvinding eveneens kan worden toegepast in een omgekeerd proces, waarin de banden worden opgenomen op de machine volgens de uitvindingenworden terujgegpeeld op de gemiddelde wikkelmachine.

Het. zal eveneens duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uit-35 vinding ook toepasbaar is op transporteurs met een verschillend aantal 8201601 ' « \ Ψ -9-, koppen, zolang als de verhouding van het aantal koppen tot de diameter van de drum varieert als een rechtstreekse evenredigheid in beide transporteurs (aantal koppen moet natuurlijk een geheel aantal zijn), en zolang de verhouding van de twee diameters omgekeerdcevenredig 5 variëren met de hoeksnelheid van-.de trommel.

8201601

Claims (13)

1. Magnetische bandtransporteur voor het. automatisch wikkelen: en terugspelèn van in een cassette aangebrachte band welke banden op een recorder opgenomen zijn,voorzien van een roterende kop met een eerste snelheid en een geleidingssamenstel waaromheen de band schroeflijnvormig : 5 gewikkeld is in een in hoofdzaak 360°-omegabaan, waarbij de terugspeel-transporteur gekenmerkt wordt door een -tweekoppige rotatiekop en geleidingstrommelsamenstel met in hoofdzaak een diameter die twee maal de diameter is van het eerste snelheidssamenstel; door middelen voor het aandrijven van het tweekoppige samenstel met een rotatiesnelheid 10 die in hoofdzaak de helft is van de snelheid van het eerste snelheidssamenstel; door middelen voor het bevestigen van de cassette nabij het tweekoppige samenstel·; door· wikkelmiddelen voor het trekken van een lus van de band van de aangebrachte cassette en voor het verlengen van de. lus in een wikkelbaan teneinde een schroeflijnvormige wikkel rond 15 één in hoofdzaak 180°-sector van het tweekoppige drum te verkrijgen; en door middelen voor het verkrijgen van een voorafbepaalde lengte van de lus teneinde tegenover elkaar gelegen schachten van de lus van elkaar te scheiden...

2. Transporteur volgens conclusie L met het kenmerk, dat de wikkel-20 middelen een differentiaal luchtdrukwikkelmiddel. is waarin een in hoofdzaak luchtdicht huis het tweekoppige samenstel omhult en samenwerkt met de bevestigde cassette en waarbij het differentiaal luchtdrukmiddel in verbinding staat met het huis voor het trekken van de lus.

3. Transporteur volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schacht-25 scheidingsmiddelen voorzien zijn van een aantal terugtrekbare gelei- dingsorganen die elk eén teruggetrokken positie hebben en op afstand staan van de wikkelbaan van de lus, en een werkzame positie hebben op elke baan en tussen de schachten van de lus, waarbij de geleidingsor-ganen geplaatst zijn langs de luswikkelbaan op afstand van elkaar en 30 wel zodanig, dat de buitenste radiale schacht van de band van gelei-dingsorgaan tot geleidingsorgaan tijdens de werking op afstand staat van alle punten van de geleidingstrommel en van de radiale binnenste — schacht die in verbinding staat met de trommel. 8201601 -11- •V .

4. Bandtransporteur volgens conclusie 3, met het kenmerk:,, dat de schachtscheidingsmiddelen zijn voorzien van een aftaster, die benedenstroomsnabij elk van de geleidingsorganen in de wikkelrichting van de bandlus zijn. aangebracht voor het aftasten van de aankomst 5 van de lus bij de respectievelijke geleidingsorganen, en. voor .het veroorzaken van de respectievelijke geleiding van de teruggetrokken naar de werkzame positie op de concave zijde van de lus nadat, de lus het "teruggetrokken orgaan heeft gepasseerd.

5. Transporteur volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat 10 de aftaster een differentiaal luchtdrukaftastelement :in de buitenste wand van het huis omvat voor het leveren van een werkzaam signaal voor het geleidingsorgaan, wanneer de bandlus de aftaster tijdens het wikkelen afsluit.

6. Transporteur volgens conclusie 5,gekenmerkt door met de 15 hand bediende selectie regelmiddelen voor het selecteren van de wikkelwijze, en eveneens voor een ontwikkelwijze, waarbij een terugtreksignaal wordt geleverd naar de geleidingsorganen wanneer de bandlus1 uit het huis wordt teruggetrokken.

7. Transporteur volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 20 de meest verwijderde van de geleidingsorganen van de bevestigde cassette in de wikkelrichting een bandaandrijvende kaapstander is met een bijbehorende aftaster voor het aftasten van de band.

8. Transporteur volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een aantal magnetische koppen van de longitudinale band-bewegingtype 25 zijn bevestigd teneinde in contact te komen met de band .tussen de kaapstander en het gewikkelde gedeelte van de band op de trommel, en dat een kopaf schermelement is aangebracht in samenwerking met de kaapstander voor het gelijktijdig terugtrekken en indringen in de lus tegenover de positie van de koppen. 30

-9. Transporteur volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een arm is aangebracht bovenstrooms vein de kaapstander voor het vormen van een lus in de band en bij de koppen zodanig opgesteld, dat deze vanaf een teruggetrokken positie buiten de lus kunnen draaien naar een werkpositie die radiaal naar binnen een segment bezit van 35 de buitenste bandschacht tussen een tweetal geleidingsorganen, en 8201601 * · -12- dat voorzien is in middelen voor het regelen van de selectie en voor het aandrijven van de arm vanuiteen ingetrokken naar een werkpositie .na."-het indringen van de kaapstander tijdens de wikkeling en voor het terugtrekken van de arm aan het begin vanhèt ontwikke— 5. lèn voor het. verkrijgen van een vrije lengte van de band rond de kaapstander teneinde de daaropvolgende terugtrekking van de kaapstander te vergemakkelijken.

10, Transporteur volgens conclusie 6, met het kenmerk/ dat het terugtrekbare geleidingsorgaan dat het dichtst gelegen is bij de • 10 bevestiging van de cassette wordt bestuurd,'door de selectiemiddelen teneinde in werkzame positie tijdens en na het ontwikkelen een korte luspositie in stand te houden op afstand van de cassette tijdens λ een opvolgende terugspoelwijze waarbij genoemd geleidingsorgaan wordt teruggetrokken met behulp van de selectiemiddelen nadat het terug— 15 spoelen is. voltooid en dat de cassettebevestiging voorzien is van een motoraandrijving voor de spoelen van de cassette, waarbij de aandrijfmiddelen worden bestuurd door de. selectie-en regelmiddelen voor het aandrijven van de spoelen in zowel de voorwaartse als in de terugwaartse richting. 20.

11. Transporteur volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een bandlus vacuum kolom is aangebracht tussen de cassette bevestiging en het- dichtst bijdeze cassette gelegen geleidingsorgaan voor het i verkrijgen en het in stand houden van een constante spanning in de band onder de besturing van de selectie— en regelmiddelen.

12. Transporteur volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een longitudina.alkopssnenstel.is aangebracht opde bandbaan tussen de vacuum kolom,en het meest bij de cassette gelegen geleidingsorgaan voor uitleespositie informatie van-de band tijdens het terugspoelen en het kopsamenstel gekoppeld wordt voor het verbinden van de 30 informatie met de selectie- en regelmiddelen voor het regelen van het terugspoelen.

13. Spiraalwikkel magneetbandtransporteur voor het automa tisch terugspelen van een band, die op een andere spiraalwikkel-transporteur met een verschillend aantal koppen is geproduceerd 35 met het kenmerk, dat de rotatiestraal omgekeerd varieert met de rotatiesnelheid van een van de transporteurs met de andere transpor- 8201601 Ϋ % -13- teur,en dat de rotatiestraal rechtstreeks varieert met het aantal koppen van één van de transporteurs met de andere, waarbij het aantal koppen in elke transporteur een geheel getal is. 8201601