NL8200883A - Frees voor ringvormige gaten. - Google Patents

Frees voor ringvormige gaten. Download PDF

Info

Publication number
NL8200883A
NL8200883A NL8200883A NL8200883A NL8200883A NL 8200883 A NL8200883 A NL 8200883A NL 8200883 A NL8200883 A NL 8200883A NL 8200883 A NL8200883 A NL 8200883A NL 8200883 A NL8200883 A NL 8200883A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cutter
cutting edge
radially
groove
cutting edges
Prior art date
Application number
NL8200883A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Hougen Everett D
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hougen Everett D filed Critical Hougen Everett D
Publication of NL8200883A publication Critical patent/NL8200883A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B51/00Tools for drilling machines
    • B23B51/04Drills for trepanning
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B2251/00Details of tools for drilling machines
    • B23B2251/14Configuration of the cutting part, i.e. the main cutting edges
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B2251/00Details of tools for drilling machines
    • B23B2251/40Flutes, i.e. chip conveying grooves
    • B23B2251/408Spiral grooves

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Drilling Tools (AREA)
  • Milling Processes (AREA)
  • Polishing Bodies And Polishing Tools (AREA)
  • Knives (AREA)

Description

ϊ- - 1 - i- ~ ΐ
Frees voor ringvormige gaten.
De uitvinding heeft betrekking op een frees voor ringvormige gaten.
In aanvragers opnieuw verleende Amerikaanse octrooi 28.416 is een ringvormige frees geopenbaard, voorzien van een aantal op onder-5 linge afstanden bangs het voorste (onderste) einde van de frees aange-brachte tanden. Elke tand is voorzien van een aantal volgens de omtrek verspringend aangebrachte snijranden. De snijranden zijn zodanig ont-worpen, dat elke rand zijn eigen spaan snijdt. De radiaal binnenste snijrand strekt zich radiaal uit over een ondiepe uitsparing, gevormd 10 in het lijf tussen opeenvolgende tanden, en de buitenste snijrand strekt zich radiaal uit over een buitenste groef, die zich spiraalvormig naar boven ten opzichte van de frees uitstrekt tussen opeenvolgende tanden. Overeenkomstig de leer van dit vroegere octrooi, heeft de groef een radiale diepte, die gelijk is aan ongeveer de helft van de dikte van de 15 ringvormige wand van de frees, en heeft het lijf een dikte, die gelijk is aan ongeveer de helft van de dikte van de ringvormige wand. Dienten-gevolge heeft de radiaal binnenste snijrand van elke -tand een radiale afmeting, die eveneens gelijk is aan ongeveer de helft van de wanddikte van de frees. De groef heeft dus een radiale diepte, die voldoende is 20 voor het mogelijk maken van de afvoer van spanen, die door beide snijranden zijn gesneden.
Het aangehaalde octrooi stelt eveneens voor om, indien het gewenst is drie volgens de omtrek verspringend aangebrachte snijranden te voorzien aan elke tand, zodat elke tand drie spanen snijdt in plaats 25 van twee, de radiale diepte van de groef en de dikte van het lijf gelijk 8200883 - 2 - V i < te houden aan die van de tweetraps tandfrees, en om het gedeelte van de freeswand, dat overeenkomt met de diepte van de groef, te vormen als twee volgens de omtrek verspringend aangebrachte snijranden in plaats van een enkele snijrand. De radiaal buitenste snijrand wordt bepaald 5 door een buitenste uitsparing, die een betrekkelijk korte axiale afme-ting heeft en uitmondt in de groef. De groef heeft echter nog een radi-ale afmeting, die ongeveer gelijk is aan de helft van de wanddikte van de frees, zodat hij gemakkelijk de spaan kan opnemen, gesneden door de radiaal binnenste snijrand. Bovendien heeft het lijfgedeelte van de 10 wand nog 66n enkele snijrand, voorzien van een breedte, die gelijk is aan ongeveer de helft van de freeswanddikte, en moet de door deze rand gesneden spaan radiaal in de groef worden bewogen.
Hoewel de in dit eerdere octrooi geopenbaarde frees een snij-werking heeft, die veel beter is dan van daarvoor gebruikte ringvormige 15 frezen, hebben de spanen, wanneer de frees wordt gebruikt voor het op basis van produktie snijden van gaten, de neiging niet vrij uit de binnenste uitsparing en in de groef te bewegen. Wanneer dit plaatsvindt is de snijwerking veel langzamer en wordt een taps overbemeten gat met een grovere afwerking geproduceerd. Bovendien wordt de levensduur van de 20 snijrand aanzienlijk bekort. Vastgesteld is, dat de meest praktische manier voor het oplossen van dit vraagstuk van het slecht uit de uitsparing en de groef van een ringvormige frees bewegen van spanen, het ver-schaffen is van een freesontwerp, dat dunne, smalle spanen produceert, die gemakkelijk in de groef worden geleid zodra zij zijn gesneden.
25 Gewoonlijk begint een spaan, zodra deze wordt gesneden, te krullen tot een spiraal. Het volume en de stijfheid van een spiraalvor-mige spaan worden bepaald door zijn breedte en dikte. Indien een spaan breed is, buigt hij niet gemakkelijk en neemt hij een betrekkelijk groot volume in. Het netto resultaat van een spiraalvormige spaan met een 30 groot volume is, dat miner spaanmateriaal in een bepaalde spannetijds naar boven kan bewegen door de door een groef bepaalde doorgang. Indien een spaan echter smal is, buigt hij gemakkelijk wanneer hij een belem-mefing ontmoet, zoals de wand van een groef of gat, en heeft hij veel minder groefdiepte nodig wanneer hij naar boven beweegt door een groef.
35 Een smalle spaan kan gemakkelijker in de groef worden bewogen een heeft 8200883 j » - 3 - minder neiging tot het verstoppen van de groef. Een smalle spaan kan ook gemakkelijk worden vervormd tot voorbij zijn elastic!teitsgrens, en breekt dus gemakkelijk in kleinere fragmenten. Bovendien vormt een smalle spaan een radiaal samendrukbare, veervormige, spiraalvormige 5 schroef, die bij het naar boven bewegen in een spiraalvormige groef kan dooreenstrengelen met anderen. Wanneer dergelijke dooreengestrengelde spiraalvormige spanen de wand aangrijpen van het gat, dat wordt gevormd door de frees, neigt de daaruit voortvloeiende wrijving tot het tegen-gaan van het verder draaien met de frees, hetgeen maakt, dat de spanen 10 gedwongen naar boven worden geleid door de achterste zijwand vein de schroeflijnvormige groef zonder deze te verstoppen. Hieruit volgt dus, dat een groef in dwarsdoorsnedeoppervlakte kan worden verkleind indien de breedte van de spaan wordt verkleind. Ook volgt hieruit, dat met een freeszijwand van een bepaalde dikte, de sterkte van de frees wordt ver-15 groot wanneer de afmeting van de groef wordt verkleind, candat het lijf tussen qpeenvolgende tanden dikker is. Een dikker lijf verschaft een grotere stijfheid en produceert dus een nauwkeuriger gat met een betere afwerking. Bij een vergrote frasesterkte,kan een dikkere spaan worden gesneden en/of kan een grater aantal tanden worden gebruikt, en kan dus 20 eveneens een snellere snijwerking worden bereikt.
Het hoofddoel van de uitvinding is het verschaffen van een ringvormige frees, die doeltreffender, sneller en nauwkeuriger snijdt, een betere afwerking produceert en die een langere levensduur heeft.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een 25 van groeven voorziene ringvormige frees, die een grotere bestendigheid heeft tegen breken dan een bekende frees met gelijke afmetingen.
Een meer bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een van groeven voorziene ringvormige frees, waarbij elk tand een aantal van althans drie snijranden daaraan heeft, welke snijranden elk 30 bij voorkeur een radiale afmeting hebben, die duidelijk kleiner is dan de helft van de wanddikte van de frees, zodat de radiale afmeting van de groef niet meer behoeft te zijn dan ongeveer een-derde van de wanddikte van de frees en toch voldoende diep voor het vrij opnemen van de door de breedste snijrand gesneden spaan.
35 Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een 8200883 \ > - 4 - frees voor ringvormige gaten, welke frees doeltreffender is dan bekende frezen van dezelfde afmeting. Dit doel wordt bereikt door het uitvoeren van elke tand van de frees met althans drie snijranden, welke snijranden elk een afzonderlijke spaan kunnen snijden en waarvan er twee zijn ge-5 vormd aan het gedeelte van de freeszijwand, dat zich radiaal naar binnen ten opzichte van de groef bevindt, dat wil zeggen in het lijfgedeelte tussen opeenvolgende tanden.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een ringvormige frees, die uitstekend geschikt is om te worden uitgevoerd 10 als twee axiaal naburige gedeelten, die telescopisch met elkaar zijn verbonden, zodat het voorste eindgedeelte van de frees, waaraan de tanden zijn gevormd, kan zijn gemaakt van een betrekkelijk kostbaar snij-gereedschapsmateriaal, zoals sneldraaistaal, en het lichaamsgedeelte van de frees kan worden gemaakt van een minder kostbaar materiaal, zoals 15 een met warmte behandeld, betrekkelijk laag gelegeerd staal.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een ontwerp voor een frees voor ringvormige gaten, welk ontwerp de vervaar-diging mogelijk maakt van frezen met een kleine diameter en met aan-zienlijk minder neiging tot het ontwikkelen van fijne haarscheurtjes 20 wanneer de groeven worden geslepen of met warmte behandeld·
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een ontwerp voor een frees voor ringvormige gaten, welk ontwerp het mpgelijk maakt een frees met een standaardafmeting eenvoudig in diameter te ver-kleinen voor het verschaffen van een frees met een bijzondere afmeting, 25 Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een ringvormige frees, die uitstekend geschikt is voor het nemen van zware sneden zonder de groeven en uitsparingen te verstoppen.
De voorkeursuitvoering van de gatfrees heeft een ringvormige zijwand, voorzien van een aantal volgens de omtrek op onderlinge afstan-30 den liggende tanden langs zijn onderste einde, en een overeenkomstig aantal schroeflijnvormige groeven langs zijn buitenomtrek. Elke tand is uitgevoerd met een aantal volg-ens de omtrek en bij voorkeur vertikaal verspringend aangebrachte snijranden, waarvan er althans twee zijn gevormd aan het gedeelte van de tand, dat overeenkomt met de dikte van 35 het lijf tussen opeenvolgende tanden, en de overige snijranden zijn 8200883 4 «" - 5 - gevormd aan het gedeelte van de tand, dat overeenkomt met de radiale diepte van de groef. In een uitvoeringsvorm van de frees, is de gezamen-lijke breedte van de twee radiaal binnenste snijranden groter dan de gezamenlijke breedte van de overige snijranden, in welk geval de dikte 5 van het lijf groter is dan de diepte van de groef. In ieder geval is de diepte van de groef althans even groot als de breedte van de breedste van de twee binnenste snijranden. De wanddikte van de frees kan zijn bemeten voor het produceren van een betrekkelijk smalle snijbaan voor het zodoende op een redelijk lage waarde houden van de kracht, die 10 nodig is voor het door een werkstuk voeden van de frees.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een ruimtelijk aanzicht is van een uitvoeringsvorm van de frees, 15 fig. 2 een aanzicht is van het in fig. 1 omcirkelde gedeelte II, fig. 3 een doorsnede is volgens de lijn III-III in fig. 1, fig. 4 enigszins ruimtelijk een doasnede toont van den tand van de frees, 20 fig. 5 een ruimtelijk aanzicht is van een andere uitvoerings vorm van de frees, fig. 6 het in fig. 5 omcirkelde gedeelte VI toont, fig. 7 enigszins ruimtelijk een doorsnede toont van een tand van de in fig. 5 weergegeven frees, 25 fig. 8 een onderaanzicht is van een gedeelte van de frees in samenhang waar hij doorheen wordt gevoed, fig. 9 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte van een frees, die enigszins is gewijzigd met betrekking tot de in de fig. 5-8 getoonde frees, 30 fig. 10 een vertikale doorsnede is van een andere uitvoerings vorm van de frees, fig. 11 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte van de in fig. 10 getoonde frees, fig. 12 een aanzicht is van een gedeelte van de in fig. 10 35 getoonde frees, 8200883
. W
- 6 -
» V
c· fig. 13 een eindaanzicht is van de frees, fig. 14 een vertikale doorsnede is van een andere uitvoerings-vorm van de frees, en fig. 15 een vertikale doorsnede is, die de wijze waarop de 5 in fig. 14 vertoonde frees door gestapelde werkstukken kan snijden, verduidelijkt.
Verwijzende naar de tekening is de frees voor ringvormige gaten in zijn algemeenheid aangeduid door het verwijzingscijfer 10, welke frees een freeslichaam 12 en een schacht 14 bevat. het freeslichaam 10 10 heeft een omgekeerde bekergedaante, voorzien van een zijwand 16 en een bovenwand 18. Het onderste einde van de zijwand 16 is voorzien van een aantal snijtanden 20, bij voorkeur op onderling regelmatige afstan-den. Een spiraalvormige groef 22 strekt zich naar boven uit om de buiten-omtrek van de frees nabij elke tand 20. De opeenvolgende groeven 22 zijn 15 gescheiden door een veld 24 aan de buitenomtrek van de frees. Bij de afgebeelde frees strekken de groeven en velden zich uit over de gehele lengte van de freeszijwand. Voor bepaalde toepassingen werkt de frees zelfs nog doeltreffender wanneer de groeven en velden aanzienlijk korter zijn dan de zijwand. De gedeelten van de ringvormige zijwand van de 20 frees tussen de opeenvolgende tanden 20, omvatten lijven 26. Het radiale buitenvlak 28 van elk' lijf 26 bepaalt de radiale binnenwand van elke groef 22. Elke groef 22 bevat een voorste zijwand 30 en een achterste zijwand 32.
Bij de in de fig. 1-4 afgebeelde uitvoeringsvorm van de frees, 25 is elke tand 20 voorzien van drie snijranden 34, 36, 38. De snijrand 34 ligt naar voren in de draairichting op afstand van de snijrand 36, die in de draairichting op afstand naar voren ligt van de snijrand 38. De snijrand 34 bevindt zich aan het onderste einde van het achterste vlak 40 van een binnenste uitsparing 42. Het bovenste einde van de uitsparing 30 42 loopt schuin radiaal naar buiten in een opwaartse richting, zoals bij 44. De snijrand 36 bevindt zich aan het onderste einde van het achterste vlak 46 van een tweede uitsparing 48, die is gevormd in het lijf 26 direct grenzende aan de binnenste uitsparing 44. Het bovenste einde van de tweede uitsparing 48 is in radiaal buitenwaartse richting, zoals bij 35 50, naar boven gebogen boven de binnenste uitsparing 42. De snijranden 8200883 J * i - 7 - 34,36 zijn gescheiden door een volgens de omtrek zich uitstrekkende schouder 51 aan het onderste einde van het radiale binnenvlak 52 van de uitsparing 48. De snijrand 38 bevindt zich aan het onderste einde van het achterste vlak 32 van de groef 22 en ligt naar achter op afstand 5 van de snijrand 36 door een schouder 54 aan het onderste einde van de groef 22.
Het bodemvlak van elke tand is voorzien van twee achtergedraaide of spelingvlakken 56,58. In de werkstand van de frees loopt het achtergedraaide vlak 56 schuin axiaal naar boven en radiaal naar binnen, 10 waarbij het achtergedraaide vlak 58 schuin axiaal naar boven en radiaal naar buiten loopt. Bovendien loopt elk dezer achtergedraaide vlakken in een omtreksrichting enigermate, bijvoorbeeld 8 tot 10°, schuin naar boven vanaf de betreffende snijranden voor het verschaffen van de noodzakelijke speling voor de snijranden. De twee achtergedraaide vlak-15 ken 56,58 snijden in een kruin 60, die de radiaal buitenste snijrand 38 snijdt. Hoewel de achtergedraaide vlakken 56,58 zodanig kunnen worden geslepen, dat de kruin 60 een willekeurige snijrand snijdt, verdient het in de meeste gevallen de voorkeur, dat deze kruin de buitenste snijrand snijdt. Als gevolg van de schuine standen van de achtergedraaide 20 vlakken 56,58, lopen de snijranden 34,36,38 axiaal schuin in een radiale richting, en zijn zij vertikaal, alsmede volgens de omtrek verspringend.
Een van de belangrijkste kenmerken van de frees ligt in het feit, dat het lijf 26 aan het onderste einde van elke tand twee daaraan gevormde snijranden 34,36 heeft. Bij de in de fig. 1-9 getoonde uitvoe-25 ringsvorm van de frees heeft het lijf een radiale afmeting, die bij voorkeur groter is dan de radiale diepte van de naburige groef 22. Aangezien de snijranden 34,36,38, zoals getoond, volgens de omtrek verspringend zijn, wordt door elk der snijranden een afzonderlijke spaan gesneden wanneer de frees wordt gedraaid en gevoed in een werkstuk. De onderlinge 30 afmetingen van de frees zijn zodanig, dat de radiale diepte van de groef 22 niet waameembaar kleiner is en bij voorkeur groter dan de breedste van de twee snijranden 34,36. Direct nadat hij is gesneden door de snijrand 34, wordt de spaan dus in de uitspring 48 geleid en dan in de groef 22 door de radiale schuine stand van deze snijrand en de bovenste eind-35 gedeelten 44 en 50 van de uitsparingen 42 en 48. Direct nadat hij is 8200883 * i % - 8 - gesnden door de snijrand 36, wordt deze spaan op soortgelijke wijze geleid door de radiaal schuine stand van deze snijrand en de gebogen wand 50 van de uitsparing 48 tot in de direct naburige groef 22. De axiale afmeting van de tweede uitsparing 48 is bij voorkeur groter dan 5 de axiale afmeting van de uitsparing 42 voor het zodoende bevorderen van gemakkelijke afvoer van de spaan vanaf de snijrand 34 in de uitsparing 48 en dan in de groef 22, en het dus voorkomen van de neiging tot opeenhoping en samenpakking van spanen in de uitsparing 42. Hoewel de schuine stand van de snijrand 34 de neiging heeft de door hem gesneden spaan naar 10 boven en naar buiten te leiden, dat wil zeggen in een richting loodrecht op de radiale richting van de rand 34 en het vlak van het achtergedraaide vlak 56, moet de omtreksafmeting van de uitsparing 42 voldoende klein zijn om het in enige duidelijke mate direct in de uitsparing 42 krullen te voorkomen van de door de rand 34 gesneden spaan. Indien de uitsparing 15 42 in een amtrekrichting voldoende klein is, heeft de door de rand 34 gesneden spaan de neiging betrekkelijk recht te blijven en wordt hij gemakkeli jker naar boven en naar buiten geldi ten qpzichte van de uitsparing tot in de groef 22. De omtreksbreedte van de binnenste uitsparing 42 moet bij voorkeur niet groter zijn dan ongeveer de helft van de dikte van 20 het lijf 26 en in de orde van ongeveer een-derde van de dikte van het lijf 26. De omtreksafmeting van de uitsparing 42 moet omgekeerd evenre-dig met de dikte van het lijf 26 veranderen. Direct na te zijn gesneden, worden dus de door de snijranden 34,36 gevormde spanen radiaal naar buiten en axiaal naar boven in de groef 22 geleid. De door de snijrand 38 25 gesneden spaan wordt op soortgelijke wijze naar boven gericht in de groef 22.
Aangezien elk dezer spanen betrekkelijk smal is en neigt tot het vorraen van axiale in plaats van radiale schroeflijnen, worden zij doeltreffend in een radiaal buitenwaartse richting geleid door de uit-30 sparingen. Wanneer de schroeflijnvormige spanen van elk der snijranden in een axiaal opwaartse en radiaal buitenwaartse richting in de groef 22 bewegen, neigen zij tot het dooreengestrengeld raken.met elkaar.
Zodra de dooreengestregelde schroeflijnvormige spanen in aanraking ko-men met de wand van het gat, dat wordt gevormd, neigt de daardoor ant-35 wikkelde wrijving tot het tegengaan van het met de frees draaien van 8200883 - 9 - de spanen·. Wanneer dit plaatsvindt, grijpt het achterste vlak 32 van de groef, waarin zij zich bevinden, de schroeflijnvormige spanen aan en leidt ze naar boven uit de groef. Aangezien de schroeflijnvormige spanen smal zijn, en in het bijzonder indien zijn tevens betrekkelijk 5 dun zijn, kunnen zij gemakkelijk samengedrukt raken tussen het binnen-vlak 28 van de groef en de wand van het gat, dat in het werkstuk wordt gevormd. Aangezien het achterste vlak 32 van elke groef 22 als een door-lopende schroeflijn is gevormd, is het naar boven in de groeven bewegen van de spanen ononderbroken, regelmatig en onbelemmerd. Indien dus de 10 uitsparingen 42,48 zijn gevormd en bemeten voor het leiden van de door de snijranden 34,36 gesneden spanen in hoofdzaak direct in de groef 22, en aangezien het bewegen van de spanen in een qpwaartse richting door de groef onbelemmerd is en niet wordt verhinderd, is een vrij naar boven uit de groef bewegen van de spanen varzekerd. Het vrij bewegen van kleine 15 spanen naar boven in de groef wordt gemakkelijker tot stand gebracht wanneer de frees inwendig wordt voorzien van een koelmiddel onder druk. Aangezien bovendien de spanen smal en inherent zwak zijn, neigen zij tot gemakkelijker breken bij het uit het gat naar buiten komen, en neigen zij dus niet tot het om de frees en/of de spil heen wikkelen wanneer 20 zij uit het gat, dat wordt gesneden, naar buiten komen, en het daardoor blokkeren of versperren van het verder naar buiten komen van daama gesneden spanen. Zoals reeds vermeld, wordt verder indien de uitsparing 42 in een omtreksrichting smal is, de neiging van de door de rand 34 gesneden spaan tot krullen, tegengegaan, zodat de spaan in een rechtere 25 toestand in de groef 22 wordt geleid. Dit vermindert de mogelijkheid van het vastwiggen van de spaan in en het verstoppen van de uitsparing en de groef.
Indien het gewenst is een kleine speling te verschaffen tussen de binnenomtrek van de wand 16 en het cilindrisch stuk metaal, 30 dat wordt gesneden, kan de binnenomtrek van de wand 16 vanaf het onder-ste einde over een korte afstand, bijvoorbeeld 1,3 cm, zoals in fig. 3 bij 62 aangegeven, taps naar buiten lopen onder een hoek van ongeveer 1°. Het gedeelte van de binnenomtrek van de freeszijwand kan boven het tapse gedeelte cilindrisch zijn gemaakt, zoals aangegeven bij 64. Op 35 een korte afstand boven de snijranden heeft dus de binnenomtrek van de 8200883 # - 10 - frees een speling van ongeveer 0,2 mm met het cilindrische buitencpper-vlak van het stuk metaal, dat uit het werkstuk wordt gesneden. Speling tussen de binnenomtrek van de freeswand 16 en het cilindrische stuk metaal kan ook worden verkregen door het enigszins excentrisch maken van 5 de cilindrische binnenomtrek ten opzichte van de buitenomtrek van de frees. Ook kan, zoals getoond in fig. 3, de diepte van de groef 22, in-dien gewenst, in een opwaartse richting geleidelijk groter worden ge-maakt door het zodanig slijpen van het binnenvlak 28 van de groef, dat dit taps radiaal naar binnen loopt tot aan het gedeelte 62 in opwaartse 10 richting in een iets sterkere mate dan boven dit gedeelte. Dit verschaft radiale speling voor de door de rand 38 gesneden spaan direct na te zijn gesneden. De groef als geheel kan dus zijn voorzien van een dwarsdoor-snede met toenemende oppervlakte in opwaartse richting voor het gemakke-lijker vereenvoudigen van het daaruit stoten van spanen, Elke groef kan 15 ook taps zijn, zodat hij volgens de omtrek aan zijn bovenste einde breder is dan aan zijn onderste einde.
Het verschaffen van een zwaar lijfgedeelte en het toch zeer smal houden van de breedte van alle spanen heeft tevens het voordeel van het mogelijk maken van een axiaal diepere binnenste uitsparing. Een 20 axiaal diepre uitsparing bevordert niet alleen een grotere stroming van koelmiddel over de snijtanden, maar maakt het tevens mogelijk de tanden over een langere tijdsduur te slijpen voordat het opnieuw slijpen van de uitsparingen nodig wordt.
Het is duidelijk, dat voor het verminderen van de kracht-25 behoeften voor het voeden van een ringvormige frees in een werkstuk, zoals staal, het nodig is, dat de snijbaan of -groef , gevormd door de frees, betrekkelijk smal is. Voor een frees, die is ontworpen voor het snijden van een klein of middelraatig gat in staal, bijvoorbeeld tot 25,4 mm in diameter, is een practische afmeting voor de wanddikte van 30 de ringvormige frees ongeveer 4,06 tot 4,57 mm. Wanneer bij een derge-lijke frees , elke tand is voorzien van dri'e snijranden, zoals getoond in de fig. 1-4, en de zijwand van de frees ongeveer 4,06 mm dikt is, kan, indien een dik lijf wenselijk is, de radiale diepte van de groef 22 in de orde zijn van 2,03 mm, en kan dus de dikte van het lijf 26 ongeveer 35 2,54 mm zijn. De twee binnenste snijranden 34,36 kunnen een breedte hebben 8200883 - 11 - van ongeveer 1,27 mm, of, indien gewenst, de binnenste snijrand 34 kan een breedte hebben van ongeveer 1,14 mm, en de tussenliggende snijrand 36 kan een breedte hebben van ongeveer 1,40 mm- Met een betrekkelijk zwaar lijf en een betrekkelijk dunne ringvormige wand, kan dus elk der 5 door de drie zijranden gesneden spanen gemakkelijk worden opgenomen in de groef 22. De omtreksafmeting van elke groef is bij voorkeur een aan-tal malen groter dan de radiale diepte van elke groef. Indien echter een dik lijf niet nodig is, is de frees zodanig bemeten, dat de dikte van het lijf ongeveer 0,25 mm kleiner is dan de helft van de wanddikte van de 10 frees. Indien dus de freeszijwand ongeveer 4,57 mm dik is, kan de dikte van het lijf ongeveer 2,03 mm zijn, en kan de groef 2,54 mm diep zijn.
In dit geval kunnen de snijranden 34,36 elk een breedte hebben van ongeveer 1,02 mm. In alle gevallen is de diepte van de groef groter dan de breedte van biede binnenste snijranden. Wanneer de beschikbare kracht 15 beperkt is, kan een frees met een grote diameter worden uitgevoerd met een dunnere zijwand/zoSoente verminderen van het vermogen, dat nodig is voor het draaien van de frees. Wanneer de zijwand betrekkelijk dun is, is het lijf bij voorkeur dikker dan de diepte van de groef voor het zodoende geven van sterkte aan de frees.
20 De in de fig. 5-8 getoond frees verschilt in beginsel in slechts een kenmerk in ontwerp van die, getoond in de fig. 1-4. In de in de fig. 5-8 gettonde frees, is het gedeelte van elke tand, dat over-eenkomt met de diepte van de groef 22, voorzien van twee snijranden 70-72 in plaats van van een enkele snijrand, zoals getoond bij 38 in de 25 fig. 1-4. In dit geval kan elk der snijranden 70,72 een breedte hebben, die gelijk is aan ongeveer de helft van de uitsparingsdiepte. De achter-gedraaide vlakken 56,58 aan elke tand lopen schuin op een wijze, zoals reeds beschreven aan de hand van de fig. 1-4, en snijden bij voorkeur in een kruin 74, die op zijn beurt de buitenste snijrand 72 bij onge-30 veer het midden daarvan snijdt.
In de in de fig. 5-8 afgebeelde frees, is de snijrand 72 volgens de omtrek in zeer lichte mate verspringend aangebracht ten opzichte van de snijrand 70, zodat de snijranden een enkele spaan pro-duceren, voorzien van een zwaktelijn in het midden. Voor de praktijk 35 moet de rand 72 in een frees, ontworpen voor het snijden van gaten in 8200883 - 12 - staal, slechts ongeveer met een-vierde van de mate van verspringing van de andere tanden, verspringend zijn aangebracht, bij voorkeur niet meet dan ongeveer 0,38 mm. De zodoende door de randen 70,72 gesneden, vervorm-de, erikele spaan is zeer gevoelig voor breken zodra hij een belemmering 5 ontmoet. Deze enkele zwakke spaan wordt echter direct in de grote groef 22 geleid, hetgeen de neiging van smalle spanen tot het vastraken in het gedeelte van de groef tussen de schouder 82 (fig. 8) en de zijwand 76 van het gat, dat wordt gevormd, opheft.
Indien de rand 72 zodanig naar achter verspringend is aange-10 bracht ten opzichte van de rand 70, dat elk dezer randen een afzonderlijke spaan snijdt verdient het de voorkeur dat het gedeelte van de groef 22, samenhangende met de rand 72, is uitgevoerd als een uitsparing 84 (fig.
9), voorzien van een vertikale afmeting, die in hoofdzaak gelijk is aan de vertikale afmeting van de uitsparingen 44,50. Wanneer dus de rand 72 15 in voldoende mate verspringend is aangebracht voor het snijden van een afzonderlijke spaan, wordt de zodoende gesneden spaan door de uitsparing 84 direct in de grote groef 22 geleid, en heeft hij niet de neiging de uitsparing 84 te verstoppen.
Wanneer de in fig. 9 weergegeven frees wordt gedraaid en ge-20 voed in een werkstuk, worden vier afzonderlijke spanen gesneden door de snijranden 34,36 en 70,72. Met de in de fig. 5-8 getoonde frees snijden de randen 34,36 elk een afzonderlijke spaan, en snijden de randen 70,72, zoals hiervoor uiteengezet, een enkele, gemakkelijk breekbare spaan.
In ieder geval wordt de door de snijrand 34 gesneden spaan in hoofd-25 zaak direct naar buiten geleid in de groef 22, en wordt de door de snij-rand 36 gesneden spaan eveneens in hoofdzaak direct naar boven en naar buiten geleid in de groef 22. Op soortgelijke wijze wordt de enkele of worden de afzonderlijke spanen gesneden door de snijranden 70,72 direct naar boven geleid in de groef 22.
30 In hoofdzaak zirect nadat de spanen door de snijranden 34,46, 70 zijn gesneden en in de groef 22 geleid, komen zij echter in wrijvings-aanraking met de zijwand 76 van het gat, dat in het werkstuk wordt ge-vormd. Omdat de spanen, die niet zijn gebroken, gewoonlijk een enigs-zins schroeflijnvormige gedaante hebben, heeft wanneer zij de zijwand 35 aangrijpen, de daardoor veroorzaakte wrijvingsweerstand de neiging het 8200883 - 13 - draaien van de schroeflijnvormige spanen met de frees, tegen te gaan.
Als gevolg hiervan worden de spanen in hoofdzaak direct aangegreoen door het achterste zijwandgedeelte 78 van de groef 22 (fig. 6) a worden zij op de hiervoor bewchreven wijze zonder belemmering naar boven uit de 5 groef geleid. Als gevolg van de kleine omtreksafmeting van de schouder 82 worden dus met de in de fig. 5-8 getoonde frees, de spanen niet aan-gegrepen en dus vastgehouden door het achterste zijwandgedeelte 80 van de groef 22. Dit is gewenst, omdat de neiging van de spanen tot het vastraken tussen de buitemomtrek van de frees en de zijwand 76 van het lOgat, dat wordt gevormd, aanzienlijk wordt verminderd. Dit geldt in het bijzonder indien de spanen dun en gemakkelijk vervornibaar zijn, Omdat de spanen smal zijn, is het bovendien minder waarschijnlijk, dat zij de wand van het gat, dat wordt gevormd, inkerven wanneer zij naar boven be-wegen door de groeven. Verder worden de smalle spanen gemakkelijker ge-ISbroken bij het uit het gat, dat wordt gevorm, naar buiten komen en heb-ben zij dus niet de neiging zich om de frees en/of de spil te wikkelen en dus het vrij bewegen van de daaropvolgend gevormde spanen te belm-meren.
Een ander voordeel van de in de fig. 5-8 en 9 getoonde uitvoe-20ringen, waarbij het gedeelte van de tand, overeenkomende met de diepte van de groef, is voorzien van twee snijranden in plaats van een, ligt in het feit, dat indien het wenselijk is een frees te verschaffen, voorzien van een buitendiameter van bijvoorbeeld 0,51 mm kleiner dan een frees met een standaardafmeting, het slechts nodig is, een afgewerkte frees 25met een standaardafmeting te nemen en 0,25 mm van zijn buitenomtrek af te slijpen. De diepte van de groef 22 wordt dus met slechts 0,25 mm verkleind, en is nog voldoende groot voor het opnemen van de breedte van spanen, gesneden door de andere drie snijranden. Het is duidelijk, dat zelfs met de in de fig. 1-4 getoonde, de buitendismeter van de frees 30kan worden afgeslepen voor het produceren van een frees met een bij-zonder'e afmeting, vooropgesteld dat dat de radiale diepte van de daar-uitvoortvloeiende groef nog nagenoeg even groot is als de breedte van de breedste gesneden spaan.
Een verder voordeel van de frees, voorzien van althans twee 35snijranden in zowel het lijfgedeelte als in het gedeelte van de tand, 8200883 - 14 - dat cvereenkomt met de groefdiepte, ligt in het feit, dat wanneer een metalen spaan wordt gesneden, deze de neiging heeft met wel tien procent uit te zetten. Bij frezen, zoals getoond in de fig. 5-8 en fig. 9, is de diepte van de groef 22 meer dan 10% groter dan de breedte van de 5 grootste snijrand. De neiging van een uitge2ette spaan tot het komen vast te zitten of het verstoppen van de groef 22 wordt dus ncg verder verminderd. Hoewel de randen 70,72 van de in de fig. 5-8 getoonde frees een enkele spaan snijden, heeft de spaan een zwaktelijn in het midden, en breekt hij dus gemakkelijk in kleine smalle spanen.
10 Een ander voordeel van het hebben van twee snijranden aan het lijfgedeelte van de frees is, dat, indien gewenst, een zwaardere wand kan zijn voorzien en een bredere groef kan worden gesneden. Tot nu toe worden moeilijkheden ondervonden indien de breedte van de snijrand aan het lijf ongeveer 2,54 mm overschrijdt, omdat het moeilijk is de brede 15 spaan radiaal naar buiten te bewegen in de groef. Met de onderhavige frees kunnen twee smalle spanen, gevormd door snijranden aan het lijfgedeelte van de frees, zeer gemakkelijk in een radiale en axiale rich-ting bewegen tot in de buitenste groef, en kan een snijbaan, die 5,1 mm in breedte overschrijdt, gemakkelijk op basis van produktie worden be- 20.reikt.
De in de fig. 10-15 afgebeelde frees frezen lijken zeer veel op de in de fig. 1-4 afgebeelde frees en verschillen daarvan slechts weinig. Bij de in de fig. 1-4 afgebeelde frees, loopt het achtergedraai-de oppervlak 56 radiaal naar binnen en axiaal naar boven schuin onder 25 een hoek van ongeveer 20 tot 25°, waaruit derhalve volgt, dat de snijranden 34,36 op soortgelijke wijze schuin staan. Dit wordt hierin aan-geduid als een "positieve binnenste hellingshoek". Een hellingshoek van deze grootte is geschikt voor het snijden van gaten, waarbij de spaan-belasting op de frees niet bovenmatig is, bijvoorbeeld 0,051 tot 0,076 30 mm per omwenteling. De dunne geproduceeerde spanen zijn zeer buigzaam en vervormen betrekkelijk gemakkelijk. Zoals reeds gezegd, wordt een spaan, wanneer deze is gesneden, naar boven gericht in een baan lood-recht op het vlak van het achtergedraaide oppervlak en loodrecht op de radiale richting van de snijrand. Met een betrekkelijk grote positieve 35 binnenste hellingshoek worden de spanen derhalve door de snijranden 8200883 - 15 - 34,36 radiaal naar buiten gericht tegen de zijwand van het gat, dat wordt gesneden. Indien de spanen dun zijn, kunnen zij gemakkelijk ver-vonnen en wordt weinig moeite ondervonden bij het naar boven door de groeven van de frees, zoals reeds beschreven, doen afvoeren daarvan.
5 Indien de spanen betrekkelijk dik zijn, buigen zij niet gemakkelijk wanneer zij de zijwand tegenkomen van het gat, dat wordt gesneden, en kunnen zij neigen tot het verstoppen van de groeven, wanneer vele gaten op een basis van produktie worden gesneden, Om deze reden is een grote hellingshoek voor de snijranden 34,36, zoals getoond 10 in fig. 1-4, niet wenselijk wanneer de frees op basis van produktie wordt gebruikt voor het snijden van vele gaten met een betrekkelijk hoge voedingssnelheid, bijvoorbeeld 0,152 mm spaanbelasting. Indien de frees bestemd is voor gebruik onder omstandigheden, die een hoge spaanbelasting produceren, moet de radiale helling van de twee binnenste snijran-15 den aanzienlijk minder zijn dan 25°, zodat de spanen in een vertikalere opwaartse richting worden geleid en minder in een zijdelings buiten-waartse richting. Voor zware spaanbelastingen, moet de radiale hellingshoek van de twee binnenste snijranden bij voorkeur in het bereik liggen van +10°tot -3°.
20 In da in fig. 10 afgebeelde frees, is de hellingshoek a van de snijranden 34 en 36 getoond in de nabijheid van +10°, en in de fig.
14 en 15 afgebeelde frees is de hellingshoek b van deze snijranden on-geveer -3°. Hellingshoeken van deze grootte neigen tot het richten van de door deze snijranden gesneden spanen volgens een vertikalere baan 25 in vergelijking met een hellingshoek van 25°. In het geval van betrekkelijk kleine hellingshoeken verdient het ook de voorkeur deze snijranden te voorzien van positieve radiale hellingshoeken r ten opzichte van de binnenomtrek van de frees zoals getoond in fig. 13. Wanneer de radiale hellingshoek van deze randen iets positief is, bijvoorbeeld tot 30 10°, wordt elke door deze randen gesneden spaan enigszins radiaal naar buiten en naar boven geleid. Zelfs wanneer de hellingshoek ongeveer -3° is (fig. 14), doet een enigszins positieve radiale hellingshoek (10°) de spanen enigszins radiaal naar buiten en vertikaal naar boven richten, zodat de spaan net vrij komt van de bovenste schuine vlakken 35 44 en 50 van de uitsparingen 42 en 48 of deze onder een zeer kleine 8200883 - 16 - hoek aangrijpen, zodat zij net zeer weinig vervorming naar boven kunnen worden afgebogen door de groeven 22. Een kleine hellingshoek beperkt de vereiste vervorming of het buiten van de spaan door de bovenste ein-den van de uitsparingen 42,51, of door de zijwand van het gat, dat wordt 5 gesneden, tot een minimum. Kleine hellingshoeken in het bereik van onge-geveer +10° tot -3° verminderen zodoende de neiging van de groeven 22 tot verstopping door spanen, wanneer de spanen betrekkelijk dik zijn.
Deze kleine hellingshoeken van de binnenste snijranden heb-ben verschillende andere voordelen. Wanneer de hellingshoek 0 nadert, 10 is het duidelijk, dat een snijrand een kleinere lengte krijgt en de gesneden spaan smaller in breedte wordt. Een smallere spaan wordt gemak-kelijker afgevoerd naar boven in de groef dan een bredere spaan, en heeft om deze reden obk de neiging minder verstopping van de groeven te produceren. Indien de spanen vrij en regelmatig bewegen naar boven 15 in de groeven, vereist het minder vermogen om de frees te draaien dan wanneer de spanen de neiging hebben in de groeven vast te raken. Indien de frees wordt onderworpen aan een kleiner koppel, kan hij een dunnere zijwand hebben, en kan, aangezien hij in mindere mate onder spanning wordt geplaatst, een langere levensduur van het gereedsehap worden ver-20 wacht.
Een verder voordeel van de betrekkelijk kleine binnenste hellingshoeken is de mogelijkheid van de frees tot het snijden van gaten in gestapeld materiaal. In fig. 15 bijvoorbeeld is de frees weer-gegeven bij het vormen van gaten in twee vertikaal gestapelde platen 25 P1 en P^· Omdat her radiale binneneinde van de snijrand 34 de voorste rand bepaalt van het gereedsehap, volgt hieruit, dat zodra het binneneinde van de rand 34 door de bovenste plaat P^ heen dringt, het stuk metaal S in de frees zuiver van de plaat P^ wordt gesneden, en de snijrand 34 dan gemakkelijk in de onderliggende plaat kan dringen.
Wanneer de binnenste hellingshoek wordt vergroot tot wel +10°, snijdt de frees toch gemakkelijk door gestapeld materiaal. Dit is waar, omdat wanneer de kruin 60 (fig. 10) door het bovenste werkstuk dringt, de radiaal naar buiten zich uitstrekkende flens aan het stuk metaal in het midden zeer dun is, en een, hoewel het stuk metaal wordt vrijgesneden,
OC
een matige neerwaartse druk, uitgeoefend qp de frees, voldoende is voor 8200883 - 17 - het gemakkelijk in het onderliggende werkstuk doen dringen van de frees, en dus buigen en snijden door het dunnen overblijvende lijf of de flens om het stuk metaal, gesneden uit het bovenste werkstuk. Een binnenste hellingshoek van ongeveer + 3° is gebleken uitstekende re-5 sultaten te produceren met betrekking tot zowel zware spaanbelastingen als het snijden door gestapeld materiaal.
Zoals reeds aangeduid met betrekking tot de fig. 1-4, ver-tegenwoordigt de kruin 60 de snijding van de twee achtergedraaide opper-vlakken 56,58, en snijdt hij bij voorkeur de buitenste snijrand 38. De 10 snijrand 38 heeft bij voorkeur een positieve radiale hellingshoek ( niet meer dan ongeveer 10°) ten opzichte van de buitenomtrek van de frees. In de in de fig. 10-15 afgebeelde uitvoeringsvormen, is de buitenste snijrand 38 nabij zijn buitenste einde voorzien van een aanvullende ach-tergedraaid oppervlak 86, dat schuin naar boven en radiaal naar buiten 15 loopt onder een grote buitenste helling, bijvoorbeeld 40 tot 45°, ten opzichte van de horizontaal. Deze hoek is in fig. 10 aangegeven met c en de buitenste hellingshoek van het achtergedraaide oppervlak 48, welke hoek bij voorkeur in het bereik is van ongeveer 20 tot 25°, is aangegeven met d. Qndervinding heeft aangetoond, dat het onder een be-20 trekkelijk steile hoek, zoals 40 tot 45°, hellen van het buitenste gedeelte van de buitenste snijrand, verschillende voordelen heeft. De grote hellingshoek helt niet alleen bij het leiden van de door de buitenste snijrand gesneden spaan naar binnen weg vanaf de wand van het gat, dat wordt gesneden, maar heeft ook een betrekkelijk grote ingesloten 25 hoek e tot gevolg aan de buiteneinden van de snijranden 38, dat wil zeggen de hoek tussen de buitenomtrek van de freeszijwand en de onder-kant van de achtergedraaide oppervlakken. Een grote ingesloten hoek bij dit omtreksgedeelte van de frees heeft minder tandafbramen en een lange-re levensduur van het gereedschap tot gevolg.
30 Zoals afgebeeld in fig. 13, snijdt de kruin 60 de rand 38 ongeveer halverwege over de diepte van de groef 22. Bij voorkeur ligt de snijlijn 88 tussen het achtergedraaide oppervlak 58 en het achtergedraaide oppervlak 66 op ongeveer 1/4 van de groefdiepte naar binnen vanaf de buitenomtrek van de frees. Eveneens zoals getoond in fig. 13, 35 is de snijrand 38 verbonden met een schouder 54 met een betrekkelijk 8200883 - 18 - grote straal 90. Deze afgeronde schouder 90 strekt zich bij voorkeur naar voren uit tot binnen althans ongeveer 1,02 mm vanaf de snijrand 36. Hoewel de schouder tussen deze twee snijranden in deze mate is ge-bogen, snijden deze randen twee afzonderlijke spanen vooropgesteld dat •5 de twee snijranden vertikaal op den afstand liggen, die groter is dan de voedingssnelheid van de frees. Gebleken is, dat zolang deze randen op een afstand liggen van ongeveer 0,25 mm, twee afzonderlijke spanen worden gesneden. De vertikale afstand van deze randen wordt bepaald door de lengte van de schouder daartussen, en de hellingshoek van de 10 achtergedraaide oppervlakken. Zoals eerder aangestipt, heeft een spaan, zodra deze is gesneden, de neiging tot uitzetten. Een betrekklijk zware spaan heeft de neiging in sterkere mate uit te zetten dan een dunne spaan. De afgerond schouder 90 maakt het een zware spaan mogelijk gemakkelijk te krullen en uit te zetten zonder een vastklemmende wer-15 king te produceren tussen de wand van het gat, dat wordt gesneden, en de schouders 54. De door de rand 38 gesneden, gekrulde spaan beweegt derhalve vrij naar boven in de groef 22.
Met een beschreven frees wordt hetgemakkelijk uitstoten van spanen en worden de andere voordelen verkregen zonder sterkte van de 20 frees op te offere. Dit komt, omdat althans drie en bij voorkeur vier of meer snijranden zijn verschaft aan elke tand, en de diepte van de groef aanzienlijk kleiner'kan zijn dan de breedte of de dikte van het lijfgedeelte tussen opeenvolgende tanden. De sterkte van een ringvor-mige frees, voorzien van een zijwand met groeven, wordt in hoofdzaak 25 bepaald door de dikte van het lijf. Indien dus voor een bepaalde frees is vastgesteld, dat het lijf een voorafbepaalde minimale dikte moet hebben, kan dus de totale wanddikte van een beschreven frees kleiner zijn dan bij een bekende frees, omdat bij de beschreven frees de diepte van de groef minder kan zijn dan dedikte van het lijf en toch voldoen-30 de voor het opnemen van de breedste spaan, gesneden door een van de snijranden. Een dunnere zijwand is wenselijk vanuit het gezichtspunt van de kosten, alsmede van een smallere snijbaan. Opgemerkt moet echter worden, dat een dikker lijf niet kritisch is. Zoals hiervoor opgemerkt worden, aangezien het lijf is uitgevoerd met twee snijranden, de spanen 35 veel gemakkelijker en regelmatiger in de buitenste groef geleid. De 8200883 - 19 - spanning op het lijf is dus aanzienlijk minder wanneer dit is voorzien van twee snijranden in plaats van een enkele snijrand. De sterkte-eigenschappen van de frees zijn dus verbeterd hoewel de dikte van het lijf minder is dan de diepte van de groef.
5 Een ander voordeel van een uitvoeringsvorm van de frees is duidelijk aan de hand van fig. 3. Zoals hiervoor uiteengezet, kan de dikte van het lijf 26, grenzende aan elke tand, aanzienlijk groter zijn dan de diepte van de groef 22. Dit is het gevolg van het feit, dat het gedeelte van de tand, overeenkomende met de lijfdikte, is voorzien van 10 althans twee snijranden, die elk een breedre hebben die bij voorkeur aanzienlijk is dan de diepte van de groef. Indien dus de binnenste wand 28 van de groef radiaal naar binnen in opwaatse richting taps is, direct grenzende aan zijn anderste einde en betrekkelijk scherp naar boven tot ongeveer het gedeelte, aangeduid met 62 in fig. 3, heeft de 15 door de rand 38 gesneden spaan direct speling met de groef. Op soort-gelijke wijze heeft het lijf 26 wanneer de binnenste omtrek van de frees grenzende aan zijn onderste einde radiaal naar buiten in opwaart-se richting taps is, zijn minimale dikte grenzende aan het bovenste einde van de freeszijwand bij het gebied, aangeduid met 86 in fig. 3. Dit 20 gedeelte 86 wordt dan het kritische gedeelte van de frees voor wat be-treft zijn sterkte. Hieruit volgt derhalve dat net een gebruikelijke bekende frees, waarbij de diepte van een groef grenzende aan de tand van de frees even groot is als de dikte van het lijf, de totale wand-dikte van de frees aanzienlijk groter moet zijn indie de frees is uit-25 gevoerd met een groef met een toenemende diepte in opwaartse richting en met speling langs de binnenste omtrek daarvan. Hieruit volgt ook, dat met een beschreven frees een aanzienlijk grotere speling langs de binnenste omtrek van de frees kan worden verkregen zonder dat het nodig is de wanddikte van de frees aanzienlijk te vegroten. Een grotere spe-30 ling is eveneens gewenst met betrekking tot de mogelijkheid van het vergroten van de stroming van een koelmiddel naar de freestanden.
Het verschaffen van een betrekkelijk dik lijf en een betrekkelijk ondiepe groef in een ringvormige frees is ook zeer belangrijk vanuit het gezichtspunt van de vervaardiging. Wanneer met een bepaalde 35 wanddikte' wordt getracht een betrekkelijk diepe groef in de zijwand te 8200883 - 20 - slijpen, bestaat er een sterke neiging tot het ontwikkelen van fijne haarscheurtjes in het lijf, hetgeen een betrekkelijk korte levens-duur van het gereedschap tot gevolg kan hebben. Betrekkelijk diepe groeven vergroten tevens de neiging tot het ontwikkelen van fijne haar-5 scheurtjes bij een warmtebehandeling. Indien de groef echter betrekkelijk ondiep is en het lijf betrekkelijk dik, kan het lijfgedeelte aan-zienlijk meer warmte absorberen en dus aanzienlijk de neiging verrain-deren tot het ontwikkelen van dergelijke scheurtjes bij een warmtebehandeling en het slijpen van de groeven. Een ondiepe groef is ook ge-10 wenst vanuit het gezichtspunt van de vervaardigingskosten. Hij kan in minder tijd machinaal worden gevormd of geslepen en heeft een evenredig langere levensduur van het gereedschap tot gevolg.
Hoewel in de tekening niet getoond, vereist het grootste ge-deelte van ringvormige frezen een leipen of een voorboor in het midden.
15 In de praktijk moet de boring 88 in de schacht 14 voor het vasthouden van de leipen of de voorboor althans een voorafbepaalde afmeting hebben.
De inwendige diameter van de frees moet dus althans gelijk zijn aande diameter van de leipen of voorboor. Omdat de beschreven frees een lijf heeft, dat dikker kan zijn dan de diepte van de groef :,volgt hieruit, 20 dat de inwendige diameter van een beschreven frees bij een leigat met een voorafbepaalde afmeting, kleiner kan zijn dan de minimale praktische uitwendige diameter van een frees volgens de stand van de techniek.
Een ander voordeel, dat voortvloeit uit het feit, dat de frees een dikker lijfgedeelte heeft in vergelijking met bekende frezen is, dat 25 hij uit twee stukken kan worden gemaakt, te weten een tandgedeelte en een lichaamsgedeelte, welke stukken axiaal telescopisch in elkaar pas-sen in het lijfgedeelte en door schroefdraad, lassen, enz. aan elkaar zijn vastgezet. Het dikkere lij maakt een dergelijke telescopische verbinding mogelijk zonder de sterkte van de frees waarneembaar te bein-30 vloeden. Een frees met een dergelijke tweedelige constructie heeft het voor de hand liggende voordeel van de kosten. Alleen het tandgedeelte moet betsaan uit kostbaar staal. Wanneer de tanden versleten raken, behoeft verder alleen het tandgedeelte te worden vervangen in plaats van de gehele frees, Een dikker lijfgedeelte maakt ook het vormen mogelijk 35 van meer tanden langs de omtrek van de frees omdat deze. een sterker 8200883 - 21 - koppel en een sterkere kracht in lengteriditing kan weerstaan. Een groter aantal tanden heeft meer snijranden tot gevolg, en een snellere snijwerking.
In het geval van de frezen, zoals afgebeeld in de fig. 5-8 en 5 fig. 9, waarbij elke tand is voorzien van vier snijranden/ verdient het bij afwezigheid van bijzonder overwegingen de voorkeur/ de twee binnenste snijranden met ongeveer dezelfde breedte, en de twee buiten-ste snijranden met ongeveer dezelfde breedte uit te voeren. Bijzondere overwegingen kunnen echter anders voorschrijven, bijvoorbeeld moet, 10 indien het gewenst is een zeer glad oppervlak te snijden aan het cilin-drische stuk metaal in het midden, de binnenste snijrand 34 aanzienlijk smaller zijn dan de radiaal volgende snijrand 36. In ieder geval mag de breedste van deze twee randen niet breder zijn dan de dikte van de groef 22. Indien het aan de andere kant gewenst is een zeer glad gat 15 te snijden in een werkstuk, moet de buitenste snijrand 72 aanzienlijk smaller zijn dan de radiaal volgende snijrand 70. Indien het gewenst is zowel een gat met een gladde wand als een stuk metaal in het midden met een gladde zijwand te snijden, moeten de binnenste en buitenste snijranden smaller zijn dan de tussenliggende snijranden. m ieder 20 geval worden wanneer de frees is ontwozpen voor het snijden van gaten in staal, en althans vier snijranden heeft, de beste resultaten gewoon-lijk bereikt wanneer de breedte snijrand een breedte heeft van niet meer dan ongeveer 1,59 mm. Indien echter een vergrote stijfheid wordt gewenst, kan deze snijrandbreedte in aanzienlijk mate worden vergroot, 25 bijvoorbeeld met welk twee of drie maal.
Hoewel het de voorkeur verdient om de kruin tussen de achter-gedraaide vlakken 56,58 zodanig te vormen, dat hij de buitenste snijrand smijdt, kunnen voor bepaalde toepassingen de achtergedraaide vlakken op soortgelijke wijze zodanig zijn geslepen, dat de kruin een van 30 de andere snijranden snijdt. Indien de frees bijvoorbeeld wordt ge-bruikt voor het vormen van een gat in twee of meer werkstukken, welke op elkaar zijn gestapeld, en de binnenste snijrand een betrekkelijk grote positieve radiale hellingshoek heeft, bijvoorbeeld 25°, moet de kruin tussen de twee achtergedraaide vlakken zeer dicht bij de binnenste 35 omtrek liggen van de zijwand van de frees. Indien met een dergelijke 8200883 - 22 - frees de kruin of het hoge punt van de frees zich dicht nabij de bin-nenomtrek bevindt van de freeszijwand, wordt weinig moeite ondervonden bij het door beide op elkaar liggende werkstukken voeden van de frees. Indien echter, zoals getoond in de fig. 10-15, de binnenste snijrand 5 een kleine of negatieve hellingshoek heeft, kunnen de twee achterge-draaide vlakken snijden langs de buitenste snijrand, en kan de frees toch worden gebruikt voor het snijden van gaten in gestapeld materiaal.
Het hoge punt van de fress kan worden verschoven naar de binnenste snijrand 34 zonder de plaats van de kruin 74 te veranderen.
10 Omdat het achtergedraaide vlak 56 schuin naar boven loopt in een omtreks-richting, volgt hieruit, dat indien de schouders 51,54 in lengte vol-doende worden vegroot, de kruin 74 zich op een afstand boven in plaats van onder de rand 34 bevindt. In dit geval zet de rand 34 de snijwer-king aan, en dringt de rand door het bovenste werkstuk voor de kruin 15 74. Indien de rand 34 dus op een zeer kleine breedte wordt gehouden, voorkomt de kleine aan het gesneden stuk metaal overblijvende lip niet het naar boven bewegen van het stuk metaal in de boring van de frees, zodat de frees vrij door het onderliggende werkstuk kan dringen.
Omdat een spaan direct na het zijn gesneden de neiging heeft 20 uit te zetten, is het gewenst het oppervlak 28 van de groef 22 zodanig te slijpen, dat de groef zijn maximale radiale diepte heeft bij de ver-binding van de oppervlakken 28,32. Dit vermindert de wrijvingsweerstand van de door de rand 38 gesneden spaan tegen de binnenwand van de groef tot een minimum.
25 Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
8200383

Claims (20)

1. Frees voor ringvormige gaten, gekenmerkt door een in het algemeen cilindrische, ringvormige zijwand, voorzien van een aantal vol-gens de omtrek om het onderste einde op afstand aangebrachte snijtanden, 5 en van middelen voor het aan een draaidrijfdeel monteren van de frees, door een aantal volgens de omtrek om de zijwand op afstand aangebrachte en vanaf het onderste einde naar boven zich uitstrekkende groeven, waar-bij elke tand is verbonden met de naburige tand door een volgens de omtrek zich uitstrekkend lijf aan de binnenomtrek vain de ringvormige 10 wand, welke lijven radiaal naast de groeven liggen, die elk zijn voorzien van volgens de omtrek op afstand liggende en in het algemeen zich radiaal uitstrekkende voorste en achterste zijwanden, en een volgens de omtrek zich uitstrekkende binnenwand, die de radi'ale buitenzijde be-paalt van het lijf, waarbij de tanden een aantal van althans drie radiaal 15 zich uitstrekkende snijranden verschaffen, welke snijranden een radiaal binnenste snijrand omvatten, een radiaal tussenliggende snijrand en althans een radiaal buitenste snijrand, welke binnenste en tussenliggende snijranden zijn gevormd aan de lijven en zodanig ten opzichte van elkaar geplaatst, dat elk daarvan een afzonderlijke spaan snijdt wanneer 20 de frees wordt gedraaid en gevoed in een werkstuk, waarbij de gezamen-lijke breedte van spanen, gesneden door de binnenste en tussenliggende snijranden gelijk is aan althans de dikte van de lijven, elk der binnenste en tussenliggende snijranden is voorzien van een radiale afmeting, die kleiner is dan de dikte van de lijven, die zijn uitgevoerd met uit-25 sparingen, die zich vanaf de binnenste en tussenliggende snijranden aan elke tand naar boven uitstrekken en aan hun bovenste einde radiaal naar buiten uitmonden in de radiaal.maburige groef, de buitenste snijranden althans gedeeltelijk het onderste einde bepalen van de volgens de omtrek achterste zijwanden van de naburige groeven, en elke groef is voorzien 30 van een radiale afmeting die niet kleiner is dan de radiale afmetingen van de binnenste en tussenliggende snijranden, en een omtreksafmeting, die beduidend groter is dan zijn radiale afmeting, waardoor de spanen, gevormd door de binnenste"en tussenliggende snijranden aan de lijfge-deelten van de freeszijwand, wanneer de frees wordt gedraaid en axiaal 35 gevoed in een werkstuk, naar boven worden geleid door hun betreffende uitsparingen tot in de radiaal naburige groef. 8200883 - 24 -
2. Frees volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke tand is voorzien van de drie snijranden.
3. Frees volgens conclusie 2, met het kenmerk/ dat de snijranden aan elke tand volgens de omtrek zodanig verspringend zijn 5 aangebracht, dat het radiale buiteneinde van de binnenste snijrand naar voren in de draairichting van de frees is verplaatst vanaf het radiale binneneinde van de tussenliggende snijrand, en het radiale buiteneinde van de tussenliggende snijrand naar voren is verplaatst ten opzichte van het radiale binneneinde van de buitenste snijrand.
4. Frees volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dikte van het lijf groter is dan de radiale diepte van de groef.
5. Frees volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke binnenste en tussenliggende snijrand schuin radiaal naar buiten en axiaal naar boven loopt onder een hoek van niet meer dan ongeveer 10° 15 ten opzichte van de horizontaal.
6. Frees volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk der binnenste en tussenliggende snijranden schuin radiaal naar buiten en axiaal loopt onder een hoek tussen +10° en -3° ten opzichte van de horizontaal.
7. Frees volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elke binnenste snijrand een positieve hellingshoek heeft ten opzichte van de binnenomtrek van de freeszijwand.
8. Frees volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elke buitenste snijrand een positieve radiale hellingshoek heeft ten opzichte 25 van de buitenomtrek van de freeszijwand.
9. Frees volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke tand is uitgevoerd met een paar radiaal tengesteld hellende, achtergedraaide vlakken, die ook schuin axiaal naar boven en naar achter lopen in een omtreksrichting vanaf elke snijrand, waarbij een van de achtergedraaide 30 vlakken radiaal van gelijke lengte is met althans de binnenste en tussenliggende snijranden, en radiaal schuin naar buiten en axiaal naar boven loopt onder een hoek van niet meer dan 10° ten opzichte van de horizontaal.
10. Frees volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke 35 tand is voorzien van een paar radiaal tegengesteld hellende achterge- 8200383 -·* - 25 draaide vlakken, die ook schuin axiaal naar boven en naar achter lopen in een omtreksrichting vanaf elke snijrand, waarbij een van de achterge-draaide vlakken radiaal van dezelfde omvang is en althans de binnenste en tussenliggende snijranden, en schuin axiaal in een radiaal buiten- 5 waartse richting loopt onder een hoek van +10° tot -3° ten opzichte van de horizontaal.
11. Frees volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het andere achtergedraaide vlak zich naar achter uitstrekt vanaf de buiten-ste snijrand, en schuin radiaal naar buiten en axiaal naar boven loopt 10 onder een hoek van niet meer dan ongeveer 25°.
12. Frees volgens conclusie 11, met het kenmerk,dat het laatstgenoemdeachtergedraaide vlak schuin radiaal naar buiten en axiaal naar boven loopt onder een hoek tussen 20 en 25°.
13. Frees volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elke 15 tand 1/3 achtergedraaid vlak heeft, dat zich vanaf de buitenste snijrand naar achter uitstrekt en radiaal naar binnen vanaf de buitenomtrek van de freeszijwand, welke derde achtergedraaide vlak schuin radiaal naar buiten en axiaal naar boven loopt onder een hoek van ongeveer 40 tot 45° ten opzichte van de horizontaal.
14. Frees volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het derde achtergedraaide vlak bij de buitenste snijrand een radiale afine-ting heeft, die gelijk is aan ongeveer 1/4 van de radiale diepte van de naburige groef.
15. Frees volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke 25 tussenliggende snijrand met zijn naburige buitenste snijrand is ver- bonden door een volgens de omtrek zich uitstzekkende schouder, die althans gedeeltelijk een gebogen oppervlak omvat, dat eindigt nabij het buiteneinde van de tussenliggende snijrand.
16. Frees volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de 30 schouder een omtrekslengte heeft, die groter is dan de radiale afmeting van de tussenliggende snijrand, waarbij het gebogen oppervlak wordt bepaald door een straal, die in het algemeen volgens een raaklijn is aan het gedeelte van de volgens de omtrek zich uitstrekkende schouder direct achter het radiale buiteneinde van de tussenliggende snijrand.
17. Frees volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het 8 2 0 0 8 8 3" - 26 - i gebogen oppervlak aan zijn tegenover liggende einde in hoofdzaak volgens een raaklijn loopt aan de buitenste snijrand.
18. Frees volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke tand is voorzien van vier radiaal zich uitstrekkende snijranden, waarbij de 5 twee buitenste snijranden het onderste einde bepalen van de achterste zijwandgedeelten van de naburige groef.
19. Frees volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de dikte van elk lijf althans iets groter is dan de radiale diepte van elke groef.
20. Frees in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 8200883
NL8200883A 1981-09-21 1982-03-04 Frees voor ringvormige gaten. NL8200883A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US30385781A 1981-09-21 1981-09-21
US30385781 1981-09-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8200883A true NL8200883A (nl) 1983-04-18

Family

ID=23174017

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8200883A NL8200883A (nl) 1981-09-21 1982-03-04 Frees voor ringvormige gaten.

Country Status (24)

Country Link
JP (1) JPS5859712A (nl)
AR (1) AR227097A1 (nl)
AU (1) AU546136B2 (nl)
BG (1) BG47492A3 (nl)
BR (1) BR8201938A (nl)
CA (1) CA1176542A (nl)
CS (1) CS241107B2 (nl)
DE (1) DE3208889A1 (nl)
ES (1) ES265798Y (nl)
FR (1) FR2513157A2 (nl)
GB (1) GB2106018B (nl)
GR (1) GR77678B (nl)
HU (1) HU188782B (nl)
IT (1) IT1186680B (nl)
MX (1) MX156023A (nl)
NL (1) NL8200883A (nl)
NO (1) NO820621L (nl)
PL (1) PL138978B1 (nl)
RO (1) RO83662B (nl)
SE (1) SE8201209L (nl)
SU (1) SU1454239A3 (nl)
TR (1) TR22166A (nl)
YU (1) YU44967B (nl)
ZA (1) ZA822222B (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
TWI263552B (en) 2003-06-05 2006-10-11 Miyanaga Kk Core cutter
US6937531B2 (en) 2003-07-21 2005-08-30 Infineon Technologies Ag Memory device and method of storing fail addresses of a memory cell
GB0320105D0 (en) * 2003-08-28 2003-10-01 Cromwell Group Holdings Ltd Cutting tool
CN102947033B (zh) * 2010-06-18 2014-12-24 日东工器株式会社 环形开孔器
RU2524464C2 (ru) * 2012-01-12 2014-07-27 Константин Эдуардович Огоньков Режущий инструмент (варианты)
WO2016205335A1 (en) 2015-06-17 2016-12-22 Stryker European Holdings I, Llc Surgical instrument with ultrasonic tip for fibrous tissue removal

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US28416A (en) * 1860-05-22 Improvement in plows
US3609056A (en) * 1969-06-05 1971-09-28 Everett D Hougen Hole cutter
BE788401A (fr) * 1971-12-29 1973-03-05 Hougen Everett D Outil rotatif a decouper
CA1150536A (en) * 1980-07-21 1983-07-26 Everett D. Hougen Annular hole cutter
IL63082A0 (en) * 1980-07-28 1981-09-13 Hougen Everett D Annular cutter for metal workpieces

Also Published As

Publication number Publication date
YU75982A (en) 1986-10-31
IT1186680B (it) 1987-12-04
RO83662B (ro) 1984-09-30
PL236239A1 (en) 1983-03-28
RO83662A (ro) 1984-07-17
DE3208889A1 (de) 1983-04-07
MX156023A (es) 1988-06-16
CA1176542A (en) 1984-10-23
CS420482A2 (en) 1985-07-16
NO820621L (no) 1983-03-22
YU44967B (en) 1991-06-30
ES265798U (es) 1983-01-16
AU546136B2 (en) 1985-08-15
AU8104082A (en) 1983-03-31
FR2513157A2 (fr) 1983-03-25
GB2106018A (en) 1983-04-07
ES265798Y (es) 1983-07-01
BR8201938A (pt) 1983-11-16
BG47492A3 (en) 1990-07-16
CS241107B2 (en) 1986-03-13
JPS5859712A (ja) 1983-04-08
SU1454239A3 (ru) 1989-01-23
SE8201209L (sv) 1983-03-22
AR227097A1 (es) 1982-09-15
GR77678B (nl) 1984-09-25
ZA822222B (en) 1983-02-23
PL138978B1 (en) 1986-11-29
IT8248137A0 (it) 1982-03-31
GB2106018B (en) 1985-11-13
TR22166A (tr) 1986-07-23
JPH0146244B2 (nl) 1989-10-06
HU188782B (en) 1986-05-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4452554A (en) Annular hole cutter
US3609056A (en) Hole cutter
JP7034067B2 (ja) 旋削インサートおよび方法
JP3812473B2 (ja) スローアウェイチップ
EP1908543A1 (en) Radius end mill and cutting method
JP7248892B2 (ja) 切削インサート、刃先交換式ボールエンドミル、および刃先交換式ボールエンドミルのエンドミル本体
US4871287A (en) Annular cutter having radial clearance
JP4797292B2 (ja) スローアウェイ式エンドミルおよび切刃チップ
JP5411130B2 (ja) 切屑除去加工用のドリル本体
US4538944A (en) Annular cutter
JP6359419B2 (ja) ドリル
JP7352106B2 (ja) ドリル
US4632610A (en) Annular hole cutter
CN110102808B (zh) 多凹槽端铣刀
NL8102057A (nl) Ringvormige gatfrees.
EP1689546B1 (en) Cutting insert for grooving operations
JP7443389B2 (ja) 切削ツール、切削ツールを製造するための方法、及びワークピースの加工のための方法
NL8200883A (nl) Frees voor ringvormige gaten.
JPH07237020A (ja) ガンドリル
NL8103015A (nl) Ringvormige frees voor metalen werkstukken.
EP0526960B1 (en) Annular hole cutter
JP7229268B2 (ja) ショルダーフライス工具用の切削インサート
NL8303153A (nl) Ringgatfrees.
NL8201899A (nl) Een een ringvormig gat vervaardigend snijorgaan.
JP2003025127A (ja) ドリル

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed