NL8200731A - Werkwijze voor het aaneenlassen van twee einden walsdraad op ringen. - Google Patents

Description

. t . HO 401

/ V

WERKWIJZE VOOR HET AAWEEHLASSUT VAN- TWEE EIKDEW WALSDRAAD OP RIWGEW

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd:

Joannes Wilhelmus Jacobus KHAPEW te Utrecht en.

5 Barend VAW DER NULPT te Schoorl

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aan-eenlassen van twee einden walsdraad op ringen.

Bij het uitwalsen van een knuppel van bijv. 440 kg tot walsdraad (dat naderhand bewerkt wordt, tot draad voor staalmatten voor 10 gewapend en/of voorgespannen beton of andere produkten) wordt dit walsdraad tot een ring, eveneens van 440 kg opgehaspeld. Wanneer voor verdere verwerking de lengtehoeveelheid op een ring te klein is, doet zich de wenselijkheid voor ringen aaneen te lassen.

Een ring dient zoveel mogelijk walsdraad te bevatten en bij 15 het aaneenlassen van ringen moet voor een optimaal materiaalrende-ment het knipverlies zo klein mogelijk zijn.

De uitvind£ngr'beoogt een~werlwijze te verschaffen waardoor - ringen walsdraad kunnen worden afgeleverd van een aanmerkelijk grotere lengte dan de uit één knuppel gewalste ringen walsdraad.

20 Een ander doel van de uitvinding is walsdraad op aaneengelaste ringen te verschaffen van gecontroleerde laskwaliteit.

Bij aan de uitvinding ten grondslag liggende proefnemingen is gebleken, dat einden walsdraad zeer wel door middel van druk-stuiklassen aaneengelast kunnen worden. Bij deze methode waarbij 25 door middel van een elektrische stroomstoot tussen de tegen de elkaar gedrukte uiteinden een las wordt verkregen, ontstaat om de las een verdikking. Deze moet verdwijnen alvorens de walsdraad aan een verdere behandeling te onderwerpen. Ook daarin voorziet de werkwijze volgens de uitvinding.

30 Omdat bij het liggend haspelen tot ringen de draadeinden van de aangevoerde ringen nooit op dezelfde plaats zitten, maar alle /2 8200731 % I 2 HO 401 t willekeurige standen over de omtrek van de ring kunnen hebben, en bovendien deze uitgewalste einden nooit geheel haaks zijn, maar bovendien meestal stollingsverontreinigingen bevatten, is het nodig de beide einden op een voor beide dingen overeenkomstige 5 plaats haaks af te knippen.

Doordat de materiaaleigenschappen van de ontstane las enigszins anders zijn geworden, kan het voor het verkrijgen van over de gehele lengte dezelfde eigenschappen gewenst zijn de lasplaats door uitgloeien na te behandelen.

10 Derhalve is de werkwijze volgens dè uitvinding daardoor ge- ♦ kenmerkt, dat men twee overeenkomstig gewikkelde ringen gespatieerd naast elkaar hangt en de beide aaneen te lassen uiteinden van deze ringen vrijmaakt, dat men vervolgens beide einden op overeenkomstige plaatsen haaks afknipt; dat men daarna beide einden in eikaars 15 verlengde opstelt, vastklemt, tegen elkaar aandrukt en ze door middel van elektrisch stuiklassen aaneenlast, en dat men tenslotte de ' om de lasplaats ontstane verdikking verwijdert en eventueel de lasplaats door uitgloeien nabehandelt.

Teneinde de kwaliteit van de las in de aaneengelaste ringen 20 direct te kunnen beoordelen, verdient het volgens -éen verdere uitwerking van de uitvindingsgedachte aanbeveling indien men na het aaneenlassen van de ringen de beide bijbehorende afgeknipte stukken met de haaks afgeknipte kanten naar elkaar in eikaars verlengde opstelt, vastklemt en tegen elkaar aandrukt en door middel van elek-25 trisch stuiklassen aaneenlast, de om de lasplaats ontstane verdikking verwijdert en eventueel de lasplaats door uitgleeien nabehandelt en dat men vervolgens de verkregen staaf aan een buigproef om een doorn of aan een- trekproef onderwerpt.

Zodoende kan men meteen een inzicht krijgen in de kwaliteit 30 van het hoofdprodukt, terwijl de aaneengelaste resten na deze beproeving en registratie als schroot kunnen worden aangemerkt.

De uitvinding zal in het navolgende aan de hand van de tekening worden toegelioht.

Fig. 1a en 1b tonen schematisch een hakenbaan met knipsohaar 35 in voor- en zijaanzicht; fig. 2 toont een dubbele lasbok met laswagen in zijaanzicht; » ; ............ /1 8200731 ' 3 · HO 4<J1 ' t fig. 3 toont deze lasbok in bovenaanzichtj . fig. 4 toont de kop van de laswagen met twee gestrekte draad-eipden erin; 4

V

fig. 5¾ toont de ontstane verdikking op de lasplaatsj 5 fig. 5¾ toont de lasplaats na het verwijderen van de verdikking} fig. 6 toont een verdere bewerking van de walsdraad} fig. 7 toont de aaneengelaste proefstukken.

In fig. 1a en 1b is één haak van een hakenbaan 1 afgebeeld voor horizontaal ringentransport». waarbij op de haak 2 een uit ge-10 walste draad in de vorm van een ring 3 ligt.

Op èen geschikte plek is langs de baan buiten het profiel van de baan (gestippeld), een schaar 5 opgesteld voor het haaks afknippen van een uiteinde 4 van de ring 3* Daartoe ligt het uiteinde 4 van die ring vrij op de steunen 11 en 12, bij het bekrachti-15 gen van cilinder 6 wordt dit einde haaks afgeknipt door de bekken 7 en δ welke in eikaars' verlengde liggen tijdens het naar de baan beliegen.

Is dè walsdraad bereikt, dan-wordt bek 7 door aanslag 9 gestopt waarna bek 8, door de cilinder 6 bekrachtigd, de draad afknipt.'

Een veer 10 zorgt ervoor dat na het afknippen de bekken (7? 8) 20 weer in de uitgangsstand terugkeren.

Dit zelfde knipprooes wordt daarna nog eens herhaald als de walsdraadring hangend is opgesteld waarna de halkraan de geknipte ringen naar de las bok brengt. ~~ -------

In fig. 2 en 3 is een dubbele lasbok met een in twee onderling 25 loodrechte richtingen verrijdbare laswagen in zijaanzicht resp. bovenaanzicht weergegeven. Op de vloer van de fabriekshal staan twee kolommen 22 en 23 naast elkaar opgesteld die ieder een in de hoogte verstelbare ophangdoorn 20 resp. 21 hebben. Door middel van een halkraan zijn op elke doorn vier ringen misdraad 24» 25» 26 30 en 27 resp. 33» 34» 35 en 36 gespatieerd opgehangen, waarvan de in aanmerking komende uiteinden op de bij fig. 1 beschreven wijze haaks zijn afgeknipt. Er wordt met twee doorns 20, 21 gewerkt, zodanig dat beurtelings op een der doorns het voorbereidende werk geschiedt, zoals het ophangen, spatiëren en na het lassen afnemen van 35 de aaneengelaste ringen, terwijl onder de andere doorn de laswagen staat om achtereenvolgens de ringen te lassen, op de wijze als thans . · /4 8200731

4 ηυ 4υ I

I ' zal worden "besproken.

Onder de ophangdoorns 20 en 21 en de daaraan gespatieerd opgehangen ringen kan een wagen 28 op rails 29 worden verreden. Bovenop deze wagen 28 bevinden zich. evenwijdig aan de doorns 20 en 21 5 rails 30 voor het verrijden van een lasmachine 31, die is voorzien van een laskop"32.

In fig. 3 is dé onderwagen 28 buiten het bereik van de beide doorns getekend. In bedrijf wordt de onderwagen onder één der beide doorns 20 of 21 gereden en de lasmachine 31 maakt dan achter-10 eenvolgens de drie lassen tussen de vier hangende ringen.

In fig. 4 is de kop van de lasmachine afzonderlijk af geheeld; de kop 32 is voorzien van twee gleuven 43 waarin de beide einden 44 en 45 zijn gelegd en vastgeklemd worden tussen de elektroden-46 en 47 en vervolgens tegen elkaar gedrukt worden gehouden. Dergelijke 15 middelen zijn in de techniek bekend en hoeven hier niet nader te worden besproken. Het betreft hier drukstuiklassen of drukstomp-lassen, een op zichzelf bekende lasmethode. Het elektrisch lassen t geschiedt d.m.v. een elektrische stroomstoot.

Een andere mogelijké lasmethode is het zogenaamde afbrandlas-20 sen, waarbij een boog tussen de einden wordt getrokken alvorens deze tegen elkaar aan worden gedrukt, waarbij een gedeeltelijk geoay-deerde braam ontstaat.

_ In fig. 5a zijn genoemde einden van de ringen 44 en 45 afge- beeld na het lassen. Op het contactvlak 48 is bij hét lassen een 25 lasbraam, dat is een verdikking 49 ontstaan, welke verdikking voor de verdere bewerking moet verdwijnen. Beide elektroden zijn daartoe aan de binnenzijde uitgerust met harde messen en Ie éLektroden kunnen over het nog hete materiaal van de verdikking 49 schrapen en zodoende de restanten van de las verwijderen. Het is op zichzelf 30 genomen mogelijk de restanten van de las met een slijptol te verwijderen, maar dit betekent een extra bedieningshandeling. Omdat de materiaaleigenschappen van de ontstane las enigszins anders zijn geworden dan dat van het oorspronkelijke materiaal, kan het voor het verkrijgen van over de gehele lengte dezelfde materiaaleigenschap-35 pen gewenst ζφ de lasplaats door uitgloeien na te behandelen. Bij voorkeur gebeurt dit terwijl-de uiteinden nog ingeklemd zijn door /5 8200731 » ·· % ‘ Λ 5 HO 401 *. t t een elektrische stroom door de las te leiden.

In fig. 6 is een mogelijke verdere verwerking van het aaneen-gelaste walsdraad schetsmatig aangegeven. In een ontsinterinstallatie 60 wordt de walsdraad drie keer op buiging "belast. In een 5 treksteen 61 wordt de walsdraad tot een kleinere diameter getrokken m.h.v. de trektromrael· 62. Eventueel kan in deze nabewerkingslijn nog een zgn. Turks hoofd zijn opgenomen. Met 63 is een haspel aangegeven, waarna het produkt uiteindelijk geschikt is om te worden getransporteerd. Het blijkt dat het aantal lasbreuken, die in hoofd-10 zaak lij de trektrommel optreden, slechts jfo bedraagt, een aanvaard- f bare waarde.

Teneinde een indruk te bekomen van de kwaliteit van de las, worden de van de ringen (3 en 4» fig.Ta) afgeknipte einden bewaard en met de haaks af geknipte einden tegen elkaar aan dezelfde bewer-15 king van lassen,' eventueel nagloeien en verwijderen van de verdikking onderworpen. Dit is aan'de hand van fig. 7 schematisch aangeduid, met het verwijzingscijfer 70 en 71 zijn de afgeknipte stukjes walsdraad aangednid, 72 stelt de las voor, terwijl het gebied 73 het uitgloeien en daarop volgende verwijderen van de verdikking van 20 de las zone voor stelt. Het aldus verkregen staafje kan aan een buig-proef om een. doom of aan een trekproef worden onderworpen en geeft een onmïddelli jke indruk—van de kwaliteit van de gemaakte las. De aaneengelaste resten kunnen na deze beproeving en registratie van de bevindingen als schroot worden beschouwd.

A

8200731

Claims (4)

1· Werkwijze voor het aaneenlassen van twee einden walsdraad op ringen, daardoor gekenmerkt, dat men overeenkomstig gewikkelde ringen gespatieerd naast elkaar hangt en de heide aaneen te lassen uit-5 einden van deze ringen vrijmaakt, dat men vervolgens heide einden ^ ' op overeenkomstige plaatsen haaks afknipt 5 dat men daarna heide ein den in eikaars verlengde opstelt, vastklemt, tegen elkaar aandrukt en ze door middel van elektrisch stuiklassen aaneenlast, en dat men tenslotte de om de lasplaats ontstane verdikking verwijdert en 10 eventueel de lasplaats door uitgloeien nahehandelt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men vervolgens de heide hijelkaarhehorende afgeknipte stukken ter controle van de laskwaliteit van de aaneengelaste ringen, op dezelfde manier als hi j de aaneengelaste ringen, met’ dè h’aaks af geknipte kanten naar 15 elkaar in eikaars verlengde opstèlt, vastkl'enrt en tegeirelkaar aandrukt en door middel van elektrisch stuiklassen aaneenlast, de om de lasplaats ontstane verdikking verwijdert en eventueel de lasplaats . door uitgloeien nahehandelt en dat men vervolgens de verkregen staaf aan een huigproef (om een doorn) of aan een trekproef - 20 onderwerpt.

3· Inrichting voor het ten uitvoer brengen van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende - een hakenhaan (1) voor het horizontaal transport van ringen (3) walsdraad; 25. een knipschaar (5) voor het haaks afknippen van de einden (4) van de draad; - althans één hok met ophangdoorn (20;21) waaraan ringen kunnen worden gehangen) - een in twee richtingen verrijdbare lasmachine (31) om de uiteinden 30 van aaneengrenzende ringen (26;27) aaneen te lassen, de ontstane verdikking (49) te verwijderen, eventueel de lasplaats uit te gloeien en om de afgeknipte einden (70>71) op dezelfde wijze aan-, een te lassen en verder te behandelen; r /7 8200731

7 HO 401 -. * I ( - een proefstand om de afgeknipte, aaneengelaste einden te beproeven, een en ander als afgebeeld in de figuren en beschreven en toegelicht in de voorgaande beschrijving. * 8200731