NL8200368A - Televisiegeluidsontvanger. - Google Patents

Description

’ C/Ca/eh/1366 * ' * '

Televisiegeluidsontvanger. · ; De uitvinding heeft betrekking op een televisie geluidsontvanger, en meer in het bijzonder op een dergelijke ontvanger, waarmede een betere weergavekwaliteit van tele-;; visiegeluid kan worden verkregen.

5 Naarmate de toepassing van een met het normale L . televisiesignaal gemultiplexeerd televisiegeluidssignaal meer: in- zwang komt, ontstaat meer aanleiding om enige aandacht aan de tot nog toe in het algemeen enigszins verwaarloosde weergavekwaliteit van het televisiegeluid te besteden. Voor de \ 10, ontvangst en de demodulatie van de ge luids component van het • televisiesignaal kent men reeds het "intercarrier"- en het .. . "split-carrier "-principe, welke in het hierna volgende eerst zullen worden beschreven.

Fig.. 1 van de bijbehorende tekening toont het blok- 15 schema van een volgens het "intercarrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling. Daarbij wordt een via een antenne 1 ontvangen hoofdfrequentsignaal toegevoerd aan een afstem- eenheid 2, welke een middenfrequentsignaal af geeft, dat zowel een videodraaggolfsignaalcoïaponent met een frequentie van 20 bijvoorbeeld fp=58,75 MHz als een geluidsdraaggolfsignaalcompo- nent met een frequentie van bijvoorbeeld f = 54,25 MHz bevat.

s

Dit middenfrequentsignaal wordt toegevoerd aan een videomid-denfrequentversterker 3 en aan een filter 4 dat dient voor afscheiding van de béide genoemde draaggolfsignaalcomponenten, 25 welke via. een versterker 5 worden toegevoerd aan een geluids-signaaldetector 6. Deze geeft een frequentie gemoduleerd geluidssignaal af, dat de gedaante heeft van een zwevingssignaal van 4,5 MHz (het frequentieverschil tussen de beide genoemde draaggolfsignaalcomponenten) . Dit frequentie gemoduleerde ge-30 luids signaal wordt toegevoerd aan een frequent! ediscriminator 7 voor frequentiedemodulatie; het uitgangssignaal van de fre-quentiediscriminator 7 wordt toegevoerd aan een. decodeereen-heid 8 voor decodering van het gemultiplexeerde geluidssignaal. Deze decodeereenheid 8 geeft, wanneer het ontvangen televisie-35 geluid niet op de hiervoor genoemde wijze met het verdere televisiesignaal gemultiplexeerd is, als uitgangssignalen en SB

8200368 ι . . r i * - 2 - normale monaurale geluidssignalen af, doch wanneer het ontvangen televisiegeluidssignaal met het normale televisiesignaal gemultiplexeerd is, zoals ingeval' van stereogeluids-overdracht, als het ene uitgangssignaal een linkerkanaal- 5 geluidssignaal en als andere uitgangssignaal S_. een rechter- £> kanaalgeluidssignaal. De geluidssignaaldetector 6 levert voorts een regelspanning voor automatische versterkingsregeling van. de versterker 5.

Fig. 2 toont op soortgelijke wijze het blokschema . 10 van een volgens het "split-carrier"-principe werkende geluids-! ' demodulatieschakeling. Daarbij wordt het door de afstemeen- ί heid 2 afgegeven middenfreguentsignaal behalve aan de video-middenfrequentversterker 3 toegevoerd aan een filter 9 van het type "surface acoustic, wave" met de karakteristiek van een 15 bandfilter, dat slechts de geluidsdraaggolfsignaalcomponent met de frequentie van bijvoorbeeld 54,25 MHz doorlaat? deze component wordt via een versterker 10 aan een menger toegevoerd. Voorts bevat.de schakeling volgens fig. 2 een locale oscillator 12, welke een oscillatiesignaal met een frequentie 20 van bijvoorbeeld 64,95. MHz aan de menger 11 levert voor multi-plexering met de geluidsdraaggolfsignaalcomponent. De menger 11 geeft in dat geval een uitgangssignaal af met een frequentie van 10,7 MHz, overeenkomende met. het frequentieverschil tussen de geluidsdraaggolfsignaalcomponent en het oscillatie-25 signaal. Dit uitgangssignaal .van de menger 11 wordt via een - keramisch filter L3 tóegevoerd aan een frequehtiediscriminator 14, waarvan het uitgangssignaal weer aan de deeodeereenheid 8 wordt toegevoerd ter verkrijging van soortgelijke uitgangssignalen en Sg als bij de geluidsdemodulatieschakeling 30 volgens fig. 1.

Bij deze schakeling levert de frequentiediscrimi-nator 14 bovendien een regelspanning voor automatische fre-quentieregeling van de locale oscillator 12.

Een volgens het "intercarrier"-principe werkende 35 geluidsdemodulatieschakeling van het hiervoor eerst beschreven type maakt gebruik van een zwevingsfrequentiecomponent van . 4,5 MHz, overeenkomende met het frequentieverschil tussen de 8200368 * * I * * - 3 - videodraaggolfsignaalcomponent en de geluidsdraaggolfsignaal-component. Inherent daaraan is het nadeel, dat de videodraaggolfsignaalcomponent in sommige gevallen door menging in het geluidskanaal terecht komt, waardoor dit laatste ongewenste 5 s toorcomponenten.gaat voeren.

Bij monaurale geluidsuitzending, waarbij geen gebruik van een met het normale televisiesignaal gemultiplexeerd geluidssignaal wordt gemaakt, valt de aanwezigheid van dergelijke ook wel als "buzz noise" aangeduide, ongewenste stoor-10 componenten niet er op als gevolg van het feit, dat de desbetreffende stoorcomponenten van. hogere frequentie in het algemeen door een op het frequentiegemoduleerde uitgangssignaal van de geluidssignaaldetector uitgeoefende desaccentuering enigszins worden, verzwakt. Voor de ingeval van geluidsuit-15 zending door multiplexering verkregen deelkanaalsignalen (linker-kanaalgeluidssignaal en rechterkanaalgeluidssignaal) geldt echter, dat de weergavekwaliteit van het televisiegeluid in aanzienlijke mate door.de ongewenste stoorcomponenten wordt beïnvloed, daar de.genoemde deelkanaalsignalen aan de eerste 20 trap van de voor de genoemde desaccentuering dienende schakeling worden afgenomen.

Bij een volgens het "split-carrier"-type werkende geluidsdemodulatieschakeling van het in tweede instantie beschreven type komen de geluidsdraaggolfsignaalcomponent en -de 25 videodraaggolfsignaalcomponent onafhankelijk van elkaar ter beschikking, zodat de eerstgenoemde niet door de videodraaggolfsignaalcomponent kan worden beïnvloed, hetgeen resulteert in een geluidssignaal, dat zonder problemen met een goede weergavekwaliteit kan worden hoorbaar gemaakt.

30 Daar staat echter tegenover, dat de van dié van het videodraaggolfsignaalcomponent geheel onafhankelijke verdere verwerking van de geluidsdraaggolfsignaalcomponent tot gevolg heeft, dat indien de lokale oscillatiefrequentie van de lokale oscillator 12 een afwijking vertoont en de automatische fre— 35 quentieregellus van de oscillator tijdens wijziging van de voorafinstelling of tijdens fijne afstemming van de afstem-eenheid 2 uit zijn vergrendelde toestand raakt, een door een 8200368 1 · * - 4 - kijker zintuigfysiologisch als zeer onnatuurlijk ervaren verschijnsel optreedt, waarbij het televisiegeluid wegvalt, terwijl het televisiebeeld ononderbroken op het beeldscherm zichtbaar blijft. Een dergelijk verschijnsel zal uiteraard niet als 5 onnatuurlijk worden ervaren door kijkers, die slechts het op een monitor verschijnende beeld zonder vergezellend geluid of met op andere dan de.hiervoor beschreven wijze weergegeven geluid waarnemen. In het geval, waarin de televisie-ontvanger en de voor geluidssignaaldemodulatie dienende decodeereenheid 10 tot ëên geheel zijn samengevoegd, leidt het hiervoor beschreven verschijnsel, waarbij het beeld zichtbaar blijft doch het geluid wegvalt, echter tot verwarring bij de kijkers, terwijl het bedieningsongemak van een dergelijke ontvanger als storend wordt ondervonden.

15 In hétvoorguande is reeds opgemerkt, dat bij een volgens het "intercarrier"-principe werkende geluidsdemodulatie-schakeling het frequentieverschil tussen de videodraaggolf-signaalcomponent en de geluidsdraaggolfsignaalcomponent wordt gebruikt, zodat een verlies aan synchroniciteit tussen het 20 zichtbaar gemaakte beeld en hét ten gehore gebrachte geluid bij een volgens dat principe werkende televisie-ontvanger niet kan optreden.

Aangezien bij ontvangst. van een via de VHF-fre-quentieband uitgezonden televisiesignaal bij een volgens het 25 "split-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling niet de als "buzz noise" aangeduide, ongewenste stoorcomponenten • in het'geluidssignaal, kunnen binnendringen, kan voor dergelijke televisiesignalen een uitstekende geluidsweergavekwali-teit worden verkregen. Bij ontvangst van een binnen de UHF-30 frequentieband uitgevonden televisiesignaal is echter gebleken, dat geluidsdemodulatie volgens het "split-carrier"-principe niet steeds tot betere en soms tot slechtere resultaten dan bij geluidsdemodulatie volgens het "intercarrier”-principe worden verkregen.

35 Zo wordt bijvoorbeeld in Japan meestal in de afstem- eenheid een lokale oscillatiefrequentie toegepast, welke met een bedrag van 58,75 MHz hoger dan dié van een te ontvangen '8200368 * r - 5 - signaal ligt. Indien het ontvangstniveau van het ontvangen televisiesignaal betrekkelijk laag ligt, vertoont de lokale oscillator van de .afstemeenheid een stabiele oscillatiewerking bij de gewenste, vooraf bepaalde frequentie. Indien het ont-5 vangstniveau van het ontvangen televisiesignaal echter toeneemt, dan kan zich het verschijnsel voordoen, dat op een frequentiebepalende.component van.de lokale oscillator, zoals een variabele capaciteit, een stoorsignaal wordt gesuperponeerd of opgedrukt, met als gevolg, dat de lokale oscillatiefre-.10 quentie wordt beïnvloed door het videodraaggolfsignaal, zo-: : danig, dat in de automatische frequentieregellus van de lokale

t - · I

i oscillator vergrendeling op een.foutieve frequentiewaarde optreedt.(pull-in).

De toevoer van de automatische'.regelspanning aan 15 de afstemeenheid geschiedt zodanig, dat de automatische ver-sterkingsregeling, wanneer het ontvangstniveau van het ontvangen televisiesignaal op een waarde van 65dB of hoger komt ‘te liggen, probeert de signaal/ruis-verhouding van het beeld te behouden.

20 Ingeval van ontvangst van een binnen de VHF-fre- quentieband.uitgezonden televisiesignaal wordt de hiervoor beschreven, foutieve vergrendeling van de automatische frequentieregellus van de lokale oscillator (pull-in) door een dergelijke versterkingsregeling zodanig tegengegaan, dat de 25 kans op dit ongewenste ..verschijnsel verwaarloosbaar klein is.

'Ingeval van ontvangst van een binnen de UHF-fre-quentieband uitgezonden televisiesignaal, dat per definitie een betrekkelijk hoge frequentie heeft, neemt de gevoeligheid van het frequentiebepalende element (zoals de variabele 30 capaciteit) van de lokale oscillator echter toe tot het viervoudige van de gevoeligheid bij ontvangst van een VHF-televisiesignaal. Ingeval van ontvangst van een UHF-televisie-signaal bestaat als gevolg van het voorgaande het gevaar van de genoemde, ongewenste vergrendeling van de automatische 35 frequentieregellus (pull-in) bij een ontvangstniveau van ongeveer 50-60 dB van het ingangssignaal, hetgeen dan echter niet door de automatische versterkingsregeling kan worden 8200368 - 6 - tegengegaan, zoals uit het voorgaande volgt. De lokale oscil-latiefrequentie kan dan met het ontvangstniveau van het ingangssignaal, dat wil zeggen met het televisiesignaalniveau, gaan variëren. Aangezien een televisie-ontvanger als ingangs-5 signaal een amplitudegemoduleerd signaal ontvangt, zal de lokale oscillatiefrequentie met het videodraaggolfsignaal gaan fluctueren.

Aangezien bij een volgens het "split-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling een fluctuatie 10 van de lokale oscillatiefrequentie tot gevolg heeft, dat het aan fluctuaties onderworpen geluidssignaal ongewijzigd -wordt -afgescheiden en ter beschikking komt, zal een dergelijke fluctuatie tot het optreden van de hiervoor reeds als "buzz-noise" aangeduide, ongewenste stoorcomponenten leiden.

15 De mate, waarin de geluidsweergavekwaliteit door het optreden van dergelijke stoorcomponenten wordt beïnvloed, neemt aanzienlijk toe in een gebied, waarin de automatische versterkingsregeling bij ontvangst van UHF-signalen niet werkzaam is. Na detectie van "buzz-noise” en bij een verdere 20 stijging van het ingangssignaalniveau met ongeveer 5ÖB daalt de gelüidsweergeefkwalitèit tot aanzienlijk onder dié bij een volgens het "intercarrier"-principe werkende geluids— demodulatieschakeling.

Teneinde dit ongewenste verschijnsel tegen te gaan, 25 dient de automatische versterkingsregeling voor de UHF-af~ stemeenheid zodanig te worden uitgevoerd, dat reeds bij een ingangssignaalniveau van 50-60 dB versterkingsregeling begint. In dat geval zal echter de signaal/ruis-verhouding van het zichtbaar gemaakte beeld dalen en voor practische doeleinden 30 ongeschikt worden,- zoals reeds is uiteengezet. Hoewel zou kunnen worden overwogen om een bufferversterker tussen de lokale oscillator van de UHF-afstemeenheid en de menger op te nemen, stuit dit op het bezwaar, dat voor de toepassing van een dergelijke bufferversterker, welke het gehele UHF-35 frequentiegebied dient te omvatten, de uitvoerings- en ver-vaardigingskosten prohibitief zijn.

Omzetting, voorafgaande aan transmissie, van het ‘s, 8200368 - 7 - ► 1 oorspronkelijk amplitudegemoduleerde televisiesignaal in een fasegemoduleerd signaal leidt weliswaar tot een meer gecompliceerde schakeling aan de. zendzijde, doch heeft het voordeel, dat indien bij multipele satelliterelayering zowel 5 het videodraaggolfsignaal als het geluidsdraaggolfsignaal aan fasemodulatie worden onderworpen, bij ontvangst en geluids- ! i demodulatie volgens het " intercarrier"-principe cancelling : van het fasemodulatiebedrag optreedt, zodat de als "buzz-noise" gekwalificeerde, ongewenste stoorcomponenten niet 10 optreden. Bij ontvangst en geluidsdemodulatie volgens het · "split-carrier"-principe kan het fasemodulatiebedrag, aan- I gezien.de fasegemoduleerde geluidsdraaggolfsignaalcomponent ongewijzigd wordt afgescheiden en ter beschikking komt voor demodulatie, echter niet worden geëlimineerd, zodat in dat 15 geval wel de ongewenste "buzz-noise" optreedt.

Zoals uit het voorgaande blijkt, is volgens het "split-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatie weinig geschikt voor verkrijging van een goede geluidsweergavekwa-liteit bij hoorbaarmaking. van het televisiegeluid; een der-20 gelijke geluidsdemodulatie heeft verschillende nadelen, 2oals is uiteengezet.

In verband daarmede wordt voor een televisie-ont-vanger, welke is uitgerust' met een voor decodering van een met het normale televisiesignaal gemultiplexeerd geluids-25 signaal dienende decodeereenheid, een televisiegeluids- ontvanger vocxgesteld, waarvoor geldt, dat Ket waarnemings-en het bedieningscomfort van de kijker op de eerste plaats komt, terwijl onder alle omstandigheden weergave van hoge kwaliteit en met minder "buzz-noise" van het televisiege-30 luidssignaal wordt verkregen. Aan de hand van fig. 3 van de bijbehorende tekening zal een dergelijke televisiegeluids-ontvanger nader worden beschreven.

In de eerste plaats wordt opgeraerkt, dat de tele-visiegeluidsontvanger met zowel een volgens het "intercarrier"— 35 principe als een volgens het "split-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling is uitgerust, zodanig, dat keuze tussen de uitgangssignalen van beide demodulatieschakelingen 8200368 - 8 - mogelijk is.

Eerst zal de volgens het "intercarrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling worden beschreven. Zoals fig. 3 laat zien, wordt hét uitgangssignaal van de af-5 stemeenheid 2 weer aan de videomiddenfrequentversterker 3 toegevoerd, van welke laatstgenoemde het uitgangssignaal aan een niet in de tekening'weergegeven videodetectieschakeling en aan een geluidsdemodulatieschakeling 6 wordt toegevoerd.

Het door de geluidsdemodulatieschakeling 6 afgegeven, fre-10 quentiegemoduleerde geluidssignaal wordt toegevoerd aan en . aan frequentiedemodulatie onderworpen door de frequentie-: discriminator 7, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een signaalschakeleenheid 16.

Vervolgens wordt de volgens het "split-carrier"-15 principe werkende geluidsdemodulatieschakeling beschreven. Daarvoor geldt, dat het uitgangssignaal van de afstemeenheid . 2 aan het filter 9 van het type "surface acoustic wave" wordt toegevoerd, dat slechts de geluidsdraaggolfsignaalcomponent doorlaat naar de frequentie-omzetter 15 voor omzettting tot 20 een geluidsdraaggolfsignaal met een draaggolffrequentie van 10,7 MHz. Dit uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 15 wordt toegevoerd aan en aan frequentiedemodulatie onderworpen door een frequentiediscriminator 14, waarvan het gederaodu-leerde uitgangssignaal eveneens aan de signaalschakeleenheid 25 16 wordt toegevoerd voor selectieve doorlating van dit signaal of het uitgangssignaal van de frequentiediscriminator 7 naar de voor decodering van het gemultiplexeerde geluidssignaal dienende decodeereenheid 8.

Voor besturing van de schakelwerking van de signaal-30 schakaleenheid 16 wordt het uitgangssignaal van de frequentiediscriminator 14 toegevoerd aan een laagdoorlaatfilter 17, waarvan het uitgangssignaal de S-golfvormige gedaante volgens fig. 4 heeft en aan een vergelijkingsschakeling 18 wordt toegevoerd.

35 Indien de ontvangstomstandigheden slecht zijn en de frequentie van de (niet in de tekening weergegeven) lokale oscillator van de afstemeenheid 2 bijvoorbeeld tijdens fijne 8200368 -9-- ► afstemming of dergelijke van de afstemeenheid 2 met een bedrag van t 250 KHz wordt gewijzigd, zal de vergelijkings-schakeling 18 bijvoorbeeld een als detectiesignaal dienend uitgangssignaal ter waarde "1,! af geven, dat via een OF-poort-5 schakeling 19 als stuursignaal aan de signaalschakeleenheid 16 wordt toegevoerd, zodanig, dat deze naar doorlating van het gedemoduleerde uitgangssignaal van de frequentiediscri- ; minator 7 naar de decodeereenheid 8 wordt overgeschakeld.

Wanneer de ontvangstomstandigheden bevredigend of 10 gunstig zijn, zodat de vergelijkingsschakeling niet het als detectiesignaal dienende uitgangssignaal ter waarde "1" af- ; geeft, wordt de signaalschakeleenheid overgeschakeld naar doorlating van het door de frequent!ediscriminator 14 van de volgens het "split-carrier”-principe werkende geluidsdemo-15 dulatieschakeling naar de decodeereenheid 8.

Aangezien de vergelijkingsschakeling onder goede ontvangstomstandigheden niet het detectiesignaal ter waarde "1" afgeeft, wordt in dat geval het door de volgens het "split-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling ge-20 leverde geluidssignaal aan de decodeereenheid 8 toegevoerd, zodat het televisiegeluid met goede weergeef kwaliteit en zonder "buzz-noise" ten gehore wordt gebracht.

Indien de frequentie-afwijking van de lokale oscillator van de afstemeenheid 2 bij fijne afstemming of der-25 gëlijke een vooraf bepaalde waarde overschrijdt, zal de vergelijkingsschakeling 18 het detectiesignaal ter waarde ”1" afgeven, zodat het uitgangssignaal van de volgens het "inter-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling dan aan de decodeereenheid 8 wordt toegevoerd. Als gevolg hier-30 van zal het verschijnsel, dat hét. geluid wegvalt, terwijl het beeld in tact blijft, zich bij een dergelijke televisie-ge-luidsontvanger niet voordoen.

Voorts kan worden opgemerkt, dat indien de signaalschakeleenheid 16 van een met een speciale schakelaar voor 35 handoverschakeling van geluidsdemodulatie volgens het "split-carrier"-principe naar geluidsdemodulatie volgens het "inter-carrier"-principe uitgeruste televisie-ontvanger, tijdens ont- 8200368 - 10 - vangst van een televisiesignaal in de UHF-frequentieband en voorts, wanneer in het afgegeven geluid de reeds genoemde "buzz-nóise''-stoorcomponenten merkbaar worden, door bediening van de genoemde schakelaar via een aansluiting 20 aan de 5 andere ingangsaansluiting van de OF-poortschakaling 19 een schakelcommandosignaal-kan worden toegevoerd, dat dezelfde ! signaalwaarde "1" als het door de vergelijkingsschakeling 18 afgegeven detectiesignaal heeft en derhalve onder alle omstandigheden door de OF-poortschakeling 19 naar de signaal-10 schakeleenheid 16 wordt doorgelaten, zodat de geluidsdemo- dulatie gedwongen wordt, volgens het "intercarrier”-principe : te gaan werken. Het nadeel, dat slechts de volgens het "split-' carrier"-principe werkende geluidsdemodulatie werkzaam is, kan derhalve worden.weggenomen.

15 Een televisiegeluidsontvanger van het type volgens fig. 3 levert echter enige problëmen. Als gevolg van de karakteristiek van de frequentiediscriminator 14 zal de door het laagdoorlaatfilter 17 afgegeven spanning Ξ een S-golfvorm volgens fig. 4 vertonen wanneer de frequentie f van het aan 20 het filter toegevoerde ingangssignaal verandert. In fig. 4 heeft fQ betrekking op de frequentie, waarop de frequentiedis-. criminator 14 is afgestemd; indien f = fn, geldt E = 0. Voor waarden van f, welke voldoen aan f^ = f - f^, wordt de relatie tussen de uitgangsspanning E en de frequentie door een rechte 25 lijn weergegeven, terwijl voor en f>f2 geldt E = 0.

De ui tgangs spanning- E van het laagdoorlaatfilter 17 heeft in de gevallen f -= f^ en f -= f 2 respectievelijk de waarden en Έ^·" Voorts worden frequentiewaarden f ^' en f2* gekozen, welke respectievelijk voldoen aan .de relaties f^ < f^’^fg, 30 fg < ±2' f'2 en f21 ~ ^0 ~ ^0 ~ ^i* * Voor deze frequentie waarden f^ 1 en f 21 heeft de spanning E de respectieve waarden E^1 en E2'. De afstemfrequentie f, waarvan de frequentie van de lokale oscillator van de afstemeenheid 2 met een bedrag van ± 250 KHz of meer afwijkt, zoals in het voorgaande is be-35 schreven wordt gevormd door de respectieve frequentiewaarden f2' en fj'.

In de vergelijkingsschakeling 18 vindt signaalniveau- '8200368 • - 11 -· vergelijking met twee referentiedrempelspanningswaarden E^* en E'plaats. Wanneer de uitgangsspanning E van het laag-

^ · < <C

doorlaatfilter 17 voldoet aan de voorwaarde E^* = E = dat wil zeggen wanneer de frequentie f binnen het met de 5 letter a in fig. 4 aangedüide frequentiegebied blijft,. heeft het uitgangssignaal van de vergelijkingsscha-keling 18 of detectiesignaal de waarde "0", zoals reeds is . opgemerkt, zodatde signaalschakeleenheid 16 dan wordt overgeschakeld naar doorlating van het gedemoduleerde uitgangs- 10. signaal van de volgens het "split-carrier"-principe werkende ; geluidsdemodulatieschakeiing naar de decodeereenheid 8.

Wanneer E .aan de ongelijkheden E ^E^ 1 en E^E^* voldoet, dat wil zeggen wanneer de frequentie f in de in fig. 4 met de letter b aangeduide gebieden f <Cf^* en f 15 ligt, heeft het detectiesignaal de waarde ”1”, zodat de signaalschakeleenheid 16 wordt overgeschakeld naar doorlating van het gedemoduleerde uitgangssignaal van de volgens het "inter-carrier'-principe werkende geluidsdemodulatieschakeiing naar de signaaldecodeereenheid 8.

20 Wanneer de lokale oscillatiefrequentie van de af- stemeenheid 2 een grote afwijking vertoont, gaat de frequentie f van het aan de frequentiediscriminator 14 toegevoerde ingangssignaal echter naar waarden f<, f^ en f > f £, waarbij' E = 0, hetgeen schijbaar een aanwijzing vormt, dat f - fq . ’.Het. de-25 tectiesignaal krijgt dan ten onrechte de waarde "0" in plaats van de waarde "1", met als gevolg, dat de signaalschakeleenheid 16 ten onrechte van doorlating van het uitgangssignaal van de volgens het "intercarrier"-principe werkende geluids-demodulatieschakeling naar dat van de volgens het nsplit-carrierrr-30 principe werkende geluidsdemodulatieschakeiing wordt overgeschakeld.

De onderhavige uitvinding stelt zich nu ten doel, een televisiegeluidsontvanger te verschaffen, welke niet aan de problemen van een geluidsontvanger van conventioneel type 35 volgens fig. 3 laboreert.

Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een televisiegeluidsontvanger te verschaffen, waarvan de toepassing \ 8200368 » - 12 - tot verhoging van degeluidsweergeefkwaliteit leidt.

Uitgegaan wordt van een televisiegeluidsontvanger, welke is voorzien van: een ingangsaansluiting voor ontvangst van een tele-· 5 visiegeluidssignaal, een met de ingangs aansluiting gekoppelde . af stem- .

• eenheid met een lokale oscillator, een met de afstemeenheid gekoppelde, eerste geluids-demodulatieschakeling volgens het "inter-carrier"-principe, 10 een met de afstemeenheid gekoppelde, tweede geluids- : demodulatieschakeling volgens het "split-carrier"-principe, mèt een begrenzingsversterker, een geluidssignaaluitgangsaansluiting, . schakelmiddelen voor selectieve inschakeling van de 15 eerste of. de tweede geluidsdemodulatieschakeling tussen-'de afstemeenheid en de geluidssignaaluitgangsaansluiting, met de afstemeenheid gekoppelde foutdetectiemiddelen voor detectie van een frequentiefout van de lokale oscillator, en van 20 op het uitgangssignaal van de foutdetectiemiddelen reagerende, eerste activeringsmiddelen voor zodanige activering van de schakelmiddelen, dat de tweede geluidsdemodulatieschakeling tussen de afstemeenheid en de geluidssignaaluitgangs-. aansluiting wordt opgenomen, wanneer het uitgangssignaal van 25 de foutdetectiemiddelen een lager dan. een. vooraf bepaald niveau vertoont.

Volgens_.de. uitvinding dient een dergelijke televisie-geluidsontvanger voorts te zijn gekenmerkt door: een met de -begrenzingsversterker van de tweede ge-30 luidsdemodulatieschakeling gekoppelde niveaudetector voor detectie van het niveau van het uitgangssignaal van de tweede geluidsdemodulatieschakeling, en door op het uitgangssignaal van de niveaudetector reagerende, tweede activeringsmiddelen voor zodanige activering 35 van de schakelmiddelen, dat de eerste geluidsdemodulatieschakeling tussen de afstemeenheid en de geluidssignaaluitgangs-aansluiting wordt opgenomen wanneer het uitgangssignaal van de .82 0 0 3 6 8 __ - 13 - niveaudetector een lager dan een vooraf bepaald niveau vertoont.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de 'bijbehorende tekening. Daarin tonen: 5 fig. 1 een blokschema van een televisiegeluids- ontvanger van gebruikelijk type met televisiegeluidssignaal-; demodulatie volgens het "intercarrier"-principe, ; fig. 2'een blokschema van een televisiegeluids-ontvanger van gebruikelijk type met televisiegeluidssignaal-10 demodulatie volgens het "split-carrier"-principe, fig. 3 een blokschema .van een televisiegeluids-: ontvanger van gebruikelijk type met overschakeling tussen geluidssignaaldemodulatie' volgens .het "intercarrier"-prin-; cipe en het "split-carrier"-principe, 15 fig. 4 een frequentiekarakteristiek, fig. 5 een blokschema van een televisiegeluids-ontvanger volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, fig. 6 een schema van een practische uitvoeringsvorm van een gedeelte van de uitvoeringsvorm volgens fig. 5, en 20 fig; 7Ά-7Ε enige frequentiekarakteristieken.

Bij het in fig. 5 weergegeven blokschema van een uitvoeringsvorm van een televisiegeluidsontvanger volgens de uitvinding zijn de met dié volgens de fig. 1-3 overeenkomende componenten met respectievelijk dezelfde verwijzingsgetallen 25 aangeduid? kortheidshalve wordt de beschrijving van derge-, lijke componenten niet herhaald.

"Zoals fig. 5 laat zien, wordt het uitgangssignaal van de afstemeenheid 2 via een filter 21 van het type "surface acoustic wave" met-een voor doorlating van de videomidden-30 frequentie geschikte karakteristiek toegevoerd aan een versterker 22, waarvan het uitgangssignaal via een gelüidsvang-schakeling 23 wordt toegevoerd aan een videodetector 24, wélke de gedetecteerde video-informatie levert. Het uitgangssignaal van de versterker 22 wordt bovendien toegevoerd aan een scha-35 keling 25 voor automatische fijne afstemming; door de schakeling 25 worden frequentiefouten van het videomiddenfrequent-draaggolfsignaal gedetecteerd en omgezet in een regelspanning 8200368 > - 14 - voor zodanige bijregeling van de lokale oscillatiefrequentie van de afstemeenheid 2, dat de frequent ie fouten ongedaan gemaakt worden.

Het uitgangssignaal van de afstemeenheid 2 wordt 5 niet alleen aan het filter 21 toegevoerd/ doch tevens aan een volgens het "split-carrier"--principe werkende geluidssignaal-. demodulatieschakeling, welke in zijn geheel met het verwij-zingsgetal 26 is aangeduid. Het genoemde uitgangssignaal wordt eerst toegevoerd aan een filter 9 van het type "surface acoustic .10 wave", dat een geluidsdraaggolfsignaalcoraponent met een fre- (quentie van 54,25.MHz afgeeft, welke via een versterker 10 aan een menger 11 wordt toegevoerd.

Voorts is een lokale· oscillator 12 aanwezig, welke een lokaal oscillatiesignaal met een frequentie van 15 64,95 MHz afgeeft, dat eveneens aan de menger 11 wordt toegevoerd. Het uitgangssignaal van de menger 11 wordt gevormd door een signaal, waarvan de frequentie gelijk is aan het verschil of de som van de frequenties van de beide aan de menger toe— gevoerde signalen; dit uit de menging resulterende uitgangs-20 signaal wordt vervolgens toegevoerd aan een keramisch filter . 13 met een bandfilterkarakteristiek, dat een geluidsdraag-golfsignaalcomponent met een frequentie van 10,7 Hz, overeenkomende met het verschil tussen de frequentie van de ingangssignalen van de menger 11, af geeft. Deze gelüidsdraaggolf-25 signaal component wordt via een 3-traps begrenzingsversterker '27 toegevoerd..aan een frequentiediscriminator 14, welke het signaal aan. frequentiedemodulatie onderwerpt en een gede-moduleerd geluidssignaal afgeeft, dat aan de signaalschakel-eenheid 16 wordt toegevoerd als één van beide geluidssignalen, 30 waaruit kan worden gekozen.

Voor de besturing van de schakelwerking van de ' signaalschakeleenheid 16 dient een besturingsschakeling 29a, welke in principe overeenkomt met de reeds aan de hand van fig. 3 beschreven besturingsschakeling met de componenten 35 17, 18 en 19. Het. gedemoduleerde uitgangssignaal van de frequentiediscriminator 14 wordt weer toegevoerd aan het laag- doorlaatfilter 17, waarvan het S-golfvormige uitgangssignaal - % 8200368 - 15 - Λ (zie fig. 7A) wordt toegevoerd aan de vergelijkingsschakeling 18. Het vergelijkingsuitgangssignaal van de schakeling 18 wordt als detectiesignaal via een eerste schakeling 35 met een hysteresiskarakteristiek en de reeds beschreven OF-poort-5 schakeling 19 als schakelbesturingssignaal aan de signaalscha-keleenheid 16 toegevoerd. Voor de werking van de QF-poort-schakeling 19, welke via de aansluiting 20 een van een niet in de tekening weergegeven schakelaar afkomstig signaal met de waarde "1" als pseudo-detectiesignaal van die waarde krijgt .10 toegevoerd, wordt verwezen naar de aan de hand van fig. 3 ge- · ; ;geven"beschrijving.

Behalve de zojuist beschreven, eerste besturings-; schakeling 29a, is nog een tweede besturingsschakeling 29b aanwezig. Deze-bevat twee signaalniveaudetectoren 30 en 31,' waar-15 aan respectievelijk aan- bijvoorbeeld de tweede en de derde trap van de 3-traps begrenzingsversterker 27 afgenomen geluids-draaggolfsignaalcomponenten met een frequentie van 10,7*MHz worden toegevoerd; de respectieve detectie-uitgangssignalen van de signaalniveaudetectoren 30 en 31, welke detectie-uit-20 gangssignalen de gedaante van gelijkspanningen hebben, worden via respectieve omkeerversterkers 32 en. 33 toegevoerd aan een opteller 34, waarvan het uitgangssignaal, dat de gedaante volgens fig. 7C heeft, via een tweede schakeling 36 met een hysteresiskarakteristiek en de OF-poortschakeling 19 als .25 schakelbesturingssignaal. aan de signaalschakeleenheid 16 wordt toegevoerd..

Aan-de hand van fig. 6 zal vervolgens een prac-_ tische uitvoeringsvorm van de bij de schakelingen 35 en 36' met..hysteresiskarakteristiek en van dê signaalschakeleen-30 heid 16 volgens fig. 5 worden beschreven.

Bij het schema van de eerste schakeling 35 met een hysteresiskarakteristiek hebben de verwijzingsgetallen 38 en 39 betrekking op schakelingen van. het type "Schmitt-trigger", welke getransistoriseerde verschilversterkers met 35 de respectieve transistoren Q^, en Q^, bevatten. De met elkaar doorverbonden emitters van de beide transistoren van complementair geleidbaarheidstype van de ene verschil- 8200368 - 16 - * 0 versterker zijn met dié van de andere verschilversterker gekoppeld via een gemeenschappelijke schakeling 41, welke als bron van constante stroom dient. Het S~golfvormige uitgangssignaal (spanningssignaal) van het laagdoorlaatfilter 17 wordt 5 via een ingangsaansluiting 40 en respectieve weerstanden aan de bases van de transistoren en Q3 toegevoerd. In fig. 6 . . heeft het verwijzingssymboöl +B op een gelijkspanningsvoedings-potentiaal betrekking.

De als bron van constante stroom dienende scha-10 keling 41 bevat een serieschakeling van twee transistoren Qg en Qg en een weerstand. Aan de bases van de transistoren Qg en Qg- worden instelspanningen van respectievelijk een hoge en een lage waarde aangelegd, welke worden geleverd door een \ . instelspanningsschakeling 42 met een serieschakeling van twee 15 diodes en en een weerstand. De transistoren Q^ en krijgen aan hun bases referentiespanningen van respectievelijk een hoge en een lage waarde toegevoerd, welke afkomstig zijn van de respectieve emitters van twee transistoren en Qg, welke in een referentiespanningsopwekschakeling 43 zijn op-20 genomen en aan hun respectieve bases instelspanningen van onderling verschillende waarde krijgen toegevoerd, welke worden geleverd door een instelspanningsschakeling 44, bestaande uit een serieschakeling van drie weerstanden.

Met de collectors van de transistoren en 25 zijn respectievelijk de kathode van een diode en de anode ' van een diode verbonden, evenals de respectieve bases van twee transistoren en Ql0- De basis van de transistor is verbonden met.de collector van de transistor Qiq/ terwijl de collector van de transistor is gekoppeld met een belastings-30 weerstand. Het over deze belastingsweerstand optredende uitgangssignaal van de transistor Qg wordt als schakelbesturings-signaal aan de basis van een transistor Q^g van de signaal-schakeleenheid 16 toegevoerd.

Op soortgelijke wijze als de schakeling 35 bevat 35 de tweede schakeling 36 met hysteresiskarakteristiék een schakeling 46 van het type "Schmitt-trigger" met een twee transistoren Q^2 en Q1g bevattende verschilversterker; de emitters 8200368 r - 17 - van de béide transistoren en 2ijn met elkaar doorverbonden en geaard via een als bron van constante- stroom werkende schakeling 47.

Een transistor krijgt aan zijn basis het uit-5 gangssignaal van de opteller 34 toegevoerd via een ingangs- · aansluiting 37 en is aan zijn emitter geaard via een als bron van constante stroom.(belasting) werkende schakeling 45. Voorts is de emitter van de transistor Qjj via een weerstand met de basis van de transistor gekoppeld.

10. De basis van de transistor wordt door een -. ; uit de serieschakeling van twee weerstanden, bestaande re-. ferentiespanningsopwekschakelingen 48 op een referentie-.potentiaal gehouden. De collector van de transistor is verbonden met. de kathode van een diode en voorts met de ' 15 basis van een transistor Q-j^/ van welke laatstgenoemde de collector is verbonden met de basis van een transistor Q^j..

De emitter van de transistor is eveneens met de basis van de transistor Q^g van de signaalschakeleenheid 16 gekoppeld.

20 De signaalschakeleenheid 16 bevat een uit twee transistoren en bestaande verschilversterker; de met elkaar doorverbonden emitters van de beide transistoren zijn geaard via een als bron van constante stroom werkende schakeling 50, terwijl de collectors van de beide transis-25 toren zijn verbonden met de emitters van respectieve transistoren Q-j-g (Dé anodes van twee diodes Dg en D^ zijn met elkaar doorverbonden en via een weerstand gekoppeld met een voedingsspanningspunt van de potentiaal +B. Bovendien zijn de kathodes Van de beide diodes Dg en gekoppeld met 30 de collectors van de respectieve transistoren Q1g en

De laatstgenoemde transistor krijgt aan zijn basis een uit een serieschakeling 49 met twee weerstanden afkomstige referentiespanning toegevoerd.

De collector van de transistor van de schake-35 ling 35 en de emitter van de transistor van de schakeling 36 zijn beide met de basis van de transistor Q^g van de ^ signaalschakeleenheid 16 verbonden. De respectieve uitgangssignalen van de frequentiediscriminatoren 7 en 14 worden via 8200368 - 18 - respectieve ingangsaansluitingen 51 en 52 toegevoerd aan de bases van de respectieve transistoren °18 en Q-£9» Een als emittervolger geschakelde transistor Q2Q is aan zijn basis met het verbindingspunt van de diode Dg en verbonden en aan 5 zijn emitter met een.uitgangsaansluiting 53 verbonden, via welke het uitgangssignaal van de signaalschakeleenheid 16 aan de decodeereenheid 8 wordt toegevoerd.

De werking van de schakelingen volgens de fig.

.5 en 6 zal nu aan de hand van de fig. 7A-7E worden beschreven.

10 j Fig. 7A toont de frequentiekarakteristiek voor , seen S-golfvormige uitgangsspanning S^.(f), welke aan‘de eerste! | schakeling 35 met hysteresiskarakteristiek wordt toegevoerd; fig. 7B toont de -frequentiekarakteristiek voor. de uitgangs- ^ spanning S2(f> van de eerste schakeling 35 met een hysteresis-15 karakteristiek? fig. 7C toont de frequentiekarakteristiek van de aan de tweede schakeling 36 met een hysteresiskarakteristiek toegevoerde signaalniveaudetectiespanning (f).

Fig. 7D toont de frequentiekarakteristiek van de door de schakeling 36 afgegeven uitgangsspanning S^(f), terwijl fig. 7E 20 de frequentiekarakteristiek van hêt aan de signaalschakeleen-• heid 16 toegevoerde schakelbesturingssignaal S^Cf) {= S2(f) + .s4<f>] ·

Aan de voet van de frequentiekarakteristieken volgens de fig. 7A-7E kan worden ontnomen, dat de centrale 25 frequentie van de afstemschakeling van de frequentiediscrimi-nator 14 de waarde f^ heeft; de symbolen f^-fg hebben respectievelijk betrekking op frequentiewaarden, welke voldoen aan de volgende ongelijkheden; fj< f 2 <. f5 < f ^ <fp <fg <fg <f^ <.f2' Bovendien zijn de frequentiewaarden f^, f2? f^, f ^; f^, fg en 30 £η, fg steeds symmetrisch ten opzichte van de centrale fre-quentiewaarde f^ gekozen.

De aan de eerste schakeling 35 met een hysteresiskarakteristiek toegevoerde ingangsspanning, dat wil zeggen de S-golfvormige uitgangsspanning S^f) volgens fig. 7A, krijgt 35 steeds wanneer f^f.^, f>f2 en f = fq de digitale waarde ’’O".

Voor f requentiewaarden f 1 <f <f2 neemt de spanning (f) lineair met de frequentie f toe.

8200368 * · · - 19 -

Met de toename van de frequentie f neemt de uit-gangsspanning S2(f) volgens fig. 7B van de schakeling 35 de waarde "0" aan voor f< f., de waarde "1" voor f. = f ^ f-, de waarde "0" voor = f <f^, de waarde "1" voor = f <f^ en 5 weer de waarde "0" voor f2 = f.

De uitgangsspanning S2(f) volgens fig. 7B van de . . schakeling 35 neemt voorts bij een- afname van de frequentie de waarde "0" aan voor f- = f, de waarde "1” voor fQ = f <fn, < 2 8 < 2 de waarde ”0" voor fg = f <.fg, de waarde "l” voor f^ =· f < fg 10 en weerde waarde "0" voor f<f1.

De ingangsspanning Sg(f) volgens fig. 7C van de ; :tweede schakeling 36 met een hysteresiskarakter vertoont een = minimaal niveau van constante waarde voor f^ = f * fg, terwijl het spanningsniveau bij afname van de frequentie vanaf 15 de frequentiewaarde fg of bij toename van de frequentie vanaf de frequentiewaarde fg geleidelijk stijgt. De resterende karakteristiek heeft de inverse gedaante van de b'andfilterka-rakteristiek van het keramische filter 13.

De uitgangsspanning (f) volgens fig. 7D van 20 de tweede schakeling 36 neemt de waarde "1" aan voor f de waarde ”0" voor fg = f <f^ en weer de waarde ”l,r voor f^ = f, wanneer de frequentie f toeneemt.

Bij een afname vande frequentie f neemt de uitgangsspanning (f) volgens fig. 7D van de tweede schakeling 25 36 met een hysteresiskarakter de waarde "1" aan voor f^£f, de waarde "0" voor fg - f <fg en weer de waarde ”1" voor f<f3.

Als gevolg van het voorgaande zal het schakelbe-, sturingssignaal met de gedaante Sg(f).=: S2(f} + (f) volgens: 30 fig. 7E bij een toename van de frequentie f respectievelijk de waarde "1" aannemen voor f<f^, de waarde "0" voor f ^ - f < f^ en weer de waarde "1" voor f^ - f.

Bij een daling van de frequentie f zal het scha-kelbesturingssignaal Se(f) volgens fig. 7E respectievelijk -3 <. s 35 de waarde "1" aannemen voor fg = f, de waarde "0" voor fg- f < fg en opnieuw de waarde "1" voor f < fg.

Zoals in het voorgaande is beschreven, wordt de 8200368 - 20- * Λ transistor Q^g van de signaalschakeleenheid 16 in zijn geleidende toestand gebracht wanneer het schakelbesturingssignaal Sg(f) = ”1”, zodat dan het door de frequentiediscriminator 7 van de volgens het "intercarrier" -principe werkende ge luids-5 demodulatieschakeling af gegeven, gedemoduleerde uitgangssignaal aan de decodeereenheid 8 wordt toegevoerd. Wanneer S5(f) = "O", wordt de transistor Ql7 van de signaalschakel-' eenheid 16 in zijn geleidende toestand gebracht, zodat in dat geval het demodulatie-uitgangssignaal van de frequentie-10 discriminator 14 van de volgens het "split-carrier"-principe ! werkende geluidssignaaldemodulatieschakeling aan de decodeer- i : eenheid 8 wordt toegevoerd.

Hoewel zulks niet in de tekening is af geheeld, i krijgt* de transistor Q^g van de signaalschakeleenheid 16 bij 15 ontvangst van een UHF-videosignaal een zodanig •schakelbe-sturingssignaal aan zijn basis toegevoerd, dat de transistor naar zijn geleidende toestand overgaat.

• Bij de zojuist beschreven uitvoeringsvorm van een te levi siege luids ontvanger volgens de uitvinding wordt 20 onder normale, dat wil zeggen bevredigende, ontvangstomstandig-heden' het door de volgens het "split-carrier"-principe werkende geluidsdemodulatieschakeling 20 afgegeven uitgangssignaal aan de decodeereenheid 8 toegevoerd ter verkrijging van een televisiegeluid van goede kwaliteit en zonder "buzz noise".

25 Indien de lokale oscillatiefrequentie van de af- .stemeenheid 2 tijdens fijne afstemming en dergelijke meer dan een vooraf bepaalde waarde gaat afwijken, wordt daaren-. . tegen het demodulatie-uitgangssignaal van de volgens het "intercarrier"-principe geluidssignaaldemodulatieschakeling 30 28 aan de decodeereenheid 8 toegevoerd, zodat wordt verhinderd, dat het geluid wegvalt, terwijl het beeld in tact blijft.

Voorts is het mogelijk te voorkomen, dat bij grote veranderingen van de lokale oscillatiefrequentie van de afstemeenheid 2 geforceerde overschakeling naar geluids-35 signaaldemodulatie volgens het "split-carrier"-principe plaats vindt.

8200368 β - 21 - t

Bij'toepassing van de schakelingen 35 en 36 met een hysteresiskarakteristiek bestaat geen gevaar dat bij de selectie van de demodulatie-uitgangssignalen van de beide geluidssignaaldemodulatieschakëlingen een zogenaamd "ringing"— '5 effect (oscillatieverschijnsel) optreedt. Daarbij wordt opge-‘ ; merkt, dat de toepassing van een signaalschakeleenheid 16 , volgens de uitvinding niet noodzakelijk is, doch dat de keuze tussen het uitgangssignaal van de ene demodulatieschakeling en het uitgangssignaal van de andere demodulatieschakeling : 10 zodanig kan worden uitgevoerd, dat de frequentiediscrimina-I toren 7 en 14 ieder worden gevolgd door een versterker, waar-; ; bij deze beide versterkers selectief een blokkeringssignaal . voor desactivering krijgen toegevoerd.

De uitvinding beperkt zich niet tot de in het 15' voorgaannde beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm; verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven componenten en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.

20 X * 8200368

Claims (5)

1. Televisiegeluidsontvanger, voorzien van: een ingangsaansluiting voor ontvangst van een telelvisiegeluidssignaal, een met de ingangsaansluiting gekoppelde af-5 stemeenheid met een lokale oscillator, een met de afstemeenheid gekoppelde, eerste geluidsdemodulatieschakeling volgens het "inter-carrier"-principe, een .met de afstemeenheid.gekoppelde, tweede 10 geluidsdemodulatieschakeling volgens het "split-carrier"-principe, met een begrenzingsversterker, een geluidssighaaluitgangsaansluiting, schakelmiddelen voor selectieve inschakeling van de eerste of de tweede geluidsdemodulatieschakeling tus-15 sen de afstemeenheid en de ge luids signaaluitgangs aansluiting, met de afstemeenheid gekoppelde foutdetectie-middelen voor detectie van een frequentiefout van de lokale oscillator, en van op het uitgangssignaal van de foutdetectie-20 middelen reagerende, eerste activeringsmiddelen voor zodanige activering van. de schakelmiddelen, dat de tweede geluidsdemodulatieschakeling tussen de afstemeenheid en de geluids-.signaaluitgangsaansluiting wordt opgenomen, wanneer het uitgangssignaal- van de foutdetectiemiddelen een lager dan een .25 vooraf bepaald niveau vertoont, gekenmerkt door: een met de begrenzingsversterker van de tweede geluidsdemodulatieschakeling gekoppelde niveaudetector voor detectie van het niveau van het uitgangssignaal van de tweede 30 geluidsdemodulatieschakeling en door op het uitgangssignaal van de niveaudetector reagerende, tweede activeringsmiddelen voor zodanige activering van de schakelmiddelen, dat de eerste geluidsdemodulatieschakeling tussen de afstemeenheid en de geluids-35 'signaaluitgangsaansluiting wordt opgenomen wanneer het uitgangs- 8200368 - 23 - signaal van de niveaudetector een lager dan een vooraf bepaald niveau vertoont.

2. Televisiegeluids-ontvanger volgens conclusie 1, gekenmerkt door: 5 een met de geluidssignaaluitgangsaansluiting ge- , koppelde decodeereenheid voor decodering van een gemultiplex-; eerd geluidssignaal, en door een paar met de decodeereenheid gekoppelde audiosignaaluitgangsaansluitingen.

3. Televisiegeluids-ontvanger volgens conclusie .10 1, mèt het kenmerk, dat de eerste demodulatieschakeling een met de afstemeenheid gekoppelde geluidssignaaldetector volgens het "intercarrier"-principe en een tussen deze detector en de geluidssignaaluitgangsaansluiting opgenomen, eerste fre-quentiediseriminator bevat, de tweede.demodulatieschakeling 15 een met de afstemeenheid gekoppeld filter voor afleiding van de geluidsdraaggolfsignaalcomponent uit het uitgangssignaal van de .afstemeenheid bevat, met zojuist genoemd filter een menger is gekoppeld, met deze menger een lokale oscillator zodanig is gekoppeld, dat een aan frequentie-omzetting onder-20 worpen geluidsdraaggolfsignaalcomponent wordt verkregen, en met de menger een begrenzingsversterker is gekoppeld, terwijl tussen de menger en de geluidssignaaluitgangsaansluiting een tweede freq-qentiediscriminator is opgenomen.

4. T elevx s iegeluids ontvanger volgens conclusie.'. 25 3, met het kenmerk, dat de foutdetectiemiddelen een met de tweede frequentiediscriminator gekoppeld laagdoorlaatfilter en een met dit laagdoorlaatfilter gekoppelde signaalniveau-detector omvatten.

5. Teievisiegeluidsohtvanger . volgens conclusie 30 4, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede activerings- middelen respectieve schakelingen met een hysteresis-karak-teristiek bevatten. ' 8200368