NL8105603A

NL8105603A - Werkwijze voor het verplaatsen van een schip, richtboot, werkwijze voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties, inrichting daarvoor en vaartuig voorzien van een dergelijke inrichting.

Info

Publication number: NL8105603A
Application number: NL8105603A
Authority: NL
Original assignee: Rudi Willy Verhoosel
Priority date: 1981-12-13
Filing date: 1981-12-13
Publication date: 1983-07-01
Also published as: BE893063A; US4565148A; GB2110995A; FR2518045A1; DE3243089A1; GB2110995B

Description

m #<m λ

Rudi Willy Verhoosel te IJzendijke

Werkwijze voor het verplaatsen van een schip, richtboot, werkwijze voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties, inrichting daarvoor en vaartuig voorzien van een dergelijke inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het gericht verplaatsen van een schip, waarbij de. richting van de lengteas van het schip·in een gewenste stand gebracht wordt, zoals bij het binnenvaren en doorvaren van een betrekkelijke nauwe doorgang, waarbij op de voorsteven en de'achtersteven 5 van het schip krachten in een richting loodrecht op de lengterichting van het schip worden uitgeoefend.

Een dergelijke werkwijze is bekend en wordt onder meer toegepast bij het schutten van schepen in schutsluizen. Het schip wordt daarbij in de gewenste stand gebracht met behulp van een 10 aantal sleepboten. Gebruikelijk is daarbij om twee sleepboten aan de voorzijde van het schip te laten trekken en twee sleepboten aan de achterzijde van het schip vast te maken. De sleepboten nemen daarbij posities in schuin voor het schip en schuin achter het schip, zodat in elke gewenste richting krachten op 15 het schip uitgeoefend kunnen worden en de vaarroute daarvan volledig beheerst kan worden.

Bij het binnenvaren van betrekkelijk nauwe doorgangen, zoals sluizen doet zich nu het probleem voor, dat het niet meer mogelijk is om krachten in dwarsrichting op de voorsteven van 20 het schip uit te oefenen, omdat de voorste sleepboten dan in verband met de beschikbare ruimte noodzakelijkerwijs dicht naast het verlengde van de lengteas van het schip moeten varen. Dit kan in het bijzonder bij hoog op het water liggende schepen van grote lengte ten gevolge hebben, dat reeds bij ge-25 ringe windkracht het schip gemakkelijk uit de koers gebracht wordt. Hierbij kunnen in het bijzonder bij schepen met een aan de voorzijde spitse kiel, die naar het dek toe breed uitlopen, zodat een overhangend gedeelte ontstaat, dit is in het bijzonder het geval bij zogenaamde snelle carriers, botsingen ont-30 staan met op de wal aangebrachte instalaties, waardoor aanzien- 8105603 Ï -¾ 2 lijke schade kan ontstaan. Hierbij kan gedacht' worden aan hef-bruggen, die vaak bij sluizen aanwezig zijn en een belangrijke schakel vormen in doorgaande verbindingswegen. Het zal duidelijk zijn, dat in dergelijke situaties grote direkte en indi-rekte schade kan ontstaan.

5 De uitvinding heeft ten doel om deze bezwaren op te heffen en verschaft daartoe een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort, die daardoor wordt.gekenmerkt, dat om de voorsteven van het schip een varende struktuur wordt aangebracht en dat met behulp van deze varende struktuur krachten 'op de voorste-10 ven van het schip worden uitgeoefend.

De uitvinding verschaft tevens een richtboot voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, die daardoor wordt gekenmerkt, dat deze aan de achtersteven voorzien is van aangrijpmiddelen, die.kunnen aangrijpen aan weerszijden 15 van de voorsteven van een schip,, en dat deze voorzien is van middelen, waarmee dwarskrachten op het schip kunnen worden uitgeoefend.

Bij voorkeur is de achtersteven van de richtboot daarbij in hoofdzaak U-vorrai.g, waarbij de aangrijpmiddelen gevormd 20 worden door de benen van de U-vormige achtersteven, die om de voorsteven van het schip kunnen worden aangebracht.

Met voordeel is daarbij volgens de uitvinding de richtboot aan de achtersteven voorzien van tenminste een vacuüm trek-plaat, die zich aan de voorsteven van het te verplaatsen schip 25 kan vastzuigen.

De richtboot volgens de uitvinding is voorts met voordeel voorzien van middelen om de stand van de vacuüm trekplaat in te stellen., zoals hydrolische stelcylinders, zodat een aanpassing wordt verkregen aan.de vorm van de voorsteven’van het te 30 verplaatsen schip.

Bijzonder doelmatig is bij de richtboot volgens de uitvinding, dat deze voorzien is van.een zogenaamde schottelvoort-stuwing, die bij voorkeur zwenkbaar wordt uitgevoerd.

De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het tij-35 delijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties.

In het bijzonder bij werkzaamheden buitengaats., zoals het 8105603 > i 3 overladen van de vracht van een zeeschip op binnenschepen met behulp van een drijvende kraan doet zich het probleem voor, dat de stand van het zeeschip, de drijvende kraan en het binnenvaartschip ten opzichte.. van elkaar zoveel mogelijk gefi-5 xeerd moeten zijn. Vooral wanneer een wat sterkere deining optreedt is dit in de praktijk nauwelijks te realiseren. Ter oplossing van dit probleem zijn zogenaamde deining compensaties voorgesteld, die evenwel dure en ingewikkelde maatregelen vereisen en uiteindelijk toch niet bevredigend werken.

10 De uitvinding heeft tevens ten doel om dit bezwaar op te heffen en verschaft daartoe een werkwijze voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties, die daardoor wordt gekenmerkt, dat de ene drijvende konstruktie aan de andere drijvende konstruktie wordt verbonden met behulp van on-15 der onderdruk staande middelen, die zich kunnen vastzuigen aan het oppervlak van de drijvende kunstrukties.

De uitvinding verschaft verder een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties, die daardoor wordt gekenmerkt, 20 doordat deze voorzien is van een vacuüm bron en tenminste een vacuüm trekplaat met door een elastische afdichting afgesloten vacuüm elementen, die in verbinding staan met de vacuüm bron. Bij voorkeur is de inrichting volgens uitvinding daarbij voorzien van middelen om stand van de trekplaat in te 25 stellen, zoals hydraulische cylinders.

Volgens een verdere voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties is de vacuüm plaat onderverdeeld in een aantal segmenten met vacuüm elementen en is de stand 30 van elk van de segmenten afzonderlijk instelbaar.

Met de inrichting volgens de uitvinding voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van drijvende konstrukties is het mogelijk om zeer grote krachten uit te oefenen, zodat onder alle omstandigheden een goede verbinding wordt verkregen.

35 Door de bijzondere uitvoering van de vacuüm trekplaat met een onderverdeling in afzonderlijk verplaatsbare en instelbare segmenten is het mogelijk om aan te koppelen aan willekeurig gekromde oppervlakken.

8105603 i •é ^

Vervolgens zullen de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding worden beschreven aan de hand van de tekeningen, waarin:

Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht toont van een sluis 5 met een schip, dat met behulp van een gebruikelijke werkwijze de sluis wordt binnengevaren}

Fig. 2a een zijaanzicht toont van een vrachtschip}

Fig. 2b een aanzicht in doorsnede toont van het vrachtschip volgens fig. 2a} 10 Fig. 3 een bovenaanzicht toont van een vrachtschip, waaraan een richtboot volgens de uitvinding is aangekoppeld}

Fig. 4· schematisch een bovenaanzicht toont van de richtboot volgens de uitvinding}

Fig. 5a een gedeeltelijk bovenaanzicht toont van de richt-15 boot volgens de uitvinding}

Fig 5b een gedeeltelijk vooraanzicht toont van het gedeelte van de richtboot volgens de uitvinding boven de waterspiegel;

Fig. 5c een zijaanzicht toont van de richtboot volgens de uitvinding; 20 Fig. 6a een vacuüm 'trekplaat toont, die volgens de uitvin ding wordt toegepast;

Fig. 6b een vacuüm trekelement toont, dat de volgens de uitvinding wordt toegepast.

Fig. 1 geeft een situatie weer, waarbij een zeeschip met 25 behulp van een aantal sleepboten een schutsluis wordt binnengevaren. Het schip 1 is met behulp van lijnen 5 verbonden aan twee achtersleepboten 2. Twee voorsleepboten 3 zijn eveneens met lijnen 5 verbonden, aan het schip 1. Uit fig. 1 blijkt, dat bij de weergegeven situatie het mogelijk is om het schip 1 30 met een redelijke nauwkeurigheid in de gewenste richting te laten varen. Dit is mogelijk doordat de achtersleepboten 2 en de voorsleepboten 3 voldoende ver naast de lengteas van.de het schip 1 kunnen varen, zodat deze sleepboten krachten in zijwaartse richting zowel als in voorwaartse richting op het 35 schip 1 kunnen uitoefenen. Anders wordt het, wanneer de twee voorsleepboten 3 de remmingswerken 6 voor de sluis naderen.

De doorvaarruimte tussen de remmingswerken 6 is betrekkelijk nauw, zodat de voorste sleepboten 3 noodzakelijkerwijs dich- 8 1 0 ΰ o ö 3 *r £ 5 terbij elkaar moeten gaan varen, waardoor de krachten, die deze in zijdelingse richting op het schip 1 kunnen uitoefenen kleiner worden.

In fig. 1 zijn voor de duidelijkheid nog sluisdeuren 7 5 aangegeven, die in de ruimte .8 weggerold kunnen worden. Met het verwijzingscijfer 4- is de sluiskolk aangegeven.

Wanneer ér nu sprake is van een situatie, waarbij bijvoorbeeld nabij een van de sluisdeuren 7 een hefbrug aanwezig is, die in de geopende stand loodrecht op het vlak van de tekening 10 staat en zich dicht bij de walkant bevindt, dan* kan een bijzondere- gevaarlijke situatie'-ontstaan, vooral wanneer het een schip betreft met een vorm, zoals is weergegeven in de figuren 2a en 2b. Het in figuur 2a in zijaanzicht afgeheelde schip is een autocarrier. Een kenmerkende eigenschap van dit soort 15 schepen is de grote vlakke scheepswand 9, die zich over vrijwel de gehele lengte van het schip vlak uitstrekt en een lengte kan hebben van bijvoorbeeld 150 meter, terwij de hoogte van het schip boven de waterspiegel 15 meter kan bedragen.

Het zal duidelijk zijn, dat al bij kleine windsterkte grote 20 krachten door zijwinden op het schip veroorzaakt kunnen worden, zodat dit gemakkelijk uit zijn koers kan lopen.

In fig. 2b is een doorsnede ter hoogte van de voorsteven van het schip aangegeven. Zoals hierboven uiteen gezét is kan het overstekende gedeelte 10, tenzij bijzondere maatregelen 25 worden getroffen, inrichtingen o.p de walkant, zoals openstaande hefbruggen beschadigen, wanneer het schip uit de koers loopt.

Fig. 4- geeft schematisch de richtboot volgens de uitvinding weer, met behulp waarvan de hierboven geschetste problemen 30 worden opgelost. De richtboot 17 heeft een U-vormige achtersteven 18, die een opening heeft, waarin de voorsteven van het binnen te brengen schip past. In de U-vormige achtersteven 18 zijn vacuüm-trekplaten 19 aangebracht, waarvan de stand dusdanig ingesteld kan worden, dat deze aan komen te liggen te-35 gen de voorsteven van het binnen te brengen schip. De vacuüm-trekplaat 19 bevat een aantal elementen, die de vorm van een aan een zijde geopende doos hebben. Deze elementen kunnen zijn 8 1 0 5-3 03 6 aangesloten aan een vacuüm leiding en aan de -zijde, die tegen de voorsteven van. het.binnen te varen schip wordt aangebracht zijn voorzien van een elastische afdichting, zodat een nagenoeg luchtdichte afdichting· tegen de wand van het 5 schip kan worden verkregen.

Fig. 3 geeft de werkwijze weer die volgens de uitvinding wordt toegepast. Hierbij .wordt het schip tijdens het binnenvaren van de sluis aan de voorsteven geleid door de richtboot 17, die zoals uit fig. 5c blijkt ook krachten in zijdelingse 10 richting op het schip kan uitoefenen. Desgewenst kan nog een voortstuwing worden verkregen met behulp van een voorboot, die met het verwijzingscijfer 4-4- is aangegeven. De geleiding · van de achtersteven vindt op de gebruikelijke manier plaats met behulp van twee achterboten 11 en 12 die respectievelijk 15 over lijnen 13 en 14- zijn verbonden aan bolders 15 en 16 op het binnen te varen schip. Met het verwijzingscijfer 20 is de waterlijn van het binnen te varen schip aangegeven. Zoals uit fig. 3 blijkt wordt de richtboot 1.7 gedeeltelijk onder het binnen te brengen schip gevaren.

20 De figuren 5a, 5b en 5c tonen meer in detail de richtboot, die bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast.

Fig. 5a toont een gedeeltelijk bovenaanzicht van de richtboot volgens de uitvinding, waarin terwille van de eenvoud slechts een van de symmetrische helften van de richtboot is 25 weergegeven. Met het verwijzingscijfer 21 zijn bolders aangegeven, die dienen voor de bevestiging van lijnen. Met het verwijzingscijfer 22 is .een schematische aanduiding van een bevestiging voor een schottel-voortstuwing aangegeven, die bij voorkeur bij. de richtboot' volgens de uitvinding wordt 30 toegepast. Ook het verwijzingscijfer 23 geeft een dergelijke bevestiging schematisch.aan. De schottel voortstuwingen zijn meer in detail in fig. 5c weergegeven en daar aangegeven met de verwijzingscijfers 38 en 4-0.

Met het verwi j zingscijf er 24. is een looprooster aangegeven, 35 terwijl het verwijzingscijfer 25 de brug van het richtschip aangeeft. In de U-vormige achtersteven van het richtschip is een vacuüm-trekplaat 28 aangebracht. Vanzelfsprekend is.slechts 8 1 0 ü ii 0 3 7 een van de beide trekplaten. 28 weergegeven. Deze vacuüm-trek-plaat 28 kan met behulp van hydraulische stelcylinders 26 en 27 worden ingesteld, zodat een aanpassing wordt verkregen aan de boeghoek van het schip, dat verplaatst moet worden. De stel-5 cylinders 26 en 27 kunnen met. behulp, van kogelgewriehten 4-7 aan de vacuüm-trekplaat 28 zijn verbonden. Desgewenst kunnen meerdere stelcylinders 26 en 27 worden aangebracht en kan de vacuüm-trekplaat 28 zijn onderverdeeld in meerderen segmenten, die elk een of meer vacuüm-elementen bevatten en eventueel af-10 zonderlijk met behulp van afzonderlijke instelcyiinders ingesteld kunnen worden. Het vacuüm element 29 is meer in detail in fig. 6b weergegeven. Aan de vacuüm-elementen 29 is een aansluiting 30 aangegeven, waarop een vacuüm leiding, die verbonden is aan een vacuüm-bron, kan worden aangesloten.

15 Pig. 5b geeft een-gedeeltelijk vooraanzicht van de richt- boot volgens de uitvinding. Hierin geeft het verwijzingscij-fer 33 de brug van het schip aan, het verwijzingscijfer 32 een railing, het verwijzingscijfer 31 de romp en het verwijd zingscijfer 34- de ankerkluis.

20 Fig. 5c toont een zijaanzicht van de richtboot volgens de uitvinding. De romp van de richtboot is met het verwijzingscijfer 35 aangegeven. Hierop is een railing 57 aangebracht, die via de trap 56 doorloopt naar derailing 55, die om de brug 54- en- de loopbrug 24. is aangebracht. Met het verwijzings-25 cijfer 37 is de scheepsboeg aangegeven van het schip, dat .· wordt verplaatst. Het richtschip is voorzien van een tweetal voorste schottelvoortstuwingen, waarvan er een met het verwi jzingscijf er 4-0 is aangegeven. Deze voorste schottelvoortstuwingen 4-0 kunnen draaibaar zijn, zodat in elke gewenste 30' richting een stuwdruk kan worden uitgeoefend. Elk van de voortstuwingen 4-0 kan 15 ton stuwdruk leveren. De schottelvoort-stuwing 4-0 bevat een een schroef 42, die kan draaien binnen een buis 41.

De richtboot volgens de uitvinding is eveneens voorzien 35 van twee achterste schottel-voortstuwingen 38, die elk een schroef 39 en een buis 36 bevatten. Ook deze achterste voortstuwingen kunnen bijvoorbeeld een stuwdruk leveren:van 15 8103803

N

8 ton elk. Vanzelfsprekend is het aantal sehottel-voortstuwin,^ ' gen niet bep.erkt tot vier, maar kan dit aan., de .omstandigheden worden aangepast, terwijl de stuwdr.uk eveneens kan worden aangepast. Eventueel zouden.ook de, achterste schottel-voort-5 stuwingen draaibaar, uitgevoerd kunnen zijn. Met het' ver wij: zingscijfer 43 is nog een rubber fender aangegeven.

In fig. 6a i.s schematis.eh bij. wijze van voorbeeld een vacuüm-trekplaat aangegeven, die volgens de uitvinding wordt toegepast voor het tijdelijk aan. elkaar verbinden.van drijven-10 de konstrukties. Een vacuüm-trekplaat, zoals aangegeven in fig. 6a kan worden toegepast bij een richtboot volgens de uitvinding, maar de toepassing daarvan is.daartoe niet beperkt.

De toepassing van de vacuüm-trekplaat volgens fig. 6a is in. het bijzonder voordelig, wanneer buitengaats goederen, zoals 15 bijvoorbeeld kolen, uit een zeeschip moeten worden overgeladen op binnenschepen, zeker, wanneer daarbij een drijvende kraan wordt gebruikt. Door een vacuüm-trekplaat volgens fig.

6a toe te passen voor de verankering van de drijvende kraan aan het zeeschip en.eveneens een dergelijke plaat toe te pas-20 sen voor de verankering van de drijvende kraan aan'het binnenvaart schip wordt bijzonder goed samenhang tussen de drie drijvende konstrukties verkregen, zodat de onderlinge beweging gen daarvan tot een minimum beperkt kunnen worden.

De vacuüm-trekplaat volgens fig. 6a is slechts bij wijze 25 van voorbeeld gegeven. De rangschikking van de vacuüm-trekele-menten 45 is een willekeurige rangschikking. De elementen 45 kunnen in rijen of kolommen aan elkaar verbonden zijn in segmenten, terwijl;rdergelijke segmenten bijvoorbeeld ook kunnen bestaan uit blokken van een willekeurig aantal vacuüm-trekele-30 menten 45. De segmenten kunnen elk. afzonderlijk met behulp van kogelgewrichten, zoals het kogelgewricht 47 in fig. 5a zijn verbonden aan stelcylinders, waardoor het mogelijk is om het oppervlak van de vacuüm-trekplaat. 19 aan te passen aan elk willekeurig gebogen oppervlak. De vacuüm-elementen 45 35 hoeven niet, . zoals .in fig. ".6a aangegeven naast elkaar te liggen, maar kunnen met een onderlinge tussenruimte zijn aajige-bracht. In fig. 6b is meer in detail op vergrootte schaal 8105603 .Γ 9 een vaeuüm-trekelement weergegeven. Dit omvat een aan-een zijde geopende doos 4-5» waarop een elastische afdichting 4-6 is aangebracht. Een aansluit stuk 4-7 kan worden verbonden aan een vacuüm leiding, die is verbonden aan een vacuümbron.

5 De uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven uitvoerings- voorbeelden en het zal voor de deskundige duidelijk zijn, dat vele varianten mogelijk zijn. Zo hoeft de richtboot niet noodzakelijkerwijs voorzien te zijn van een vacuümtrekplaat. Een uitvoering is denkbaar, waarbij een aantal onder veerwerking 10 staande stootkussens is aangebracht in de Π-vormige achtersteven en de richtboot met trossen aan het schip wordt verbonden.

Ook van de vacuüm trekplaat zijn vele varianten denkbaar.

» 8105603

Claims

1. Werkwijze voor het verplaatsen van een schip, waarbij de richting van de lengteas van het.schip in een gewenste, stand gebracht wordt, zoals .bij het binnenvaren en doorvaren van een betrekkelijk nauwe doorgang, waarbij op„de voorsteven 5 en de achtersteven van het schip krachten.in- een richting loodrecht op de lengterichting van het schip worden uitgeoefend, met het kenmerk, dat om de voorsteven van het schip een varende struktuur wordt aangebracht en met behulp van deze varende struktuur krachten op de voorsteven van het schip wor- 10 den uitgeoefend.

2. Richtboot voor het uitvoeren van de werkwijze volgens könklusie 1, met het kenmerk, dat deze aan de achtersteven voorzien is van aangrij.pmiddelen, die kunnen aangrijpen aan weerszijden van de voorsteven van een schip en dat deze 15 voorzien is van middelen, waarmee dwarskrachten op het schip kunnen worden uitgeoefend.

3. Richtboot volgens könklusie 2, met het kenmerk, dat de achtersteven in hoofdzaak ïï-vormig is, waarbij de aangrijp-middelen gevormd worden door de benen van de Π-vormige achter- 20 steven, die om de voorsteven van het schip kunnen worden aangebracht.

4. Richtboot volgens könklusie 2 of 3, met het kenmerk, dat deze in de achtersteven voorzien is van tenminste een vacuüm-trekplaat, die zich aan de voorsteven van het te ver- 25 plaatsen schip.kan vastzuigen.

5. Richtboot volgens könklusie 2, 3 df 4» met het kenmerk, dat deze voorzien is van middelen om de stand van de vacuüm-trekplaat in te stellen, zoals bijvoorbeeld hydraulische stel-cylinders.

6. Richtboot volgens könklusie 2, 3, 4 of 5, met het ken merk, dat deze voorzien is van tenminste een schottel-voort-stuwing.

7. Richtboot volgens könklusie 6 met het kenmerk, dat de schottelvoortstuwing zwenkbaar is,

8. Werkwijze voor het tijdelijk aan elkaar verbinden van 8105603 ~ Λ . drijvende konstrukties». met het kenmerk, dat de ene drijvende konstruktie aan de.andere drijvende konstruktie wordt verbonden met behulp, van. onder .onderdruk: staande middelen, .die zich kunnen vastzuigen aan het oppervlak van de drijvende konstruk-5 tie.

9· Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens konklusie 8, met het kenmerk, dat deze voorzien is van ean va-cuümbron en tenminste een vacuüm-trekplaat met. tenminste een door een elastische afdichting afgesloten vacuüm-element, dat 10 in verbinding staat met de vacuümbron.

10. Inrichting volgens konklusie 9» met het kenmerk, dat deze voorzien is van middelen om stand van de trekplaat in te stellen, zoals hydraulische cylinders.

11. Inrichting volgens konklusie 9 of 10, met het kenmerk, 15 dat de vacuüm-trekplaat is onderverdeeld in een aantal segmenten met tenminste een vacuüm-element en dat de stand van elk van de segmenten afzonderlijk instelbaar is.

12. Vaartuig, voorzien van een inrichting volgens konklusie 9» 10 of 11.

20 Bladel, 12 december 1981. \ 8105303