NL8105572A - Spuitpistool. - Google Patents

Spuitpistool. Download PDF

Info

Publication number
NL8105572A
NL8105572A NL8105572A NL8105572A NL8105572A NL 8105572 A NL8105572 A NL 8105572A NL 8105572 A NL8105572 A NL 8105572A NL 8105572 A NL8105572 A NL 8105572A NL 8105572 A NL8105572 A NL 8105572A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
dome section
air
blasting
dome
section
Prior art date
Application number
NL8105572A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gusmer Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gusmer Corp filed Critical Gusmer Corp
Publication of NL8105572A publication Critical patent/NL8105572A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B7/00Spraying apparatus for discharge of liquids or other fluent materials from two or more sources, e.g. of liquid and air, of powder and gas
    • B05B7/02Spray pistols; Apparatus for discharge
    • B05B7/06Spray pistols; Apparatus for discharge with at least one outlet orifice surrounding another approximately in the same plane
    • B05B7/062Spray pistols; Apparatus for discharge with at least one outlet orifice surrounding another approximately in the same plane with only one liquid outlet and at least one gas outlet
    • B05B7/066Spray pistols; Apparatus for discharge with at least one outlet orifice surrounding another approximately in the same plane with only one liquid outlet and at least one gas outlet with an inner liquid outlet surrounded by at least one annular gas outlet
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B1/00Nozzles, spray heads or other outlets, with or without auxiliary devices such as valves, heating means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05BSPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
    • B05B15/00Details of spraying plant or spraying apparatus not otherwise provided for; Accessories
    • B05B15/50Arrangements for cleaning; Arrangements for preventing deposits, drying-out or blockage; Arrangements for detecting improper discharge caused by the presence of foreign matter

Landscapes

  • Nozzles (AREA)

Description

a v N.0. 30647 1
Spultpistool.
De uitvinding heeft betrekking op een spuitpistool met een vervangbaar straalelement of mondstuk vanwaar het verspoten materiaal uittreedt.
De uitvinding zal in het volgende worden beschreven In samenhang 5 met het verspuiten van mengsels van onderling reactieve vloeistoffen, zoals thermohardende harssamenstellingen, die snel uit het pistool moeten worden verwijderd wanneer het pistool niet in gebruik is, omdat ze anders in het pistool uitharden en het pistool verstoppen. Dergelijke pistolen zijn bij voorkeur zelf-reinigend en ze kunnen daartoe voorzien 10 zijn van een plunjer die heen en weer beweegt in de vloeistofdoorgangs-weg van het pistool teneinde de reactieve vloeistof uit het pistool te verwijderen. Dergelijke pistolen en representatieve materialen waarvoor deze pistolen worden toegepast zijn bijvoorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 2.890.836, 3.263.928 en 3.876.145. Hetgeen in 15 deze octrooischriften en in het bijzonder in het laatste van de genoemde drie is beschreven wordt hier als ingelast beschouwd teneinde wijdlopigheid in de onderhavige beschrijving te vermijden. Er wordt echter met nadruk op gewezen dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot het verspuiten of versproeien van reactieve vloeistoffen, en ook niet 20 beperkt is tot spuitpistolen die voorzien zijn van een heen en weer beweegbare plunjer, maar dat de uitvinding ook kan worden toegepast in samenhang met onderling niet reactieve vloeistoffen zoals bijvoorbeeld verf.
Hetgeen in het Amerikaanse octrooischrift 3.876.145 is beschreven 25 kan bijna zonder verandering worden toegepast in samenhang met onderhavige uitvinding waarbij de enige principiële vereiste modificatie is, dat in de waaierpatroonuitvoering van onderhavige uitvinding de ingevoerde vloeistoffen geen wervelende beweging verkrijgen in de mengkamer, omdat in deze uitvoeringsvorm het waaierelement voorzien is van 30 een sleuf waardoor het' verspuitingspatroon wordt gevormd.
Een dergelijke waaierelement is in feite een belangrijke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Spuitpistolen die werken met een waaierpa-troon zijn op zichzelf al bekend en worden in het algemeen gekenmerkt door een langgerekte uitlaatopening in het straalmondstuk, waarbij het 35 patroon van de verspoten vloeistof ongeveer overeenkomt met de vorm van de uitlaatopening. De tot nu toe bekende en met een waaierpatroon werkende spuitpistolen hebben echter een aantal nadelen. In de eerste t plaats heeft de vorm van het verspuitingspatroon dat door het pistool 8105572 tl 2 wordt geproduceerd de neiging om af te wijken van de vorm van de uit-laatopening met als gevolg, dat ongeacht de nauwkeurigheid waarmee de uitlaatopening is gevormd, het verspuitingspatroon toch anders zal zijn dan is gewenst. De bekende met een waaierpatroon werkende spuitpistolen 5 hebben de neiging om "vingers" te vormen aan de einden van het langgerekte waaierpatroon welke vingers bestaan uit willekeurige en ongewenste delen van verspoten materiaal die zich uitstrekken voorbij het gewenste patroon in de lengterichting van de patroondoorsnede. In de tweede plaats krijgt men te maken met moeilijkheden bij het assembleren 10 van dergelijke pistolen zodanig dat de sleuf op gewenste wijze georiënteerd is ten opzichte 'van de rest van het pistool, met als gevolg dat de gebuiker het pistool in onnatuurlijke posities moet houden teneinde het te bespuiten substraat te bekleden in een richting loodrecht op de lengte van het spuitpatroon.
15 Verder zijn de tot nu toe bekende spuitpistolen, ongeacht de vorm van de uitlaatopening, moeilijk te reinigen ongeacht de vloeistof die ermee wordt verspoten; in het bijzonder in het geval van onderling re-actieve vloeistoffen die zo snel mogelijk uit het pistool moeten worden verwijderd om verstoppingen te voorkomen worden grote moeilijkheden bij 20 het reinigen ondervonden.
De uitvinding heeft derhalve ten doel een spuitpistool te verschaffen met een stralelement of spuitmondstuk met behulp waarvan het spuitpatroon nauwkeurig vooraf kan worden bepaald.
Verder heeft de uitvinding ten doel een spuitpistool te verschaf-25 fen met een eenvoudig te reinigen straalelement.
Tevens heeft de uitvinding ten doel een spuitpistool te verschaffen met een straalelement dat zelf-afdichtend is tegen doorsijpelen van de te verspuiten vloeistof. Ook heeft de uitvinding ten doel een met een waaierpatroon werkend straalpistool te verschaffen waarvan de 30 struktuur zichzelf leent om de onderdelen ervan in een nauwkeurige oriëntatie ten opzichte van elkaar samen te stellen.
Tenslotte heeft de uitvinding ten doel een spuitpistool te verschaffen met een straalelement dat relatief eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd, gemakkelijk is samen te stellen, te bedienen, te 35 onderhouden en te repareren en duurzaam in gebruik is.
Andere doelstellingen en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de volgende beschrijving waarin wordt gerefereerd aan de bijgaande figuren.
Figuur 1 toont een zijaanzicht van een spuitpistool volgens de 40 uitvinding.
8105572 t * 3
Figuur 2 toont een perspectiefaanzicht met losgenomen delen van het mondstuk en de bijbehorende componenten, een en ander in overeenstemming met de uitvinding.
Figuur 3 toont een vergrote dwarsdoorsnede van de componenten uit 5 figuur 2 in samengestelde relatie, waarin tevens het uiteinde van een klepstang te zien is.
Figuur 4 toont een soortgelijk aanzicht als figuur 3 waarbij nu echter de onderdelen over 90° rond hun gemeenschappelijke as zijn verdraaid.
10 Figuur 5 toont een vooraanzicht op nog andere schaal van een waai- erelement dat een belichaming vormt van een eerste uitvoeringsvorm van een straalelement volgens de uitvinding.
Figuur 6 toont een doorsnede volgens de lijn 6-6 uit figuur 5 waarin het waaierelement getoond is in de positie van figuur 3.
15 Figuur 7 toont een doorsnede volgens de lijn 7-7 in figuur 5 waar in het waaierelement getoond is in de positie volgens figuur 4.
Figuur 8 toont een vooraanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een straalelement volgens de uitvinding.
Figuur 9 toont in perspectief het straalelement uit figuur 8.
20 Figuur 10 toont een doorsnede volgens de lijn 10-10 in figuur 8.
In de figuren is in meer detail een spuitpistool volgens de uitvinding getoond, in zijn algemeenheid aangeduid met 1 en voorzien van een kop 3. De kanalen 7 en 9 voeren elk een verschillende vloeistof toe aan de kop 3. De bronnen voor het toevoeren van deze verschillende 25 vloeistoffen onder druk aan de kanalen 7 en 9 zijn niet getoond maar kunnen een willekeurige gebruikelijke vorm hebben. Een luchtslang 11 levert perslucht aan een luchtkap 13. De luchtkap 13 geleidt de lucht tegen en langs het uitwendige van de spuitmond voor het reinigen van het uitwendige van de voorzijde van de inrichting. Voor dat doel kan 30 perslucht worden gebruikt van relatief lage druk, bijvoorbeeld ongeveer 0,07031 tot 0,7031 kg/cm^. Op deze wijze wordt de ophoping van neerslag van reactief of ander materiaal rond de uitstroomopening van de spuitapparatuur voorkomen. Deze perslucht is niet bedoeld om bij te dragen aan het vernevelen tijdens het spuitproces. De werking van de lucht en 35 van de struktuur voor het vormen van luchtstromen zal in meer detail in het volgende worden besproken.
Een plunjer 15 voorzien van een klepstang kan heen en weer bewegen in de kop 3. De plunjer 15 is nabij zijn voorste of vrije uiteinde cy-lindrisch gevormd met een uniforme uitwendige diameter met uitzondering 40 van het allerlaatste uiteinde dat half-sferisch is. Aangrenzend aan 8105572 t'· 4 zijn achterste uiteinde draagt de plunjer 15 een instelmoer 17 die op de plunjer geschroefd is. Een samendrukkende schroefveer 19 werkt tussen de instelmoer 17 en het achteruiteinde van de behuizing 21, dat door het pistool wordt gedragen, en duwt continu de plunjer 15 in voor-5 waartse richting. Een zuiger 23 is beweegbaar in een cylinder die gevormd is in het achterstuk van het pistool. Een holle buisvormige huls 25 steekt aan de voorzijde uit voor de zuiger 23 en omgeeft de plunjer 15 teneinde de plunjer 15 alsmede de zuiger 23 te geleiden en te steunen.
10 Een luchtslang 27 voert onder besturing van de klep 29 perslucht toe aan de voorzijde van de zuiger 23 teneinde de zuiger 23 in achterwaartse richting te duwen tegen de afstelmoer 17 en zodoende de afstel-moer 17 met de plunjer 15 achterwaarts te drukken tegen de werking van de veer 19 in. De klep 29 kan selectief worden geopend en gesloten door 15 het bedienen van een actuatietoets 31 die aanwezig is op het handvat 33 van het pistool. Door dit drukken van de toets 31 wordt de klep 29 geopend zodat perslucht 27 wordt toegelaten in de kamer aan de voorzijde van de zuiger 23 zodat de zuiger achterwaarts wordt gedreven totdat het achteruiteinde van de plunjer 15 in contact komt met de afstelbare 20 plunjerstop 35 die ingeschroefd is in de achterzijde van de behuizing 21 en dioe door rotatie kan worden ingesteld teneinde het voorste uiteinde ervan voorwaarts of achterwaarts te verplaatsen teneinde de achterste positie van de plunjer 15 te fixeren. De voorste positie van de plunjer 15 wordt ingesteld op die positie waarin de plunjer met nauwe 25 toleranties aankomt tegen de spuitmond zodat zoveel mogelijk vloeistof wordt verwijderd uit de boring en uit het mondstuk door de beweging van de plunjer 15.
De uitvinding verschaft nu de volgende nieuwe elementen:
De kop 3 draagt via schroefdraden aan zijn voorzijde een samen-30 stelling die geïllustreerd is in de figuren 2-4 voorzien van een front-pakking 37, een lichaam 39 welke de pakking 37 ontvangt, een waaierele-ment 41 waarin, zoals eerder reeds werd opgemerkt, een eerste uitvoeringsvorm van een belangrijk deel van het spuitmondstuk volgens de uitvinding wordt belichaamd, een vasthoudelement 43, welke het waaierele-35 ment 41 op zijn plaats houdt in het lichaam 39, en de reeds eerder genoemde luchtkap 13.
De frontpakking 37 is van vast polytetrafluoretheen of een andere veerkrachtige deformeerbare plastic soort met lage wrijvingscoëffi-ciënt, en met een interne diameter die enigszins kleiner is dan de ex-40 terne diameter van de plunjer 15, zodat de plunjer 15 daarin geleidt 8105572 1» Jf 5 met een passing van het type als in meer detail beschreven is in het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 3.876.145. De pakking 37 heeft de voorwaarts gerichte ringvormige schouders 45 en 47, bestemd om de pakking 37 op de juiste wijze te positioneren in het lichaam 39 tegen 5 corresponderende ringvormige achterwaarts gerichte schouders van het lichaam 39, waarbij het voorste uiteinde 49 van de pakking 37 samenvalt met de voorzijde van het lichaam 39.
Op zijn beurt heeft het lichaam 39 een schroefdraad 51 aan de achterzijde, met behulp waarvan het lichaam 39 wordt ontvangen in en be-10 vestigd aan de kop 3 zodanig dat een ruimte overblijft tussen het lichaam 39 en de luchtkap 13 in verbinding met de uitlaatzijde van een luchtdoorgang door de kop 3 waarop de luchtslang 11 voor de nog nader te beschrijven doeleinden is aangesloten.
Het lichaam 39 heeft tevens een vergrote hexagonale flens 53 be-15 stemd om het monteren of demonteren van de kop 3 te vergemakkelijken; aan de voorzijde van de flens 53 bevindt zich de voorwaartse schroefdraad 55 die eindigt in een ringvormig voorwaarts oppervlak 57 dat verloopt in een vlak loodrecht op de as van het element. Aan de voorzijde van het lichaam 39 bevindt zich een cylindrische naaf 59 welke eindigt 20 in een plat voorste oppervlak loodrecht op de as van het element, welk laatstgenoemde oppervlak zoals in het bovenstaande reeds werd genoemd samenvalt met het voorvlak 49 van de pakking 37.
Het waaierelement 41 dat, zoals in het bovenstaande reeds werd opgemerkt, een eerste uitvoeringsvorm van de belangrijkste elementen van 25 het spuitmondstuk volgens de uitvinding belichaamt, is van metaal, bij voorkeur staal, en bestaat uit een platte ringvormige flens 61, geplaatst in een vlak loodrecht op de as van het element. Vanaf de binnenrand van de flens 61 verloopt in voorwaartse richting een cylin-drisch lichaam 63 dat eindigt in een, in zijn algemeenheid plat ring-30 vormig voorvlak 65. De centrale opening in deze voorwand 65 gaat over in een koepelsectie 67 met een uitwendige gedeeltelijk sferisch oppervlak 69 en een inwendig half sferisch oppervlak 71. De straal van het oppervlak 69 is aanzienlijk groter dan die van het oppervlak 71. Als gevolg daarvan is de koepelsectie 67 het dikst aangrenzend aan zijn ba-35 sis, dat wil zeggen aangrenzend aan de wand 65, en het dunst aangrenzend aan zijn toppunt op de as van het element. De dikte van de koepelsectie 67 neemt dus progressief en geleidelijk af in voorwaartse richting, het doel daarvan wordt nog nader verklaard.
Het is gebleken dat de progressieve verdunning van de koepelsectie 40 in de richting van zijn toppunt een onverwachte verbetering teweeg 8105572 t' * 6 brengt in de regelmatigheid van het waaierpatroon. Het kan zijn dat dit het resultaat is van de totale reductie van de gemiddelde dikte van de koepelsectie; de redenen voor dit zeer wenselijke resultaat zijn echter niet precies bekend. Bovendien wordt er opgemerkt dat de progressieve 5 verdunning van de zijwanden van de koepelsectie in de richting van zijn toppunt eenvoudig realiseerbaar zijn door een gemakkelijk reproduceerbare machinale bewerking, waarbij hetgeen beschouwd kan worden als een struktuur van complex configuratie nogthans eenvoudig en nauwkeurig geproduceerd kan worden. Teneinde voordeel uit deze eigenschap te trekken 10 moeten de zijwanden van de koepelsectie om te beginnen dun zijn; in het bijzonder moet de inwendige straal van de koepelsectie groter zijn dan de grootste dikte van de koepelsectie en bij voorkeur verschillende malen groter.
Het inwendige half sferische oppervlak 71 staat tangentiaal op de 15 cylindrische boring 73 van dezelfde diameter welke de binnenbegrenzing van de voorwand 65 bepaalt. Op zijn beurt is de boring 73 exact uitge-lijnd met een boring 75 van dezelfde diameter door de pakking 37.
De koepelsectie 67 wordt doorsneden door een sleuf 77 met in voorwaartse richting divergerende zijwanden 79 en platte uiteinden 81 die 20 gepositioneerd zijn in een gemeenschappelijk vlak loodrecht op de as van het element.
Een deel van het materiuaal van de voorwand 65 is weggesneden aan beide zijden van de koepelsectie 67, en de weggesneden delen worden aan beide zijden begrensd door de vlakken 83 en 85 parallel aan de sleuf 77 25 en parallel aan elkaar en aan de as van het element, de resterende delen van de voorwand 65 worden aan de voorzijde begrensd door de oppervlakken 87 en 89 die gepositioneerd zijn in een gemeenschappelijk vlak loodrecht op de as van het element. Aan elk uiteinde van de sleuf 77 en aan tegenover liggende zijden van de koepelsectie 67 blijven dus ver-30 hoogde delen 91 en 93 over waarvan de voorwaartse oppervlakken copla-nair zijn in een vlak loodrecht op de as van het element, welke voorwaartse oppervlakken delen zijn van het oorspronkelijk oppervlak van de voorwand 65 voordat dit werd uitgesneden ter plaatse van een parallel aan de tegenover liggende zijden van de sleuf.
35 De vlakken 83 en 85 zijn doorsnijdingsvlakken van het koepelseg- ment 67 met als gevolg dat de delen van het koepelsegment 67 die worden weggesneden de vlakken 95 en 97 doen ontstaan gepositioneerd in de respectievelijke vlakken 83 en 85, het doel daarvan zal nog nader worden beschreven.
40 De vlakken 95a en 97a zijn verder aanwezig op het cylindrische 8105572 * % 7 lichaam 63 teneinde een aangrijpmogelijkheid te verschaffen voor een gereedschap, door middel waarvan de rotationele positie van het waaier-element kan worden geregeld. De vlakken 95a en 97a bevinden zich op afstand aan beide zijden van en parallel aan de vlakken 95 en 97.
5 Een aantal oppervlakken van het waaierelement 41 is bekleed met een plastic soort met lage wrijving zoals polyfluoretheen, bijvoorbeeld polytetrafluoretheen dat bekend staat als "teflon”. Deze bekleding is in de figuren niet aangegeven omdat de bekleding erg dun is, bijvoorbeeld 0,017 mm. De beklede oppervlakken zijn echter door bijschriften 10 in de figuren aangegeven. In het bijzonder bevinden de beklede oppervlakken zich aan de achterzijde van de flens 61, de binnenzijde van het cylindrische lichaam 63, de voorzijde en achterzijde van de voorwand 65 en dus op de oppervlakken die aangegeven zijn met 83-93, de binnenzijde en buitenzijde van het koepelsegment 67 en derhalve op de vlakken 95 en 15 97, de zijwanden en einddelen van de sleuf 77, en de boring 73. De be kleding kan met behulp van een willekeurige conventionele werkwijze worden opgebracht, bijvoorbeeld in een gefluldiseerd bed van deeltjes van het bekledingsmateriaal.
De plastic bekleding om het waaierelement 41 heeft een aantal 20 nieuwe en niet voor de hand liggende functies, waarvan een aantal nu zal worden beschreven en anderen later zullen worden beschreven in samenhang met de nog te bespreken struktuur. Om te beginnen heeft het plastic op de binnenzijde van het koepelsegment 67 en de boring 73 een anti-aanhechtingsfunctie, zodat het reinigen van het element onder druk 25 van het voorste uiteinde van de plunjer 15 wordt verbeterd. Verder reduceert de bekleding op de binnenzijde van het koepelsegment en de boring van het waaierelement de wrijving tussen het waaierelement en de te verspuiten vloeistofmassa, waardoor de turbulentie daarin wordt gereduceerd en opnieuw een verbetering wordt bereikt van de regelmatig-30 heid van het waaierpatroon. Het gebruik van een polytetrafluoretheen bekleding aan de binnenzijde van een spuitinrichting wordt echter beschreven in het Duitse Offenlegungsschrift 2.252.754.
Het vasthoudelement 43 houdt het ventilatorelement 41 vast op het lichaam 39 en is daartoe voorzien van een cylindrische zijwand 99 met 35 externe schroefdraad 101 en interne schroefdraad 103 welke laatste wordt opgeschroefd op de schroefdraad 55 op het licham 39. Het vasthoudelement 43 heeft een ringvormige aan de binnenzijde uitstekende voorflens 5 waarvan de binnendiameter ongeveer gelijk is aan de buitendiameter van het cylindrische lichaam 63 van het waaierelement 41, en 40 waarvan het achteroppervlak in contact staat met het vooroppervlak van 8105572 ? _ .
8 de flens 61 van het waaierelement 41. Opgemerkt wordt, dat wanneer het vasthoudelement 43 zodanig is opgeschroefd dat het waaierelement 41 vastgehouden wordt op de naaf 59, er een ruimte aanwezig is tussen de achterrand van de zijwand 9.9 en de hexagonale flens 53 op het lichaam 5 39.
Tevens wordt opgemerkt dat de naaf 59 van het lichaam 39 langer is dan de diepte van het inwendige cylindrische oppervlak van het cylin-drische lichaam 63 van het waaierelement 41, met als gevolg dat wanneer het vasthoudelement 43 volledig opgeschroefd is over het waaierelement 10 41, er een ruimte 107 zal overblijven tussen de flens 61 en het opper vlak 57 van het lichaam 39. Deze laatste ruimte verzekert, in samenhang met de al eerder genoemde ruimte, dat de vasthoudkracht van het vasthoudelement 43 op het waaierelement 41 zal worden overgedragen in compressie tussen de onderzijde van de voorwand 65 van het waaierelement 15 41 en het voorste einde van de cylindrische naaf 59 van het lichaam 39.
Er wordt aan herinnerd dat het achteroppervlak alsmede het vooropper-vlak van de voorwand 65 bekleed is met een plastic met lage wrijvings— coëfficiënt en deze kracht verzekert dat bet plastic zal worden samengedrukt tot op een punt waar het dienst doet als perfecte afdichting 20 tussen het lichaam 39 en het waaierelement 41. Er is dus geen mogelijkheid dat vloeistof onder druk ontsnapt tussen deze twee elementen. Het waaierelement 41 doet dus, dankzijde plastic bekleding en dankzij de boven beschreven relatie tussen de onderdelen zelf dienst als pakking.
Zoals het best te zien is in figuur 2 zijn de vlakken 109 aange-25 bracht aan diametraal tegenover liggende zijden van het vasthoudelement 43. Deze vlakken verschaffen een aangrijpmogelijkheid voor een gereedschap door middel waarvan het vasthoudelement 43 wordt vastgezet over het waaierelement 41 en doen bovendien nog op andere wijze dienst, zoals nog nader zal worden beschreven.
30 De vlakken 109 van het vasthoudelement 43 kunnen iedere willekeu rige oriëntatie bezitten in de samengestelde inrichting. Er bestaat in het bijzonder geen noodzakelijke relatie tussen de rotationele positie van de vlakken 109 en de vlakken 95 en 97 van het element 41, en de vlakken op de hexagonale flens 53 van het lichaam 39.
• 35 Het laatste element in de samenstelling is de luchtkap 13, die voorzien is van een cylindrische zijwand 111, welke aan de buitenzijde bij 113 is gekarteld om de hantering ervan te vergemakkelijken en inwendig voorzien is van een schroefdraad 115, waarbij de diameter van het schroefdraadgedeelte 115 in hoofdzaak kleiner is dan de inwendige '40 diameter van de zijwand 111 achter het schroef draadgedeelte .115, in i 8105572 r + 9 verband met nog nader te beschrijven doeleinden.
De luchtkap 13 eindigt aan de voorzijde in een radiaal binnenwaarts verlopende ringvormige voorflens 117, waarvan de inwendige diameter enigszins groter is dan de externe diameter van de koepelsectie 5 67.
In de geassembleerde positie van de elementen is het inwendige schroefdraadgedeelte 115 van de luchtkap 13 opgeschroefd op de uitwendige schroefdraad 101 van het vasthoudelement 43 totdat het binnenop-pervlak van het binnendeel van de flens 117 van de luchtkap 13 afdich-10 tend aanrust tegen de verhoogde gedeelten 91 en 93 van het waaierele-ment 41. Daartoe heeft de voorflens 105 van het vasthoudelement 43 een dikte die kleiner is dan de hoogte van het externe cylindrisch oppervlak van het cylindrische lichaam 63 van het vasthoudelement 41, zodat het de verhoogde delen 91 en 93 zijn die de positie van de luchtkap 13 15 in de samenstelling bepalen.
Het is nu tijd om de weg van de perslucht te volgen door de in het bovenstaande beschreven samenstelling. Zoals reeds werd opgemerkt stroomt de lucht via de slang 11 en de kop 3 naar de ruimte tussen de kap 13 aan het lichaam 39, vanwaar de lucht in voorwaartse richting be-20 weegt langs de hexagonale flens 39 door de in figuur 4 met 119 aangegeven passage.
Er werd reeds opgemerkt dat de vlakken 109 van het vasthoudelement 43 nog een andere functie hadden, en deze verdere functie is het tussen de vlakken 109 en de inwendige schroefdraad 115 van de luchtkap 13 de-25 finiëren van verdere passages 121 die in verbinding staan met en een doorgang vormen vanaf de luchtpassage 119. Omdat de flens 105 van het vasthoudelement en de flens 117 van de luchtkap zich op afstand van elkaar bevinden en omdat de flens 117 van de luchtkap rust op de verhoogde gedeelten 91 en 93 en derhalve ligt op afstand voor de oppervlakken 30 87 en 89 aan beide zijden van het koepelsegment 67 en deze oppervlakken van elkaar isoleert zijn er verdere passages 123 en 125 aanwezig aan beide zijden van het koepelsegment 67 welke in hoofdzaak radiaal binnenwaarts verlopen zodanig dat daar doorheen stroomt en stroomt langs de buitenoppervlakken van het koepelsegment 67 voorbij de vlakke delen 35 95 en 97 zodanig dat van beide zijden contact wordt gemaakt met de ver spoten vloeistof. Deze passages 123 en 125 vormen dus de inkomende luchthoeveelheid om tot platte ten opzichte van elkaar convergerende luchtstralen waarbij het theoretische ontmoetingsvlak van deze lucht-stralen het vlak van de sleuf 77 op de as van het element is.
40 Het is belangrijk dat de vlakken 95, 95a, 97 en 97a allemaal pa- 8105572 i 10 / rallel ten opzichte van elkaar verlopen zodat de luchtstromen over deze vlakken een minimale afbuiging vanaf de stromingsweg ondervinden en derhalve een minimale turbulentie vertonen. Het feit dat deze vier vlakken parallel staan aan de lengterichting van de sleuf 77 verzekert 5 dat de resulterende luchtstromen het waaierpatroon van het verspoten materiaal niet zullen verstoren.
Niet alleen helpen de vlakken 95a en 97a bij het richten van de luchtstroom van beide tegenover liggende zijden van het verspuitingspa-troon met minimale turbulentie, ze verschaffen ook een aanvattingsmoge-10 lijkheid voor een gereedschap tijdens de montage van de inrichting. Hat is een andere functie van de vlakken 109 van het vasthoudelement 43: de vlakken 109 vormen een aangrijpmogelijkheid voor een moersleutel of iets dergelijks voor het vastdraaien van het vasthoudelement 43 op het lichaam 39 over het waaierelement 41. De vlakken 95a en 97a werken op 15 enigszins andere wijze samen met het respectievelijke gereedschap en wel als volgt:
Het zal natuurlijk duidelijk zijn dat de spuitpistolen volgens de uitvinding over het algemeen in de hand worden gehouden en dus over het algemeen worden gebruikt voor het verspuiten van vloeistof in een heen 20 en weer gaande beweging uitgevoerd door de hand van de operateur: dat wil zeggen de operateur zal in feite met het pistool "verven", ongeacht ....... de aard van de te verspuiten vloeistof. Wanneer dus gebruik wordt gemaakt van een waaierelement dan zal de operateur de verspoten vloeistof aanbrengen op het substraat in een richting loodrecht op de lengterich-25 ting van het waaierpatroon, over het algemeen op een wijze analoog aan de bewegingen van een in de hand gehouden kwast. Het is derhalve belangrijk dat de sleuf 77 op zodanige wijze wordt georiënteerd dat de operateur het pistool kan bewegen in een richting waaraan hij gewend is en die hij als comfortabel ondervindt, zonder dat het pistool op andere 30 wijze moet worden gericht of de richting van zijn bewegingen worden veranderd. Het is dus belangrijk dat men in staat is om het waaierelement 41 in de samenstelling in een nauwkeurige rotationele positie ten opzichte van de andere delen van het pistool te plaatsen; en de vlakken 95a en 97a aan tegenover liggende zijden van het koepelelement 67 maken 35 het nu mogelijk om het element 41 aan te grijpen en het tegen rotatie vast te houden terwijl het vasthoudelement 43 over het element 41 wordt geschroefd.
Een andere uitvoeringsvorm van het mondstuk of waaierelement volgens de uitvinding is getoond in de figuren 8-10. Het waaierelement 127 40 dat in deze figuren is getoond wordt gekarakteriseerd door een cirkel- 8105572 f 11 vormige uitstraalopening of doorlaat 129, dit in tegenstelling tot de sleuf 77 uit de voorgaande uitvoeringsvorm. Dit waaierelement verschaft derhalve een cirkelvormig versproeiingspatroon.
Het element 127 heeft evenals het element 41 een ringvormige flens 5 131 van waaraf het cylindrische lichaam 133 verloopt dat voorzien is van een voorwand 135 en een centrale koepelsectie 137. Er wordt echter opgemerkt dat er geen vlakken 95, 95a, 97 en 97a als In de voorgaande uitvoeringsvorm aanwezig zijn. Er zijn twee redenen om deze vlakken weg te laten. In de eerste plaats is het niet nodig om een aangrijpmoge-10 lijkheid voor een gereedschap te verschaffen omdat de rotationele oriëntatie van dit element onbelangrijk is als gevolg van de cirkelvormige opening 129. In de tweede plaats is het niet nodig om de lucht te richten in vlakke stralen parallel aan het vlakke versproeiingspatroon zoals in de voorgaande uitvoeringsvorm omdat het versproeiingspatroon 15 nu circulair is.
In feite verdient het in het geval van een circulair versproeiingspatroon de voorkeur dat de lucht naar de versproeide vloeistof convergeert op een zo gelijkmatig mogelijke wijze van alle kanten; en daartoe zijn een aantal in voowaartse richting uitstekende blokjes 139 20 aanwezig op de buitenrand van het voorwaartse ringvormige oppervlak 141 van de wand 135 die de koepelsectie 137 omgeeft. De blokjes 139 maken contact met het binnenoppervlak van de voorflens 117 wanneer de kap 13 wordt opgeschroefd en hebben dus de functie van de hoger gelegen delen 91 en 93 in de voorgaande uitvoeringsvorm, namelijk het verschaffen van 25 een luchtdoorstromingsweg naar het buitenoppervlak van de koepelsectie.
In dit geval echter wordt de koepelsectie geheel door deze luchtstro-mingsdoorgang omgeven waardoor een in hoofdzaak uniforme luchtstroming wordt verkregen langs het buitenoppervlak van de koepelsectie in de richting van de as van de sectie vanuit alle richtingen.
30 Evenals in het voorgaande heeft de koepelsectie 137 een uitwendig sferisch oppervlak 143 en een inwendige half sferisch oppervlak 145, waarvan de centroïden gelijk zijn aan die van de eerste uitvoeringsvorm zodat de wand van de koepelsectie taps toeloopt en de geringste dikte heeft in zijn toppunt. In het geval van een cirkelvormige opening 129 35 wordt het daardoor mogelijk om de randen van de opening zo dun als gewenst is uit te voeren, zelfs indien een nagenoeg scherpe rand van de opening 129 wordt gewenst, zonder dat dit ten koste gaat van de sterkte van de koepelsectie. In het algemeen geldt, hoe dunner de rand van de uitlaatopening is, hoe kleiner het gebied is waarin zich een korst van 40 uitgehard reactief materiaal kan vormen en des te kleiner de verstoring 8105572 ί 12 is van de regelmatigheid van het versproeiingspatroon, die daardoor veroorzaakt kan worden.
Het element 127 is, evenals het element 41, vervaardigd uit metaal zoals staal bekleedt met een plastic soort met lage wrijvingscoëffici-5 ent zoals polytetrafluoretheen.
In beide uitvoeringsvormen van het beschreven mondstuk worden verdere nieuwe en onverwachte voordelen verkregen met de inrichting vanwege de plastic bekleding met lage wrijvingscoëfficiënt aan de buitenzijde van de koepelsectie in combinatie met de daar overheen verlopende 10 luchtstromen. In de eerste plaats wordt de wrijving tussen de koepelsectie en de luchtstromen gereduceerd waardoor een reductie in turbulentie van deze luchtstromen wordt bereikt, hetgeen op zijn beurt bij-draagt aan de regelmatigheid van het spuitpatroon. Het plastic aan de buitenzijde van de koepelsectie reduceert verder de adhesie van vloei-15 stofdeeltjes die teruggeblazen kunnen worden van het te bespuiten oppervlak zodat de luchtstromen ten opzichte van de koepelsectie een reinigende functie hebben.
Uit het voorgaande blijkt dat er vier principiële nieuwe en onverwachte elementen in de uitvinding te vinden zijn en wel: 20 1. De plastic bekleding op de binnenzijde en buitenzijde van het element 41 of 127. Deze bekleding heeft de volgende voordelen; a. Ze reduceert de wrijving tussen het waaierelement en de vloeistof en verbetert daardoor de regelmatigheid van het spuitpatroon en reduceert de vorming van vingers.
25 b. In combinatie met de cylindrische naaf 59 van het lichaam 38, die niet langer is dan de diepte van de grote cylindrische uitsparing in het waaierelement, doet de plastic bekleding dienst als pakking.
c. Aan de buitenzijde van de koelsectie reduceert de plastic 30 bekleding de wrijving tussen de koepelsectie en de luchtstromen en reduceert daardoor de turbulentie in deze luchtstromen hetgeen op zijn beurt bijdraagt aan de regelmatigheid van het spuitpatroon.
d. Ook aan de buitenzijde van de koepelsectie reduceert de plastic bekleding de adhesie van vloeistofdeeltjes die teruggeblazen 35 kunnen worden en maakt het daardoor mogelijk dat de luchtstromen de koepelsectie reinigen.
2. In het geval van het waaierelement 41 kunnen door een eenvoudige machinale bewerking aan beide zijden van de koepelsectie drie vlakken worden aangebracht die loodrecht op elkaar staan. Een van deze 40 vlakken staat loodrecht op de as van het element terwijl de andere twee 8105572 * 13 parallel lopen aan deze as en aan de sleuf en een ervan doorsnijdt de koepelsectie. Deze onderling loodrechte oppervlakken verschaffen niet alleen een weg voor de lucht vanaf beide zijden, maar verschaffen in het geval van de radiaal meest buitenste vlakken tevens een aangrijpmo-5 gelijkheid voor een gereedschap tijdens de assemblage, en doen derhalve op unieke wijze dienst voor twee functies» 3. De middens van de sferische sectoren die de binnen- en buitenoppervlakken van de koepelsectie definiëren vallen niet samen. In plaats daarvan is het midden van het binnenoppervlak verder naar voren 10 gelegen dan het midden van het buitenoppervlak. Bet gevolg daarvan is dat de dikte van de koepelsectie afneemt in de richting van het toppunt ervan op regelmatige wijze, hetgeen niet alleen het oppervlak van de zijwanden van de uitlaatopening reduceert en de regelmatigheid van het spuitpatroon verbetert, maar het ook mogelijk maakt om een eenvoudig 15 uit te voeren en eenvoudig te reproduceren machinale bewerking toe te passen om dit te bereiken.
4. De vlakken 109 die vervaardigd zijn op het vasthoudelement 43 verschaffen niet alleen doorgangen voor de lucht maar verschaffen hovendien een aangrijpmogelijkheid voor een gereedschap waarmee het vast- 20 houdelement wordt vastgezet en deze vlakken doen dus ook op verschillende wijze dienst.
Uit de bovenstaande beschrijving zal het duidelijk zijn dat alle in het begin genoemde doelstellingen van de uitvinding zijn vervuld.
Alhoewel de uitvinding is beschreven en geïllustreerd aan de hand 25 van een voorkeursuitvoeringsvorm zal het duidelijk zijn dat modificaties en variaties kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
8105572

Claims (9)

1. Straalelement voor een spuitpistool, gekenmerkt door een koe-pelsectie met een uitlaatopening die verloopt door de koepelsectie, waarbij het straalelement vervaardigd is uit staal en voorzien is van 5 een plastic bekleding met lage wrijvingscoëfficiënt aan de binnenzijde en aan de buitenzijde van de koepelsectie en aan de randen van de uitlaatopening.
2. Straalelement volgens conclusie 1, gekenmerkt door een ringvormige voorwand die zich radiaal uitstrekt aan de buitenzijde van de ach- 10 terrand van de koepelsectie, waarbij het achtervlak van de voorwand bekleed is met het genoemde plastic, een hol lichaam aan de achterzijde van een straalelement waarop het genoemde straalelement losneembaar is bevestigd en een vasthoudelement waarmee het genoemde straalelement axiaal in achterwaartse richting tegen het genoemde lichaam wordt ge- 15 drukt, waardoor het genoemde plastic op het achteroppervlak van de voorwand dienst doet als afdichting tussen het lichaam en het straalelement.
3. Straalelement volgens conclusie 1, gekenmerkt door middelen voor het richten van lucht in convergerende stromen langs het buitenop- 20 pervlak van de koepelsectie, welke stromen convergeren in de spuitrich-ting.
4. Straalelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uitlaatopening bestaat uit een langgerekte sleuf die zich over gelijke afstanden uitstrekt aan beide zijden van de as van de koepelsectie, en 25 vlakken aan tegenover liggende zijden van de koepelsectie die de genoemde koepelsectie doorsnijden, welke vlakken parallel staan aan de as van de koepelsectie en parallel aan de genoemde sleuf, waarbij de luchtstromen convergeren in een vlak door de genoemde as en door de genoemde sleuf. 30
5, Straalelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uit laatopening cirkelvormig is en coaxiaal geplaatst is met de koepelsectie, en dat een ringvormige voorwand zich radiaal uitstrekt in buitenwaartse richting vanaf de achterrand van de koepelsectie, dat in voorwaartse richting uitstekende blokjes zijn aangebracht op de rand van de 35 genoemde ringvormige voorwand, en de middelen voor het richten van de lucht bestaan uit een luchtkap met een radiaal inwaarts verlopende ringvormige flens die de koepelsectie op afstand daarvan omgeeft waarbij het binnenoppervlak van de genoemde luchtkapflens aanrust tegen de genoemde blokjes.
6. Straalelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ge- 8105572 «*' ·η « . ' 15 noemde middelen voor het richten van de lucht voorzien zijn van een luchtkap met een radiaal inwaarts verlopende ringvormige flens die de koepelsectie op afstand daarvan omgeeft, waarbij het stralelement een radiaal buitenwaarts uitstekende flens bezit ter plaatse van de achter-5 rand van het koepelsegment, en de uitlaatopening bestaat uit een langgerekte sleuf die zich uitstrekt over gelijke afstanden aan beide zijden van de as van de koepelsectie, en de flens van het straalelement voorzien is van verhoogde delen aan beide zijden van de koepelsectie tussen de genoemde vlakken aan beide uiteinden van de genoemde sleuf, 10 en het binnenoppervlak van de genoemde luchtkapflens aanrust tegen deze verhoogde delen.
7. Straalelement volgens conclusie 1, gekenmerkt door een lichaam waartegen de achterzijde van het straalelement rust, een vasthoudele-ment dat aanrust tegen het voorwaarts gekeerde oppervlak van het 15 straalelement en opgeschroefd is op het genoemde lichaam teneinde het straalelement op het lichaam vast te houden, en een luchtkap die eerste luchtdoorgangswegen definiëert teneinde de lucht te richten in stromen die convergeren naar de as van de koepelsectie, welk vasthoudelement voorzien is van uitwendige schroefdraad waarop de luchtkap kan worden 20 vastgeschroefd, en het vasthoudelement voorzien is van een aantal delen waar de externe schroefdraad is verwijderd teneinde een aangrijpmoge-lijkheid te verschaffen voor een gereedschap voor het vastdraaien van het vasthoudelement op het genoemde lichaam en tevens tweede luchtdoorgangswegen te verschaffen tussen het vasthoudelement en de luchtkap die 25 in verbinding staan met de genoemde eerste luchtdoorgangswegen.
8. Straalelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de verwijderde schroefdraaddelen bestaan uit een paar diametraal tegenover elkaar gelegen vlakken op het vasthoudelement parallel aan elkaar en aan de as van het vasthoudelement.
9. Straalelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koe pelsectie een binnendiameter heeft die aanzienlijk groter is dan de dikte van het materiaal van de koepelsectie en de koepelsectie een sfe-risch convex buitenoppervlak heeft alsmede een sferisch concaaf binnenoppervlak en het genoemde buitenoppervlak een grotere krommingsstraal 35 heeft dan het genoemde binnenoppervlak waarbij de centrolde van het genoemde buitenoppervlak geplaatst is achter de centroïde van het genoemde binnenoppervlak volgens de as van de koepelsectie en de inwendige diameter gelijk is aan de diameter van het sferische concave binnenoppervlak, waarbij de dikte van het materiaal van de koepelsectie pro-40 gressief afneemt in de richting van het toppunt van de koepelsectie. ************* 8105572
NL8105572A 1980-12-10 1981-12-10 Spuitpistool. NL8105572A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US21651080A 1980-12-10 1980-12-10
US21651080 1980-12-10

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8105572A true NL8105572A (nl) 1982-07-01

Family

ID=22807328

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8105572A NL8105572A (nl) 1980-12-10 1981-12-10 Spuitpistool.

Country Status (8)

Country Link
JP (1) JPS57122956A (nl)
AU (1) AU7788481A (nl)
DE (1) DE3148026A1 (nl)
FR (1) FR2495501A1 (nl)
GB (1) GB2088748A (nl)
IT (1) IT1172142B (nl)
NL (1) NL8105572A (nl)
SE (1) SE8107333L (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4785995A (en) * 1986-03-18 1988-11-22 Mazda Motor Corporation Methods and apparatus for conducting electrostatic spray coating
US4718607A (en) * 1986-07-30 1988-01-12 Acheson Industries, Inc. Atomized liquid spray orifice
DE3783235T2 (de) * 1986-10-30 1993-05-19 Siemens Ag Hochdruckdralleinspritzduese.
US4805837A (en) * 1986-10-30 1989-02-21 Allied Corporation Injector with swirl chamber return
FR2701043A1 (fr) * 1993-02-03 1994-08-05 Delaunay Serge Système de distribution de produits d'épandage.
US5560544A (en) * 1994-07-01 1996-10-01 The Procter & Gamble Company Anti-clogging atomizer nozzle
FR2756502B1 (fr) * 1996-12-03 1999-01-22 Oreal Buse pour dispositif de pulverisation d'un liquide et dispositif de pulverisation equipe d'une telle buse
JPH11165115A (ja) * 1997-12-04 1999-06-22 Fuji Photo Film Co Ltd 光ディスク製造用スピンコート装置
WO2004091807A1 (en) * 2003-04-07 2004-10-28 Kadant Inc. Method for surface coating of a spray nozzle and spray nozzle comprising such a surface build-up
ITVR20110236A1 (it) * 2011-12-28 2013-06-29 Todesco S R L Dispositivo di erogazione di un prodotto liquido
DE102020118819A1 (de) 2020-07-16 2022-01-20 Ifm Electronic Gmbh Mechatronischer Strömungssensor

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB857038A (en) * 1958-10-01 1960-12-29 Lucas Industries Ltd Liquid fuel burner nozzles
FR2167304A5 (en) * 1972-01-12 1973-08-24 Skm Sa Paint gun spray head - with ptfe-coated forward part
FR2350887A1 (fr) * 1976-05-10 1977-12-09 Air Ind Buse de pulverisation de produits liquides

Also Published As

Publication number Publication date
GB2088748A (en) 1982-06-16
IT8149871A0 (it) 1981-12-09
JPS57122956A (en) 1982-07-31
AU7788481A (en) 1982-06-17
SE8107333L (sv) 1982-06-11
FR2495501A1 (fr) 1982-06-11
IT1172142B (it) 1987-06-18
DE3148026A1 (de) 1982-06-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8105572A (nl) Spuitpistool.
US3936002A (en) Adjustable spray tip
EP1765511B1 (en) Fluid atomizing system and method
US4411387A (en) Manually-operated spray applicator
US4903897A (en) Turret nozzle with ball valve flow adjustment
US6971590B2 (en) Liquid spray gun with manually rotatable frictionally retained air cap
US5102051A (en) Spray gun
US4744518A (en) Fan adjustment for paint spray gun
US4061250A (en) Depress button type sprayer
EP0726096A2 (en) Improvements in or relating to pump sprayers
US20070272765A1 (en) Aerosol Can
KR101477635B1 (ko) 포물선 흐름 표면을 갖는 스프레이 디바이스
JPH08229457A (ja) 流体用バルブを備えたスプレーガン
US5590837A (en) Sprayer having variable spray pattern
EP0377774A2 (en) Improved paint spray nozzle
JPS60102967A (ja) 迅速変化パタ−ン制御アセンブリを備えるスプレガン
US4959159A (en) Ball and socket attachment for fluid spray gun plunger
US3396911A (en) Spray gun activation mechanism
US4728039A (en) Paint spray gun nozzle assembly
EP0288098B1 (en) Spray gun with adjustment of the shape of the jet
US9433956B2 (en) Twist tip air cap assembly including an integral sleeve for a spray gun
US4078725A (en) Spray apparatus
JPS61245860A (ja) 流体流れ調節装置
US5251821A (en) Paint spray gun
JPH02102755A (ja) パターン制御機構を有するエアーハンドスプレーガン

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed