NL8105106A - Pijpfitting. - Google Patents

Pijpfitting. Download PDF

Info

Publication number
NL8105106A
NL8105106A NL8105106A NL8105106A NL8105106A NL 8105106 A NL8105106 A NL 8105106A NL 8105106 A NL8105106 A NL 8105106A NL 8105106 A NL8105106 A NL 8105106A NL 8105106 A NL8105106 A NL 8105106A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fitting
pipe fitting
sleeve
coupling sleeve
recess
Prior art date
Application number
NL8105106A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Vassallo Ind
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vassallo Ind filed Critical Vassallo Ind
Publication of NL8105106A publication Critical patent/NL8105106A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/08Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members
    • F16L37/084Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
  • Joints With Sleeves (AREA)
  • Control And Other Processes For Unpacking Of Materials (AREA)
  • Processes Of Treating Macromolecular Substances (AREA)
  • Separation By Low-Temperature Treatments (AREA)

Description

*
Pijpfitting.
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op uit kunststof bestaande pijpfittingen en meer in het bijzonder op een dergelijke pijpfitting met een verbeter-5 de constructie, door welke zowel een zelfborgende als een zeifafdichtende werking wordt verkregen.
Bij het aanleggen van pijpleidingstelsels in het algemeen en pijpleidingstelsels met uit kunststof bestaande pijpen in het bijzonder wordt gewoonlijk gebruik gemaakt van 10 pijpsecties met een bepaalde lengte, zoals ongeveer 3 m of ongeveer 6 m , welke dan tot een pijpleiding met de gewenste lengte worden samengesteld. Elke pijpsectie wordt gewoonlijk door extruderen vervaardigd met een bepaalde inwendige diameter en vervolgens door verdere bewerkingen aan zijn ene 15 uiteinde voorzien van een enigszins verwijd mofgedeelte en aan zijn andere uiteinde van een enigszins vernauwd insteek-einde, teneinde door middel daarvan verschi11ende pijpsecties op betrouwbare wijze goed afdichtend met elkaar te kunnen verbinden.
20 Hierbij worden voorts waar dit nodig is pijpfittingen in de vorm van T-stukken en gaffels toegepast en dergelijke fittingen vormen het onderwerp van de onderhavige uitvinding. Fittingen met kleinere afmetingen worden in het algemeen gegoten of worden op andere wijze gevormd voor gebruik in 25 combinatie met pijpsecties van gelijke diameter. Daar aan het gieten van pijpfittingen met grote diameters in het bijzonder economische bezwaren zijn verbonden worden dergelijke pijpfittingen gewoonlijk vervaardigd uit afzonderlijk gegoten of geëxtrudeerde, uit kunststof bestaande onderdelen, die dan 30 vervolgens met elkaar worden verbonden. Bij het vervaardigen van bijvoorbeeld een gaffel vormige fitting met een diameter van ongeveer 30 cm wordt eerst het centrale gaffel vormige gedeelte daarvan gevormd. Daarna wordt op elk van de drie uiteinden van deze fitting een koppelmof met een geschikte 35 vorm aangebracht, waarin het insteekeinde van een op de fitting aan te sluiten kunststofpijp afdichtend kan worden opgenomen. Om hierbij een voldoend sterke en afdichtende verbinding tussen het uiteinde van de pijpfitting en de daarop aangebrachte mof te verkrijgen wordt de mof eerst met behulp 40 van een oplosmiddel of langs chemische weg aan het vrije 8105106 - 2 - uiteinde van het centrale gaffel vormige lichaam van de fitting vastgekit. Nadat alle moffen op deze wijze zijn vastgezet worden zij met behulp van een vloeibare kunststof of een warmtebehandeling nog steviger op de uiteinden van het cen-5 trale lichaam bevestigd. Deze bewerkingen zijn niet alleen tijdrovend en kostbaar, doch hebben tevens het bezwaar, dat een groot aantal van de met behulp daarvan vervaardigde pijp-fittingen bij een kwaliteitscontrole worden afgekeurd.
De onderhavige uitvinding beoogt een pijpfitting-10 constructie te verschaffen, waarmede alle, aan de tot dusver bekende wijzen voor het vervaardigen van dergelijke pijpfit-tingen verbonden bezwaren zijn vermeden.
De uitvinding verschaft een dergelijke pijpfitting, waarbij het gestelde doel is bereikt, doordat de uiteinden 15 van het fittinglichaam, waarop een koppelmof moet kunnen worden aangebracht en elke, op een dergelijk uiteinde van het fittinglichaam aan te brengen koppelmof zodanig zijn uitgevoerd, dat bij het aanbrengen van een koppelmof op een uiteinde van het fittinglichaam een zelfborgende verbinding tussen 20 de mof en het uiteinde van het fitting!ichaam tot stand wordt gebracht en hierbij tussen de mof en het uiteinde van het fittinglichaam een pakking voor het afdichten van deze verbinding kan worden opgenomen.
Bij de vervaardiging van een pijpfitting volgens de 25 uitvinding wordt eerst op de gebruikelijke wijze een centraal fittinglichaam met de gewenste vorm, zoals de vorm van een gaffel of een T-stuk gevormd, dat is voorzien van een voorafbepaalde inwendige diameter, welke overeenkomt met de gebruikelijke pijpafmetingen, zoals bijvoorbeeld ongeveer 30 cm, 30 ongeveer 35 cm enz.
Hierbij wordt elk uiteinde van dit centrale fi tti ng-1ichaam zodanig uitgevoerd, dat daarop een koppelmof kan worden aangebracht, die daarbij gelijktijdig tegen verwijdering van dit uiteinde wordt geborgd en wordt afgedicht. De koppel-35 moffen zijn bij voorkeur van een gebruikelijke uitvoering, waarbij zij al of niet kunnen zijn voorzien van een omtreks-groef en een daarin aangebrachte pakking voor het afdichten van het in de mof aan te brengen insteekeinde van een pijp-sectie. Elke koppelmof is voorts voorzien van een cirkelvormig 40 8 1 0 5 1 0 6 V —-- - 3 - X -w inwendig uitsteeksel met een hellend vlak, dat in een daartoe in het uiteinde van het centrale fitting!ichaam gevormde uitsparing kan worden opgenomen, teneinde een zeifblokkerende verbinding tot stand te brengen.
5 Voor het tegen verschuiving in langsrichting blokke ren van de koppelmof op het uiteinde van het centrale fitting-1ichaam is voorts op de buitenomtrek van dit uiteinde en op enige afstand van het afgeschuinde eindvlak daarvan een in radiale richting naar buiten uitstekende borst gevormd.Voorts 10 is nabij het afgeschuinde eindvlak van het uiteinde van het fitting!ichaam een cirkelvormige uitsparing met een hellend vlak in de omtrek van dit uiteinde gevormd, waarin het inwendige uitsteeksel van een koppelmof kan worden opgenomen, teneinde de mof op dit uiteinde vast te zetten. In het tussen de 15 borst en de uitsparing gelegen omtreksgedeelte van het uiteinde van het fittinglichaam is voorts een cirkel vormige om-treksgroef gevormd. Deze groef bezit bij voorkeur een rechthoekige dwarsdoorsnede en is bestemd voor het opnemen en vasthouden van een veerkrachtige pakking, door welke een afdich-20 ting tussen het uiteinde van het fittinglichaam en de daarop bevestigde koppelmof tot stand wordt gebracht. De gebruikte pakking bezit bij voorkeur een vorm, zoals beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 162.377, welke op 23 juni 1980 werd ingediend.
25 De op het uiteinde van het fittinglichaam gevormde borst en de in dit uiteinde gevormde uitsparing enerzijds en het daarmee samenwerkende inwendige uitsteeksel in de koppelmof anderzijds bieden de mogelijkheid om een zeifblokkerende en zeifafdichtende verbinding van de koppelmof met het 30 centrale fittinglichaam tot stand te brengen zonder dat daartoe extra bewerkingen, zoals het afdichten met behulp van een oplosmiddel en een thermische lasbewerking behoeven te worden uitgevoerd.
De uitvinding beoogt derhalve een verbeterde pijp-35 fittingconstructie van de bovenbeschreven soort te verschaffen.
De uitvinding beoogt voorts, een nieuwe pijpfitting-constructie te verschaffen, waarbij het centrale fitting!i-chaam en de daarop aan te brengen koppelmoffen kunnen worden 40 8 1 0 5 1 06 * % - 4 - η samengevoegd zonder dat daarbij oplosmiddelen voor het aan elkaar bevestigen van deze onderdelen of chemische afdich-tingsmiddelen behoeven te worden toegepast.
De uitvinding beoogt verder, een nieuwe pijpfitting-5 constructie te verschaffen, waarbij het centrale fittinglichaam en de daarop aan te brengen koppelmoffen kunnen worden samengevoegd zonder dat daarbij extra bewerkingen voor het vastlassen van deze onderdelen of een warmtebehandeling voor het afdichten van de verbinding behoeven te worden uit-10 gevoerd.
Voorts beoogt de uitvinding, een nieuwe pijpfitting-constructie te verschaffen, waarbij het centrale fittingli-chaam en de daarop aan te brengen koppelmoffen zodanig zijn uitgevoerd, dat een zeifafdichtende en zeifblokkerende ver-15 binding tussen deze onderdelen tot stand kan worden gebracht.
De uitvinding beoogt verder, een nieuw type pijpfit-ting te verschaffen, welke bestaat uit een centraal fitting-lichaam met in de uiteinden daarvan aangebrachte uitsparingen en op deze uiteinden aan te brengen koppelmoffen, die elk 20 zijn voorzien van een inwendig uitsteeksel, dat in een bijbehorende uitsparing kan worden opgenomen, teneinde een zelf-blokkerende en afdichtende verbinding tussen de mof en het fitting!ichaam tot stand te brengen.
De uitvinding verschaft een nieuw type pij pfi tti ng, 25 waarbij de inlaat- en ui tl aat-uiteinden van het centrale fitting!Ichaam elk zijn voorzien van een uitwendige cirkel vormige borst, een cirkelvormige uitsparing en een cirkelvormige groef voor het opnemen van een pakking, terwijl de daarop aan te brengen koppelmoffen elk zodanig zijn uitgevoerd, dat deze 30 daarbij met de borst op het uiteinde van het fittinglichaam in aanraking komen en elk zijn voorzien van een naar binnen gericht uitsteeksel, dat in de uitsparing van het uiteinde van het fittinglichaam past en waarbij voorts in de cirkelvormige groef in het uiteinde van het fittinglichaam een pak-35 king is aangebracht,door welke de verbinding tussen dit uiteinde en de daarop aangebrachte en geblokkeerde koppelmof wordt afgedicht.
De pijpfitting volgens de uitvinding bezit een eenvoudige constructie, kan goedkoop worden vervaardigd en geeft 40 8 1 0 5 1 0 6 - 5 - bij gebruik daarvan geen aanleiding tot moeilijkheden,
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoering, welke is weergegeven in de bijgaande tekening, in de figuren waarvan overeenkomstige 5 onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid en waarin is: fig. 1 een afbeelding in perspectief van de pijpfit-ting volgens de uitvinding.
fig. 2 een dwarsdoorsnede van een deel van de pijp-10 fitting over de lijn II-II uit fig. 1 op vergrote schaal.
fig. 3 een afbeelding in perspectief van een uitein de van de fitting en een daarop aan te brengen koppelmof, waarvan de wanden gedeeltelijk zijn weggebroken, teneinde bepaalde constructiedetails zichtbaar te maken.
15 Hoewel in de navolgende beschrijving terwille van de duidelijkheid bepaalde uitdrukkingen worden gebruikt hebben deze uitdrukkingen uitsluitend betrekking op het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een pijpfitting volgens de uitvinding en zijn zij niet bedoeld om de omvang 20 van de uitvinding aan te geven of te beperken.
In de tekening is een in zijn geheel met het verwij- zingscijfer 10 aangeduide pijpfitting weergegeven, welke geschikt is voor toepassing in combinatie met uit kunststof bepaalde pijpen voor bijvoorbeeld het samenstellen van afvoer-25 leidingen. Aan de hand van het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal een fitting met een diameter van ongeveer 30 cm worden beschreven. Opgemerkt wordt echter, dat pijpfittingen met grotere of kleinere diameters op overeenkomstige wijze kunnen worden uitgevoerd en derhalve omvat de uitvinding pijpfittingen 30 met alle gebruikelijke afmetingen.
De pijpfitting 10 bevat een centraal lichaam 12 met een gewenste vorm, zoals bijvoorbeeld de in de tekening weergegeven gaffelvorm. Het centrale lichaam 12 omvat een doorgaand buisdeel 13 en een aftak buisdeel 14, welke buisdelen 35 de inlaateinden 16 en 20 en het uitlaateinde 18 van de fitting bevatten. Op de inlaateinden 16 en 20 van het centrale lichaam 12 zijn respectievelijk koppelmoffen 22 en 26 bevestigd. Op overeenkomstige wijze is een koppelmof 24 van dezelfde vorm op het uitlaateinde 18 van het centrale lichaam 12 van de 40 8 1 0 5 1 06 ; - 6 - fitting bevestigd. Het wezen van de uitvinding wordt gevormd door het feit, dat een zelfborgende en zeifafdichtende verbinding tussen de uiteinden van het centrale lichaam en de koppel moffen 16 , 22, 18, 24 en 20, 26 tot stand wordt ge-5 bracht. Zoals in het voorgaande· reeds is opgemerkt kunnen de koppelmoffen 22,24 en 26 een willekeurige, bekende vorm bezitten en al dan niet zijn voorzien van een inwendige groef voor het opnemen van een pakking voor het tot stand brengen van een afdichtende verbinding tussen de fitting 10 enerzijds en de 10 daarop aangesloten, niet in de tekening weergegeven pijpsec-ties van een leidingstelsel anderzijds.
Zoals in het bijzonder in de figuren 2 en 3 is weergegeven is elk uiteinde 16,18,20 van het centrale lichaam 12 voorzien van een aangegoten of op andere wijze gevormde cir-15 kelvórmige en radiaal naar buiten gerichte borst 28. Zoals met name in fig. 2 is weergegeven wordt elke koppelmof 22,24 en 26 op het betre'ffende uiteinde 16,18 en 20 van het centrale lichaam geplaatst en vervolgens met enige kracht op dit uiteinde gedrukt, totdat het uiteinde 30 daarvan met de borst 20 28 in aanraking komt. Naar is weergegeven liggen de borsten 28 elk op een bepaalde afstand van het bijbehorende eindvlak 36 van het centrale lichaam 12 en dienen zij derhalve voor het bepalen en beperken van de afstand, over welke elke koppelmof 22,24 en 26 bij het samenstellen van de fitting 10 op 25 het bijbehorende uiteinde 16,18 en 20 van het centrale lichaam kan worden gedrukt. Elke borst 28 is voorzien van een aanslag-vlak, dat loodrecht op de ‘hartlijn van het betreffende buis-deel 13 of 14 van het centrale lichaam is gericht.
Elk uiteinde 16,18 en 20 van het centrale lichaam is 30 bij het gieten of op een andere voor uit kunststof bestaande pijpen bekende vormbewerking voorzien van een slotgroef 40 voor het automatisch en blijvend daarop vastzetten van de bijbehorende koppelmof 22,24,26. De slotgroef 40 ligt op enige afstand van het eindvlak 46 en is tussen dit eindvlak 35 46 en de borst 28 aangebracht. De slotgroef 40 bestaat uit een cirkelvormige uitsparing 42, die wordt begrensd door een in de lengterichting hellend omtreksvlak 50 en een daarop aansluitend cirkelvormig radiaal vlak 52. Zoals voorts in fig. 2 is weergegeven is elk uiteinde 16,18,20 van het 40 8 1 0 5 1 06 ι - 7 - » * centrale lichaam bovendien voorzien van een cirkelvormige groef 32, welke op enige afstand van het binnenste uiteinde van het hellende omtreksvlak 50 van de uitsparing 42 in de omtrek daarvan is aangebracht. De cirkel vormige groef 32 is 5 bij voorkeur, zoals in de tekening is weergegeven voorzien van onderling evenwijdige zijden 54 en 56, die loodrecht op het bodemvlak 58 daarvan zijn gericht en dient voor het opnemen van een veerkrachtige pakking 34. Zoals in het voorgaande reeds is opgemerkt is de pakking 34 uitgevoerd op de in een 10 eerdere aanvrage beschreven wijze. De pakking is bij voorkeur voorzien van een paar, op afstand van elkaar liggende en buiten de omtrek daarvan uitstekende afdichtingsringen 36 en 38, welke bij het aanbrengen van een koppelmof 22,24,26 met een deel van de binnenomtrek 60 daarvan in aanraking komen en 15 daarbij een afdichting tot stand brengen. De pakking 34 is verder voorzien van een nauwkeurig in de groef 32 passend gedeelte, teneinde het verschuiven daarvan bij het samenstellen van de fitting te voorkomen.
Zoals verder in de figuren 2 en 3 is weergegeven is 20 elke koppelmof 22,24,26 voorzien van een hol cilindrisch koppelgedeelte 62 met een zodanige binnendiameter, dat dit klemmend op de buitenomtrek van het bijbehorende uiteinde 16, 18,20 van het centrale lichaam past. Dit koppelgedeelte heeft een ringvormig eindvlak 30 en is voorts voorzien van een in-25 wendig uitsteeksel 44 met een hellend inwendig omtreksvlak, dat over het uiteinde 46 van het centrale lichaam kan worden gedrukt en in de uitsparing 42 van dit uiteinde past. Zoals uit de tekening blijkt kan het uitsteeksel 44, nadat dit eenmaal in de uitsparing 42 van het uiteinde van het centrale 30 lichaam is opgenomen niet meer daaruit worden verwijderd en hierdoor wordt het verwijderen van de koppelmoffen 22,24 en 26 van het centrale lichaam 12, nadat de fitting 10 geheel is samengesteld verhinderd. Elk uitsteeksel 44 is voorzien van een hellend vlak 64, waarvan de afmetingen, de plaats en 35 de hellingshoek gelijk zijn aan de afmetingen de plaats en de hellingshoek van het daarmee corresponderende hellende vlak 50 van de uitsparing 42 in het uiteinde van het centrale lichaam. Voorts is elk uitsteeksel 44 voorzien van een radiaal vlak 66, waarvan de afmetingen en de plaats overeenkomen 40 8 1 0 5 1 0 6 - 8 - met de afmetingen en de plaats van het corresponderende radiale aanslagvlak 52 van de uitsparing 42 in het uiteinde van het centrale lichaam. Zoals met name uit fig. 2 blijkt wordt het verwijderen van de koppelmoffen 22,24 en 26 van het cen-5 trale lichaam 12, nadat de fitting 10 is samengesteld verhinderd, doordat de radiale vlakken 52 en 66 zich hierbij met elkaar in aanraking bevinden en de mof blokkeren. Elk uiteinde 46 van het centrale lichaam 12 is bij voorkeur aan de binnenzijde afgeschuind, teneinde de doorstroomweerstand van de 10 fitting 10 voor in de door de pijl 48 aangeduide richting daaraan toegevoerde vloeistoffen zo gering mogelijk te maken.
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm bezat het centrale lichaam 12 van de fitting een afmeting van ongeveer 30,5 cm, een buitendiameter van ongeveer 31,75 cm en een wanddikte van 15 ongeveer 1 cm. Het centrale lichaam was voorts voorzien van cirkelvormige borsten 28, welke over een afstand van ongeveer 1 cm buiten de omtrek daarvan uitstaken en die als aanslagen voor de koppelgedeelten 62 van de koppelmoffen 22,24 en 26 fungeren. Bij deze uitvoering waren de koppelmoffen 22,24 en .. 20 26 op de gebruikelijke wijze vervaardigd met een binnendia- meter van ongeveer 31,75 cm, waardoor deze door het daarop uitoefenen van een kracht in axiale richting op de uiteinden 16,18 en 20 van het centrale lichaam konden worden geschoven, waarbij als gevolg van de natuurlijke elasticiteit van de 25 kunststof, waaruit deze onderdelen zijn vervaardigd een betrekkelijk stevige verbinding wordt verkregen. Het inwendige cirkelvormige uitsteeksel 44 in elke koppelmof was hierbij zodanig uitgevoerd, dat dit in radiale richting over een maximale afstand van 0,25 cm buiten het.inwendige omtreksvlak van de 30 mof uitstak. Op overeenkomstige wijze was de cirkel vormige uitsparing 42 in elk uiteinde van het centrale lichaam zodanig uitgevoerd, dat de maximale radiale diepte daarvan ongeveer 0,25 cm bedroeg, terwijl deze uitsparing in dwarsdoorsnede dezelfde vorm bezat als het uitsteeksel 44 van de mof. De 35 koppelmoffen konden door het daarop uitoefenen van een kracht in axiale richting elk over een bijbehorend uiteinde van het centrale lichaam worden geschoven, totdat de uitsteeksels 44 daarvan in de betreffende uitsparingen 42 waren opgenomen.
De uit kunststof bestaande onderdelen werden hierbij in - « 8105106 i- * - 9 - voldoende mate vervormd om de beschreven verbinding daartussen tot stand te brengen en namen, nadat het uitsteeksel 44 volledig in de bijbehorende uitsparing 42 was opgenomen hun oorspronkelijke vorm weer aan.
5 Voor het vervaardigen van een pijpfitting volgens de uitvinding, zoals de pijpfitting 10 worden alle uiteinden 16,18 en 20 van het centrale lichaam van de fitting op de in de figuren 2 en 3 weergegeven wijze uitgevoerd. Daarna wordt in de omtreksgroef 32 van elk uiteinde van het centrale li-10 chaam een veerkrachtige pakking aangebracht, waarvan de beide ringvormige delen 36 en 38 boven het omtreksvlak 68 van de betreffende uiteinden 16,18 en 20 uitsteken. Voorts wordt het koppelgedeelte van elke koppelmof voorzien van een inwendig uitsteeksel 44, dat in de uitsparing 42 in een uiteinde 15 van het centrale lichaam past. De. binnendiameter van het deel 60 van het koppelgedeelte 62 van de koppelmof wordt even groot gemaakt als de buitendiameter van de uiteinden 16,18 en 20 van het centrale lichaam ter plaatse van de omtreksvlakken 68 daarvan. Nadat de onderdelen 12, 22,24 en 26 op de weer-20 gegeven wijze zijn uitgevoerd wordt elke koppelmof 22,24,26 recht tegenover het bijbehorende uiteinde 16,18,20 van het centrale lichaam geplaatst en vervolgens op dit uiteinde gedrukt. Door de natuurlijke elasticiteit van de kunststof, waaruit zowel het centrale lichaam 12 als de koppelmoffen 22, 25 24 en 26 zijn vervaardigd zullen hierbij de uiteinden 16,18 en 20 van het centrale lichaam enigszins worden vernauwd en zal het hellende vlak 64 van het inwendige uitsteeksel van elke mof over het bijbehorende uiteinde 46 van de fitting kunnen worden geschoven, totdat het uitsteeksel in de uitsparing 30 42 in het betreffende uiteinde van het centrale lichaam valt.
In deze stand bevindt het eindvlak 30 van de mof zich volledig in aanraking met de borst 28. Nadat het uitsteeksel van een koppelmof in de uitsparing in het bijbehorende uiteinde van het centrale lichaam van de fitting is opgenomen zullen 35 deze onderdelen hun oorspronkelijke vorm en afmetingen weer aannemen, omdat de kunststof, waaruit het centrale lichaam 12 en de koppelmoffen 22,24 en 26 zijn vervaardigd een voor dit doel voldoend grote elasticiteit bezit.
Hoewel de uitvinding aan de hand van een bepaalde 40 8 1 0 5 1 0 6 uitvoeringsvorm van een pij^7tt1ng 1s beschreven 2a, het duidelijk zijn» dat deze uitvoeringsvorm alleen bij wijze van voorbeeld is gekozen en de uitvinding derhalve niet daartoe is beperkt.
5 8105106

Claims (28)

1. Pijpfitting bestaande uit een centraal lichaam met een voorafbepaal de vorm, dat aan tenminste een uiteinde zodanig is uitgevoerd, dat daarop een mof voor het koppelen van de fitting met een pijpleiding kan worden aangebracht en 5 tenminste een, op dit uiteinde van het fittinglichaam aan te brengen koppelmof, met het kenmerk, dat de uiteinden van het fittinglichaam, waarop een koppelmof moet kunnen worden aangebracht en elke, op een dergelijk uiteinde van het fittinglichaam aan te brengen koppelmof zodanig zijn 10 uitgevoerd, dat bij het aanbrengen van een koppelmof op een uiteinde van het fittinglichaam een zelfborgende verbinding tussen de mof en het uiteinde van het fittinglichaam tot stand wordt gebracht en hierbij tussen de mof en het uiteinde van het fittinglichaam een pakking voor het afdichten van deze 15 verbinding kan worden opgenomen.
2. Pijpfitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het centrale lichaam aan elk uiteinde, waarop een koppelmof kan worden aangebracht is voorzien van een in radiale richting buiten het omtreksvlak daarvan uit- 20 stekende en op afstand van het eindvlak van dit uiteinde liggende borst.
3. Pijpfitting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de borst een aanslag voor de op het uiteinde van de fitting aan te brengen mof vormt.
4. Pijpfitting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de borst en de mof volgens een cirkelboogvormig vlak met elkaar in aanraking komen.
5. Pijpfitting volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat het cirkelboogvormige aanrakingsvlak zich 30 over een hoek van 360° uitstrekt.
6. Pijpfitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat elk uiteinde van de fitting, waarop een koppelmof moet kunnen worden aangebracht is voorzien van een zich althans over een deel van de omtrek daarvan uitstrekken- 35 de uitsparing met een radiaal aanslagvlak en een vanaf dit vlak in de richting van de borst geleidelijk afnemende diepte, terwijl elke koppelmof is voorzien van een aan de binnenzijde daarvan gevormd uitsteeksel, dat in de uitsparing in een 8105106 -12 - uiteinde van de fitting past.en wanneer het daarin is opgenomen het verwijderen van de mof van het uiteinde van de fitting verhindert.
7. Pijpfitting volgens conclusie 6, m e t het 5 kenmerk, dat de uitsparing in het uiteinde van de fitting zich over de gehele omtrek daarvan uitstrekt.
8. Pijpfitting volgens conclusie 6 of 7, m e t het kenmerk, dat de uitsparing in het uiteinde van de fitting een vanaf de buitenomtrek van dit uiteinde in de 10 richting van het eindvlak daarvan toenemende diepte bezit.
9. Pijpfitting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het uitsteeksel in elke koppelmof zich over de gehele binnenomtrek daarvan uitstrekt.
10. Pijpfitting volgens conclusie 6 of 9, m e t 15 het kenmerk, dat het uitsteeksel in elke koppelmof een radiaal naar binnen gericht aanslagvlak bezit.
11. Pijpfitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat elk uiteinde van de fitting, waarop een koppelmof kan worden aangebracht is voorzien van een tussen 20 de borst en de uitsparing daarin aangebrachte omtreksgroef voor het opnemen van een pakking.
12. Pijpfitting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de borst zich cirkelvormig over de gehele buitenomtrek van het uiteinde van de fitting uitstrekt.
13. Pijpfitting volgens conclusie 11 of 12, m e' t het kenmerk, dat de uitsparing in het uiteinde van de fitting zich cirkelvormig over de gehele omtrek van dit uiteinde uitstrekt,
14. Pijpfitting volgens conclusie 11 of 12, met 30 het kenmerk, dat de omtreksgroef in het uiteinde van de fitting een cirkel vormige omtreksgroef is.
15. Pijpfitting- volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de uitsparing in elk uiteinde van de fitting door een in axiale richting hellend omtreksvlak en 35 een daarop aansluitend radiaal vlak wordt begrensd.
16. Pijpfitting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het in elke koppelmof gevormde, naar binnen gerichte uitsteeksel door een in axiale richting hellend omtreksvlak en een daarop aansluitend radiaal vlak wordt 40 8 1 0 5 1 0 6 - 13 - begrensd.
17. Pijpfitting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het radiale vlak van het uitsteeksel in een koppelmof bij het aanbrengen van de mof op een uiteinde 5 van de fitting tegen het radiale vlak van de uitsparing in dit uiteinde komt te liggen en het verwijderen van de mof van het uiteinde van de fitting hierdoor wordt verhinderd.
18. Pijpfitting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de hellende vlakken van de uitsparing in 10 het uiteinde van de fitting enerzijds en het daarin op te nemen uitsteeksel van de koppelmof anderzijds dezelfde hel-lingshoek en dezelfde lengte bezitten.
19. Pijpfitting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de hellende omtreksvlakken en de radiale 15 vlakken van de uitsparing in een uiteinde van de fitting en een daarop aangebrachte koppelmof over hun gehele oppervlak met elkaar in aanraking zijn.
20. Pijpfitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het naar de borst op het uiteinde van de 20 fitting gekeerde eindvlak van de op dit uiteinde aangebrachte koppelmof tegen het aanslagvlak van de borst rust.
21. Pijpfitting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat elk uiteinde van de fitting, waarop een koppelmof kan worden aangebracht is voorzien van een in dwars- 25 doorsnede driehoekige cirkel vormige uitsparing en de daarop aan te brenegn koppelmof een inwendig cirkelvormig uitsteeksel met een ten opzichte van de dwarsdoorsnede van de uitsparing complementaire driehoekige dwarsdoorsnede bevat.
22. Pijpfitting volgens conclusie 21, met het 30 kenmerk, dat de uitsparing in het uiteinde van de pijpfitting en het uitsteeksel in de daarop aan te brengen koppelmof in dwarsdoorsnede dezelfde vorm en afmetingen bezitten.
23. Pijpfitting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de uitsparing in de richting van het eind- 35 vlak van het uiteinde van de fitting op afstand van de borst op dit uiteinde is aangebracht.
24. Pijpfitting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het uitsteeksel in de koppelmof op afstand van het naar de fitting gekeerde uiteinde van de mof in deze 40 8105106 .-- ·* - 14 - is aangebracht.
25. Pijpfitting volg.ens conclusie 24, m e t het k e n m e r k, dat de afstand tussen de uitsparing in een uiteinde van de fitting en de borst op dit uiteinde gelijk 5 is aan de afstand tussen het uitsteeksel in een koppelmof en het met de borst op het uiteinde van de fitting in aanraking komende eindvlak'van de mof.
26. Werkwijze voor het vervaardigen van een pijpfitting bestaande uit een centraal lichaam en tenminste een, op 10 een uiteinde daarvan aan te brengen koppelmof, met het kenmerk, dat in de buitenomtrek van het centrale lichaam nabij tenminste een uiteinde daarvan een cirkelvormige uitspar ring met een driehoekige dwarsdoorsnede wordt gevormd, dat in de op dit uiteinde aan te brengen koppelmof een inwendig 15 radiaal en cirkelvormig uitsteeksel met een rechthoekige dwarsdoorsnede wordt gevormd, dat de mof over het uiteinde van het fittinglichaam wordt gedrukt tot het uitsteeksel in de uitsparing valt en een zei fbl okkerende verbinding tot stand is gebracht en dat tussen het uiteinde van het fittinglichaam 20 en de mof een veerkrachtige pakking wordt opgenomen, zodat een zeifafdichtende verbinding wordt verkregen.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat in de buitenomtrek van het uiteinde van het centrale fittingl ichaam een cirkelvormige omtreksgroef 25 voor het opnemen van de pakking wordt gevormd.
28. Werkwijze volgens conclusie 26, m e t het kenmerk, dat op enige afstand van het eindvlak van het uiteinde van het fittinglichaam op de buitenomtrek van dit uiteinde een radiaal daarbuiten uitstekende borst wordt ge- 30 vormd, die van een met het eindvlak van de koppelmof in aanraking komend aanslagvlak is voorzien. 8105106
NL8105106A 1980-11-14 1981-11-11 Pijpfitting. NL8105106A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US20701880A 1980-11-14 1980-11-14
US20701880 1980-11-14

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8105106A true NL8105106A (nl) 1982-06-01

Family

ID=22768879

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8105106A NL8105106A (nl) 1980-11-14 1981-11-11 Pijpfitting.

Country Status (10)

Country Link
BR (1) BR8105787A (nl)
CA (1) CA1172976A (nl)
DE (1) DE3145181A1 (nl)
FI (1) FI813570L (nl)
FR (1) FR2494395A1 (nl)
GB (1) GB2090931B (nl)
IT (1) IT1172205B (nl)
NL (1) NL8105106A (nl)
NO (1) NO813846L (nl)
SE (1) SE8106689L (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20210199219A9 (en) * 2016-09-21 2021-07-01 Voss Automotive Gmbh Connector arrangement for media pipelines, and method for connecting media pipelines

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2166826A (en) * 1984-11-07 1986-05-14 Ian Roland Yarnell Sealed pipe joint
GB2255015A (en) * 1991-03-14 1992-10-28 Motorfire Protection Ltd Fire extinguisher valve and siphon assembly
DE4122455C2 (de) * 1991-07-06 1994-02-10 Condor Im Und Export Gmbh Rohrdichtung für eine Steckverbindung für thermoplastische Rohre
FI91992C (fi) * 1992-04-07 1994-09-12 Christer Storgaard Sujutusputki
DE19705857C2 (de) * 1997-02-15 1998-12-24 Sendenhorst Kunststoffroehren Vortriebsrohr mit Verriegelungsmuffe
DE19717185C2 (de) * 1997-04-24 1999-05-12 Ritz Reinert Gmbh Rohrverbindung für Kurzrohre
DE19749007C2 (de) 1997-11-06 1999-08-12 Tracto Technik Vorrichtung zum Verbinden eines Nachziehrohres mit einem Ziehgerät
GB0704339D0 (en) 2007-03-07 2007-04-11 Yorkshire Fittings Ltd Pipe coupling

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB890775A (en) * 1959-12-01 1962-03-07 Hamilton Kent Mfg Company Gasket for sealing pipes
NL6713595A (nl) * 1967-10-06 1969-04-09
ZA712556B (en) * 1970-04-20 1972-01-26 Marley Tile Ag Improvements in or relating to pipes

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20210199219A9 (en) * 2016-09-21 2021-07-01 Voss Automotive Gmbh Connector arrangement for media pipelines, and method for connecting media pipelines

Also Published As

Publication number Publication date
CA1172976A (en) 1984-08-21
IT8149712A0 (it) 1981-11-13
FI813570L (fi) 1982-05-15
BR8105787A (pt) 1982-09-08
GB2090931B (en) 1984-08-30
SE8106689L (sv) 1982-05-15
NO813846L (no) 1982-05-18
DE3145181A1 (de) 1982-06-24
GB2090931A (en) 1982-07-21
FR2494395A1 (fr) 1982-05-21
IT1172205B (it) 1987-06-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7063789B2 (en) Filtration element and method of constructing a filtration assembly
US5720411A (en) Pressure vessels and end closures therefor
US5486024A (en) Socket for connecting pipe ends by injection of adhesive
US5018260A (en) Supports for double-containment thermoplastic pipe assemblies
KR920006386B1 (ko) 관 연결구
US5947533A (en) Gasket assembly with elastomer expansion area
NL8105106A (nl) Pijpfitting.
WO1997021953A1 (en) Permanent fitting for fluid-tight connections
JP2011508165A (ja) 2つの硬質物体を接続するための装置
US5165728A (en) Nipple intended to cooperate with multiple coupling components
US5685577A (en) Permanent fitting for fluid-tight connections
JPH0611085A (ja) フレキシブルチューブの連結具及び/又はtジョイント
US4365379A (en) Pipeline pig having improved end plate retention
NL8403697A (nl) Buisverbinding.
US3979070A (en) Drip or trickle emitter for use in drip or trickle irrigation
JPS584230B2 (ja) 圧力導管用の連結装置
GB2266477A (en) Filter for an aggressive fluid
US5320389A (en) Quick-connect sanitary hose fitting
US5108709A (en) Color-coded disposable-filter holder
EP0248846A1 (en) Inserts for fixing into openings
US7191903B2 (en) Filter insert with variable length center tube
US5108599A (en) Low pressure liquid filter cartridge and method of making
US3363912A (en) Seal gasket
CA2132603A1 (en) Heat Trap for Use with Hot Water Heaters and Storage Systems
WO1992012787A1 (en) A filtration and/or diffusion device

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed