NL8104873A - Werkwijze en inrichting voor de meting voor de onrondheid van een leiding. - Google Patents

Description

* <

Werkwijze en inrichting voor de meting voor de onrondheid van een leiding

De uitvinding heeft betrekking op de meting van de onrondheid van een leiding, van ferromagnetisch materiaal, van ronde doorsnede, met name van een leiding van staal bekleed met beton en meer in het bijzonder bekleed met een anti-corrosie-materiaal en van beton met 5 dikke wapeningen.

Men heeft reeds voorgesteld om de onrondheid van een onbedekte of van beton ontdane leiding te meten onder het rond de leiding verplaatsen van een taster die met de leiding in contact gehouden wordt en door een verplaatsingsoverbrenger verbonden is met een 10 electrische signaalopwekker op zodanige wijze dat het door deze opwek-ker uitgezonden signaal evenredig is met de radiale verplaatsingen van de taster.

Deze werkwijze kan niet worden toegepast voor een gebetonneer-de leiding.

15 Een oogmerk van de uitvinding bestaat uit een werkwijze voor de meting van de onrondheid van algemene toepassing voor leidingen of deze nu onbedekt of met een anti-corrosie-materiaal bekleed en/of gebetonneerd zijn.

Een oogmerk van de uitvinding is ook dat deze werkwijze van 20 toepassing is voor al de gebetonneerde leidingen zonder metalen wapening of met van gaas van dunne draad gevormde wapening, en ook met van gaas van dikke draad, dat wil zeggen van een diameter groter of gelijk aan 5 mm, gevormde wapening.

Een oogmerk van de uitvinding bestaat uit een werkwijze voor 25 de meting van de onrondheid van een leiding, bestaande uit de verplaatsing van een metingopnemer langs een baan die de leiding omgeeft en gekenmerkt doordat deze baan een ronde baan is, bepaald door een meetmodul, en doordat de metingopnemer een electromagnetische opnemer is die op op zichzelf bekende wijze een signaal uitzendt dat door de 30 radiale afstand tussen deze opnemer en de leiding beïnvloed wordt, doordat men voor een aantal meetplaatsen van de opnemer op de ronde baan een vergelijking uitvoert tussen het door de opnemer uitgezonden 8104873 *' - 2 - signaal en een stelsel van signaalwaarden verschaft door voorafgaande metingen die op een overeenkomstige leiding uitgevoerd zijn teneinde daaruit aanwijzingen met betrekking tot de afstand tussen deze plaatsen en de leiding te trekken en doordat men daaruit informaties afleidt 5 met betrekking tot de dwarsvorm van de leiding*

De voorafgaande metingen zijn uitgevoerd met dezelfde opnemer of een overeenkomstige opnemer op een leiding overeenkomstig aan die welke het oogmerk van de meting zal zijn, maar met verschillende opnemer-leiding-afstanden en, indien de leiding bedekt is met een bekleding van 10 gewapend beton, met verschillende wapening-leiding-afstanden.

Volgens een belangrijk oogmerk van de uitvinding gebruikt men een electromagnetische opnemer, die door een wisselspanning gevoed wordt, en voert men de genoemde vergelijking tegelijk voor.wat betreft amplitude en voor wat betreft fase uit.

15 Men heeft in feite geconstateerd dat de faseverschuiving van het door een dergelijke electromagnetische opnemer uitgezonden signaal ten opzichte van de voedingspanning van de opnemer niet dezelfde is al naar gelang de electromagnetische opnemer zich dichtbij een ononderbroken oppervlak of dichtbij een open structuur zoals een bekle--20 dingswapening van beton bezit.

Indien men een electromagnetische opnemer dichtbij een leiding van ferromagnetisch materiaal bedekt met een bekleding van met dikke wapening gewapend beton plaatst, geeft de enkele amplitude van het door de opnemer uitgezonden signaal een onbepaalde informatie over de 25 opnemer-leiding-afstand want deze amplitude hangt tegelijk van de afstand tussen opnemer en leiding en van de afstand tussen wapening en leiding af, en deze laatste afstand varieert van het ene punt van de leiding tot het andere. Deze onbepaaldheid wordt opgeheven door ook de fase van het signaal in aanmerking te nemen.

30 In plaats van de amplitude en de fase zelf (poolcoördinaten) te beschouwen is het practischer gebleken om de vergelijking van het reële signaal met voorafgaande meetresultaten uit te voeren voorwat betreft de componenten van het signaal in fase met de voedingspanning en voorwat betreft de componenten met 90° faseverschil met de voeding-35 spanning (cartesische coördinaten).

8104873 1 * - 3 -

De voorafgaande metingen maken het mogelijk om op een nomogram opneem-leiding-isoafstandslijnen en wapening-leiding-isoafstandslijnen uit te zetten onder het als coördinaten nemen van de genoemde componenten. De bepaling van een reële opnemer-leiding- of wapening-leiding-5 afstand wordt door interpolatie afgeleid. Deze interpolatie kan met name automatisch uitgevoerd worden door de logische vergelijking-stelsels welke samenhangen met de opneemgeheugens van de registers die met de voorafgaand ingestelde Homogrammen corresponderen.

Gebleken is dat de maximale faseafwijking tussen de responsie 10 van de opnemer als gevolg van een ononderbroken ferromagnetisch oppervlak en de responsie als gevolg van een dikke ferromagnetische wapening optrad voor een frequentie van de voedingspanning van ongeveer 700 Hz. Het is dus rond deze frequentie dat mende voedingspanning bij voorkeur vaststellen zal.

15 De meting van de onrondheid kan op continue wijze uitgevoerd worden op de omtrek van een leiding of op verschillende meetplaatsen. In dit laatste geval worden, indien de leiding bedekt is met een bekleding van beton met gaaswapening, bij voorkeur de meetplaatsen radiaal tegenover het midden van de mazen van het gaas gekozen.

20 Een oogmerk van de uitvinding bestaat ook uit een inrichting bestaande uit een meetmodul voorzien van een kraag voor vastzetting op een leiding, van een door deze kraag ondersteunde rolbaan, van een op deze rolbaan aangebracht rond glijorgaan, van middelen voor de verplaatsing van dit glijorgaan over deze rolbaan, van tenminste een 25 langsarm die aan het glij orgaan verbonden is, en van een electromag-netische opnemer die radiaal naar het midden gericht is en door de genoemde arm gedragen wordt, een inrichting voor de voeding van elec-trische energie en voor de behandeling van signalen bestaande uit een vergelijkingsorgaan dat samenhangt met geheugens, en een electrisch 30 verbindingsmiddel tussen deze voeding- en behandelingsinrichting en dit meetmodul dat met name de overbrenging naar deze laatste inrichting van door de electromagnetische opnemer uitgezonden signalen mogelijk maakt.

De voeding- en behandelingsinrichting heeft bij voorkeur een 35 wisselspanningvoeding en een synchrone demodulator die de door de 8104873 ? 'ï - 4 - electromagnetische opnemer uitgezonden signalen ontvangt en die er op berekend is om uitgaande van een ingangssignaal twee uitgangssignalen die aan de amplitude en aan de fase van dit ingangssignaal verbonden zijn te leveren.

5 Andere bijzonderheden van de uitvinding zullen nader blijken aan de hand van een m de tekening weergegeven uitvoenngsvoorbeeld waaraan echter geen beperkende betekenis moet worden gehecht.

Fig. 1 is een schema van het geheel van een onrondheidmeet-installatie; 10 fig. 2 is een schema van een electromagnetische opnemer; fig. 3 toont een nomogram dat na voorafgaande proeven uitge- · zet is; en fig. 4 t/m 7 tonen verschillende afbeeldingen van het op de leiding geplaatste meetmodul.

15 In fig. 1 is het geheel van een onrondheicU-meetinstallatie weergegeven. Op een leiding 1, die bijvoorbeeld in zee afgezonken is, is een meetmodel 2 opgenomen, dat electromagnetische opnemers 3, 4 draagt. Dit modul is, met name voorwat betreft de opnemers3 en 4, door een kabel 5 verbonden met een inrichting 6 voor de 20 voeding van electrische energie en de behandeling van uitgezonden signalen, die aan het oppervlak of in een onderzees vaartuig, indien de leiding 1 afgezonken is, aangebracht is.

De opnemers 3 en 4 zijn bijvoorbeeld elk gevormd door een magnetische kern of verscheidene magnetische kernen en twee spoelen 25 die op elke magnetische kern aangebracht zijn. Fig. 2 toont het geval van een opnemer opgebouwd uit drie parallelle langgerekte magnetische kernen 7, 8, 9 welke gevormd zijn van gestapelde platen en elk een eerste spoel 10, 11, 12, die zich dicht bij een eerste einde van deze kernen bevindt, en een tweede spoel 13, 14, 15, die 30 zich dicht bij een tweede einde van deze kernen bevindt, dragen, waarbij deze eerste en tweede einden bepaald worden in eenzelfde richting die in de lengte van de kern van de eerste naar de tweede loopt, zodat de eerste spoelen zich bij het gebruik bijvoorbeeld dicht bij de leiding en de tweede spoelen zich daarvan verwijderd 35 bevinden. Het geheel van deze kernen en spoelen is omhuld in een 8104873 'V > - 5 - niet weergegeven vormstuk van isolerende kunststof en kan door een niet weergegeven metalen kap beschermd zijn. De eerste spoelen zijn onderling electrisch parallel^geschakeld door een draad 16 en een massa 17; de tweede spoelen zijn onderling electrisch paralleL-ge-5 schakeld door een draad 18 en de massa 17.

De inrichting 6 heeft een aansluiting 19 voor verbinding met de kabel 5 die samenhangt met een schakelaar welke het mogelijk maakt om deze inrichting 6 met de ene of de andere opnemer 3 en 4 te verbinden. De voeding van electrische wisselspanning komt hier tot 10 stand door tussenkomst van een frequentieomzetter 20 die de voeding-spanning Ve op de klemmen 21 en 22 handhaaft zodat deze omzetter een frequentie van ongeveer 700 Hz heeft én .van een transformator 23 waarvan de uitgangsklemmen 24 en 25 verbonden zijn met een meet-brug. Deze brug heeft vertakkingen opgebouwd uit twee vaste en 15 gelijke weerstanden 26 en 27 en twee variabele impedanties Z1 en Z2 waarvan de eerste gevormd is door de eerste spoelen 10, 11 en 12 en de andere door de tweede spoelen 13, 14, 15. Wanneer de opnemers 3 en 4 zich niet dicht bij een massa van ferromagnetisch materiaal zoals de leiding 1 bevinden, zijn de impedanties Z1 en Z2 gelijk en 20 is de meetbrug in evenwicht; geen enkele spanning verschijnt dus in de diagonaal 28-17. Wanneer de opnemers 3 en 4 daarentegen dicht bij de leiding 1 geplaatst zijn, zoals in fig. 1 weergegeven is, en een daarvan met de inrichting 6 verbonden is door de aansluiting -schakelaar 19 gaat het evenwicht in de meetbrug verloren doordat 25 de impedantiesZ1 en Z2 niet meer gelijk zijn. Het in de diagonaal 28-17 verkregen spanningsignaal VS maakt het mogelijk om de afstand tussen de opnemer 3 of 4 en de leiding 1 te bepalen, zoals in het volgende uiteengezet zal worden.

Het voordeel van een voeding door een transformator zoals 23 30 bestaat uit het galvanisch isoleren van het meetcircuit van het circuit voor de voeding van electrische energie en het zodoende kunnen creëren van een massa in het circuit van de meetdiagonaal, maar men zou ook een electrische stroominjectie in de meetbrug kunnen uitvoeren uitgaande van een generator die een constante stroom 35 opwekt.

8104373 ? * % - 6 -

De hoekpunten van de diagonaal 28-17 zijn respectievelijk verbonden met de ingangen 29 en 30 van een versterker 31, welke verbinding direct tot stand komt zoals in fig. 1 of door tussenkomst van een transformator.

5 Het spanningsignaal VS, dat versterkt wordt in de versterker 31, gaat in een filter 32 met zeer smalle doorgevoerde band die gecentreerd is op de frequentie van 700 Hz, vervolgens in een andere versterker 33 aan de uitgang waarvan een synchrone demodulator 34 een demodulatie van dit signaal uitvoert teneinde op de uitgangen 35 en 36 10 twee componenten te verkrijgen. Deze componenten volgen elk een weg opgebouwd uit een filter van het type integrator, respectievelijk 37, 38, en uit een analoge en'numerieke omzetter, respectievelijk 39, 40, alvorens een vergelijkings- en rekenorgaan 41 binnen te gaan, dat met een visualisatieorgaan 42 samenhangt.

15 De demodulator 34 kan de spanning van de top van het versterk te en gefiltreerde spanningsignaal VS, dat hierdoor ontvangen wordt, vaststellen voor het uitvoeren van een demodulatie van de amplitude en de faseverschuiving van dit signaal ten opzichte van de spanning Ve vaststellen voor het uitvoeren van een demodulatie van de fase. Deze 20 kan ook een monsterneming van het versterkte en gefiltreerde spanningsignaal VS in eerste instanties waar de spanning Ve door een bepaalde waarde, met name de waarde nul, gaat en in tweede instanties die ten opzichte van de eerste over-y-verschoven zijn om zodoende de componenten X en Y van de spanningvector VS te verkrijgen volgens onderling 25 loodrechte assen, met name assen die zich'in fase met de spanningvector Ve en met 90° faseverschil ten opzichte daarvan bevinden.

In het orgaan 41 wordt een register ingevoerd van waarden van de componenten X en Y die verkregen zijn bij de eerder uitgevoerde metingen, zoals vermeld is, met opnemers overeenkomstig aan de opnemers 30 3 en 4 of met deze opnemers 3 en 4 zelf op de aan de leiding 1 overeenkomstige leiding voor verschillende afstanden tussen opnemer en leiding en voor verschillende afstanden tussen leiding en wapeningen, waarbij de gebruikte wapening een maaswerk heeft overeenkomstig aan dat van de wapening die eventueel de leiding 1 omgeeft. Indien de te meten 35 leiding 1 niet door een wapening omgeven is of door een dun roosterwerk 8104873

'f V

- 7 - zonder invloed op de opnemers omgeven is, kan men een register gebruiken van waarden die eerder verkregen zijn met een leiding die geen enkele wapening heeft of een willekeurige wapening heeft (in dit laatste geval is het register dan overtollig voor de behoeften van de onder-5 havige meting). Fig. 3 toont een voorbeeld van een nomogram dat met dit register correspondeert, waarin de continue lijnen opnemer-leiding-isoafstandslijnen zijn, die uitgezet zijn voor afstanden van 70, 75, 80, 85, 90, 95, 100 mm, en de gestippelde lijnen wapening-leiding-isoafstandslijnen zijn, die uitgezet zijn voor afstanden van 6, 12, 18, 10 24, 30, 36, 42 mm.

Het orgaan 41 voert een vergelijking uit tussen de werkelijke waarden X en Y die hierdoor ontvangen worden en de waarden in het geheugen in het register en bepaald door interpolatie de werkelijke opnemer-leiding-afstand. Het kan ook bijkomstig de wapening-leiding-15 afstand geven.

Het orgaan 41 stelt ook de positie van het punt van de leiding vast waar de meting uitgevoerd is onder het aangeven van de opnemer-leiding-af stand die hierdoor uitgaande van de positie van de opnemer bepaald is. Het verifieert vervolgens of de verschillende aldus vast-20 gestelde posities zich al dan niet op een cirkel bevinden. Bovendien kan een visualisatie van deze cirkel of van de kromme die in plaats daarvan optreedt op het scherm van het visualisatieorgaan 42 verschijnen.

Natuurlijk zou men in plaats van al de verrichtingen te 25 automatiseren ook aan de bedieningspersoon de zorg voor het zelf uitvoeren van bepaalde verrichtingen kunnen overlaten, waarbij de kennis van de spanning-vector VS die door de componenten X en Y verschaft wordt het mogelijk maakt om met behulp van nomogrammen de opnemer-leiding-af stand te bepalen, dan de positie van het punt van de leiding 30 waar de meting uitgevoerd is vast te stellen en vervolgens te verzekeren dat deze positie wel op een cirkel optreedt.

Het orgaan 41 maakt het ook mogelijk om de plaats van een opnemer 3 of 4 ten opzichte van het dikke gaas van de eventuele wapening van een gebetonneerde leiding 1 te bepalen. Onder dik gaas wordt 35 gaas gevormd door staven van een diameter van ongeveer 5 mm en meer 8104873 + +- - 8 - verstaan. Onder het verplaatsen van een opnemer 3 of 4 rond en/of langs de leiding 1 ziet men op het door deze opnemer uitgezonden signaal punten verschijnen corresponderende met de staven die dit gaas vormen. Het orgaan 41 zendt dan aan het meetmodul twee instructies opdat de 5 opnemer zich bij een meting in het midden van een maas plaatst, dat wil zeggen tussen twee opeenvolgende gemarkeerde plaatsen zoals corresponderend met een punt van het door de opnemer uitgezonden signaal bij de opzoekverrichting van de meetplaats. De opzoeking kan in twee onderling loodrechte richtingen uitgevoerd worden; een langsrichting en een om-10 treksrichting, waarbij het meetmodul 2 middelen omvat voor de gelijktijdige verplaatsing van de opnemers in omtreksrichting en in langsrichting.

Fig. 4, 5, 6, en 7 geven het meetmodul 2 dat op de leiding 1 geplaatst is respectievelijk in bovenaanzicht, in. doorsnede volgens 15 V-V in fig. 4, in doorsnede volgens VI-VI in fig. 5 en in doorsnede volgens VII-VII in fig. 5 weer.

De fixatie van het modul 2 op de leiding 1 komt tot stand door middel van een vaste kraaghelft 43 in de vorm van een omgekeerde U die op de leiding 1 gedrukt wordt door twee ribben 44 en 45 welke 20 hier gedragen worden door zwevende stelsels 46 en 47 verbonden aan het afgeronde gedeelte van de U gevormd door de vaste kraaghelft 43 en die op deze leiding 1 gehouden wordt door twee opblaasbare buigzame klem-vijzels 48, 49 gedragen door de twee vertakkingen van de U gevormd door de vaste kraaghelft 43 en die in de opgeblazen toestand de leiding 1 25 op de complementaire omtrekshelft daarvan klemmen waarop de ribben 44 en 45 gedrukt zijn. De vijzel 48 is in de opgeblazen toestand weergegeven en de vijzel 49 in de leeggelopen toestand in fig. 7. De kraaghelft 43 draagt ter plaatse van zijn bovenste deel een tafel 50 die het mogelijk maakt om deze aan een niet weergegeven daarbij optredende 30 machine te bevestigen, welke voor het op zijn plaats brengen en voor de besturing van het meetmodul 2 dient. Deze daarbij optredende machine kan gevormd zijn door een op zichzelf staande onderzeeboot, een waar-nemingstoren of een op afstand bestuurde machine. Deze omvat de gangbare uitrustingen van dergelijke machines en middelen voor de verbin-35 ding aan het meetmodul 2.

8104873 4 * ·> - 9 -

De vaste kraaghelft 43 draagt in het gebied van de top van de U, die hierdoor gevormd wordt, een vast opneemgl ij orgaan 51, bijvoorbeeld met zwaluwstaart, waarop een insteekglijorgaan 52 glijdt, dat gedragen wordt door een slede 53 met langsverplaatsing. De langsver-5 plaatsing van deze slede 53 wordt verkregen door middel van het samenstel van enerzijds een motor 54, bijvoorbeeld van het type electrische stapmotor of hydraulische motor, met eventueel snelheidsreductie, en van een eindloze schroef 55 die door deze motor in draaiing gebracht wordt, welke motor en schroef door de slede 53 gedragen worden, en 10 anderzijds van een moer 56 die aan de vaste kraaghelft 43 verbonden is. De eindloze schroef 55 wordt aan het einde tegenovergesteld aan het einde dat aan de motor 54 verbonden is, door een dwarsligger 57 opgehouden.

Dé slede 53 draagt in het linker deel van fig. 4 en 5 een 15 kranshelft 58 die als rolbaan dient dankzij met name de rollen 59 die in fig. 6 alleen in het linker deel daarvan weergegeven zijn, met een rond glijorgaan 60 in de vorm van ongeveer een omtrekshelft, waarvan in fig. 6 alleen de linkerhelft weergegeven is. Het .glijorgaan 60 is aan de einden daarvan verbonden met twee langsarmen 61 en 62 van niet 20 magnetisch materiaal, bijvoorbeeld van polyvinylchloride, die diametraal tegenovergestelde opnemers dragen, respectievelijk de opnemers 3 en 4 .

De afstand tussen de opnemers 3 en 4 en de leiding 1 kan met de hand aan het oppervlak afgesteld worden door radiale verplaatsing van de opnemers of de armen waardoor deze gedragen worden.

25 De kranshelft 58 draagt een motor 63 die met name van het type electrisch stapmotor of hydraulische motor kan zijn, met eventueel snelheidsreductie. Deze motor neemt een rondsel 64 mee, dat in ingrij-ping is met een heugel 65 die met het ronde glijorgaan 60 verbonden is. Het ronde glijorgaan kan zodoende over ±90° naar weerszijden van zijn 30 in fig. 6 weergegeven middenste positie draaien, hetgeen het voor elk van de opnemers mogelijk maakt om 180° te bestrijken en voor het samenstel van de twee opnemers, die achtereenvolgens gebruikt worden, om het geheel van de omtrek van de leiding 1 te bestrijken. Het gebruik van twee opnemers met een rond glij orgaan 60 in de vorm van een omtreks-35 helft maakt het mogelijk om de uitslag van de vöedinggeleiders van de 8104873 *' -10- motor 63 te begrenzen en om het gewicht en de ruimte die het meet-modul 2 inneemt te verminderen. Dit gewicht wordt bovendien verminderd door de zwevende stelsels 46, 47 en door de uithollingen zoals fig. 6 en 7 in het ronde glijorgaan 60 laten zien in de kranshelft 5 58 en in de vaste kraaghelft 43.

De installatie van het meetmodul op de leiding kan met name uitgevoerd worden door middel van een op afstand bestuurde of bemande onderzeese machine.

Terzake deskundigen zullen gemakkelijk begrijpen dat men 10 talrijke wijzigingen ten aanzien van de hier beschreven uitvoeringen kan aanbrengen zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Kort samengevat is in het voorgaande beschreven dat de uitvinding betrekking heeft op de meting van onrondheid van een leiding en dat deze gekenmerkt is door een meetmodul 2 met electromagne-15 tische opnemer 3, 4 die verbonden is met een behandelingscircuit 6 dat een synchrone demodulator 34 omvat, die twee componenten 35, 36 van het door de opnemer verstrekte signaal levert en dat een vergelijking 41 uitvoert met standaard waarden van deze componenten.

De onderhavige uitvinding is met name van toepassing voor 20 afgezonken gebetonneerde leidingen zoals schematisch in fig. 1 voor gesteld.

8104873

Claims (16)

1. Werkwijze voor de meting van onrondheid van een leiding, bestaande uit de verplaatsing van een metingopnemer langs een baan die de leiding omgeeft, met het kenmerk, dat deze baan (58) bestaat uit een ronde baan die door een meetmodul bepaald wordt, dat de metingopnemer 5 bestaat uit een electromagnetische opnemer (3, 4) die een signaal uitzendt dat door de radiale afstand tussen deze opnemer en de leiding beïnvloed, wordt, dat men voor een aantal meetplaatsen van de opnemer op de ronde baan een vergelijking (orgaan 41) uitvoert tussen het door de opnemer uitgezonden signaal en een stelsel van waarden van signalen 10 die door eerder uitgevoerde metingen op een overeenkomstige leiding verschaft zijn teneinde daaruit aanwijzingen met betrekking tot de afstand tussen deze plaatsen en ‘de leiding te halen en dat informaties met betrekking tot de dwarsvorm van de leiding afgeleid worden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij een electromagnetische 15 opnemer gebruikt wordt, die door een wisselspanning gevoed wordt, gekenmerkt doordat men de genoemde vergelijking tussen de leiding en de overeenkomstige leiding tegelijk voorwat betreft amplitude en voorwat betreft fase uitvoert.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men de 20 genoemde vergelijking tegelijk uitvoert voorwat betreft de componenten voorwat betreft de fase met de voedingspanning en voorwat betreft de componenten met 90° fase^-verschil met de voedingspanning.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de voedingfrequentie ongeveer 700 Hz bedraagt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies,toegepast voor een leiding bekleed met een bekleding van beton met een bekleding van gaas gevormd van metaaldraad met een diameter groter dan of gelijk aan 5 mm, met het kenmerk, dat de genoemde meetplaatsen radiaal tegenover het midden van de mazen van het gaas gekozen worden.

6. Inrichting voor het ten uitvoer brengen van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat deze bestaat uit een meetmodul (2) voorzien van een kraag (43) voor bevestiging op een leiding, van een ronde rolbaan (58) die door deze kraag ondersteund wordt, van een rond glijorgaan (60) dat op deze rolbaan aangebracht is, van middelen 8104873 -, - 12 - V · (63, 64, 65) voor verplaatsing van dit leiorgaan op deze rolbaan, van tenminste een langsarm (61, 62) die aan het glijorgaan verbonden is en van een electromagnetische opnemer (3, 4) die radiaal naar het midden gericht en op de genoemde arm bevestigd is, een inrichting 5 (8) voor de voeding van electrische energie en de behandeling van signalen die een vergelijkingsorgaan (41) omvat, dat met geheugens samenhangt, en een middel voor electrische verbinding (5) tussen deze voeding- en behandelingsinrichting (6) en dit meetmodul (2), dat met name de overbrenging naar deze laatste inrichting (6) van door de 10 electromagnetische opnemer (3, 4) uitgezonden signalen mogelijk maakt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de genoemde voedingen behandelingsinrichting een wisselspanningvoeding (20, 23) heeft, gekenmerkt doordat deze voeding- 'en behandelingsinrichting een synchrone demodulator (34) omvat, die de door de electromagnetische 15 opnemer (3, 4) uitgezonden signalen ontvangt en die er op berekend is om uitgaande van een ingangssignaal twee uitgangssignalen te leveren die met de amplitude en met de fase van dit ingangssignaal samenhangen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de 20 synchrone demodulator (34) voorafgegaan wordt door een filter (32) met smalle doorgevoerde band,

9. Inrichting, volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de synchrone demodulator (34) gevolgd wordt door twee wegen (35, 36) die elk een filter van het type integrator (37, 38) omvatten.

10. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat het genoemde vergelijkingsorgaan (41) met een visualisatie-Orgaan (42) samenhangt.

11. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de genoemde opnemer (3, 4) op een langgerekte magnetische kern in de richting van de 30 lengte van deze kern op elkaar geplaatste en in twee vertakkingen van een meetbrug aangebrachte spoelen omvat, gekenmerkt doordat de opnemer (3, 4) tenminste drie parallele langgerekte magnetische kernen (7, 8, 9) heeft die elk een eerste spoel (10, 11, 12) en een tweede spoel (13, 14, 15) dragen die zich respectievelijk dicht bij 35 een eerste en bij een tweede van de einden van deze kernen die bepaald wordt door eenzelfde zin welke van de eerste naar de tweede van de 8104873 -* - 13 - * v .... einden voor de drie kernen loopt bevinden, terwijl de drie eerste spoelen electrisch paralleL-geschakeld zijn en de drie tweede spoelen electrisch paralleL^-geschakeld zijn voor het respectievelijk vormen van twee vertakkingen van een meetbrug.

12. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de genoem de bevestigingskraag (43) de vorm van een U heeft met twee aanlegribben (44, 45) die zich in het afgeronde gedeelte van de ïï bevinden en twee opblaasbare buigzame klemvijzels (48, 49) die zich op de vertakkingen van de U bevinden.

13. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de genoemde rolbaan (58) en het ronde glijorgaan (60) zich over ongeveer een omtrekshelft uitstrekken.

14. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de genoemde rolbaan (58) door de genoemde bevestigingskraag (43) onder- 15 steund wordt door tussenkomst van een slede (53) die in langsrichting langs een glijorgaan (51) van de bevestigingskraag verplaatsbaar is.

15. Werkwijze, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen.

16. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrij- 20 ving en/of tekeningen. 8104873