NL8101552A - Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuse vloeistof naar een patient. - Google Patents

Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuse vloeistof naar een patient. Download PDF

Info

Publication number
NL8101552A
NL8101552A NL8101552A NL8101552A NL8101552A NL 8101552 A NL8101552 A NL 8101552A NL 8101552 A NL8101552 A NL 8101552A NL 8101552 A NL8101552 A NL 8101552A NL 8101552 A NL8101552 A NL 8101552A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
passage
inlet
fluid
channel
closing edge
Prior art date
Application number
NL8101552A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Imed Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Imed Corp filed Critical Imed Corp
Publication of NL8101552A publication Critical patent/NL8101552A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/14Infusion devices, e.g. infusing by gravity; Blood infusion; Accessories therefor
    • A61M5/168Means for controlling media flow to the body or for metering media to the body, e.g. drip meters, counters ; Monitoring media flow to the body
    • A61M5/16886Means for controlling media flow to the body or for metering media to the body, e.g. drip meters, counters ; Monitoring media flow to the body for measuring fluid flow rate, i.e. flowmeters
    • A61M5/1689Drip counters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/14Infusion devices, e.g. infusing by gravity; Blood infusion; Accessories therefor
    • A61M5/168Means for controlling media flow to the body or for metering media to the body, e.g. drip meters, counters ; Monitoring media flow to the body
    • A61M5/16804Flow controllers
    • A61M5/16813Flow controllers by controlling the degree of opening of the flow line
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/7722Line condition change responsive valves
    • Y10T137/7837Direct response valves [i.e., check valve type]
    • Y10T137/7847With leak passage
    • Y10T137/7848Permits flow at valve interface

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Hematology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Anesthesiology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Description

Λ -1- * ^ s »
Inrichting voor het regelen van de straning van een intraveneuse vloeistof naar een patiënt.
De uitvinding heeft betrekking (¾) een loskoppelbare inrichting voor het regelen van de straning van een intraveneuse fluidum van een bron naar een patiënt. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting voor het 5 verschaffen van een nauwkeurige regeling van de fluidumstroan naar een patiënt tijdens de werking van de inrichting onder normale omstandigheden, zoals in een aan de patiënt toegewezen kamer, en van een regeling van de fluidumstroom volgens handinstelling tijdens abnormale omstandigheden, zoals het 10 transport van een patiënt van de ene kamer naar de andere.
Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking pp een inrichting voor het verschaffen van een handregeling van de stroomsnelheid van een fluidum naar een patiënt, wanneer deze is losgekoppeld van een systeem, voor het instellen 15 van de stroomsnelheid in een systeem, wanneer de inrichting volgens de uitvinding in het systeem gevoegd wordt, waarbij de handregeling door de systeemlos telling teniet wordt gedaan, en voor het opnieuw in bedrijf stellen van de handregeling, wanneer de inrichting volgens de uitvinding uit het systeem wordt 20 losgekpppeld.
Aangezien de praktijk van de geneeskunst steeds ingewikkelder en verfijnder wordt zijn de apparatuur en toegepaste technieken ter verzorging van een patiënt in toenemende mate gevoelig geworden cm te waarborgen, dat de 25 patiënt een optimale zorg verkrijgt. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld na een operatie aan het herstellen is moet hem vaak een intraveneus fluidum worden toegediend. De in-voersnelheid van het fluidum naar de patiënt is afhankelijk van een aantal verschillende factoren, waaronder het gewicht, 30 de leeftijf, het geslacht en de fysieke toestand van de patiënt. Terwijl de patiënt geneest van zijn ziekte wordt de invoersnel-heid van het intraveneuse fluidum naar de patiënt bij voor- 8101552 -2- > * * keur bijvoorbeeld cm te waarborgen, dat de patiënt een optimaal nut heeft van de vloeistof.
Gedurende lange tijd is zeer veel moeite gedaan cm een bevredigend systeem te verschaffen voor het regelen van de snel-5 heid, waarmee een vloeistof zoals een intraveneuse vloeistof in een patiënt wordt geleid. Aanzienlijke vooruitgang is geboekt in het ontwikkelen van een bevredigend systeem voor bepaalde soorten van werking. Een systeem voor het poepen van een vloeistof op een nauwkeurig volumetische basis naar een patiënt is bijvoor-10 beeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.985.133.
Tot zeer kort geleden is in systeem voor het leiden van vloeistof naar een patiënt op een grvitatie basis een aantal fundamentele problemen blijven bestaan. Dergelijke problemen hébben tot zeer kort geleden bestaan hoewel een aanzienlijke hoeveelheid 15 werk is gestopt in het vinden van de oplossing voor dergelijke problemen. Er heeft bijvoorbeeld tot zeer kort geleden geen bevredigend systeem bestaan voor het leiden van een vloeistof naar een patiënt op een gravitatie basis met een nauwkeurige en vooraf bepaalde snelheid. Bovendien heeft tot zeer kort 20 geleden geen systeem bestaan, dat gebruikt zou kunnen worden op een steriele en hygiënische basis voor verschillende patiënten, zodat een eventuele verontreiniging tengevolge van het gébruik van een systeem voor een patiënt niet de gezondheid of veiligheid van volgende patiënten nadelig zou kunnen beïnvloeden.
25 Recentelijk zijn octrooiaanvragen ingediend met betrekking tot systemen voor het cverwinnen van de bovengenoemde moeilijkheden.
De Amerikaanse octrooiaanvrage 913.294, ingediend op 7 juni 1978 door Jon. A. Jenkins, beschrijft een systeem ter verschaffing van een strcmlng van intraveneuse vloeistof naar een patiënt op een 30 gravitatie basis met een nauwkeurige en vooraf bepaalde snelheid en voor het verschaffen van een steriele en hygiënische werking voor afzonderlijke patiënten.
In mijn Amerikaanse octrooiaanvrage 913.282, ingediend qp 7 juni. -1978, wordt een cassette beschreven, die geplaatst 35 wordt in het systeem ter verschaffing van een vloeistof stroom 8101552 * i -3- cp geregelde basis naar een patiënt, welke cassette gemakkelijk uit het systeem genanen kan worden, zodat een steriele cassette in het systeem geplaatst kan worden in de plaats van een tevoren gebruikte cassette, telkenmale dat het systeem 5 gebruikt wordt voor een andere patiënt.
Hoewel het systeem en de cassette zoals hierboven besproken voorzien in een vloeistofstroming naar een patiënt op een gravitatie basis met een muwkeurige snelheid onder steriele omstandigheden zouden verbeteringen toch gewenst zijn 10 ter verbetering van het werkingsgebied van het systeem. Het zou bijvoorbeeld gewenst zijn cm een systeem te verschaffen, dat aan een patiënt gekoppeld kan worden zelfs tijdens transport van de patiënt en dat zou voorzien in een vloeistofstroming naar de patiënt met een geregelde snelheid tijdens een dergelijk 15 transport. Op deze wijze zou een intraveneuse vloeistof in een patiënt geleid kunnen worden met een dergelijk geregelde snelheid zelfs tijdens transport van de patiënt van een operatiekamer naar een bewustwordingskaner of van de bewustwordingskamer naar de patiëntenkamer in een ziekenhuis. Het zou ook gewenst zijn cm 20 een dergelijk systeem te voorzien van onmiddellijke mogelijkheden voor het nauwkeurig en automatisch regelen van de vloeistof-straning naar de patiënt cp een gravitatie basis na het transport van de patiënt naar de patiëntenkamer. Het zal duidelijk zijn, dat een systeem met dergelijke mogelijkheden een aanzienlijke flexibili-25 telt qua werking moet hébben, aangezien het moet voorzien in een geregelde stroming van vloeistof naar een patiënt onder alle omstandigheden, die zich in een ziekenhuis kunnen voordoen.
De uitvinding voorziet in een systeem met de mogelijkheden als in de vorige paragraaf besproken. Het systeem omvat een 30 inrichting, die opzichzelf staat en die met de hand instelbaar is op de momenten, dat het nodig is cm de snelheid te wijzigen, waarmee een intraveneuse vloeistof naar een patiënt stroomt.
Een dergelijke handinstelling kan nodig zijn cm de snelheid te regelen van de vloeistofstroming tijdens de periode, dat 35 een patiënt getransporteerd wordt van een operatiekamer 8101552 s o Λ -4- naar een bewustwordingskamer of van de bewustwordingskamer naar de patiëntenkamer.
De Inrichting kan ook qp eenvoudige en gemakkelijke wijze worden ingevoegd in een systeem, wanneer de patiënt ligt te 5 herstellen in zijn patiëntenkamer. In een dergelijke periode kunnen gewenste snelheden van vloeistofstroming in een dergelijk systeem worden ingesteld, waardoor elke voorafgaande handinstelling van een dergelijke inrichting teniet wordt gedaan en de snelheid van vloeistofstroming wordt ingesteld in overeenstemming met de 10 besproken instelling. Dit zorgt voor een nauwkeurige regeling van de vloeistofstrcming in overeenstemming met een dergelijke instelling gedurende de tijd, dat de patiënt zich bevindt in zijn patiëntenkamer.
Op deze wijze kan de nauwkeurige regeling in werking 15 konen, wanneer de patiënt getransporteerd is naar zijn patiëntenkamer en het systeem in bedrijf is op een semi-permanente basis in de patiëntenkamer. Wanneer een gewenste snelheid van vloeistofstroming van tevoren in het systeem is ingesteld werkt het systeem in een servolus voor het bijstellen van de snelheid van 20 vloeistofstroming op een onmiddellijke basis, zodat de gewenste snelheid van vloeistofstroming op nauwkeurige wijze gehandhaafd wordt.
De inrichting is loskoppelbaar geplaatst in het systeem voor het regelen van de vloeistofstrcming naar de patiënt.
25 Als gevolg daarvan kan voorzien worden in handinstelling, wanneer de inrichting verwijderd wordt uit het systeem, en kan voorzien worden in systeemregeling van de snelheid van vloeistofstroming, wanneer de inrichting in het systeem gevoegd wordt. Het loskoppelen van de inrichting uit het systeem of het invoegen van de inrichting 30 in het system kan op gemakkelijke wijze plaatsvinden op een onmiddellijke basis.
De inrichting omvat een plugorgaan, voorzien van een kanaal, dat in een eerste positie in verbinding staat met een invoerleiding en in een in een bepaalde richting verplaatste 35 positie met een uitvoerleiding. Een veerkrachtig orgaan zoals 8101552 -5- een menbraan kan in de bepaalde richting in het kanaal geplaatst zijn en lean verplaatst werden in een dwarsrichting ten opzichte van de invoer- en uitvoerleidingen. Een stang kan zich tot in het kanaal uitstrekken voor het strekken van het membraan in 5 de dwarsrichting. Een sluitrand kan gén van de invoer- en uitvoerleidingen omringen cm met het menbraan samen te werken voor het beperken van de snelheid van vloeistofstroning door het kanaal in overeenstemming met de gestrektheid van het membraan in de dwarsrichting. De sluitrand kan een inkeping hébben, die met het 10 menbraan samenwerkt ter vergemakkelijking van vloeistofstroning door het kanaal bij een gewenste snelheid. Een knop kan instelbaar op het plugorgaan geschroefd zijn cm de stang tegen het menbraan te drukken.
De sluitrand of het menbraan of de stang kan een 15 kanaal hebben cm de fluidumstroem door de doorgang op de gewenste hoeveelheid te vergemakkelijken. In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm is de sluitrand zijdelings over de doorgang geplaatst in een stand tussen de in- en uitlaatleidingen en zijn in de sluitrand tenminste twee kanalen aangebracht. Elk van de 20 kanalen kan een dwarsdoorsnedeoppervlak hébben dat afbreekt van de andere kanalen. Afzonderlijke kanalen worden gesloten naarmate de knop roteert in de richting voor het verhogen van de kracht van de stang op het menbraan.
De knop kan met de hand worden afgesteld tijdens 25 transport van de patiënt van de operatiekamer naar de bewustwordings-karaer of van de bewustwordingskamer naar zijn patiëntenkamer, voor het regelen van de snelheid, waarmee de vloeistof naar de patiënt stroemt. De knop kan geregeld worden met een aandrijforgaan, wanneer de inrichting wordt ingevoegd in het systeem. Bij .een 30 dergelijke situatie drijft een motor het aandrijforgaan aan over een hoek, die afhankelijk is van de snelheid, die vooraf in het systeem is ingesteld. Op deze wijze wordt het menbraan in dwarsrichting gestrékt in overeenstemming met de werking van de motor.
De motor kan servo-geregeld zijn voor het afstellen van de gestrekt-35 heid van het menbraan qp elk moment in de dwarsrichting in over- 8101552 • * \ -6- eenstenming met de snelheid/ waarmee druppels van de vloeistof daadwerkelijk naar de patiënt stromen. Deze servo-regeling waarborgt, dat de werkelijke snelheid van vloeistofstroming naar de patiënt overeenkomt met de snelheid, die tevoren is ingesteld 5 in het systeem, wanneer de inrichting in het systeem wordt ingevoegd.
In een andere uitvoeringsvorm heeft de sluitrand de vorm van een gesloten lus die een van de in- en uitlaatleidingen cmhult. In de sluitrand kan tussen de in- en uitlaatleidingen een 10 kanaal of inkeping zijn aangebracht. Bij andere uitvoeringsvormen is het kanaal in het membraan gebracht, bij voorkeur in het oppervlak dat tegenover de inkeping ligt. Bij nog andere uitvoeringsvormen is het kanaal in de stang aangebracht, bij voorkeur in het oppervlak dat tegenover het membraan ligt.
15 De inrichting volgens de uitvinding kan gebruikt worden in het systeem als beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 913.294. De inrichting kan ook worden ingevoegd in de cassette als beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 913.282 of kan toegepast worden als een afzonderlijke eenheid in het systeem 20 zonder cassette in het systeem.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.
Fig. 1 is een schema gedeeltelijk in blokvorm van een systeem, voor het regelen van de stroming van een intraveneuse 25 vloeistof naar een patiënt op een gravitatie basis.
Fig. 2 is een doorsnede van een regelinrichting, die in staat is om te worden ingevoegd in het systeem volgens fig. 1 en toont de relatieve plaatsing van een druppelsensor ten opzichte van een dergelijke regelinrichting in het systeem volgens fig. 1.
30 Fig. 3 is een doorsnede van de inrichting als weergegeven in fig. 2, waarbij de inrichting is losgekoppeld uit het systeem als weergegeven in fig. 1 en zich in een toestand bevindt voor het regelen van de stroming van vloeistof bij een zeer lage snelheid.
Fig. 4 is een gedeeltelijke doorsnede op grotere schaal 35 van bepaalde onderdelen van de inrichting als weergegeven in de 8101552 . J « -7- fig. 2 en 3.
Fig. 5 is een aanzicht in perspectief met uiteengencmen delen van het systeem als weergegeven in fig. 1 en van de inrichting volgens de fig. 2 en 3 in een stand op afstand van het systeem.
Fig. 6 is een schematisch aanzicht van een cassette/ die geconstrueerd kan worden voor het bevatten van de inrichting volgens de fig. 2 en 3.
Fig. 7 is een perspectivisch aanzicht van een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van een cassette voor toepassing in de inrichting van de fig. 1, 5 en 6.
Fig. 8 is een fragmentarische doorsnede volgens de lijn VlU-vm van fig. 7 van de cassette van fig. 6.
Fig. 9 is een fragmentarische doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 7 van de cassette van de fig. 7 en 8.
Fig. 10 is een fragmentarische doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een cassette voor toepassing in de inrichting van de fig. 1/ 5 en 6.
Fig. 11 is een fragmentarische doorsnede door een nog andere uitvoeringsvorm van een cassette voor toepassing in de inrichting van de fig. 1/ 5 en 6.
Fig. 12 op grotere schaal een fragmentarische doorsnede volgens de lijn XII-XII van fig. 11 van bepaalde elementen van de cassette van fig. 11.
Fig. 13 is een fragmentarische doorsnede van een nog andere uitvoeringsvorm van een cassette voor toepassing in de inrichting van de fig. 1/ 5 en 6.
Fig. 14 is op grotere schaal een fragmentarische doorsnede volgens de lijn XIV-XIV van fig. 13 van bepaalde elementen van de cassette van fig. 13.
Fig. 15 is een fragmentarische doorsnede van weer andere uitvoeringsvorm van een cassette voor toepassing in de inrichting van de fig. 1, 5 en 6.
Fig. 16 is op grotere schaal een fragmentarische doorsnede volgens de lijn XVI-X7I volgens fig. 15 van bepaalde elementen van de cassette van fig. 15.
8101552 * * -8-
Fig. 17 is een fragmentarische doorsnede voor een nog andere uitvoeringsvorm van de cassette voor toepassing in de inrichting van de fig. 1, 5 en 6.
Fig. 18 is op grotere schaal een fragmentarische 5 doorsnede volgens de lijn XVIII-XVIII volgens fig. 17 van bepaalde elementen van de cassette van die figuur.
Fig. 3 toont de inrichting/ die deel uitmaakt van de uitvinding en zorgt voor stroming van intraveneuse vloeistof naar een patiënt bij een snelheid, die afhangt van een handafstelling 10 van een dergelijke inrichting. De inrichting omvat een bron 10 van intraveneuse vloeistof en een leiding 12, die zich vanaf de bron uitstrekt naar de inrichting 14 en deel uitmaakt van de uitvinding. Een afvoerleiding 16 strekt zich vanaf de inrichting 14 naar de patiënt uit als schematisch aangegeven met het ver-15 wij zingscij fer 20.
De inrichting 14 omvat een plugorgaan 22, dat gevormd is van een geschikt materiaal, bijvoorbeeld plastic. Het plugorgaan 22 is voorzien van een inlaatkast 24, dat geconstrueerd is voor het opnemen van de inlaatleiding 12, en voorzien van een 20 uitlaatkanaal 26, dat geconstrueerd is voor het opnemen van de uitlaatleiding 16. Een holte of kanaal 28 is gelegen tussen en staat in verbinding met het inlaatkanaal 24 en het uitlaatkanaal 26. Een sluitrand 30 is geplaatst in het kanaal 28 in een gesloten lus rondom bijvoorbeeld het uitlaatkanaal 26 en is bij voorkeur 25 ringvormig uitgevoerd. De sluitrand 30 is bij voorkeur van een inkeping voorzien op een positie 31 (fig. 41 ter vergemakkelijking van de vloeistofstrcming op een geregelde basis. De inkeping 31 kan V-vormig zijn ter' verschaffing van een progressieve regeling met betrekking tot de snelheid van vloeistof stroming.
3Q Een veerkrachtig orgaan zoals bijvoorbeeld een mem braan 32 is geplaatst in de holte of het kanaal 28. De uiteinden yan het membraan 32 zijn voorzien van bolvormige uiteinden, die geplaatst zijn in bijbehorende holten 34 in het plugorgaan 22 om het membraan in een strakke toestand te houden. Het membraan is zodanig 35 geplaatst, dat het zich uitstrekt in dezelfde richting als de 81015 5 2 -9- afstand tussen het inlaatkanaal 24 en het uitlaatkanaal 26 in de positie, waarin deze kanalen in verbinding staan niet het kanaal 28.
Een drukstang 36 is geplaatst in een huis 38 in het plugorgaan 22. De drukstang 36 is geplaatst tegen het irenbraan 5 32 in een positie midden tussen de holtes 34 om het menbraan te strekken in een richting dwars op de normale ligging van het menbraan in het kanaal 28. Een knop 40 is met zijn inwendige schroefdraad geschroefd op een van schroefdraad voorzien uitsteeksel 42, dat zich vanaf het plugorgaan 22 uitstrekt. De knop 40 drukt 10 tegen de drukstang 36. De knop 40 kan voorzien zijn van een afgeknot kegelvormig buitenvlak, dat van ribbels is voorzien of qp andere wijze gedeformeerd is ter verbetering van het houvast.
De knop 40 kan door draaiing gesteld worden op het uitsteeksel 42 voor het instellen van de druk die wordt uitgeoefend 15 qp de drukstang 36. Hierdoor is het mogelijk cm de kracht in te » stellen, die door de drukstang 36 wordt uitgeoefend op het meirbraan 32. Op deze wijze kan de positie van het membraan 32 grenzend aan de sluitrand 3Q worden ingesteld in overeenstemming met de instelling van de knop 40, voor het regelen van de snelheid, waarmee vloeistof 20 strocmt door het kanaal 28 van het inlaatkanaal 24 naar het uitlaatkanaal 26. De handinstelling van de knop 40 zorgt derhalve voor een regeling van de snelheid waarmee vloeistof strocmt van de bron 10 naar de patiënt 20.
De sluitrand 30 is voorzien van de inkeping 31 ter 25 verkrijging van een vloeistofstrcming naar de patiënt bij lage snelheden in overeenstemming met de instelling van de knop 40.
Dit is te zien op schematische basis in fig. 4. Bij dergelijke lage snelheden vertoont het membraan 32 de neiging om in de inkeping 31 getrokken te worden. De positie van het membraan 32 in 30 de inkeping 31 is afhankelijk van de instelling van de knop 40. Derhalve kan bij lage instelwaarden van de knop 40 vloeistof stromen door het kanaal naar het uitlaatkanaal, uitsluitend in de ruimte tussen het membraan 32 en de bodem van de V-vormige inkeping 31.
35 De hierboven beschreven inrichting is bestemd cm ge- 8101552 P * -10- bruikt te worden warneer de patiënt getransporteerd wordt van een operatiekamer naar een bewustwordingskamer of van een bewust-wordingskamer naar een patiëntenkamer. Aangezien de inrichting 14 betrekkelijk klein is en zelfs in de palm van een hand 5 gehouden kan worden kan hij vastgehouden worden door een zuster of zelfs geplaatst worden In de palm van de hand van een patiënt, wanneer de patiënt getransporteerd wordt van de ene kamer naar de andere. Tijdens dit transport kan de snelheid van de vloeistof-stroming naar de patiënt geregeld worden door instelling van 10 de knop 40 qp het uitsteeksel 42.
Fig. 1 toont een systeem voor het verschaffen van een automatische regeling van de snelheid van vloeistofstrcming naar een patiënt op gravitatie basis. Het systeem omvat de inrichting 14 als weergegeven in de fig. 2 en 3 en hierboven in detail be-15 sproken. De inrichting 14 kan in een vaste positie ten opzichte van een dergelijk systeem gedragen worden door een huis 50 als te zien in fig. 5. Het huis bevat een aandrijforgaan 52, dat voorzien is van een mof 54. De mof 54 is geribbeld of anderszins gedeformeerd op een wijze soortgelijk aan het buitenoppervlak 20 van de knop 40, omdat deze in eengrijping kan komen met deze knop en de knop kan laten draaien bij eigen verdraaiing. Het aandrijforgaan 52 kan onder veerspanning staan cm de aandrijfrelatie tussen het aandrijforgaan 52 en de knop 40 te vergemakkelijken.
Het aandrijforgaan 52 is bestemd om te worden aangedreven door een 25 stappenmotor 56.
De stappenmotor 56 is opgenomen in een elektrisch systeem, dat op schematische basis is weergegeven in fig. 1. Het systeem omvat instelmonturen 58 (zie fig. 5), die zijn aangeforacbt op het frontpaneel van het huis 50 en die bij voorkeur zijn voorzien 30 van digitale mogelijkheden van een aantal cijfers van toenemende waarde. Er kan bijvoorbeeld zijn voorzien in drie cijfers voor het registreren van de waarden van de eenheden, tientallen en honderdtallen ter verschaffing van mogelijkheden cm stroomsnelheden te selecteren tussen waarden van 1 en 999.
35 De selecties van de instelmonturen 58 worden geleid 81 01552 -linear een vergelijkingsinrichting 60 (fig. 1), die dergelijke gewenste waarden vergelijkt met de werkelijke waarden van de straling, die gegeven worden door een druppelsensor 62. De druppelsensor kan van conventionele constructie zijn en dient voor het tellen van het 5 aantal druppels van de vloeistof, dat door het uitlaatkanaal 12 stroomt in een bepaalde tijdsperiode, bijvoorbeeld per seconde.
De vergelijkingsinrichting 60 vergelijkt de signalen van de instel-monturen 58 en die van de druppelsensor 62 en produceert een fout-signaal, dat eventuele verschillen tussen de waargenomen signalen 10 vertegenwoordigt. Het foutsignaal wordt vervolgens gevoerd naar de stappenmotor 56 cm de stappenmotor in werking te stellen in een richting ter vermindering van het foutsignaal. De stappenmotor drijft het aandrijforgaan 52 aan, dat op zijn beurt de knop 50 aandrijft in een richting ter regeling van de vlceistofstroming door 15 het kanaal 28. Op deze wijze wordt de stappenmotor 56 geregeld op een onmiddellijke basis ter verkrijging van een vloeistofstrcming door het uitlaatkanaal 16 met een snelheid, die rechtstreeks gerelateerd is aan de waarden, welke gegeven worden met behulp van de instelmonturen 58.
20 Zoals te zien is in fig. 5 is de inrichting 14 geschikt cm loskoppelbaar in het huis 50 geplaatst te worden. Het huis 50 kan het aandrijforgaan 52 en de stappenmotor 56 omvatten. Op deze wijze kan de inrichting 14 gemakkelijk in het huis 50 gevoegd worden, wanneer het systeem volgens fig. 5 werkzaam dient te zijn in 25 een patiëntenkamer ter verschaffing van een vloeistofstrcming naar de patiënt met een nauwkeurige snelheid in een gesloten circuit.
De inrichting 14 kan gemakkelijk losgekoppeld worden van het huis 50 om onafhankelijk van het systeem te werken, wanneer de patiënt getransporteerd wordt van een operatiekamer naar een 30 bewustwordingskamer of van een bewustwordingskamer naar een patiëntenkamer. Onder dergelijke omstandigheden is de handinstelling van de knop 40 voldoende om de vloeistofstrcming te reguleren bij een gewenste snelheid met voldoende nauwkeurigheid in een open lus servo, zodat de patiënt een goede medische verzorging ontvangt.
35 De uitvoeringsvorm van de fig. 1-5 is practisch en is 8101552 -12- met succes beproefd en werkt volgens de principes van de uitvinding. Deze uitvoeringsvorm heeft echter nu en dan hysteresisch problemen qpgeleverd. Dergelijke hysteresisch problemen zijn het gevolg van het falen van het membraan 32 cm op de juiste wijze te reageren 5 indien de knop 40 wordt bewogen in een richting voor het verlagen van de kracht op het membraan. Met andere woorden: het membraan heeft af en toe de neiging om in de inkeping 31 te blijven ondanks dat hij zou moeten bewegen vanuit de inkeping terwijl de kracht die door de stang 36 op het membraan wordt uitgeoefend/ wordt 10 verminderd. Dit heeft tot gevolg dat fluïdum door de doorgang 28 stroomt tussen de inlaatleiding 24 en de uitlaatleiding 26 met een hoeveelheid die kleiner is dan gewenst. Aangenomen zal worden/ dat dit alleen maar optreedt indien de knop 40 met de hand wordt ingesteld, aangezien de hoeveelheid van fluidumstroom 15 automatisch wordt ingesteld indien de hoeveelheid van fluidumstroom onder de besturing is van het systeem van de figuren 1 en 5.
De fig. 7, 8 en 9 illustreren een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van een wegwerpbare cassette, aangezien deze uitvoeringsvorm enkele hysteresich problemen opheft. De 20 uitvoeringsvorm volgens fig. 7, 8 en 9 is in hoofdzaak identiek aan de uitvoeringsvorm van de fig. 2 en 3 behalve op het gebied van de constructie en opstelling van de sluitrand. In de uitvoeringsvorm van de fig. 7, 8 en 9 is een sluitrand 110 zijdelings opgesteld over een doorgang 112 in een stand tussen een inlaatleiding 114 en 25 een uitlaatleiding 116 teneinde een drempel te leveren tegen de fluidumstroom door de doorgang tussen de inlaat- en uitlaatleidingen.
Kanalen, zoals kanalen 120, 122, 124 en 126 zijn in de sluitrand 110 aangebracht op in zijdelingse ridhting op afstand van elkaar gelegen posities langs de sluitrand. Hoewel vier 30 kanalen zijn weergegeven, kan een willekeurig aantal van kanalen of inkepingen zijn aangébracht dat gelijk is aan of groter dan twee. Elk van de kanalen kan zijn voorzien van een eigen dwars-doorsnedeqppervlak. Bij voorkeur is elk van de kanalen 120, 122, 124 en 126. voorzien van een V-vormige uitsparing met een verschillend 35 dwarsdoorsnedeoppervlak ten opzichte van het dwarsdoorsnedeoppervlak 8101552 -13- van de anders kanalen. Bijvoorbeeld kunnen de kanalen 122, 124 en 126 respectievelijk een groter dwarsdoorsnedeoppervlak hebben dan de kanalen 120, 122 en 124.
Door het aanbrengen van een aantal van kanalen 5 met eigen dwarsdoorsnedeoppervlak, worden de verschillende kanalen achtereenvolgens gesloten terwijl de kracht die op het menforaan 130 wordt uitgeoefend, hoger wordt. Fluïdum heeft dus de neiging cm te straten door tenminste het kanaal 126, en eventueel één of meer van de andere kanalen, aangenanen dat 10 een stang 132 niet met de hand is geplaatst in de stang waarin de fluidumstrocm volledig is onderbroken. Aangezien het fluïdum de neiging heeft cm te stronen door tenminste één van de kanalen en aangezien de kanalen in zijdelingse richting zijn verplaatst, wordt elke neiging van het iteirforaan 130 om in de samengeperste 15 toestand te blijven over de zijdelingse afmeting die wordt vertegenwoordigd door de verschillende kanalen, tot een minimum teruggebracht indien de kracht voor het op zijn plaats blijven, bijvoorbeeld door compressie, van het menforaan wordt weggenomen.
De fig. 11 en 12 tonen een andere uitvoeringsvorm 20 van de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm is een sluitrand 150 cpgesteld in een gesloten lus rond de ene van een inlaatleiding 152 en een uitlaatleiding 154. Kanalen of inkepingen 156 en 158 bevinden zich in de sluitwand 150. De inkepingen 156 en 158 hebben bij voorkeur in dwarsdoorsnede een V-vormig uiterlijk.
25 Een menforaan 160 werkt samen met de inkepingen voor het besturen van de fluidumstrocm in de inkepingen. Deze samenwerking wordt vergemakkelijkt door het aanbrengen van een uitgespaard gedeelte 162 in het menforaan in een stand tussen de inkepingen 156 en 158.
Het uitgespaarde gedeelte 162 begrenst deverdikte gedeeltm 164 en 166 30 in het menforaan 160 in posities die respectievelijk samenvallen met de inkepingen 156 en 158.¾ verdikte gedeelten 164 en 166, en het uitgespaarde gedeelte tussen dat verdikte gedeelte, werkt samen met de inkepingen voor het besturen van de fluidumstrocm (¾) de gewenste hoeveelheid. Hoewel het uitgespaarde gedeelte 162 is 35 weergegeven en beschreven als te zijn cpgencman in de uitvoerings- 8101552 -14- vorm van da fig. 11 en 12, wordt opgemerkt dat het msribraan 160 kan zijn uitgerust met een in hoofdzaak uniforme dikte.
De fig. 13 en 14 illustreren een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm bevindt een 5 sluitwand 170 zich tussen een inlaatleiding 172 en een uitlaat-leiding 174. De sluitwand is uitgerust met een uitgespaard gedeelte 176 op een tussengelegen positie langs zijn lengte. Een kanaal of inkeping 178 is aangébracht langs de lengte van het uitgespaarde gedeelte. Een membraan 180 is voorzien van een 10 verdikt gedeelte 182 in een positie die correspondeert met de positie van het uitgespaarde gedeelte 170. Het verdikte gedeelte 182 heeft een configuratie die in hoofdzaak past bij die van het uitgespaarde gedeelte 176. Op deze wijze werkt het verdikte gedeelte 182 samen met het kanaal 178 voor het besturen van de 15 waarde waarbij het fluidum door het kanaal stroomt tussen de inlaatleiding 172 en de uitlaatleiding 174.
In de uitvoeringsvorm van de fig. 15 en 16 is een inlaatleiding 190 aangébracht aan de buitenomtrek van een sluitrand 192 en een uitlaatleiding 194 strekt zich door de sluitrand uit.
20 Een aantal kanalen 195 kan in de sluitrand 192 zijn opgesteld in een configuratie die correspondeert met de radiale spaken van een wiel teneinde in verbinding te staan met de uitlaatleiding 194 aan hun binneneinde. Een membraan 196 kan zijn voorzien van een verdikt gedeelte 198 in posities grenzend aan de sluitrand 25 192.
In alle hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn éen of meer kanalen in een sluitrand aangébracht. Opgemerkt wordt echter, dat het kanaal kan zijn aangebracht in het membraan of in de stang zonder buiten het kader van de uitvinding te geraken.
30 Bijvoorbeeld kan, zoals in de uitvoeringsvorm van fig. 10, een sluitrand 210 zijn uitgevoerd zonder éen of ander kanaal en kan een kanaal 212 zijn aangébracht in een membraan 214 in een positie die grenst aan de sluitrand. Verder illustreren de fig. 17 en 18 een uitvoeringsvorm, waarin hun kanaal 220 in een stang 222 is 35 aangébracht in een positie die grenst aan die waarin in een 8101552 -15- membraan 224 samenwerkt met een sluitrand 226.
De inrichting 14 kan ook deel uitmaken van een cassette, die in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 70 in fig. 6 en die beschreven is in de Amerikaanse octrooiaanvrage 5 913.282. Zoals daarin beschreven kan de cassette 70 deel uitmaken van een systeem, zoals dat is weergegeven in fig. 1, voor het regelen van de snelheid van stroming van intraveneuse vloeistof naar een patiënt op een gravitatiebasis. Wanneer de inrichting 14 deel uitmaakt van de cassette 70 kan het veeleer permanent 10 in de cassette geplaatst zijn in plaats van losneembaar in de cassette zijn opgencmen zoals bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Wanneer de inrichting 14 deel uitmaakt van de cassette heeft het echter de flexibiliteit cm met de hand afgesteld te worden voor het regelen van de stroomsnelheid van intraveneuse vloeistof naar 15 een patiënt of cm geregeld te worden door het systeem in overeenstemming met de instellingen in de monturen 58 volgens fig. 5.
Wanneer de inrichting 14 deel uitmaakt van de cassette 70 kan hij geplaatst worden op elke plaats in het hydraulische circuit, dat door de cassette geleverd wordt. Dit hydraulische 20 circuit is op een schematische basis weergegeven in fig. 6. De inrichting 14 kan bijvoorbeeld geplaatst zijn cp een punt 71, aangeduid met "X" in een inlaatleiding 72 naar de cassette. De plaats "X” bevindt zich in de inlaatleiding 72 op een punt voorafgaande aan elke aftakking van vloeistof naar hulpleidingen in de cassette.
25 Op deze wijze gaat alle vloeistof, die door de cassette stroomt, door de inrichting 14.
Het hydraulische circuit volgens fig. 6 omvat een paar hulpleidingen 74 en 76, die zich vanaf de inlaatleiding 70 uitstrekken naar tegenover elkaar gelegen uiteinden van een kamer, 30 die in zijn geheel is aangeduid met het verwijzingscijfer 78.
Kleppen 80 en 82 zijn respectievelijk geplaatst in de hulpleidingen 74 en 76. Ben veerkrachtig orgaan bijvoorbeeld een membraan 84 is geplaatst in de kamer 78 voor het verdelen van de kamer in een paar compartimenten 86 en 88. Hulpleidingen 90 en 92 strekken 35 zich respectievelijk uit van de compartimenten 86 en 88 naar een 8101552 -16- uitlaatlelding 94. Kleppen 96 en 98 zijn respectievelijk geplaatst in de hulpleidingen 90 en 92. De inrichting 14 is bij voorkeur geplaatst in de uitlaatleiding 94, zoals te zien is in fig. 6.
Het membraan 84 is strekbaar in de kamer 78 opgencmen 5 ter vergroting van het volume van één van de compartimenten en derhalve ter verkleining van het volume van het andere compartiment. Een overdrager 100 is beweegbaar met de beweging van het membraan om de plaats van het membraan op elk moment aan te geven. De overdrager 100 produceert op elk moment een signaal, dat de richting 10 regelt, waarin vloeistof strocmt in en uit de kamer. De kleppen 80 en 98 kunnen bijvoorbeeld in eerste instantie open zijn, terwijl de kleppen 82 en 96 in eerste instantie gesloten zijn. Bij deze toestand stroomt vloeistof naar het compartiment 86 en uit het compartiment 88 en dienovereenkomstig wordt het membraan 84 15 gestrekt in de richting van het compartiment 88. Wanneer het membraan gestrekt is tot een bepaalde limiet produceert de overdrager 100 een signaal, dat er voor zorgt, dat de kleppen 80 en 98 sluiten en de kleppen 82 en 96 opengaan. In deze toestand stroomt vloeistof in het compartiment 88 en uit het compartiment 86 20 en derhalve wordt het membraan 84 gestrekt in de richting van het compartiment 86.
Op deze wijze stroomt vloeistof op afwisselende momenten in het ccnpartiment 86 en uit het compartiment 88 en op andere tijden in het caipartiment 88 en uit het ccnpartiment 86. 25 De snelheid van vloeistofstraning in en uit de compartimenten 86 en 88 is afhankelijk van de instelling van de knop 40 in de inrichting 14. De instelling van de knop 40 kan met de hand verricht worden of de knop 40 kan automatisch worden ingesteld door het systeem volgens de fig. 1 en 5 in overeenstemming met de waarden, die 30 zijn ingébracht bij de instelmonturen 58.
De inrichting en het systeem die hierboven zijn beschreven, hébben belangrijke voordelen. Hét maakt de introductie mogelijk van fluïdum op een zwaartékrachtbasis aan een patiënt bij vooraf ingestelde hoeveelheden zelfs indien de patiënt wordt 35 overgebracht van een operatiezaal naar een herstelzaal of van 8101552 -17- een herstelzaal naar een bepaalde ruimte. Deze hoeveelheid van fluidimstrocm kan tevoren met de hand worden ingesteld op elke gewenste waarde.
De inrichting en het systeem waarvan de inrichting 5 deel uitmaakt, leveren ook een stroom van intraveneuse fluidum op een zwaartekrachtbasis aan een patiënt met precies bestuurde hoeveelheden indien de patiënt is overgebracht naar de hem toegewezen kamer. Dergelijke precies bestuurde hoeveelheden kunnen worden ingesteld door een arts of zuster in het systeem 10 door het behandelen van de instelling 58. Het systeem werkt dan met een gesloten lusservo au te waarborgen dat op elk moment de hoeveelheid van fluidmstrocm naar de patiënt precies wordt geregeld op de gewenste hoeveelheid die is ingesteld door de dokter of zuster.
15 De inrichting en het systeem hebben ook voordelen cmdat zij gemakkelijk kunnen worden omgezet van handbesturing van de hoeveelheid van fluidtans troon naar een systeenfoesturing van de hoeveelheid van fluidumstroon. De inrichting en het systeem zijn verder doelmatig cmdat de inrichting 14 relatief 20 klein is en licht van gewicht en gemakkelijk met de patiënt kan worden bewogen terwijl de patiënt wordt overgebracht van de operatiezaal naar de herstelzaal of uit de herstelzaal naar de hem toegewezen kamer.
Hoewel deze aanvrage is toegelicht en geïllustreerd 25 aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen, vallen binnen het kader van de thans volgende conclusies ook andere uitvoeringsvormen.
81015 52

Claims (53)

1. Inrichting voor het regelen van stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinatie: middelen voor het verschaffen van een vloei-stofbron; middelen ter bepaling van een inlaatkanaal vanaf de 5 bron en een uitlaatkanaal naar de patiënt; middelen geplaatst tussen het inlaatkanaal en het uitlaatkanaal ter bepaling van een doorgangskanaal, dat een verbinding tot stand brengt tussen de inlaat- en uitlaatkanalen; veerkrachtige middelen geplaatst in het doorgangskanaal voor het regelen van de maat van het doorgangs- 10 kanaal in overeenstemming met de plaatsing van de veerkrachtige middelen in het doorgangskanaal; een sluitrand die zich bevindt in het kanaal tussen het inlaatkanaal en het uitlaatkanaal, en werkzaam met de veerkrachtige middelen gekoppelde middelen voor het instelbaar plaatsen van de veerkrachtige middelen in 15 het doorgangskanaal ter regeling van de snelheid, waarmee vloeistof stroomt door het inlaatkanaal naar het uitlaatkanaal, waarbij de veerkrachtige middelen of de sluitwand of de kcppelorganen zijn voorzien van een kanaal voor het besturen van de snelheid waarmede het fluïdum door de doorgang tussen de inlaat- en 2Q uitlaatkanalen stroant in overeenstemming met de variaties in de plaatsbepaling van de veerkrachtige middelen.
2. inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen bestaan uit een membraan, dat geplaatst is in het doorgangskanaal, en dat het membraan gedrukt 25 wordt in het doorgangskanaal door de instelbaar geplaatste middelen ter' regeling van de afmetingen van het doorgangskanaal in overeenstemming met de uitgeoefende druk.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de instelbaar geplaatste middelen met de hand instelbaar zijn en 3Q dat is: voorzien in instelbare middelen voor het stellen van de vloeistofstroming op elke gewenste waarde en dat middelen reageren op de instelbare afstelling van de gewenste vloeistofstroming voor het instellen van de plaats van de instelbaar geplaatste middelen in overeenstemming met een dergelijke instelling. 8101552 > -19-
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de instelbare plaatsbepalingsmiddelen het membraan in de doorgang drukken in overeenstemming met de instellingen in de positie van de instelbare plaatsbepalingsmiddelen en het 5 kanaal zich in de sluitrand bevindt.
5. Inrichting volgens conclusie 4/ met het kenmerk/ dat de sluitrand is voorzien van een kanaal in tenminste één positie, en dat het membraan is bedoeld cm in het kanaal te worden samengedrukt in overeenstemming met de plaatsbepaling van 10 de instelbare plaatsbepalingsmiddelen voor het vergemakkelijken van de f luidumstrocm door de doorgang en de inlaat- en uitlaat-leidingen met een bestuurde hoeveelheid.
6. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de sluitrand is voorzien van tenminste een paar kanalen en 15 dat de kanalen verschillende afmetingen hebben cm qp achtereenvolgende tijdstippen te worden gesloten terwijl het membraan progressief wordt belast en te worden geopend in angekeerde verhouding qp achtereenvolgende tijdstippen terwijl de belasting qp het membraan progressief wordt weggenanen.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de sluitrand zich zijdelings uitstrékt over de doorgang en een drempel levert tegen de f luidumstrocm, en dat een aantal kanalen is aangebracht op in zijdelingse richting op afstand gelegen posities in de sluitrand.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elk van de kanalen een verschillend dwarsdocrsnedeoppervlak heeft ten opzichte van de andere kanalen.
9. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kanaal zich bevindt in het membraan. 3Q
10. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kanaal zich bevindt in de koppelmiddelen.
11. inrichting voor het besturen van de hoeveelheid van intraveneuse fluidumstrocm naar een patiënt, met het kenmerk, dat hij bestaat uit eerste middelen die een inlaatleiding 35 bepalen, 81 01 552 -20- tweede middelen, op afstand van de eerste middelen en een uitlaat-leiding bepalende ., waarbij de eerste en tweede middelen zich op afstand van elkaar bevinden ten opzichte van een holte, en 5 derde middelen die zijn opgesteld in de holte en een afgedichte doorgang begrenzen van instelbare inhoud voor de fluidumstrocm uit de eerste middelen naar de tweede middelen, waarbij de eerste middelen en de tweede middelen zich bevinden aan dezelfde zijde van de doorgang die door de derde middelen wordt begrensd, 10 waarbij de derde middelen veerkrachtige middelen bevatten die zich. bevinden in de holte voor het besturen van de fluidumstroom door de doorgang in overeenstemming met de belasting van de veerkrachtige middelen en verder bevattende instelbare middelen die zich. bevinden tegen de veerkrachtige middelen voor het 15 besturen van de fluidumstroom door de doorgang, een sluitrand die zich. bevindt in de doorgang voor het blokkeren van de fluidumstrocm door de doorgang tussen de inlaat- en uitlaatleidingen, en tenminste één kanaal in de sluitrand om samen te werken met het 20 membraan voor het leveren van een bestuurde fluidumstroom tussen de inlaat- en uitlaatleidingen.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen een veerkrachtig membraan bevatten dat de doorgang afsluit langs een bijzondere omtrek en dat de 25 instelbare plaatsbepalingsmiddelen een duwstang omvatten die tegen het membraan is opgesteld in een positie binnen het oppervlak. dat wordt cmhuld door de sluitrand, en verder een knop bevat die de duwstang tegen het membraan perst en draaibaar is voor het instellen van de kracht die door de duwstang op het membraan 30 wordt uitgeoefend.
13. inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de sluitrand zich zijdelings bevindt over de doorgang in een positie tussen de inlaat- en uitlaatleidingen en dat een aantal kanalen is opgesteld op zijdelings pp afstand gelegen 35 posities langs de sluitrand en dat elk kanaal is voorzien van 8101552 -21- een afzonderlijke dwar sdoorsnedeatóiguratie.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de kanalen aan de uitwendige configuratie van de sluitrand zijn aangebracht en dat elk van de kanalen een afwijkend 5 dwarsdoorsnedeoppervlak heeft ten opzichte van de andere kanalen in het aantal, en dat het menforaan beweegbaar is in de kanalen voor het achtereenvolgens sluiten van de kanalen bij progressief toenemend dwarsdoorsnedeoppervlak.
15 V-vormige kanaal in overeenstemming met de belastingen die worden uitgeoefend op het membraan.
15. Inrichting volgens conclusie 20, dat de sluit-10 rand is uitgerust met een lusconfiguratie en zich bevindt rond de ene van de inlaat- en uitlaatleidingen.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het kanaal zich bevindt in de sluitrand in een positie tussen de inlaat- en uitlaatleidingen.
17. Inrichting voor het besturen van de snelheid van de stroom van intraveneus fluïdum aan een patiënt, net het kenmerk, dat hij bestaat uit: een cassette, middelen voor het begrenzen van een doorgang in de cassette 20 voor de fluidumstrocm, veerkrachtige middelen die in de cassette een bijzondere drempel bepalen voor de doorgang voor het besturen van de afmeting van de doorgang in overeenstemming met variaties in de kracht die tegen de veerkrachtige middelen werkt, 25 middelen die in de cassette zijn qpgesteld en een inlaat voor de doorgang begrenzen en een uitlaat van de doorgang, met de hand te bedienen stuurmiddelen die zich uitstrekken door de cassette vanaf een positie buiten de cassette naar directe samenwerking met de veerkrachtige middelen voor het leveren 3Q van een instelbare kracht tegen de veerkrachtige middelen in een richting voor het beperken van de afmeting van de doorgang in overeenstemming met een dergelijke handinstelling, een huis dat is ingericht cm de cassette te ondersteunen, middelen die op het huis zijn qpgesteld en kunnen worden ingesteld 35 qp een willekeurig gewenste hoeveelheid van fluidumstrocm, en 8101552 -22- middelen die in het huis zijn opgesteld en werkzaam zijn gekoppeld met de besturingsmiddelen en met de instelmiddelen en reageren op een instelling van de instelbare middelen voor het overheersen van een handinstelling van de stuurmiddelen voor het plaatsen 5 van de besturingsmiddelen in overeenstemming net een dergelijke instelling.
18. inrichting volgens conclusie 17, net het kenmerk, dat de met de hand instelbare middelen een plugorgaan bevatten en een knop die met schroefdraad op het plugorgaan werkt en de 10 instelbare middelen en de overheersingsmiddelen zijn opgesteld in een systeem voor het leveren van een bestuurde stroom van dalingen van de intraveneuse fluidum naar de patiënt met een hoeveelheid die afhangt van de instelling van de instelbare middelen, en dat de cassette uit het huis verwijderbaar is voor het leveren voor 15 de stroom van fluidum door de doorgang in overeenstemming met de handinstelling van de besturingsmiddelen.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen zijn ingericht cm te worden samen gedrukt in een richting dwars op de richting van fluidumstroom 20 voor het beperken van de afmeting van de doorgang, omdat de doorgang wordt begrensd door een sluitrand die de doorgang van het fluidum blokkeert tussen de inlaat- en uitlaatleidingen, en dat de sluitrand is voorzien van tenminste kanaal voor het leveren van een bestuurde fluidumstrocm.
20. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het kanaal in de sluitrand in hoofdzaak een V-vormig uiterlijk heeft en dat de overheersingsmiddelen een aandri j forgaan omvatten dat is qpgesteld cm te worden gekoppeld aan de besturingsmiddelen, welke besturingsmiddelen zijn ingericht om te worden aangedreven . 30 door het aandrijf orgaan en de overheersingsmiddelen verder een motor bevatten voor het aandrijven van het aandri j f orgaan en middelen voor het besturen van de werking van de motor voor het verkrijgen van een aandrijving van het aandrij forgaan naar een stand die afhangt van de instelling van de instelbare middelen.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, % 8101552 -23- dat de sluitwand zich zijdelings uitstrekt over de doorgang in een positie tussen de inlaat- en uitlaatleidingen, en dat een aantal van kanalen in de sluitrand is aangebracht op op afstand gelegen posities in zijdelingse richting langs 5 de sluitrand, en dat elk van de kanalen een eigen dwarsdoorsnede-cppervlak heeft.
22. Inrichting voor het besturen van de fluidumstroon uit een bron naar een patiënt, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: 10 een huis, een inlaatleiding in het huis, een uitlaatleiding in het huis, een holte in het huis in verbinding met de inlaat- en uitlaatleidingen, 15 een veerkrachtig membraan dat in de holte is opgesteld voor het begrenzen van een bijzondere drempel van een doorgang die zich uitstrekt tussen de inlaat- en uitlaatleidingen, middelen die zich in de holte uitstrekken vanuit een positie uitwendig van het huis en zijn gekoppeld met het membraan voor het 20 belasten van het membraan in overeenstemming net de werking van de koppelmiddelen, een sluitrand die zich bevindt tussen inlaat- en uitlaatleidingen en de doorgang blokkeert tegen de fluidums troon tussen de inlaatleiding en de uitlaatleiding, en 25 middelen die werkzaam zijn verbonden met de ene van de sluitrand, het membraan en de koppelmiddelen en samenwerken met tenminste een andere van de sluitrand, het membraan en de koppelmiddelen voor het begrenzen van een kanaal voor een bestuurde fluidums troon door de inlaatleiding, de doorgang en de uitlaatleiding.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het kanaal zich in de sluitrand bevindt en dat de koppelmiddelen een stang vormen die zich bevindt tegen het menbraan en instelbaar is geplaatst voor het belasten van het membraan voor het besturen van de afmeting van de verpakking.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, 8101552 V -24- dat de sluitrand zich. zijdelings bevindt over de doorgang en is voorzien van afmetingen voor het blokkeren van de fluichmns trocm door de doorgang en een aantal kanalen is aangebracht op op afstand van elkaar gelegen posities in zijdelingse richting 5 langs de sluitrand.
25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat elk van de kanalen is gedemens ioneerd voor doorlaten van een verschillende hoeveelheid van fluïdum ten opzichte van de andere kanalen, en dat het membraan progressief wordt belast voor 10 het achtereenvolgens sluiten van de kanalen waardoorheen progressieve hoeveelheden van fluïdum stromen.
26. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de sluitrand zich bevindt in een gesloten lus rond de ene van de inlaat- en uitlaatleidingen en dat het kanaal in de 15 sluitrand is aangébracht in een positie tussen de inlaat- en uitlaatleidingen.
27. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het kanaal zich bevindt in het membraan in een positie tegenover de sluitrand.
28. Inrichting volgens conclusie 22> met het kenmerk, dat de koppelmiddelen een stang omvatten die tegen het membraan is geplaatst en het kanaal zich in de stang bevindt in een positie tegenover het membraan.
29. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, 25 dat een aantal kanalen in de sluitrand is aangébracht en de inlaat- leiding zich uitstrékt door de sluitrand en de kanalen de relatieve configuratie hebben van spaken die zich uitstrekken van op afstand gelegen posities rond de buitenomtrek van de sluitrand naar de ene van de inlaat- en uitlaatleidingen, 30 en dat de andere van de inlaat- en uitlaatleidingen zich naar buiten in de doorgang van de sluitrand bevindt.
30. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat een aantal kanalen in de sluitrand is aangébracht en dat de inlaatleiding zich uitstrékt door de sluitrand en de kanalen 35 de relatieve configuratie hébben van spaken die zich uitstrekken 81015 52 -25- van op afstand van elkaar gelegen posities rond de buitenomtrek van de sluitrand naar de inlaatleiding, en dat de uitlaatleiding zich. buitenwaarts in de doorgang van de sluitrand bevindt.
31. Inrichting volgens conclusie 23 met het kenmerk/ 5 dat de sluitrand een uitgespaard gedeelte heeft en het kanaal zich bevindt in het uitgespaarde gedeelte van de sluitrand en de inlaat- en uitlaatleidingen zich naar buiten van de sluitrand bevinden.
32. Inrichting voor het besturen van de fluidunstroom 10 uit een bron naar een patiënt, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: middelen die instellingen leveren van gewenste hoeveelheden van fluidumstrocm, middelen voor het leveren aan de s troon van fluïdum uit de bron 15 naar de patiënt, middelen voor het vaststellen van de hoeveelheid waarmede het fluidum uit de bron naar de patiënt stroont, middelen die reageren op de instellingen van de gewenste hoeveelheid van het fluidumstrocm en qp het aftasten van de werkelijke 20 hoeveelheid van fluidumstrocm voor het leveren van afwijkings-signalen die eigenschappen hebben die eventuele afwijkingen in de gewenste en werkelijke hoeveelheden vertegenwoordigen, middelen inbegrepen een instelbaar plaatsbepalingsorgaan voor het besturen van de strocnhoeveelheid van het fluidum door de 25 besturingsmiddelen in overeensteriming met de instelbare plaatsbepaling van het orgaan, middelen voor het verwijderbaar ontvangen van de besturingsmiddelen, en middelen die reageren op het afwi jkingssignaal, waarbij de 30 besturingsmiddelen in de ontvangende middelen zijn opgesteld waar het instellen van de plaatsing van het orgaan voor het zo klein mogelijk maken van het afwi jkingssignaal.
33. Inrichting volgens conclusie 33, roet het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een aandri j forgaan omvatten cm samen te 35 werken met het instelbare plaatsbepalingsorgaan voor het instellen 81 01 552 -26- van de positie van het instelbare plaatsbepalingsorgaan en verder een motor bevatten die reageert qp het afwijkingssignaal voor het aandrijven van het aandrij forgaan in een richting voor het zo fijn mogelijk maken van het afwijkingssignaal. 5
34, Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een doorgang begrenzen voor de fluidumstrocm en een veerkrachtig orgaan in de doorgang voor het besturen van de afmeting van de doorgang is opgesteld in overeenstemming met de belasting van het veerkrachtige middel 10 en de instelbare plaatsbepalingsmiddelen het veerkrachtige orgaan op instelbare wijze belasten in de doorgang in overeenstemming met instellingen in de plaatsbepaling.
35. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen die de inlaat- en uitlaatleidingen begrenzen en 15 de doorgang en de instelbare plaalsbepalingsmiddelen, zich bevinden in een cassette en dat de cassette de doorgang bevat voor het ontvangen van fluïdum uit de inlaatleiding en het overbrengen van fluidum naar de uitlaatleiding, en dat de afwijkingssignaal-middelen een omzetter bevatten voor het aftasten van de hoeveelheid 20 van fluidumstroom door de doorgang.
36. Inrichting voor het besturen van een fluidumstrocm uit een bron naar een patiënt,met het kenmerk, dat hij bestaat uit: middelen die instellingen van gewenste hoeveelheden van fluidumstrocm leveren, 25 middelen voor het verzorgen van de strocm van fluidum uit de bron naar de patiënt, middelen voor het aftasten van de hoeveelheid waarmede het fluidum uit de bron naar de patiënt stroomt, middelen die reageren op de instellingen van de gewenste hoeveel- 30 heid van fluidumstrocm en op de aftastingen van de werkelijke hoeveelheid van fluidumstrocm voor het leveren van afwij kingssignalen die eigenschappen hebben die eventuele verschillen in de gewenste en werkelijke hoeveelheden vertegenwoordigen, huisorganen, 35 de stroarmiddelen een cassette bevatten die verwijderbaar is 8101552 -27- opgesteld in het huisorgaan voor het besturen van de fluidums troont uit de bron, middelen met instelbare plaatsbepalingsorganen in de cassette voor het besturen van de hoeveelheid van stroom van het fluïdum 5 door de besturingsmiddelen en de cassette in overeenstemming met de instelbare plaatsbepaling van het orgaan, en middelen die reageren op het afwijkingssignaal voor het instellen van de plaatsbepaling van het instelbare plaatsbepalingsorgaan in een richting voor het zo klein mogelijk maken van het af-10 wijkingssignaal.
37. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een plugorgaan anvatten dat een doorgang begrenst, en verder veerkrachtige middelen die zich bevinden in de doorgang voor het besturen van een afmeting 15 van de doorgang in overeenstemming met de belasting van de veerkrachtige middelen en werkzaam gekoppeld met een instelbaar plaatsbepalingsorgaan teneinde te worden belast in overeenstemming met instellingen in de plaatsbepaling van het orgaan.
-— 38. Inrichting volgens conclusie 37, met het kenmerk, 20 dat de instelmiddelen een aandrijf orgaan hebben dat is gekoppeld met de instelbare plaatsbepalingsmiddelen, en verder een motor bevatten die werkzaam is gekoppeld met het aandri j forgaan en reageert op het afwijkingssignaal voor het aandrijven van het aandri j f orgaan in een richting voor het zo klein mogelijk maken 25 van het afwijkingssignaal.
39. Inrichting volgens conclusie 1, net het kenmerk, dat de middelen die de inlaat- en uitlaatleidingen en de doorgang begrenzen en de instelbare plaatsbepalingsmiddelen zich bevinden in een cassette, en dat de cassette de doorgang bevat 30 voor het ontvangen van fluïdum uit de inlaatleiding en het overbrengen van fluïdum naar de uitlaatleiding en dat de afwijkingssignaa Imiddelen een cmzetorgaan omvatten voor het vaststellen van de hoeveelheid van fluidumstroom door de doorgang.
40. Inrichting volgens conclusie 39, met het kenmerk, 8101552 -28- dat de veerkrachtige middelen, zich in de cassette bevinden voor het begrenzen van de doorgang, en dat het instelbare plaatsbe-palingsorgaan de veerkrachtige middelen belast voor het besturen van de afmeting van de doorgang, en dat middelen reageren op 5 de signalen uit het omzetorgaan door het instellen van de belasting van het instelbare plaatsbepalingsorgaan ten opzichte van de veerkrachtige middelen.
41. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het kanaal in de sluitrand in hoofdzaak V-vormig is.
42. Inrichting volgens conclusie 13, roet het kenmerk, dat het kanaal in hoofdzaak V-vormig is.
43. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat het instelbare plaatsbepalingsorgaan met de hand instelbaar is voor het besturen van de hoeveelheid van fluidumstroom, en 15 dat de plaatsbepalingsmiddelen de handins telling van de instelbare plaatsbepalingsmiddelen overheersen voor het instellen van de plaatsbepaling van het orgaan voor het zo klein mogelijk maken van het afwijkingssignaal.
44. Inrichting voor het besturen van de hoeveelheid 20 van fluidumstroom naar een patiënt, roet het kenmerk, dat hij bestaat uit: middelen voor het leveren van een fluidumbron, middelen voor het begrenzen van een inlaatleiding uit de bron en een uitlaatleidxng naar de patiënt, 25 middelen die zich. bevinden tussen de inlaatleiding en de uitlaat-leiding voor het begrenzen van een doorgang die in verbinding staat met de inlaat- en uitlaatleidingen, een sluitrand die in de doorgang is opgesteld voor blokkerende verhouding van de fluidums trocm door de doorgang tussen de 30 inlaat- en uitlaatleidingen, terwijl tenminste êén kanaal in het uitwendig oppervlak van de sluitrand is aangebracht, veerkrachtige middelen die in de doorgang zijn opgesteld in een'positie tegenover de sluitrand voor het besturen van de 35 afmeting van de doorgang in overeenstemming met de plaatsbepaling 8101552 -29- van de veerkrachtige middelen in de doorgang ten opzichte van de sluitrand, en instelbare plaatsbepalingsmiddelen die zijn opgesteld in koppelende verhouding tot de veerkrachtige middelen voor het 5 belasten van de veerkrachtige middelen voor liet besturen van de afmeting van de doorgang in overeenstemming met instellingen in de plaatsbepaling van de instelbare plaatsbepalingsmiddelen.
45. Inrichting volgens conclusie 44, met het kenmerk, dat de inlaat- en uitlaatleidingen zich bevinden aan dezelfde 10 zijde van de doorgang en de veerkrachtige middelen tegenover de inlaat- en uitlaatleidingen liggen.
46. Inrichting volgens conclusie 45, met het kenmerk, dat het kanaal in hoofdzaak V-vormLg is en dat de veerkrachtige middelen een membraan vormen dat instelbaar is opgesteld in het
47. Inrichting volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat de fluidunmiddelen, de inlaatleiding, de uitlaatleiding, de doorgang, de sluitrand en de veerkrachtige middelen zijn 20 opgenanen in een cassette en dat de instelbare plaatsbepalingsmiddelen zich uitstrekken vanuit de cassette teneinde met de hand te kunnen worden ingesteld.
48. Inrichting voor het besturen van de fluidums troon uit een bron naar een patiënt, met het kenmerk, dat hij bestaat 25 uit: een huis, een inlaatleiding in het huis, een uitlaatleiding in het huis, een holte in het huis in verbinding met de inlaat- en uitlaat-30 leidingen, een veerkrachtig menöraan dat in de holte is qpgesteld voor het begrenzen van een bijzondere drempel van een doorgang die zich uitstrekt tussen de inlaat- en uitlaatleidingen, middelen in de holte die zich uitstrekken vanuit een stang buiten 35 het huis en zijn gekoppeld met het membraan voor het belasten van het membraan in overeenstemming met de werking van de 81 815521 V. -30- kqppelmiddelen, en een aantal middelen die in de doorgang zijn opgesteld en kunnen samenwerken met het membraan voor het besturen van de fluidumstrocm door de doorgang tussen de inlaat- en uitlaat- 5 leidingen in overeenstemming met de belasting van het membraan/ waarbij elk van de middelen van het aantal is voorzien van parameters ten opzichte van de andere middelen in de het aantal on te voorkcmen dat de fluidumstrocm door de doorgang met een afwijkende belasting van het membraan ten opzichte van 10 de membraanbelasting waardoor de fluidumstrocm wordt belet door de doorgang ten gevolge van de werking van de andere middelen van het aantal.
49. Inrichting volgens conclusie 48, met het kenmerk, dat de verschillende middelen in het aantal zijn qpgesteld in 15 eigen posities in de doorgang.
50. Inrichting volgens conclusie 49, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen een stang omvatten die zich uitstrekt in het huis vanuit een positie buiten het huis en in aanraking met het membraan voor het belasten van het membraan in overeenstemming 20 met de bewegingen van de stang.
51. Inrichting volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat elk van de middelen van het aantal een kanaal begrenst voor het leveren van een verbinding door de doorgang tussen de inlaat-en uitlaat leidingen, en dat het membraan is opgesteld voor het 25 afsluiten van elk van de kanalen in overeenstemming met de belasting op het membraan.
52. Inrichting volgens conclusie 51, met het kenmerk, dat elk van de kanalen van het aantal een oppervlak heeft dat afwijkt van de oppervlakken van de andere kanalen van het aantal 30 voor het leveren van het afsluiten van de verschillende kanalen in overeenstemming met progressieve belastingen van het membraan.
53. Inrichting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 8101552
NL8101552A 1980-04-04 1981-03-30 Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuse vloeistof naar een patient. NL8101552A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US13755780 1980-04-04
US06/137,557 US4300552A (en) 1978-09-01 1980-04-04 Apparatus for controlling the flow of intravenous fluid to a patient

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101552A true NL8101552A (nl) 1981-11-02

Family

ID=22477971

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101552A NL8101552A (nl) 1980-04-04 1981-03-30 Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuse vloeistof naar een patient.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US4300552A (nl)
JP (1) JPS56152652A (nl)
AU (1) AU538705B2 (nl)
BR (1) BR8101812A (nl)
CA (1) CA1153262A (nl)
DE (1) DE3112533A1 (nl)
FR (1) FR2485765B1 (nl)
GB (1) GB2073378B (nl)
IT (1) IT1142388B (nl)
NL (1) NL8101552A (nl)
SE (1) SE445519B (nl)

Families Citing this family (53)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4411649A (en) * 1979-07-12 1983-10-25 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Fluid flow control system
US4778450A (en) * 1979-07-12 1988-10-18 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Fluid flow control system
DE3018641C2 (de) * 1980-05-16 1986-05-28 Hans 8228 Freilassing Rodler Automatische Infusionspumpe
US4460353A (en) * 1980-09-08 1984-07-17 Imed Corporation Drop controller
US4410164A (en) * 1981-12-31 1983-10-18 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Modular flow control system
EP0095791B1 (en) * 1982-05-28 1986-06-25 Shell Internationale Researchmaatschappij B.V. Mixing apparatus
US4645489A (en) * 1982-11-30 1987-02-24 Beta Phase, Inc. Fluid delivery apparatus with shape-memory flow control element
IL67635A (en) * 1983-01-07 1988-03-31 Rosenberg Peretz Fluid flow control device particularly useful as a drip irrigation emitter
US4502488A (en) * 1983-01-13 1985-03-05 Allied Corporation Injection system
US4645175A (en) * 1983-03-28 1987-02-24 Baxter Travenol Laboratories Modular clamp system with externally threaded adjuster
USRE33021E (en) * 1983-03-30 1989-08-15 Critikon, Inc. Dual source parenteral infusion apparatus
US4604092A (en) * 1983-04-11 1986-08-05 The Kendall Company Liquid drainage system with vertical movable light emitter and detector
US4722725A (en) * 1983-04-12 1988-02-02 Interface Biomedical Laboratories, Inc. Methods for preventing the introduction of air or fluid into the body of a patient
US4684364A (en) * 1983-04-12 1987-08-04 Interface Biomedical Laboratories Corporation Safety arrangement for preventing air embolism during intravenous procedures
US4725269A (en) * 1983-05-10 1988-02-16 Critikon, Inc. Crimp valve assembly
US4559045A (en) * 1983-05-10 1985-12-17 Anatros Corporation Pinch valve assembly
US4624663A (en) * 1983-05-10 1986-11-25 Critikon, Inc. Pinch valve assembly
US4515588A (en) * 1983-05-16 1985-05-07 Health Care Concepts, Inc. I.V. flow regulator
US4484599A (en) * 1983-09-23 1984-11-27 Organon Teknika Corporation Pinch-type pressure- or flow-regulating valve
US4602662A (en) * 1983-10-11 1986-07-29 Videojet Systems International, Inc. Valve for liquid marking systems
US4533347A (en) * 1983-12-19 1985-08-06 Warner-Lambert Company Controller for a dual drug delivery system
US4553963A (en) * 1984-05-16 1985-11-19 American Hospital Supply Corp. Roller clamp controller
US4684368A (en) * 1984-06-01 1987-08-04 Parker Hannifin Corporation Inverted pump
US4713063A (en) * 1985-04-29 1987-12-15 Beta Phase, Inc. Intravenous tube and controller therefor
US4687423A (en) * 1985-06-07 1987-08-18 Ivac Corporation Electrochemically-driven pulsatile drug dispenser
US4703775A (en) * 1985-09-16 1987-11-03 Abbott Laboratories Liquid flow regulator
EP0258219A4 (en) * 1986-01-13 1988-11-23 Philip Nicholas Sawyer APPARATUS FOR PREVENTING THE INTRODUCTION OF AIR OR THE RELUX OF FLUIDS INTO THE BODY OF A PATIENT.
US5195986A (en) * 1986-03-04 1993-03-23 Deka Products Limited Partnership Integral intravenous fluid delivery device
US4778451A (en) * 1986-03-04 1988-10-18 Kamen Dean L Flow control system using boyle's law
US5178182A (en) * 1986-03-04 1993-01-12 Deka Products Limited Partnership Valve system with removable fluid interface
US4731069A (en) * 1986-05-01 1988-03-15 Beta Phase, Inc. Intravenous tube and controller therefor
DE3635216A1 (de) * 1986-10-16 1988-04-21 Draegerwerk Ag Elektrisch ansteuerbares ventil
US5228485A (en) * 1986-12-08 1993-07-20 Clintec Nutrition Co. Flexible tubing occlusion sensor
US4685654A (en) * 1987-01-08 1987-08-11 Hu Liang Tung Flow regulator for drip infusion
AT392360B (de) * 1987-04-28 1991-03-25 Avl Verbrennungskraft Messtech Ventil
US4883461A (en) * 1987-05-15 1989-11-28 Interface Biomedical Laboratories Corp. Safety needle sheath in anti-reflux catheter having novel valve means
US4925444A (en) * 1987-08-07 1990-05-15 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Closed multi-fluid delivery system and method
JPH0638853B2 (ja) * 1988-07-04 1994-05-25 シャープ株式会社 輸液注入ポンプの気泡検知装置
US4946439A (en) * 1988-08-15 1990-08-07 Critikon, Inc. Dual source parenteral infusion system with secondary infusion module
US4936542A (en) * 1989-03-27 1990-06-26 Abbott Laboratories Catheter flow control valve
US5190527A (en) * 1989-09-25 1993-03-02 Baxter International Inc. Intravenous metering device
US5108373A (en) * 1989-09-25 1992-04-28 Baxter International Inc. Intravenous metering device
AU7051891A (en) * 1989-12-28 1991-07-24 G. Kent Archibald Spring powered flow rate iv controller
US5098408A (en) * 1990-02-12 1992-03-24 General Automatic Corp. Automatic intravenous flow controller
AT399026B (de) * 1992-10-13 1995-03-27 Avl Verbrennungskraft Messtech Vorrichtung zur steuerung und/oder bewegung von fluiden
AU2003205156B2 (en) 2002-01-16 2008-08-28 Michael G Simon Pressure compensating IV flow control regulator
US20080023078A1 (en) * 2005-01-25 2008-01-31 Aerocrine Ab Constant Flow Regulator Device
US10010686B2 (en) * 2006-02-27 2018-07-03 Ivenix, Inc. Fluid control system and disposable assembly
US8556869B2 (en) * 2009-02-03 2013-10-15 Michael G. Simon IV flow rate regulator
US8480634B2 (en) * 2009-02-03 2013-07-09 Michael G. Simon Pressure compensating device
US9011370B2 (en) 2010-05-13 2015-04-21 Carefusion 303, Inc. Deformable valve mechanism for controlling fluid delivery
US10195418B2 (en) * 2014-10-10 2019-02-05 Nxstage Medical, Inc. Pinch clamp devices, methods, and systems
WO2017030594A1 (en) * 2015-08-27 2017-02-23 Avent, Inc. Variable fluid flow rate control device

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2791239A (en) * 1954-03-01 1957-05-07 Mason Veta Control devices
US3144879A (en) * 1963-03-12 1964-08-18 Hans D Baumann Adjustable laminar flow restriction
US3429549A (en) * 1966-11-22 1969-02-25 Davol Rubber Co Metering device for flexible tubes
US3512748A (en) * 1967-08-14 1970-05-19 Pacific Plantronics Inc Fluid-flow controller
US3562782A (en) * 1968-05-08 1971-02-09 Zyco Mfg Inc Restrictor
US3642026A (en) * 1970-04-08 1972-02-15 Air Reduction Metering valve
US3931830A (en) * 1973-01-30 1976-01-13 Jacuzzi Bros. Incorporated Pump systems for liquids
US3985133A (en) * 1974-05-28 1976-10-12 Imed Corporation IV pump
US4011893A (en) * 1975-02-03 1977-03-15 Clarence Bentley Flow control valve
US4023594A (en) * 1975-08-06 1977-05-17 Arnold Yakovlevich Kats Throttle
IL50650A (en) * 1976-10-10 1979-05-31 Drori Mordeki Regulated flow-reducing device particularly useful for drip irrigation
DE2729458C3 (de) * 1977-06-30 1981-07-16 Arcu Armaturindustri AB, Alstermo Strömungsregulator, insbesondere zum Einbau zwischen einem Wasserkran und einem Wasserleitungsende
US4204538A (en) * 1978-06-07 1980-05-27 Imed Corporation Cassette for intravenous controller
AU530314B2 (en) * 1978-09-01 1983-07-14 Advanced Medical Technologies, Inc. Apparatus for controlling the flow of intravenous fluid to patient

Also Published As

Publication number Publication date
DE3112533A1 (de) 1982-01-28
FR2485765B1 (fr) 1986-07-11
GB2073378B (en) 1983-10-05
SE8102136L (sv) 1981-10-05
CA1153262A (en) 1983-09-06
JPS6130589B2 (nl) 1986-07-14
US4300552A (en) 1981-11-17
IT1142388B (it) 1986-10-08
JPS56152652A (en) 1981-11-26
GB2073378A (en) 1981-10-14
BR8101812A (pt) 1981-10-06
FR2485765A1 (fr) 1981-12-31
AU538705B2 (en) 1984-08-23
AU6899081A (en) 1981-10-08
IT8148161A0 (it) 1981-03-31
DE3112533C2 (nl) 1989-08-03
SE445519B (sv) 1986-06-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8101552A (nl) Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuse vloeistof naar een patient.
NL7904958A (nl) Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof naar een patieent.
US11577021B2 (en) System and method for controlling administration of medical fluid
US10583040B2 (en) Device, system and method for assessing attitude and alignment of a surgical cassette
DE60127942T2 (de) Wegwerfbare kassette für intravaskularen wärmetauschkatheter
US5372709A (en) Fluid flow control apparatus
EP0621791B1 (en) Intravenous fluid delivery system with air elimination
US4515588A (en) I.V. flow regulator
EP0659444B1 (de) Vorrichtung zum Pumpen von Blut
KR20200123097A (ko) 음압 상처 치료 시스템
CA2054233A1 (en) Surgical infusion control system
JPH0325182B2 (nl)
EP1270033B1 (en) Device for controlling the flow volume of medication products
AU2014223631B2 (en) Device, system and method for assessing attitude and alignment of a surgical cassette
JPH0532129Y2 (nl)
EP4064973A1 (de) Manschettenteil und messvorrichtung
SU768401A1 (ru) Система управлени массообменным устройством

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed