NL7904958A - Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof naar een patieent. - Google Patents

Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof naar een patieent. Download PDF

Info

Publication number
NL7904958A
NL7904958A NL7904958A NL7904958A NL7904958A NL 7904958 A NL7904958 A NL 7904958A NL 7904958 A NL7904958 A NL 7904958A NL 7904958 A NL7904958 A NL 7904958A NL 7904958 A NL7904958 A NL 7904958A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flow
passageway
adjustable
membrane
patient
Prior art date
Application number
NL7904958A
Other languages
English (en)
Other versions
NL183013C (nl
NL183013B (nl
Original Assignee
Imed Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Imed Corp filed Critical Imed Corp
Publication of NL7904958A publication Critical patent/NL7904958A/nl
Publication of NL183013B publication Critical patent/NL183013B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL183013C publication Critical patent/NL183013C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/14Infusion devices, e.g. infusing by gravity; Blood infusion; Accessories therefor
    • A61M5/168Means for controlling media flow to the body or for metering media to the body, e.g. drip meters, counters ; Monitoring media flow to the body
    • A61M5/16886Means for controlling media flow to the body or for metering media to the body, e.g. drip meters, counters ; Monitoring media flow to the body for measuring fluid flow rate, i.e. flowmeters
    • A61M5/1689Drip counters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/14Infusion devices, e.g. infusing by gravity; Blood infusion; Accessories therefor
    • A61M5/168Means for controlling media flow to the body or for metering media to the body, e.g. drip meters, counters ; Monitoring media flow to the body
    • A61M5/16804Flow controllers
    • A61M5/16813Flow controllers by controlling the degree of opening of the flow line

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Hematology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Anesthesiology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Description

*
Imed Corporation, San Diego, California, Ver. St. v. Amerika
Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof naar een patiënt.
De uitvinding heeft betrekking op een loskoppelbare inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof van een bron naar een patiënt* De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting voor het verschaffen van een nauwkeurige 5 regeling van de vloeistofstrooa naar een patiënt tijdens de werking van de inrichting onder normale omstandigheden, zoals in een aan de patiënt toegewezen kamer, en van een regeling van de vloeistofstroom volgens handinstelling tijdens abnormale omstandigheden, zoals het transport van een patiënt van de ene kamer naar de andere. Heer in het bijzonder 10 heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het verschaffen van een handregeling van de stroomsnelheid van een vloeistof naar een patiënt, wanneer deze is losgekoppeld van een systeem, voor het instellen van de stroomsnelheid in een systeem, wanneer de inrichting volgens de uitvinding in het systeem gevoegd wordt, waarbij de handregeling door de 15 systeeminstelling teniet wordt gedaan, en voor het opnieuw in bedrijf stellen van de handregeling, wanneer de inrichting volgens de uitvinding uit het systeem wordt losgekoppeld*
Aangezien de praktijk van de geneeskunst steeds ingewikkelder en verfijnder wordt zijn de apparatuur en toegepaste technieken 20 ter verzorging van een patiënt in toenemende mate gevoelig geworden om te waarborgen, dat de patiënt een optimale zorg verkrijgt. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld na een operatie aan het herstellen is moet hem vaak een intraveneuze vloeistof worden toegediend. De invoersnelheid van de vloeistof naar de patiënt is afhankelijk van een aantal verschillende 25 factoren, waaronder het gewicht, de leeftijd, het geslacht en de fysieke toestand van de patiënt. Terwijl de patiënt geneest van zijn ziekte wordt de invoersnelheid van de intraveneuze vloeistof naar de patiënt bij voorkeur bijgesteld om te waarborgen, dat de patiënt een optimaal nut heeft 790 4 9 58 ï 4 \ 2 van de vloeistof.
Gedurende lange tijd is zeer veel moeite gedaan om een bevredigend systeem te verschaffen voor het regelen van de snelheid# waarmee een vloeistof zoals een intraveneuze vloeistof in een patiënt wordt 5 geleid. Aanzienlijke vooruitgang is geboekt in het ontwikkelen van een bevredigend systeem voor bepaalde soorten van werking. Een systeem voor het pompen van een vloeistof op een nauwkeurig volumetrische basis naar een patiënt is bijvoorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.985.133.
10 Tot zeer kort geleden is in systemen voor het leiden van vloeistof naar een patiënt op een gravitatie basis een aantal fundamentele problemen blijven bestaan* Dergelijke'problemen hebben tot zeer kort geleden bestaan hoewel een aanzienlijke hoeveelheid werk is gestopt in het vinden van de oplossing voor dergelijke problemen. Er heeft bijvoor-15 beeld tot zeer kort geleden geen bevredigend systeem bestaan voor het leiden van een vloeistof naar een patiënt op een gravitatie basis met een nauwkeurige en vooraf bepaalde snelheid. Bovendien heeft tot zeer kort geleden geen systeem bestaan# dat gebruikt zou kunnen worden op een steriele en hygiënische basis voor verschillende patiënt*nzodat een 20 eventuele verontreiniging tengevolge van het gebruik van een systeem voor één patiënt niet de gezondheid of veiligheid van volgende patiënten nadelig zou kunnen beïnvloeden.
Recentelijk zijn octrooiaanvragen ingediend met betrekking tot systemen voor het overwinnen van de bovengenoemde moeilijkheden.
25 De Amerikaanse octrooiaanvrage 913.294# ingediend op 7 juni 1978 door
Jon A. Jenkins# beschrijft een systeem ter verschaffing van een stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt op een gravitatie basis met een nauwkeurige en vooraf bepaalde snelheid en voor het verschaffen van een steriele en hygiënische werking voor afzonderlijke patiënten.
30 In mijn Amerikaanse octrooiaanvrage 913.282# ingediend op 7 juni 1978# wordt een cassette beschreven# die geplaatst wordt in het systeem ter verschaffing van een vloeistof stroom op geregelde basis naar een patiënt# welke cassette gemakkelijk uit het systeem genomen kan worden# zodat een steriele cassette in het systeem geplaatst kan worden in 35 de plaats van een tevoren gebruikte cassette# telkenmale dat het systeem 790 4 9 58 4* Λ 3 gebruikt wordt voor een andere patiënt.
Hoewel het systeem en de cassette zoals hierboven besproken voorzien in een vloeistofstrooing naar een patiënt op een gravitatie basis met een nauwkeurige snelheid onder steriele omstandigheden 5 zouden verbeteringen toch gewenst zijn ter verbetering van het werkings gebied van het systeem. Het zou bijvoorbeeld gewenst zijn om een systeem te verschaffen, dat aan een patiënt gekoppeld kan worden zelfs tijdens transport van de patiënt en dat zou voorzien in een vloeistofstroming naar de patiënt met een geregelde snelheid tijdens een dergelijk transport.
10 Op deze wijze zou een intraveneuze vloeistof in een patiënt geleid kunnen worden met een dergelijke geregelde snelheid zelfs tijdens transport van de patiënt van een operatiekamer naar een bewustwordingskamer of van de bewustwordingskamer naar de patiëntenkamer in een ziekenhuis. Het zou ook gewenst zijn om een dergelijk systeem te voorzien van onmiddellijke 15 mogelijkheden voor het nauwkeurig en automatisch regelen van de vloeistof- stroming naar de patiënt op een gravitatie basis na het transport van de patiënt naar de patiëntenkamer. Het zal duidelijk zijn, dat een systeem met dergelijke mogelijkheden een aanzienlijke flexibiliteit qua werking moet hebben, aangezien het moet voorzien in een geregelde stroming van 20 vloeistof naar een patiënt onder alle omstandigheden, die zich in een ziekenhuis kunnen voordoen.
De uitvinding voorziet in een systeem met de mogelijkheden als in de vorige paragraaf besproken. Het systeem omvat een inrichting, die qpzichzelf staat en die met de hand instelbaar is op de momen-25 ten, dat het nodig is om de snelheid te wijzigen, waarmee een intrave neuze vloeistof naar een patiënt stroomt. Een dergelijke handinstelling kan nodig zijn om de snelheid te regelen van de vloeistofstroming tijdens de periode, dat een patiënt getransporteerd wordt van een operatiekamer naar een bewustwordingskamer of van de bewustwordingskamer naar de patiën-30 tenkamer.
De inrichting kan ook op eenvoudige en gemakkelijke wijze worden ingevoegd in een systeem, wanneer de patiënt ligt te herstellen in zijn patiëntenkamer. In een dergelijke periode kunnen gewenste snelheden van vloeistofstroming in een dergelijk systeem worden ingesteld, 35 waardoor elke voorafgaande handinstelling van een dergelijke inrichting 790 4958 * * 4 teniet wordt gedaan en de snelheid van vloeistofstroming wordt ingesteld in overeenstemming met de besproken instelling. Dit zorgt voor een nauw· keurige regeling van de vloeistofstroming in overeenstemming met een dergelijke instelling gedurende de tijd, dat de patiënt zich bevindt in 5 zijn patiëntenkamer.
Op deze wijze kan de nauwkeurige regeling in werking komen# wanneer de patiënt getransporteerd is naar zijn patiëntenkamer en het systeem in bedrijf is op een semi-permanente basis in de patiëntenkamer. Wanneer een gewenste snelheid van vloeistofstroming van tevoren 10 in het systeem is ingesteld werkt het systeem in een servolus voor het bijstellen van de snelheid van vloeistofstroming op een onmiddellijke basis, zodat de gewenste snelheid van vloeistofstroming op nauwkeurige wijze gehandhaafd wordt.
De inrichting is loskoppelbaar geplaatst in het systeem 15 voor het regelen van de vloeistofstroming naar de patiënt. Als gevolg daarvan kan voorzien worden in handinstelling, wanneer de inrichting verwijderd wordt uit het systeem# en kan voorzien worden in systeemrege-ling van de snelheid van vloeistofstroming# wanneer de inrichting in het systeem gevoegd wordt. Het loskoppelen van de inrichting uit het systeem 20 of het invoegen van de inrichting in het systeem kan op gemakkelijke wijze plaatsvinden op een onmiddellijke basis.
De inrichting omvat een plugorgaan, voorzien van een kanaal, dat in een eerste positie in verbinding staat met een in voerleiding en in een in een bepaalde richting verplaatste positie met een uit-25 voerleiding. Een veerkrachtig orgaan zoals een membraan kan in de bepaalde richting in het kanaal geplaatst zijn en kan verplaatst worden in een dwarsrichting ten opzichte van de invoer- en uitvoer leidingen. Een stang kan zich tot in het kanaal uitstrekken voor het strekken van het membraan in de dwarsrichting. Een sluitrand kan één van de invoer- en uit-30 voerleidingen omringen om met het membraan samen te werken voor het be perken van de snelheid van vloeistofstroming door het kanaal in overeenstemming met de gestrektheid van het membraan in de dwarsrichting. De sluitrand kan een inkeping hebben# die met het membraan samenwerkt ter vergemakkelijking van vloeistofstroming door het kanaal bij een gewenste 35 snelheid. Een knop kan instelbaar op het plugorgaan geschroefd zijn om 790 4958 * * 5 de stang tegen het membraan te drukken.
De knop kan met de hand worden afgesteld tijdens transport van de patiënt van de operatiekamer naar de bewustwordingskamer of van de bewustwordingskamer naar zijn patiëntenkamer, voor het regelen 5 van de snelheid, waarmee de vloeistof naar de patiënt stroomt. De knop kan gekoppeld worden met een aandrijf orgaan, wanneer de inrichting wordt ingevoegd in het systeem. Bij een dergelijke situatie drijft een motor het aandrijf orgaan aan over een hoek, die afhankelijk is van de snelheid, die vooraf in het systeem is ingesteld. Op deze wijze wordt het membraan 10 in dwarsrichting gestrekt in overeenstemming met de werking van de motor.
De motor kan servo-geregeld zijn voor het afstellen van de gestrektheid van het membraan op elk moment in de dwarsrichting in overeenstemming met de snelheid,waarmee druppels van de vloeistof daadwerkelijk naar de patiënt stromen. Deze servo-regeling waarborgt, dat de werkelijke snel-15 heid van vloeistof stroming naar de patiënt overeenkomt met de snelheid, die tevoren is ingesteld in het systeem, wanneer de inrichting in het systeem wordt ingevoegd.
De inrichting volgens de uitvinding kan gebruikt worden in het systeem als beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 913,294, 20 De inrichting kan ook worden ingevoegd in de cassette als beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 913.282 of kan toegepast worden als een afzonderlijke eenheid in het systeem zonder cassette in het systeem.
De uitvinding zal aan de hemd van de tekening in het volgende nader werden toegelicht.
25 Fig. 1 is een schema gedeeltelijk in blokvorm van een systeem voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof naar een patiënt op een gravitatiebasis.
Fig. 2 is een doorsnede van een regelinrichting, die in staat is om te worden ingevoegd in het systeem volgens fig. 1 en toont de 30 relatieve plaatsing van een druppelsensor ten opzichte van een dergelijke regelinrichting in het systeem volgens fig. 1.
Fig. 3 is een doorsnede van de inrichting als weergegeven in fig. 2, waarbij de inrichting is losgekcppeld uit het systeem als weergegeven in fig. 1 en zich in een toestand bevindt voor het regelen 35 van de stroming van vloeistof bij een zeer lage snelheid.
790 49 58 • * 6
Fig. 4 is een gedeeltelijke doorsnede op grotere schaal van bepaalde onderdelen van de inrichting als weergegeven in de fig. 2 en 3.
Fig. 5 is een aanzicht in perspectief met uiteengenomen 5 delen van het systeem als weergegeven in fig. 1 en van de inrichting volgens de fig. 2 en 3 in een stand op afstand van het systeem.
Fig. 6 is een schematisch aanzicht van een cassette* die geconstrueerd kan worden voor het bevatten van de inrichting volgens de fig. 2 en 3.
10 Fig. 3 toont de inrichting* die deel uitmaakt van de uitvinding en zorgt voor stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt bij een snelheid* die afhangt van een handafstelling van een dergelijke inrichting. De inrichting omvat een bron 10 van intraveneuze vloeistof en een leiding 12, die zich vanaf de bron uitstrekt naar de 15 inrichting 14 en deel uitmaakt van de uitvinding. Een afvoerleiding 16 strekt zich vanaf de inrichting 14 naar de patiënt uit als schematisch aangegeven met het verwijzingscijfer 20.
De inrichting 14 omvat een plugorgaan 22* dat gevormd is van een geschikt materiaal* bijvoorbeeld plastic. Het plugorgaan 22 20 is voorzien van een inlaatkanaal 24* dat geconstrueerd is voor het opne men van de inlaatleiding 12* en voorzien van een uitlaatkanaal 26* dat geconstrueerd is voor het opnemen van de uitlaatleiding 16. Een holte of kanaal 28 is gelegen tussen en staat in verbinding met het inlaatkanaal 24 en het uitlaatkanaal 26. Een sluitrand 30 is geplaatst in het 25 kanaal 28 in een gesloten lus rondom bijvoorbeeld het uitlaatkanaal 26 en is bij voorkeur ringvormig uitgevoerd. De sluitrand 30 is bij voorkeur van een inkeping voorzien op een positie 31 (fig. 4) ter vergemakkelijking van de vloeistof stroming op een geregelde basis. De inkeping 31 kan V-vormig zijn ter verschaffing van een progressieve regeling met betrekking 30 tot de snelheid van vloeistofstroming.
Een veerkrachtig orgaan zoals bijvoorbeeld een membraan 32 is geplaatst in de holte of het kanaal 28. De uiteinden van het membraan 32 zijn voorzien van bolvormige uiteinden* die geplaatst zijn in bijbehorende holten 34 in het plugorgaan 22 om het membraan in een strakke 35 toestand te houden. Het membraan is zodanig geplaatst* dat het zich 7 9 0 4 9 58 £ * 7 uitstrekt in dezelfde richting als de afstand tussen het inlaatkanaal 24 en het uitlaatkanaal 26 in de positie, waarin deze kwalen in verbinding staan net het kanaal 22.
Een drukstang 36 is geplaatst in een huls 38 in het 5 plugorgaan 22. De drukstang 36 is geplaatst tegen het membraan 32 in een positie midden tussen de holtes 34 om het membraan te strekken in een richting dwars op de normale ligging van het membraan in het kanaal 22.
Een knop 40 is met zijn inwendige schroefdraad geschroefd op een van schroefdraad voorzien uitsteeksel 42, dat zich vanaf het plugorgaan 22 10 uitstrekt. De knop 40 drukt tegen de drukstang 36. De knop 40 kan voorzien zijn van een afgeknot kegelvormig buitenvlak, dat van ribbels is voorzien of op andere wijze gedeformeerd is ter verbetering van het houvast.
De knop 40 kan door draaiing gesteld worden op het uit-* steeksel 42 voor het instellen van de druk die wordt uitgeoefend op de 15 drukstang 36. Hierdoor is het mogelijk om de kracht in te stellen, die door de drukstang 36 wordt uitgeoefend op het membraan 32, Op deze wijze kan de positie van het membraan 32 grenzend aan de sluitrand 30 worden ingesteld in overeenstemming met de instelling van de knop 40, voor het regelen van de snelheid, waarmee vloeistof stroomt door het kanaal 28 20 van het inlaatkanaal 24 naar het uitlaatkanaal 26. De handinstelling van de knop 40 zorgt derhalve voor een regeling van de snelheid waarmee vloeistof stroomt van de bron 10 naar de patiënt 20.
De sluitrand 30 is voorzien van de inkeping 31 ter verkrijging van een vloeistof stroming naar de patiënt bij lage snelheden 25 in overeenstemming met de instelling van de knop 40. Dit is te zien op schematische basis in fig. 4, Bij dergelijke lage snelheden vertoont het membraan 32 de neiging om in de inkeping 31 getrokken te worden. De positie van het membraan 32 in de inkeping 31 is afhankelijk van de instelling van de knop 40. Derhalve kan bij lage instelwaarden van de knop 30 40 vloeistof stromen door het kanaal naar het uitlaatkanaal, uitsluitend in de ruimte tussen het membraan 32 en de bodem van de V-vormige inkeping 31.
De hierboven beschreven inrichting is bestemd om gebruikt te worden wanneer de patiënt getransporteerd wordt van een opera-35 tiekamer naar een bewustwordingskamer of van een bewustwordingskamer naar 790 4 9 58 s % 8 een patiêntenkamer. Aangezien de inrichting 14 betrekkelijk klein is en zelfs in de pain van een hand gehouden kan worden kan hij vastgehouden worden door een zuster of zelfs geplaatst worden in de palm van de hemd van een patiënt, wanneer de patiënt getransporteerd wordt van de ene 5 kamer naar de andere. Tijdens dit transport kan de snelheid van vloeistof- stroming naar de patiënt geregeld worden door instelling van de knop 40 op het uitsteeksel 42.
Fig. 1 toont een systeem voor het verschaffen van een automatische regeling van de snelheid van vloeistofstroming naar een 10 patiënt op gravitatiebasis. Het systeem omvat de inrichting 14 als weer gegeven in de fig. 2 en 3 en hierboven in detail besproken. De inrichting 14 kan in een vaste positie ten opzichte van een dergelijk systeem gedragen worden door een huis 50 als te zien in fig. 5. De houder omvat een aandrijforgaan 52, dat voorzien is van een mof 54. De mof 54 is geribbeld 15 of anderszins gedeformeerd op een wijze soortgelijk aan het buitenopper vlak van de knop 40, zodat deze in eengrijping kan komen met deze knop en de knop kan laten draaien bij eigen verdraaiing. Het aandrijf or gaan 52 kan onder veerspanning staan om de aandrijfrelatie tussen het aandrijf-orgaan 52 en de knop 40 te vergemakkelijken. Het aandrijf orgaan 52 is 20 bestand om te worden aangedreven door een stappens»tor 56.
De stappenmotor 56 is opgenomen in een elektrisch systeem, dat op schematische basis is weergegeven in fig. 1. Bet systeem omvat instelmonturen 58 (zie fig. 5), die zijn aangébracht op het front-paneel van het huis 50 en die bij voorkeur zijn voorzien van digitale 25 mogelijkheden van een aantal cijfers van toenemende waarde. Er kan bij voorbeeld zijn voorzien in drie cijfers voor het registreren van de waarden van de eenheden, tientallen en honderdtallen ter verschaffing van mogelijkheden om stroomsnelheden te selecteren tussen waarden van 1 en 999.
30 De selecties van de instelmonturen 58 worden geleid naar een vergelijkingsinrichting 60 (fig. 1), die dergelijke gewenste waarden vergelijkt met de werkelijke waarden van de stroming, die gegeven worden door een druppelsensor 62. De druppelsensor kam van conventionele constructie zijn en dient voor het tellen van het aantal druppels van de 35 vloeistof, dat door het uitlaatkanaal 12 stroomt in een bepaalde 790 4958 9 tijdsperiode» bijvoorbeeld per seconde. De vergelij kingsinrichting 60 vergelijkt de signalen van de instelmonturen 58 en die van de druppelsen sor 62 en produceert een foutsignaal» dat eventuele verschillen tussen de waargenomen signalen vertegenwoordif^Set foutsignaal wordt vervolgens 5 gevoerd naar de stappenmotor 56 oo de stappenmotor in werking te stellen in een richting ter vermindering van het foutsignaal. De stappenmotor drijft het aandrijforgaan 52 aan» dat op zijn beurt de knop 50 aandrijft in een richting ter regeling van de vloeistof stroming door het kanaal 28* Op deze wijze wordt de stappenmotor 56 geregeld op een onmiddellijke 10 basis ter verkrijging van een vloeistofstroming door het uitlaatkanaal 16 met een snelheid» die rechtstreeks gerelateerd is aan de waarden» welke gegeven worden met behulp van de instelmonturen 58.
Zoals te zien is in fig. 5 is de inrichting 14 geschikt om loskoppelbaar in het huis 50 geplaatst te worden. Het huis 50 kan het 15 aandrijforgaan 52 en de stappenmotor 56 omvatten. Op deze wijze kan de inrichting 14 gemakkelijk in het huis 50 gevoegd worden» wanneer het systeem volgens fig. 5 werkzaam dient te zijn in een patièntenkamer ter verschaffing van een vloeistofstroming naar de patiënt met een nauwkeurige snelheid in een gesloten circuit.
20 De inrichting 14 kan gemakkelijk losgekoppeld worden van het huis 50 om onafhankelijk van het systeem te werken» wanneer de patiënt getransporteerd wordt van een operatiekamer naar een bewustwor-dingskamer of van een bewustwordingskamer naar een patiëntenkamer. Onder dergelijke omstandigheden is de handinstelling van de knop 40 voldoende 25 om de vloeistofstroming te reguleren bij een gewenste snelheid met vol doende nauwkeurigheid in een open lus servo» zodat de patiënt een goede medische verzorging ontvangt.
De inrichting 14 kan ook deel uitmaken van een cassette» die in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 70 in 30 fig. 6 en die beschreven is in de Amerikaanse octrooiaanvrage 913.282.
Zoals daarin beschreven kan de cassette 70 deel uitmaken van een systeem» zoals dat is weergegeven in fig. 1, voor het regelen van de snelheid van stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt op een gravitatie-basis. Wanneer de inrichting 14 deel uitmaakt van de cassette 70 kan het 35 veeleer permanent in de cassette geplaatst zijn in plaats van losneembaar 790 49 58 \ 10 in de cassette zijn opgenomen zoals bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Wanneer de inrichting 14 deel uitmaakt van de cassette heeft het echter de flexibiliteit om met de hand afgesteld te worden voor het regelen van de stroomsnelheid van intraveneuze vloeistof naar een patiënt 5 of om geregeld te worden door het systeem in overeenstemming met de instellingen in de monturen 58 volgens fig. 5.
Wanneer de inrichting 14 deel uitmaakt van de cassette 70 kan hij geplaatst worden op elke plaats in het hydraulische circuit, dat door de cassette geleverd wordt. Dit hydraulische circuit is op een 10 schematische basis weergegeven in fig* 6. De inrichting 14 kan bijvoor beeld geplaatst zijn op een punt 71, aangeduid met HX" in een inlaatlei-ding 72 naar de cassette. De plaats "X" bevindt zich in de inlaatleiding 72 op een punt voorafgaande aan elke aftakking van vloeistof naar hulp-leidingen in de cassette. Op deze wijze gaat alle vloeistof, die door 15 de cassette stroomt, door de inrichting 14.
Het hydraulische circuit volgens fig. 6 omvat een paar hulpleidingen 74 en 76, die zich vanaf de inlaatleiding 70 uitstrekken naar tegenover elkaar gelegen uiteinden van een kamer, die in zijn geheel is aangeduid met het verwijzingscijfer 78, Kleppen 80 en 82 zijn 20 respectievelijk geplaatst in de hulpleidingen 74 en 76. Een veerkrachtig orgaan bijvoorbeeld een membraan 84 is geplaatst in de kamer 78 voor het verdelen van de kamer in een paar compartimenten 86 en 88, Hulpleidingen 90 en 92 strekken zich respectievelijk uit van de compartimenten 86 en 88 naar een uitlaatleiding 94. Kleppen 96 en 98 zijn respectievelijk ge-25 plaatst in de hulpleidingen 90 en 92. De inrichting 14 is bij voorkeur geplaatst in de uitlaatleiding 94, zoals te zien is in fig. 6.
Het membraan 84 is strekbaar in de kamer 78 opgenomen ter vergroting van het volume van één van de conpartimenten en derhalve ter verkleining van het volume van het andere compartiment. Een over-30 drager 100 is beweegbaar met de beweging van het membraan om de plaats van het membraan op elk moment aan te geven. De overdrager 100 produceert op elk moment een signaal, dat de richting regelt, waarin vloeistof stroomt in en uit de kamer. De kleppen 80 en 98 kunnen bijvoorbeeld in eerste instantie open zijn, terwijl de kleppen 82 en 96 in eerste instan-35 tie gesloten zijn. Bij deze toestand stroomt vloeistof naar het 790 4958

Claims (36)

1. Inrichting voor het regelen van stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinatie: middelen voor het verschaffen van een vloeistof bron; middelen ter 20 bepaling van een inlaatkanaal vanaf de bron en een uitlaatkanaal naar de patiënt: middelen geplaatst tussen het inlaatkanaal en het uitlaatkanaal ter bepaling van een doorgangskanaal, dat een verbinding tot stand brengt tussen de inlaat- en uitlaatkanalen; veerkrachtige middelen geplaatst in het doorgangskanaal voor het regelen van de maat van het doorgangskanaal 25 in overeenstemming met de plaatsing van de veerkrachtige middelen in het doorgangskanaal; en werkzaam met de veerkrachtige middelen gekoppelde middelen voor het instelbaar plaatsen van de veerkrachtige middelen in het doorgangskanaal ter regeling van de snelheid, waarmee vloeistof stroomt door het inlaatkanaal naar het uitlaatkanaal.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen bestaan uit een membraan, dat geplaatst is in het doorgangskanaal, en dat het membraan gedrukt wordt in het doorgangskanaal door de instelbaar geplaatste middelen ter regeling van de afmetingen van het doorgangskanaal in overeenstemming met de uitgeoefende 35 druk. 790 4 9 58 ; t
3, Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de instelbaar geplaatste middelen met de hand instelbaar zijn en dat is voorzien in instelbare middelen voor het stellen van de vloeistofstroming op elke gewenste waarde en dat middelen reageren op de instelbare af- 5 stelling van de gewenste vloeistofstroming voor het instellen van de plaats van de instelbaar geplaatste middelen in overeenstemming met een dergelijke instelling.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk# dat de middelen, die reageren op de instelling van de gewenste vloeistofstroll 0 ming, middelen omvatten voor het grijpen van de met de hand bediende instelbaar geplaatste middelen en motormiddelen, die reageren op een dergelijke aangrijping van de instelbaar geplaatste middelen, voor het aandrijven van de instelbaar geplaatste middelen tot een positie, die overeenstemt met de gewenste instelling van de vloeistofstroming.
5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het membraan zich uitstrekt dwars over het doorgangskanaal op een plaats grenzend aan tenminste één van de inlaat- en uitlaatkanalen en dat de instelbaar geplaatste middelen het membraan strekken tot in het doorgangskanaal in overeenstemming met de instellingen qua positie van de instel-20 baar geplaatste middelen, waarbij het strekken van het membraan het mem braan beweegt in de richting van een sluitrand, die tenminste één van de inlaat- en uitlaatkanalen omringt voor het regelen van de snelheid, waarmee de vloeistof door de kanalen stroomt.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 25 de ringvormige sluitrand is voorzien van een inkeping in tenminste één positie en dat het membraan geplaatst is om zitting te vinden in de inkeping in overeenstemming met de plaatsing van de instelbaar geplaatste middelen ter vergemakkelijking van de vloeistofstroming door het doorgangskanaal en de inlaat- en uitlaatkanalen bij een geregelde snelheid.
7. Inrichting voor het regelen van de stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinatie: eerste middelen, die een inlaatkanaal bepalen; van de eerste middelen op afstand gelegen tweede middelen, die een uitlaatkanaal bepalen, waarbij de eerste en tweede middelen van elkaar gescheiden worden 35 door een holte; en derde middelen, die losneembaar geplaatst zijn in de 790 4 9 58 holte en een instelbaar doorgangskanaal vormen voor de stroming van vloei** stof van de eerste middelen naar de tweede middelen, waarbij de derde middelen veerkrachtige middelen omvatten, die geplaatst zijn in het doorgangskanaal voor het tegenhouden van de vloeistof-H-tyrom-T wg door het door-5 gangskanaal in overeenstemming met de gedwongenheid van de veerkrachtige middelen, en verder middelen omvatten, die geplaatst zijn tegen de veerkrachtige middelen en die instelbaar zijn voor het instellen van de gedwongenheid van de veerkrachtige middelen,
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 10 het doorgangskanaal een ringvormige sluitrand omvat, die geplaatst is rond dén van de eerste en tweede middelen en dat de veerkrachtige middelen een veerkrachtig mem-braan omvatten en de Instelbaar geplaatste middelen een drukstang omvatten, welke geplaatst is tegen het membraan op een plaats binnen het gebied, dat ingesloten wordt door de ringvormige sluit-15 rand, terwijl voorts is voorzien in een knop, die de drukstang tegen het membraan drukt en die verdraaibaar is om de kracht in te stellen, die door de drukstang wordt uitgeoefend tegen het membraan.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de ringvormige sluitrand is voorzien van een inkeping en dat het membraan 20 instelbaar geplaatst is in de inkeping in overeenstemming met de kracht, die door de drukstang wordt uitgeoefend, voor het mogelijk maken van de stroming van vloeistof door het doorgangskanaal en de eerste en tweede middelen bij een geregelde snelheid,
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, 25 dat de eerste en tweede middelen op afstand van elkaar liggen in een bepaalde richting in het doorgangskanaal en dat het membraan zich in het doorgangskanaal uitstrekt in de genoemde bepaalde richting en op afstand ligt in een dwarsrichting van de eerste en tweede middelen en geconstrueerd is om gestrekt te worden in de dwarsrichting in overeenstemming met 30 de kracht, die door de drukstang wordt uitgeoefend.
11. Inrichting voor het regelen van de stroming van intraveneuze vloeistof van een bron naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinatie: een plugorgaan; middelen ter bepaling van een doorgangskanaal in het plugorgaan; middelen ter bepaling van era inlaatkanaal 35 in het plugorgaan, dat in verbinding staat met het doorgangskanaal in het 790 4 9 58 h V plugorgaan; middelen ter bepaling van een uitlaatkanaal in het plugorgaan, dat in verbinding staat met het plugorgaan; veerkrachtige middelen opgenomen in het plugorgaan en instelbaar geplaatst in het doorgangskanaal voor het regelen van de vloeistofstroming door het doorgangskanaal tussen 5 de inlaat- en uitlaatkanalen in het plugorgaan in overeenstemming met de instelbare plaatsing van de veerkrachtige middelen in het doorgangskanaal; middelen opgenomen in het plugorgaan en instelbaar geplaatst tegen de veerkrachtige middelen voor het instellen van de plaatsing van de veerkrachtige middelen in het doorgangskanaal; en middelen voor het onder-10 steunen van het plugorgaan in een wegneembare relatie en ter verschaffing van een vloeistofstroming van de bron naar het inlaatkanaal van het plugorgaan en van het uitlaatkanaal van het pluorgaan naar de patiënt.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het plugorgaan een van schroefdraad voorzien uitsteeksel heeft en 15 dat de instelbare plaatsingsmiddelen een drukstang omvatten, die geplaatst is tegen de veerkrachtige middelen, en voorts een knop omvat, die instelbaar op het uitsteeksel op het plugorgaan geschroefd is en de drukstang tegen de veerkrachtige middelen drukt in overeenstemming met een dergelijke instelbare plaatsing.
13. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen bestaan uit een membraan, dat geplaatst is in het doorgangskanaal,en dat middelen geplaatst zijn in het doorgangskanaal en samen werken met het membraan voor het blokkeren van de vloeistofstroming door één van de inlaat- en uitlaatkanalen, en dat het membraan 25 door de instelbare plaatsingsmiddelen verdrukt wordt in de richting van de blokkeermiddelen ter regeling van de snelheid, waarmee vloeistof stroomt door het doorgangskanaal van het inlaatkanaal naar het uitlaat-kanaal.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, 30 dat de inlaat- en uitlaatkanalen respectievelijk in verbinding staan met het doorgangskanaal op punten, die op afstand van elkaar liggen in een bepaalde richting, en dat het membraan op afstand ligt van de inlaat- en uitlaatkanalen in een richting dwars op de bepaalde richting en gestrekt wordt in dié bepaalde richting en door de instelbaar geplaatste middelen 35 gedrukt wordt in de richting van de inlaat- en uitlaatkanalen. 790 4 9 58 IS Λ -C
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de instelbaar geplaatste middelen een drukstang omvatten# die geplaatst is tegen het membraan om het membraan te dwingen in de dwarsrichting in overeenstemming met de instellingen voor de plaatsing van de instelbaar 5 geplaatste middelen en dat de instelbaar geplaatste middelen voorts een knop omvatten# die met schroefdraad geplaatst is op het plugorgaan en geplaatst is tegen de druks tang om de drukstang tegen het membraan te drtkken# waarbij een sluitrand geplaatst is rond één van de inlaat- en uitlaatkanalen op een plaats grenzend aan het membraan om met het mem-10 braan samen te werken ter regeling van de vloeistof stroming.
16. Inrichting volgens conclusie 15# met het kenmerk# dat de sluitrand geplaatst is in een gesloten lus rond één van de inlaat-en uitlaatkanalen en dat een inkeping is aangebracht in de sluitrand op tenminste één plaats en dat het membraan relatief ten opzichte van de 15 inkeping geplaatst is om in de inkeping geplaatst te worden in overeen stemming met de kracht# die op het membraan wordt uitgeoefend door de drukstang om vloeistofstroming door het doorgangskanaal met een geregelde snelheid mogelijk te maken.
17. Inrichting voor het regelen van de stroming van 20 intraveneuze vloeistof naar een patiënt# gekenmerkt door de volgende combinatie: middelen ter bepaling van een doorgangskanaal voor de vloeistofstroming; veerkrachtige middelen geplaatst in het doorgangskanaal voor het regelen van de snelheid van vloeistofstroming door het doorgangskanaal# die geconstrueerd zijn voor het beperken van de vloeistofstroming 25 door het doorgangskanaal in overeenstemming met variaties in kracht# uitgeoefend op de veerkrachtige middelen; met de hand te bedienen regel-middelen voor het produceren van een instelbare kracht tegen de veerkrachtige middelen in één richting ter beperking van de snelheid van vloeistofstroming door het doorgangskanaal in overeenstemming met een 30 dergelijke handbediening; middelen die op elke gewenste snelheid van vloeistofstroming kunnen worden ingesteld; en middelen die werkzaam gekoppeld zijn met de regelmiddelen en de instelbare middelen en reageren op elke instelling van de instelbare middelen voor het teniet doen van elke handinstelling van de regelmiddelen voor het plaatsen van de regelmidde-35 len in overeenstemming met een dergelijke instelling. 790 4 9 58 * V
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de middelen ter bepaling van het doorgangskanaal geplaatst zijn in een orgaan in een wegneembare relatie ten opzichte van het orgaan en dienen bij verwijdering uit het orgaan voor het beperken van de snelheid van 5 vloei stof stroming in overeenstemming met de plaatsing van de met de hand instelbare middelen.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de doorgangskanaal bepalende middelen een plugorgaan omvatten en dat de met de hand instelbare middelen een knop omvatten, die met schroef- 10 draad geplaatst is op het plugorgaan, en dat de instelbare middelen en de handbediening tenietdoende middelen geplaatst zijn in een systeem ter verschaffing van een geregelde stroming van de intraveneuze vloeistof naar de patiënt op een continue basis bij een snelheid, die afhangt van de instelling van de instelbare middelen, waarbij de doorgangskanaal 15 bepalende middelen en de regelmiddelen wegneembaar zijn uit het systeem ter verschaffing van een vloeistof stroming door het doorgangskanaal in overeenstemming met handinstelling van de regelmiddelen.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen geplaatst zijn in het doorgangskanaal in de 20 richting van vloeistofstroming en geconstrueerd zijn om gestrekt te wor den in een richting dwars op de richting van vloeistofstroming ter beperking van de snelheid, waarmee de vloeistof in het doorgangskanaal stroomt.
21. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de handbediening tenietdoende middelen een aandrijf orgaan omvatten, 25 dat geplaatst is om gekoppeld te worden met de regelmiddelen, dat de regelmiddelen geconstrueerd zijn om te worden aangedreven door het aandrijf orgaan en dat de handbediening tenietdoende middelen een motor omvatten voor het aandrijven van het aandrijforgaan en middelen voor het regelen van de werking van de motor ter verkrijging van een aandrijving 30 van het aandrijforgaan naar een positie die afhangt van de instelling van de instelbare middelen.
22. Systeem voor het regelen van de vloeistofstroming naar een patiënt, waarbij het systeem een vloeistof ontvangt van een bron en de vloeistof laat stromen door een leiding met een geregelde snelheid 35 naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinatie: een plugorgaan, 790 4 9 58 * dat wegneembaar geplaatst is in de leiding; middelen ter bepaling van een doorgangskanaal in de ping; middelen ter bepaling van een inlaatka-naal in het plugorgaan voor het vormen van een verbinding tussen de leiding en het doorgangskanaal bij het inlaatuiteinde van de leiding; aidde-5 len ter bepaling van een uitlaatkanaal in het plugorgaan voor verbinding met het doorgangskanaal bij het uitlaatuiteinde van het doorgangskanaal; veerkrachtige middelen, die geplaatst zijn in het doorgangskanaal ter regeling van de stroming van vloeistof door het doorgangskanaal in over-een-stemming met de gedwongenheid, die de veerkrachtige middelen is opge-10 legd; en middelen, die instelbaar geplaatst zijn op het plugorgaan en tegen de veerkrachtige middelen geplaatst zijn om de veerkrachtige middelen een gedwongenheid op te leggen in overeenstemming met een dergelijke instelbare plaatsing.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, 15 dat de veerkrachtige middelen een membraan omvatten en dat een sluitrand geplaatst is in het doorgangskanaal rond één van de inlaat- en uitlaat-kanalen in het plugorgaan en geplaatst is relatief ten opzichte van de veerkrachtige middelen om samen te werken met de veerkrachtige middelen in het progressief blokkeren van de vloeistofstraming door het doorgangs-20 kanaal in overeenstemming met progressieve gedwongenheden van de veer krachtige middelen.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de sluitrand is voorzien van een inkeping voor het mogelijk maken van de geregelde vloeistofstraming door het doorgangskanaal bij progres- 25 sieve gedwongenheden van de veerkrachtige middelen.
25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de instelbare plaatsingsmiddelen een knop omvatten, die met schroefdraad geplaatst is op het plugorgaan en die met de hand instelbaar is.
26. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, 30 dat het plugorgaan is opgenomen in een systeem voor het regelen van de snelheid van vloeistofstroming en dat de knop voorzien is van een uitwendige uitvoering voor het opnemen van een aandrijforgaan in het systeem in een opsluitende aangrijping met de knop om aangedreven te worden door het aandrijf orgaan tot een instelbare positie in overeenstemming met 35 instellingen in de instelbare instelmiddelen, 790 4 9 58 V
27. Inrichting voor het regelen van de stroming van een vloeistof uit een bron naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinatie: middelen, die instellingen verschaffen van gewenste snelheden van vloeistof stroming; middelen om te voorzien in de stroming van de 5 vloeistof van de bron naar de patiënt; middelen voor het waarnemen van de snelheid, waarmee de vloeistof van de bron naar de patiënt stroomt; middelen die reageren op de instellingen van de gewenste snelheid van vloeistof stroming en op de waarnemingen van de werkelijke snelheid ven vloeistofstroming voor het produceren van foutsignalen met karakteristie- 10 ken, die eventuele verschillen tussen de gewenste en de werkelijke waar den representeren; middelen met inbegrip van een instelbaar geplaatst orgaan voor het regelen van de snelheid van vloeistofstroming door de regelmiddelen in overeenstemming met de instelbare plaatsing van het orgaan, waarbij het orgaan met de hand instelbaar is voor het regelen van 15 de snelheid van vloeistofstroming; middelen voor het wegneembaar opnemen van de regelmiddelen; en middelen die reageren op het foutsignaal, waarbij de regelmiddelen geplaatst zijn in de opvangmiddelen, voor het teniet doen van de handinstelling van de instelbaar geplaatste middelen om de plaatsing van het orgaan in te stellen om het foutsignaal tot een minimum 20 terug te brengen.
28. Inrichting volgens conclusie 27,met het kenmerk, dat de regelmiddelen een aandrijf orgaan omvatten voor het in aangrijping komen op het instelbaar geplaatste orgaan, waarbij de regelmiddelen geplaatst zijn in de opvangmiddelen, terwijl deze verder een motor omvatten, 25 die reageert op het foutsignaal voor het aandrijven van het aandrijf or gaan in een richting om het foutsignaal tot een minimum terug te brengen.
29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de regelmiddelen een doorgangskanaal bepalen voor de stroming van vloeistof en dat een veerkrachtig orgaan geplaatst is in het doorgangs- 30 kanaal voor het regelen van de afmetingen van het doorgangskanaal in over eenstemming met de gedwongenheid van het veerkrachtige orgaan, waarbij de instelbaar geplaatste middelen het veerkrachtige orgaan instelbaar gedwongenheid opleggen in overeenstemming met de instellingen wat de plaatsing betreft.
30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, 790 4 9 58 dat de veerkrachtige middelen zich uitstrekken langs het doorgangskanaal en gedwongen wordenin een dwarsrichting voor het regelen van de afmetingen van het doorgangskanaal·
31. Inrichting voor het regelen van de stroming van 5 vloeistof van een bron naar een patiënt, gekenmerkt door de volgende combinaties middelen ter verschaffing van instellingen van gewenste snelheden van vloeistofstroming; middelen om te zorgen voor de stroming van de vloeistof van de bron naar de patiënt; middelen voor het waarnemen van de snelheid, waarmee de vloeistof stroomt van de bron naar de 10 patiënt; middelen die reageren op de instellingen van de gewenste snel heid van vloeistofstroming en op de waarnemingen van de werkelijke snelheid van vloeistofstroming voor het produceren van foutsignalen met karakteristieken, die eventuele verschillen tussen de gewenste en de werkelijke waarde representeren; een huis, waarbij de stromingsmiddelen 15 een cassette omvatten, die wegneembaar geplaatst is in het huis voor het regelen van de stroming van vloeistof vanaf de bron; middelen met inbegrip van een instelbaar geplaatst orgaan, dat is opgenomen in de cassette voor het regelen van de snelheid van vloeistofstroming door de regelmidde-len en de cassette in overeenstemming met de instelbare plaatsing van 20 het orgaan; en middelen die reageren op het foutsignaal voor het instel len van de plaatsing van het instelbaar geplaatste orgaan in een richting voor het tot een minimum terugbrengen van het foutsignaal.
32. Inrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de regelmiddelen een plugorgaan omvatten, dat een doorgangskanaal 25 bepaalt, en voorts veerkrachtige middelen omvatten, die geplaatst zijn in het doorgangskanaal voor het regelen van de afmetingen van het doorgangskanaal in overeenstemning met de gedwongenheid van de veerkrachtige middelen, waarbij de veerkrachtige middelen werkzaam gekoppeld zijn met het instelbaar geplaatste orgaan om een gedwongenheid opgelegd te krijgen 30 in overeenstemming met de instellingen in de plaatsing van het orgaan.
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de instelmiddelen een aandrijforgaan omvatten, dat gekoppeld is met de instelbaar geplaatste middelen, en voorts een motor omvatten, die werkzaam gekoppeld is met het aandrijforgaan en reageert op het foutsignaal 35 voor het aandrijven van het aandrijf orgaan in een richting voor het tot 790 4958 een minimum terug brengen van het foutsignaal.
34. Inrichting volgens conclusie i, met het kenmerk» dat de middelen ter bepaling van het inlaatkanaal en het uitlaatkanaal en het doorgangskanaal en de instelbaar geplaatste middelen geplaatst 5 zijn in een cassette en dat de cassette een kamer omvat voor het opnemen van vloeistof uit de inlaatleiding en het doorvoeren van vloeistof naar de uitlaatleiding en voorts een overdrager omvat, die geplaatst is in de kamer voor het waarnemen van de snelheid van vloei stof stroming door de kamer.
35. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de veerkrachtige middelen geplaatst zijn in de kamer ter scheiding van de kamer in eerste en tweede compartimenten en dat middelen zijn opgenomen in de cassette en reageren op signalen van de overdrager om bij eerste afwisselende perioden te zorgen voor,.stroming van vloeistof 15 van de inlaatleiding naar het eerste compartiment en van het tweede compartiment naar de uitlaatleiding en om bij de andere afwisselende perioden te zorgen voor stroming van vloeistof van de inlaatleiding naar het tweede compartiment en van het eerste compartiment naar de uitlaatleiding.
36. Inrichting voor het regelen van de stroming van intraveneuze vloeistof naar een patiënt, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 25 790 4958
NLAANVRAGE7904958,A 1978-09-01 1979-06-26 Inrichting voor het regelen van de stroming van intraveneuze vloeistof naar een patient, alsmede installatie voor samenwerking hiermede. NL183013C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US93891078A 1978-09-01 1978-09-01
US93891078 1978-09-01

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL7904958A true NL7904958A (nl) 1980-03-04
NL183013B NL183013B (nl) 1988-02-01
NL183013C NL183013C (nl) 1988-07-01

Family

ID=25472189

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE7904958,A NL183013C (nl) 1978-09-01 1979-06-26 Inrichting voor het regelen van de stroming van intraveneuze vloeistof naar een patient, alsmede installatie voor samenwerking hiermede.

Country Status (9)

Country Link
JP (2) JPS5535685A (nl)
AU (2) AU530314B2 (nl)
CA (1) CA1136507A (nl)
DE (1) DE2926127A1 (nl)
FR (1) FR2434626A1 (nl)
GB (2) GB2031558B (nl)
IT (1) IT1162340B (nl)
NL (1) NL183013C (nl)
SE (1) SE444995B (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4300552A (en) * 1978-09-01 1981-11-17 Imed Corporation Apparatus for controlling the flow of intravenous fluid to a patient
US4314567A (en) * 1979-09-24 1982-02-09 Imed Corporation Drop controller
US4355639A (en) * 1980-05-21 1982-10-26 Sis-Ter S.P.A. Apparatus for the parenteral administration of liquids at a constant, adjustable flow rate
US4398542A (en) * 1980-12-15 1983-08-16 Ivac Corporation Pressure diaphragm
DE3107413C2 (de) * 1981-02-27 1984-09-27 B. Braun Melsungen Ag, 3508 Melsungen Dosiervorrichtung für Infusions- oder Transfusionseinrichtungen
US4555719A (en) * 1983-08-19 1985-11-26 Videojet Systems International, Inc. Ink valve for marking systems
US4602662A (en) * 1983-10-11 1986-07-29 Videojet Systems International, Inc. Valve for liquid marking systems
JPS6284439U (nl) * 1985-11-18 1987-05-29
WO1988001705A1 (en) * 1986-09-04 1988-03-10 Allen James Lowrie Fluid control valve
US4685654A (en) * 1987-01-08 1987-08-11 Hu Liang Tung Flow regulator for drip infusion
JP2574449B2 (ja) * 1989-02-17 1997-01-22 株式会社巴技術研究所 バタフライ弁
US7517335B2 (en) * 2002-02-18 2009-04-14 Cequr Aps Device for administering of medication in fluid form
DE102007049446A1 (de) 2007-10-16 2009-04-23 Cequr Aps Katheter-Einführeinrichtung
US8230744B2 (en) 2009-05-06 2012-07-31 Cequr Sa Low-dead volume microfluidic circuit and methods
US8547239B2 (en) 2009-08-18 2013-10-01 Cequr Sa Methods for detecting failure states in a medicine delivery device
US8672873B2 (en) 2009-08-18 2014-03-18 Cequr Sa Medicine delivery device having detachable pressure sensing unit
JP5364051B2 (ja) * 2010-07-09 2013-12-11 Ckd株式会社 流体制御弁
US9211378B2 (en) 2010-10-22 2015-12-15 Cequr Sa Methods and systems for dosing a medicament
CN104390030B (zh) * 2014-11-12 2017-04-26 扬州尼尔液压科技有限公司 步进电机气动微阀
CN104595519B (zh) * 2015-02-04 2016-07-27 哈尔滨工业大学 步进电机气动微阀

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1404542A (fr) * 1964-05-19 1965-07-02 Ferodo Sa Perfectionnements aux dispositifs obturateurs
GB1151357A (en) * 1965-09-14 1969-05-07 Molins Machine Co Ltd Improvements to Flow Regulating Valves
AU423349B2 (en) * 1968-04-29 1972-04-12 Ernest Frederick Dawes An improved valve
US3601124A (en) * 1968-08-29 1971-08-24 Frank L Petree Fluid flow regulator
US3642026A (en) * 1970-04-08 1972-02-15 Air Reduction Metering valve
JPS508205A (nl) * 1973-05-31 1975-01-28
US3985133A (en) * 1974-05-28 1976-10-12 Imed Corporation IV pump
JPS516390A (en) * 1974-07-05 1976-01-19 Alza Corp Ryutaino ryuryoseigyosochito yakuekiochunyusurutamenosochi
US4121584A (en) * 1976-10-15 1978-10-24 R. Scott Turner Method and apparatus for controlling the dispensing of fluid
SE402864B (sv) * 1976-12-03 1978-07-24 Gambro Ab Regleranordning for astadkommande av en finreglering respektive en grovreglering
US4207871A (en) * 1978-06-07 1980-06-17 Imed Corporation System for controlling the flow of intravenous fluids to a patient
US4204538A (en) * 1978-06-07 1980-05-27 Imed Corporation Cassette for intravenous controller

Also Published As

Publication number Publication date
NL183013C (nl) 1988-07-01
FR2434626B1 (nl) 1984-10-26
AU545751B2 (en) 1985-08-01
SE444995B (sv) 1986-05-20
JPH0112834Y2 (nl) 1989-04-14
GB2031558B (en) 1983-03-30
JPS5535685A (en) 1980-03-12
SE7904226L (sv) 1980-03-02
GB2105495B (en) 1983-08-03
AU530314B2 (en) 1983-07-14
NL183013B (nl) 1988-02-01
JPS6212346U (nl) 1987-01-26
IT1162340B (it) 1987-03-25
GB2031558A (en) 1980-04-23
AU1480383A (en) 1983-09-22
AU4719079A (en) 1980-03-06
DE2926127A1 (de) 1980-04-24
CA1136507A (en) 1982-11-30
IT7949663A0 (it) 1979-07-05
GB2105495A (en) 1983-03-23
FR2434626A1 (fr) 1980-03-28
DE2926127C2 (nl) 1989-06-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7904958A (nl) Inrichting voor het regelen van de stroming van een intraveneuze vloeistof naar een patieent.
US4300552A (en) Apparatus for controlling the flow of intravenous fluid to a patient
US10463785B2 (en) System and method for controlling administration of medical fluid
US5372709A (en) Fluid flow control apparatus
US4019514A (en) Surgical system for controlling the infusion of fluid to and the evacuation of fluid and material from an operating field
US4515588A (en) I.V. flow regulator
JPS6127066B2 (nl)
EP1964584A2 (en) Positive pressure infusion system having downstream resistance measurement capability
SE0302698A0 (sv) Anordning för genomförande av en peritonealdialysbehandling
JPH0657250B2 (ja) 血液抽出及び再注輸の血流制御装置
BRPI0403756A (pt) Método e aparelho para o gerenciamento de hidrocefalia de pressão normal
EP0659444B1 (de) Vorrichtung zum Pumpen von Blut
KR20160149927A (ko) 수액 투여 속도의 자동조절장치
US4364386A (en) Apparatus for converting a pump to a controller
EP0064536A1 (en) METHOD AND DEVICE FOR FLOW-CONTROLLED PARENTERAL DELIVERY OF LIQUIDS.
NL8602441A (nl) Drukregelsysteem en inrichting voor de manchet van een automatische niet-invasieve bloeddrukmeter.
JP6646735B2 (ja) 可変流体流量制御装置
GB2304686A (en) Valves and liquid supply systems
JP7110766B2 (ja) 血液浄化装置
EP2944339B1 (en) Systems and methods for determining replacement fluid and plasma flow rates for red blood cell exchange procedures
GB2089497A (en) Control of pressure of fluid delivered by a pump
JPH0532129Y2 (nl)
JPS62120858A (ja) 開放式患者流体処理方法
JPS60156471A (ja) 人工透析装置
JPH0212111B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
BT A notification was added to the application dossier and made available to the public
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BX A request for additional search has been filed
SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: HENLEY INVESTMENTS, INC.

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: HENLEY INVESTMENTS, INC.

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: RESCO HOLDINGS INC.

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: RESCO HOLDINGS INC.

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: ADVANCED MEDICAL TECHNOLOGIES, INC.

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: ADVANCED MEDICAL TECHNOLOGIES, INC.

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee