NL8101293A - Bindinrichting. - Google Patents

Bindinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8101293A
NL8101293A NL8101293A NL8101293A NL8101293A NL 8101293 A NL8101293 A NL 8101293A NL 8101293 A NL8101293 A NL 8101293A NL 8101293 A NL8101293 A NL 8101293A NL 8101293 A NL8101293 A NL 8101293A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lever
back plate
cover plates
parallel
binding device
Prior art date
Application number
NL8101293A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Wright Line Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wright Line Inc filed Critical Wright Line Inc
Publication of NL8101293A publication Critical patent/NL8101293A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B42BOOKBINDING; ALBUMS; FILES; SPECIAL PRINTED MATTER
    • B42FSHEETS TEMPORARILY ATTACHED TOGETHER; FILING APPLIANCES; FILE CARDS; INDEXING
    • B42F13/00Filing appliances with means for engaging perforations or slots
    • B42F13/40Filing appliances with means for engaging perforations or slots combined or formed with other articles, e.g. punches, stands

Landscapes

  • Sheet Holders (AREA)
  • Portable Nailing Machines And Staplers (AREA)
  • Purses, Travelling Bags, Baskets, Or Suitcases (AREA)
  • Polishing Bodies And Polishing Tools (AREA)
  • Paper (AREA)
  • Refuse Receptacles (AREA)

Description

V
t ~ ' Λ IT.O. 29977 1 3indinrichting.
De uitvinding heeft het rekking op hindinrichtingen voor losse vellen en heeft meer in het "bijzonder betrekking op hindinrichtingen bestemd om te worden opgeborgen in hangende opbergstelsels en hindinrichtingen die voorzien 5 zijn van een steunelement zodanig, dat in de geopende toestand van de bindinrichting de inhoud ervan onder een geschikte hoek kan worden bekeken.
Bindinrichtingen die bestemd zijn voor gebruik in hangende opbergstelsels zijn op zichzelf bekend. Een veel 10 voorkomende bindinrichting van dit type bestaat uit een gemodificeerde postbindinrichting welke aan zijn rugplaat voorzien is van een centrisch of excentrisch gemonteerde haak bestemd om losneembaar te worden bevestigd aan een horizontale stang in een zogenoemd centraal haakopberg-15 stelsel. Bindinrichtingen van dit type zijn bijvoorbeeld beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3*865·^5» 3.908.360 en 4.056.296.
Alhoewel bindinrichtingen van dit type geschikt zijn voor opslag van papieren, zoals bijvoorbeeld door een com-2G puterafdrukeenheid geleverde papieren, berekeningsoverzichten en dergelijke, welke in volgorde kunnen worden opgeslagen, zijn ze niet geschikt voor het opbergen van losbladige documenten die periodiek aan een uitgebreide revisie worden onderworpen, omdat het tussenvoegen van bladen 25 moeilijk is. Sommige opbergstelsels met haak-ophanging zijn verder voorzien van mogelijkheden voor het geschikt weergeven van de inhoud van geopende gebonden documenten, anderen zijn niet van dergelijke middelen voorzien en in alle gevallen, wanneer de documenten uit het ophangstelsel 30 verwijderd zijn dan liggen ze plat en worden niet weergegeven onder een geschikte hoek. Een verder nadeel van dit type bindinrichting is, dat de bindinrichting in het op-bergstelsel wordt opgehangen in een positie met de rugplaat boven waarbij tenminste ee^L deel van de rugplaat en van de 35 dekplaten niet zichtbaar is hetgeen voor gemakkelijke toegankelijkheid een andere en mogelijk minder geschikte titelaanduiding noodzakelijk maakt dan verschaft wordt door de rugplaat van een standaard bindinrichting.
8101293
* ^ A
2
Losbladige notitieboeken die voorzien zijn van een standaard multiringmecbanisirie bieden een gedeeltelijke oplossing voor enkele van de genoemde nadelen doordat ze het mogelijk maken om op gemakkelijke wijze een willekeurige 5 bladzijde uit een losbladig document te verwijderen of in te voegen zonder de noodzaak om ook andere bladeren te verwijderen.
De uitvinding heeft nu ten doel een multiringbindin-richting te verschaffen die zodanig ontworpen is dat ze 10 kan worden opgeborgen in een hangend opbergstelsel.
Bindinrichtingen voorzien van een steunelement, welke bindinrichtingen bestemd zijn om in de geopende toestand hun inhoud onder een geschikte hoek zichtbaar te maken, bieden althans gedeeltelijk een oplossing voor enkele van 15 de bovengenoemde nadelen. Een bekend type van dergelijke bindinrichtingen maakt echter gebruik van speciaal gelede dekplaten, welke niet alleen buitenwaarts open, dat wil zeggen van elkaar af bewegen, maar ook gedeeltelijk benedenwaarts worden gevouwen teneinde een ondersteuning te ver-20 krijgen voor de geopende bindinrichting onder een hoek, over het algemeen tussen 45 en 60°, op de bovenzijde van een bureau of een soortgelijk oppervlak; dit type is niet geschikt om te worden gebruikt in hangende opbergstelsels omdat deze extra vrijheidsgraad van deze dubbelgelede dek-25 platen hinderlijk kan zijn bij het inbrengen of verwijderen van een bindinrichting in of van een opbergstelsel doordat dergelijke bindinrichtingen snel verstrikt raken of vast komen te zitten in aanhechtende bindinrichtingen. De uitvinding heeft dan ook verder ten doel een bindinrichting 30 met een steunmechanisme te verschaffen zonder gebruik te maken van meervoudig gelede dekplaten, en in het bijzonder een dergelijke bindinrichting te verschaffen die gebruikt kan worden in een hangend opbergstelsel.
Tevens heeft de uitvinding ten doel een bindinrich-55 ting voor-losse vellen te verschaffen bestemd om te worden opgeborgen in een haakophang-opbergstelsel, welke bindinrichtingen in een dergelijk stelsel kunnen worden opgeborgen met vertikaal staande rugplaat zodat ze kunnen worden bekeken en aangevat op ongeveer dezelfde wijze als een ge-40 bonden boek op een bibliotheekplank.
8101293 3
/ I
Aan deze en ook andere doelstellingen wordt door een bindinrichting net een multiringmechanisme voor het opbergen van losse bladeren volgens de uitvinding voldaan doordat haken zijn aangebracht in de bovenranden van de dek-5 platen en een schamierbare hefboom is aangebracht ingelaten in de rugplaat, welke hefboon kan worden uitgestoken teneinde de geopende binder onder een geschikte hoek op een horizontaal werkoppervlak te kunnen plaatsen.
Verdere voordelen en doelstellingen van de uitvinding 10 zullend deels zonder nadere uitleg duidelijk zijn en zullen deels in het navolgende worden beschreven. De uitvinding heeft dus betrekking op een inrichting met een bepaalde constructie, een combinatie van elementen en een rangschikking van delen waarnaar in het volgende in detail 15 zal worden verwezen.
Voor een beter begrip van de aard en de doelstellingen van de uitvinding wordt verwezen naar de bijgaande figuren.
Figuur 1 toont een achteraanzicht van de rugplaat van een geheel gesloten 'oindinrichting vervaardigd in overeen-20 stemming met de principes van de uitvinding.
Figuur 2 toont een doorsnede in zijaanzicht van de bindinrichting uit figuur 1 waarbij de doorsnede genomen is volgens de lijn 2-2 in figuur 1, waarbij tevens de klamp te zien is die in de ingetrokken positie is ondergebracht in 2p he rugplaat.
Figuur 5 toont een bovenaanzicht van de bindinrichting uit figuur 1.
Figuur 4 toont een gedeeltelijk doorsneden zijaanzicht van de bindinrichting uit figuur 1 waarbij de hefboom, be-50 horend bij de rugplaat van de bindinrichting getoond is in de uitstekende positie.
Figuur 5 toont een zijaanzicht van het binnenoppervlak van de hefboom die behoort bij de rugplaat van de bindinrichting uit figuur 1.
55 Figuur 6 toont een doorsnede volgens de lijn 6-6 in figuur 5·
Figuur 7 toont een achteraanzicht soortgelijk aan figuur 1, waarbij de onderdelen uit de rugplaat van de bindinrichting zijn genomen.
40 Figuur 8 toont een doorsnede volgens de lijn 8-8 van 8101293
f V
-tide rugplaat uit figuur 7·
Figuur 9 toont een vooraanzicht van de klamp 118 die in de figuren 2 en 3 zichtbaar is, bevestigd aan de hefboom en aan de rugplaat van de bindinrichting.
5 De rugplaat van de binder die in het volgende in de tail wordt besproken, wordt beschouwd als geplaatst aan de achterzijde van de bindinrichting terwijl de voorranden van de dekplaten zich bevinden aan de voorzijde van de inrichting, hetgeen niet verward moet worden met de aanduidingen 10 "voorste" en "achterste" dekplaten, omdat de. dekplaten de zijkanten vormen van de behuizing respectievelijk nabij de eerste en nabij de laatste platen van het document dat in de bindinrichting wordt ondergebracht. Ook de boven- en onderzijde zijn gekozen in dezelfde richting als de boven-15 en onderzijde van het ingebonden document (en zijn eveneens op dezelfde wijze gericht als de boven- en onderzijde van de figuren).
Opgemerkt wordt dat overeenkomstige onderdelen in alle figuren met overeenkomstige referentiecijfers zijn aangeduid. 20 In de figuren 1 tot en met 3 is een bindinrichting getoond vervaardigd in overeenstemming met de uitvinding, welke bindinrichting beschouwd moet worden als een voorkeursuitvoeringsvorm van een, van een band voorziene meer-rings bindinrichting voor losse vellen. De band van de 25 bindinrichting bestaat uit een voorste respectievelijk achterste dekplaat 20 en 22, verbonden aan tegenover liggende zijkanten van een bijbehorende rugplaat 24 door middel van een paar parallelle scharnieren 26, elk samenvallend met een tegenover liggende zijde van de rugplaat 24 en een 30 corresponderende rand van een van de dekplaten. Een conventioneel multiringmechanisme 28 is bevestigd aan het binnenoppervlak van de rugplaat 24, bijvoorbeeld door middel van klinknagels 30 zoals getoond is in figuur 2, teneinde aan de rand van gaten voorziene papieren tussen en paral-35 lel met de dekplaten 20 en 22 te ondersteunen wanneer de dekplaten zich in de gesloten positie, geïllustreerd in de figuren, bevinden. Alhoewel dit niet geïllustreerd is zal het duidelijk zijn dat de dekplaten 20 en 22 rond hun respectievelijke scharnieren 26 kunnen draaien zodanig dat een 40 open positie wordt ingenomen in welke positie de inhoud 31012&3 » » 5 van de bindinrichting bloot komt te liggen, en waarbij de respectievelijke oppervlakken ervan een stompe boek net elkaar maken.
Bij voorkeur zijn de dekplaten 20 en 22, de rugpiaat 5 24- en de scharnieren 26 vervaardigd in een samenhangende constructie, bijvoorbeeld als éé stuk gevormd uit polypro-peen, polyetheen of een soortgelijke flexibele polymeer, waarbij de dikte van elk deel zodanig wordt gekozen dat als resultaat stijve dekplaten, een stijve rugpiaat en 10 flexibele scharnieren worden verkregen, waarbij de scharnieren het mogelijk maken dat de dekplaten relatief ten opzichte van de rugpiaat bewegen rond een paar parallelle assen. Het zal echter duidelijk zijn dat ook andere materialen en fabrikagewerkwijzen voor de band kunnen worden 15 gebruikt, vooropgesteld dat de dekplaten 20 en 22 en de rugpiaat 24· voldoende stijf zijn om het gewicht van de bind-inrichting te dragen en dat de scharnieren 26 in hoofdzaak alleen die enkele rotationele vrijheidsgraad verschaffen die in het bovenstaande werd aangegeven. De scharnieren 26 kun-20 nen bijvoorbeeld bestaan uit individuele dubbelbladige scharnieren die bijvoorbeeld met klinknagels zijn bevestigd aan de individueel gevormde dekplaten 20 en 22 en de rugpiaat 24·. Ook kunnen de individuele dekplaten en de rugpiaat scharnierend aan elkaar worden bevestigd op de wi'ze 25 zoals bij conventionele banden door gebruik te naken van stroken weefsel of vinyl.
Zoals blijkt uit de figuren 2 en 5 hebben de voorste en achterste dekplaten 20 en 22 elk een soortgelijke dunne plaatvornige rechthoekige vom. De individuele scharnieren 50 26 die de dekplaten 20 en 22 bevestigen aan de rugpiaat 24- zijn parallel aan en aangrenzend aan de corresponderehde zijranden van de twee dekplaten aangebracht. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de dekplaten 20 en 22 elk verstijfd door een uitwendige versterkingsrand 32 en een in-35 wendige versterkingsrand 34-. De uitwendige versterkings-randen 32 zijn aangebracht langs de bovenrand, de voorrand en de onderrand van de buitenoppervlakken (dat wil zeggen de oppervlakken van elk van de dekplaten die niet gericht kunnen worden naar het multiringmechanisme 28) van de dek- 4-0 platen 20 en 22. De inwendige versterkingsranden JA zijn 8101 293 c ' <· 6 aangebracht aan de tegenover liggende inwendige oppervlakken van elke dekplaat en "bij voorkeur alleen langs de voorrand en "bovenrand van elke dekplaat.
De bovenranden van de voorste en achterste dekplaten 5 20 en 22 zijn respectievelijk voorzien van haken 36 en 38*
De haken 36 en 38 bestaan uit congruente J-vomige insnijdingen in de dekplaten 20 en 22, waarmee openingen 40 en 42 worden gevormd in de bovenranden van de respectievelijke dekplaten alsmede ondersnijdingen in een deel van elke 10 bovenrand zodanig dat de haakvormige delen 44 en 46 ontstaan. De haken 36 en 38 zijn aangebracht op onderling gelijke afstanden van de voorranden van de respectievelijke dekplaten, zodat wanneer de dekplaten 20 en 22 zich in de gesloten positie bevinden de haken zich in een uitgelijnde 15 positie ten opzichte van elkaar bevinden. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de haken dichter bij de voorranden van de dekplaten aangebracht dan bij de achterranden, waarbij de uitstekende elementen 44 en 46 zich dichter bij de rugplaat 24 bevinden dan de openingen 40 en 42. Bij voorkeur zijn de 20 haken 36 en 38 versterkt door doorlopende uitwendige en inwendige versterkingsbanden 32 en 3^ rond hun omtrek.
De afmetingen van de voorste en achterste dekplaten 20 en 22 zijn zodanig gekozen dat deze dekplaten groter zijn dan de respectievelijke afmetingen van de in de bindinrich-25 ting op te bergen papieren waarbij de overmaat tenminste meer bedraagt dan de projectie van de haakdelen 36 en 38 op de respectievelijke voorranden van de dekplaten 20 en 22 en meer bedraagt dan de grootste uitstekende maat van het multiringmechanisme 28 vanaf de rugplaat 24.
30 In de figuren 7 en 8 is de rugplaat 24 getoond in achteraanzicht respectievelijk in longitudinale doorsnede.
De rugplaat 24 heeft bij voorkeur een open doosvormige constructie zodanig dat ze het mechanisme behorend bij de hefboom 48 (getoond gemonteerd aan de rugplaat 24 in de figu-35 ren i? 2 en 4) welke nog nader zal worden beschreven, kan omsluiten. De rugplaat 24 bevat vijf rechthoekige wanden: de achterwand 50, een paar zijwanden 52 en de respectievelijke boven- en ondereindwand 54 en 56* De achterwand 50 vormt het deel van de rugplaat 24 waaraan de scharnieren 40 26 en het multiringmechanisme 28 zijn bevestigd en zijn lengte-r 8101293 r * 7 en breedte-afnetingen corresponderen respectievelijk net de hoogte en de "breedte van de "bindinrichting. De hoogte hangt natuurlijk af van de hoogte van de dekplaten 20 en 22 en de breedte hangt af van de diameter van de ringen van 5 het multiringnechanisne 28 en van de dikte van de dekplaten. De zijwanden 52 grenzen aan de lange randen van de achterwand 50, de zijwanden verlopen loodrecht op de achterwand over de gehele lengte ervan (dat wil zeggen over de hoogte van de bindinrichting). De boveneindwand 54- staat 10 loodrecht zowel op de achterwand 50 als op de zijwanden 52, · verloopt tussen de zijwanden en langs de rand van de achterwand corresponderend met de bovenrand van de dekplaten 20 en 22; de ondereindwand 56 is op soortgelijke wijze bevestigd aan de overblijvende rand van de achterwand 50. De 15 zijwanden 52 en de eindwanden 54- en 56 steken allen uit in dezelfde richting (in achterwaartse richting) over een gelijke afstand vanaf de achterwand 50. Deze afstand is zodanig gekozen dat het mechanisme behorend bij de hefboom 48, dat nog nader wordt beschreven, kan worden gevouwen 20 in de omhulling die wordt gevormd door de wanden. De dikte van alle vijf wanden is in hoofdzaak gelijk en gekozen op basis van het constructienateriaal zodanig dat een stijve en toch veerkrachtig vervormbare rugpla&t 24 wordt verkregen.
ITabij de boveneindwand is een paar houders 57 be-25 vestigd aan de achterwand 50. De houders 57 bestaan uit ribben 58, segmenten 60 en bekledingsplaten 62. de ribben 58 zijn bevestigd aan de achterwand 50 tussen en parallel aan de zijwanden 52. De ribben 58 zijn op gelijke afstand aangebracht van de longitudinale hartlijn van de achterwand 50 50 en strekken zich loodrecht op de achterwand uit over een afstand die iets kleiner is dan de halve afstand waarover de zij- en eindwanden zich uitstrekken. De ribben 58 zijn elk op afstand aangebracht van de zijwanden 52 en van de boveneindwand 54 net een geschikte tussenafstand om het 35 mogelijk te maken een hefboom 48 en een insteekelement 142 op nog nader te beschrijven wijze te bevestigen. De uiteinden van de ribben 58 verwijderd van de boveneindwand 54 eindigen in korte segmenten 60 die parallel lopen aan de boveneindwand 54- en gericht zijn van de respectievelijke 40 ribben 58 af naar de dichtsbijzijnde zijwand 52 eindigend 8101293 8 vóór de wand op afstand die voldoende is om de zijden van de hefboom 48 door te laten, hetgeen in het volgende nog zal worden beschreven. Elke ribbe 58 en elk segment 60 is voorzien van een in hoofdzaak rechthoekige bekledings-5 plaat 62, parallel aan de achterwand 50, welke een overbrugging vormt tussen het segment 60 en de bijbehorende ribbe 58. De bekledingsplaten 62 verlopen langs de ribben 58 over een afstand die iets groter is dan twee maal de tussenafstand tussen de bekledingsplaten en de achterwand 10 50. De uiteinden van de bekledingsplaten 62 die het meest nabij de boveneindwand 54 zijn gelegen zijn licht gebogen in de richting van de achterwand 50 over ongeveer een kwart van de scheidingsafstand tussen de bekledingsplaten en de achterwand, waardoor in feite een paar inspringende lippen 15 63 wordt gevormd (zie figuur 8).
Een scheidingselement 64, parallel aan de boveneindwand 54, strekt zich uit tussen de ribben 58 in de nabijheid van het dichts bij de boveneindwand gelegen uiteinde van de bekledingsplaten 62. Alhoewel dit niet is getoond 20 is het gedeelte van het scheidingselement 64 tussen de ribben 58 en toegekeerd naar de achterwand 50 voorzien van een ondersnijding bestemd om samen te werken met een ver-grendelnok op het insteekelement 142 zoals nog nader zal worden beschreven. Een soortgelijke ondersnijding, de groef 25 „66,, isgevormd, i.n het_oppervlak van de boveneindwand 54 aangrenzend aan de achterwand 50 bestemd om samen te werken met een tweede grendelnok op het insteekelement 142.
Op de achterwand 50, toegekeerd naar de oppervlakken van de zijwanden 52 nabij de ondereindwand 56 is een paar 30 nokken 68 bevestigd. Elk van deze nokken 68 strekt zich uit loodrecht op de respectievelijke zijwand 52. Elke nok 68 is voorzien van een enigszins taps toelopend gedeelte (zie figuur 8), zodat de nok kleiner wordt, bij toenemende afstand vanaf de achterwand 50. Dit taps toelopende ge-35 deelte is zodanig aangebracht dat de nokken 68 schuin verlopende oppervlakken 70 bezitten toegekeerd naar de boveneindwand 54. De schuin verlopende oppervlakken 70 bevinden zich op een afstand van de ondereindwand 56 van bijvoorbeeld 2 cm teneinde een duim toegang te geven tot 40 het onderuiteinde van de hefboom 48 zoals in het volgende 8101 293 9 nog zal worden "beschreven.
Een paar opvangelementen 72 is bevestigd aan de achterwand 50 tussen de nokken 68 en de boveneindwand 54-· Elk opvangelement 72 is voorzien van een bovenplaat 74·, 5 een zijplaat 76 en een topplaat 78. De bovenplaten 74- zijn bevestigd aan de achterwand 50 en gepositioneerd tussen de zijwanden 52 parallel aan de boveneindwand 54- aan beide zijden van de longitudinale hartlijn van de achterwand. De bovenplaten 74- bevinden zich op afstand van de respectie-10 velijk dichtsbijzijnde zijwanden 52 op dezelfde afstand als de segnenten 60 van de houders 57* Elke bovenplaat 74- heeft dezelfde afmetingen als een segment 60 van de houders 57·
De uiteinden van de bovenplaten 57» die zich het dichts bevinden bij de longitudinale as van de achterwand 50 stui-15 ten tegen de zijplaten 76 die parallel verlopen aan de zijwanden 52 en zich uitstrekken vanaf de bovenplaten 74- naar de ondereindwanden 56. De zijplaten 76 hebben afmetingen gelijk aan die van de eindplaten 74-, Gelijk bemeten in hocfd-zaak vierkante topplaten 73, parallel aan de achterwand 50, 20 zorgen voor een overbrugging van elke bovenplaat 74- en de daaraan bevestigde zijplaat 76. De topplaten 78 zijn bevestigd aan de respectievelijke boven- en zijplaten aan de randen van de boven- en zijplaten die verwijderd zijn van de achterwand 50. De randen van ie topplaten 73 die zich het 25 dichts bevinden bij de ondereindwand 56 zijn voorzien van een uitstekende lip 80 die het best te zien is in figuur 8, en die gericht is naar de achterwand 50. Beide opvangele-menten bevinden zich op gelijke afstanden van de segmenten 60 van de houders 57 waarbij de afstand overeenstemt met de 30 afmetingen van de hefboom 4-8, teneinde de werking van de hefboom en het aangrijpen van zijn grendelpennen 114· moge lijk te maken hetgeen in het volgende nog zal worden beschreven.
Op de achterwand 50 tussen de zijwanden 52 en tussen de opvangelenenten 72 en de segmenten 60 is een paar houders 35 82 aangebracht. De houders 82 zijn op gelijke afstanden ge plaatst aan beide zijden van de longitudinale hartlijn van de achterwand 50 en op afstand geplaatst van de respectievelijke dichtsbijzijnde zijwand 52 waarbij de afstand ongeveer gelijk is aan de afstand die geldt voor de segmenten 60 van 4-0 de houders 57· De houders 82 zijn in het algemeen holle 8101293 * 10 half cylindervormige elementen waarvan de cylinderas loodrecht staat op de zijwanden 52 en op afstand verloopt van de achterwand 50, welke laatstgenoemde afstand gelijk is aan de binnenstraal van de cylinder. In een voorkeurs-5 uitvoeringsvorm is het halfcylindrische deel 84- van elke houder 82 bevestigd aan de achterwand 50 door middel van een plat wandsegment 86 dat loodrecht staat op de achterwand 50 en tangentiaal verloopt ten opzichte van de cylinder en geplaatst is aan die zijde van de cylindrische as 10 die toegekeerd is naar de ondereindwand,56. Elke houder 82 is verder voorzien van een eindkap 88, parallel aan de zijwanden 52 als een overbrugging tussen de achterwand 50 het half cylindrische deel 84- en het wandsegment 88 nabij de rand van de houder die zich het dichtsbij bij de 15 dichtsbij zijnde zijwand bevindt. De gehele structuur van de houder 82 heeft een dikte die in hoofdzaak gelijk is aan de dikte van een wand van de rugplaat 24· en de diameter van het half cylindrische deel 84 is zodanig gekozen dat een aanpassing wordt verkregen aan een pen 122 van een klamp 20 118 op nog nader te beschrijven wijze. De houders 82 bevinden zich op gelijke afstanden van de segmenten 60 over een afstand die afhangt van de afmetingen van de hefboom 48 en de klamp 118 hetgeen nog nader zal worden beschreven, en welke afstand in het algemeen enkele centimeters minder is 25, dan de.afstand die geldt voor de.opvangelementen 72..
De gehele tot nu toe beschreven structuur van de rugplaat 24 (aangeduid met de referentiecijfers 52 tot en met 88) is aangebracht op het ©hteroppervlak van de achterwand 50. De scharnieren 26 zijn aangebracht langs de twee lange 30 randen van het tegenover liggende vooroppervlak, aangrenzend aan de overgang van de achterwand 50 naar de zijwanden 52. Aan het vooroppervlak van de achterwand 50 en transversaal verlopend over de achterwand zijn paren transversale ribben 90 aangebracht welke in doorsnede te zien zijn 35 in figuur 8 en in bovenaanzicht te zien zijn in figuur 3·
De transversale ribben 90 zijn uitgevoerd en gedimensioneerd zodanig dat ze een multiringmechanisme 28 in positie op de achterwand 50 van de rugplaat 24 ondersteunen. Daartoe zijn de uiteinden van elke transversale ribbe 90 bij voorkeur 40 voorzien van korte begrenzingsstijlen 92 met een onderlinge 8101293 11 afstand gelijk aan de breedte van bet multiringmechanisme 28. De paren transversale ribben 90 zijn aangebracbt op de achterwand 50 z'danig dat ze elk van de bevestigingsklink-nagels 30, die gebruikt worden voor het vasthechten van 5 het multiringmechanisme 28 aan de rugplaat 24 ondersteunen. De openingen 93 waarvan de afmetingen aangepast zijn aan die van de klinknagels 30, verlopen 'door de achterwand 50 op de longitudinale hartlijn van de achterwand tussen elk paar ribben 90.
10 De achterwand 50 kan verder voorzien zijn van openingen aangrenzend aan de onderling op afstand gelegen parallelle structuur die op de achterwand is gemonteerd teneinde het mogelijk te maken dat de rugplaat 24 in zijn geheel in een eenvoudige uit twee onderdelen bestaande vorm wordt ver-15 vaardigd. Dergelijke patroonopeningen zijn aangebracht in de achterwand 50 en geïllustreerd met de merktekens ”xM in figuur 8, en wel onder de groef 66, het scheidingselement 64, de afdekplaten 62, de houders 82 en de opvangelementen 72.
20 In de figuren 5 en 6 is een hefboom 48 getoond. De hefboom 48 heeft een ondiepe kanaalvora, en is voorzien van een in hoofdzaak rechthoekige plaat 94 ingesloten tussen en loodrecht op een paar in hoofdzaak rechthoekige zij-platen 95. De plaat 9^ en de zijelemenfen 96 zijn vervaar-25 digd uit dunwandige in hoofdzaak planaire platen met een dikte in de orde van de dikte van de wanden 50, 52, 55 en 56 van de rugplaat 24. De lengte van de plaat 94 is iets kleiner dan de totale lengte van de hefboom 48 en van de zijelementen 96, die aangrenzend aan de lange randen van 30 het oppervlak en enigszins uitsteken voorbij het oppervlak aan het bovenuiteinde van de hefboom. De totale lengte van de hefboom 24 is met een geschikte waarde, bijvoorbeeld ongeveer 2 cm, kleiner dan de afstand tussen het scheidingselement 64 en de ondereindwand 56 van de rugplaat 24 ten-35 einde het mogelijk te maken dat een gebruiker een vinger achter de hefboom kan haken zoals nog in het volgende zal worden beschreven. De totale breedte van de hefboom 48, die bepaald wordt door de breedte van de plaat 94 en de dikte van de zijelementen 96, is enigszins kleiner gekozen 40 dan de tussenafstand tussen de zijwanden 52 van de rugplaat 8101 293 12 24. De zijelementen 96 verlopen loodrecht op de plaat 94 over een afstand die enigszins groter is dan de afstand waarover de bekledingsplaten 62 van de houders 57 voor het "bevestigen van de hefboom uitsteken hoven de achterwand 50 5 van de rugplaat 24.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is het hovenuiteinde van de plaat 94 geleidelijk aan gekromd tot een tangentiaal verlopende kromme lip 98· De lip 98 heeft de vorm van een over een kliene hoek verlopend loodrecht cirkelvormig 10 cylindersegment waarvan de as parallel verloopt aan de bovenrand van de plaat 94 welk element verschoven is vanaf de bovenrand in de richting van de onderrand van het oppervlak in een richting tegengesteld aan een richting van de zijelementen 96. De lip 98 steekt uit het vlak van de plaat 15 94 iver een afstand in de orde van grootte van de dikte van de plaat.
Bij voorkeur wordt het onderuiteinde van de plaat 94 begrensd door een in twee niveau's uitgevoerd vingerhouvast, voorzien van een inspringend gedeelte 100 en een verhoogd 20 gedeelte 102. De inspringende en verhoogde delen 100 en 102 hebben een rechthoekige vorm, lange randen die transversaal verlopen over de hefboom 48 en een in hoofdzaak pla-nair oppervlak parallel aan het vlak van de plaat 94. De smalle afmeting (de vertikale afmeting in de figuren 5 en 25 6) van het. zichtbare oppervlak (dat wil zeggen de oppervlak ken die afgekeerd zijn van de zijelementen 96) van elk element 100 of 102 is aangepast aan een vinger. De indeuking 100 is aangebracht loodrecht op de plaat 94 in de richting van de rugplaat en verloopt over een korte afstand, in het 30 algemeen in de orde van grootte van de dikte van de plaat 94. Het verhoogde deel 102 is aangebracht loodrecht op de plaat 94 afgekeerd vanaf de rugplaat over een enigszins grotere afstand, in het algemeen een afstand die ongeveer gelijk is aan twee maal de dikte van de plaat 94. De randen 35 van de zijelementen 96 die aangrenzen tegen de elementen 100 en 102 hebben een dusdanige contour dat ze de niveau-veranderingen die door deze elementen worden geïntroduceerd volgen. De totale uitbreiding van de hefboom 48 loodrecht op de plaat 94 ter plaatse van het verhoogde gedeelte 102 40 bepaalt de afmeting loodrecht op de achterwand 50 van de 81012 9 3 13 wanden 52, 54- en 56 van de rugplaat 24, welke gelijk aan of enigszins groter dan deze hefboomuitbreiding zijn gekozen.
De boveneindhoeken van de zijedementen 96 die bet verst 5 verwijderd zijn van de plaat 94- zijn over een kwart cirkel afgerond waarbij de kromningsstraal ligt in de orde van de helft van de tussenafstand tussen de achterwand 50 en de bekledingsplaten 62 van de rugplaat 24. Op de naar elkaar toegekeerde oppervlakken van de zijelementen 96 en nagenoeg 10 concentrisch met deze afgeronde hoeken zijn scharnierpennen 104 aangebracht. Elke scharnierpen 104 staat loodrecht op zijn respectievelijke zijelement en strekt zich uit over een afstand die minder is dan het verschil tussen de dikte van een zijelement 96 en de afstand tussen een zijwand 52 en de 15 dichtsbij zijnde ribbe 58. Bij voorkeur hebben de scharnierpennen 104 een sleutelgatvormige doorsnede en zijn voorzien van een cirkelcylindrisch segment dat zich uitstrekt over iets minder dan eer: kwart cirkel en concentrisch loopt met en dezelfde straal heeft ais en over loopt in de kwart 20 ronde hoeken, en een excentrisch gesitueerde over driekwart van een cirkel verlopend cirkelcylindrisch segment van kleinere diameter. Dit laatste cylindrische segment is gecentreerd op dezelfde afstand van het vlak van de plaat 9- als het eerstgenoemde segment maar is enigszins 25 in de richting van het onderuiteinde van de hefboom 48 verplaatst. De diameters van de segmenten waaruit de scharnierpennen 104 bestaan zijn gekozen op basis van de sterkte van de materialen en bepalen de scheiding tussen de achterwand 50 en de bekledingsplaten 62 van de rugplaat 24, en 30 deze afmeting is gelijk gekozen aan de maximale dikte van een scharnierpen.
Loodrecht op de naar elkaar toegekeerde oppervlakken van de zijelementen 96 zijn een paar dunne rechthoekige stroken 106 aangebracht waarvan de lengterichting parallel 35 verloopt aan de lengterichting van de hefboom 48. 35j voorkeur hebben de stroken 106 elk een lengte die gelijk is aan ongeveer de halve lengte van de hefboom 48 en strekt elke strook zich in inwaartse richting uit vanaf het respectievelijke zijelement over een afstand ongeveer gelijk aan de 40 afstand waarover de individuele scharnierpennen 104 zich 8101293 14- * % ' uitstrekken. De dikte van elke strook is in hoofdzaak gelijk aan de dikte van de plaat 94-. De stroken 106 verlopen parallel aan de plaat 94- met een tussenafstand in de orde van grootte van twee maal de dikte van de plaat. Beide stroken 5 106 hebben een afstand tot aan het onderuiteinde van de respectievelijke zijelementen 96 gelijk aan ongeveer een derde van de lengte van de hefboom 4-8, waarbij de exacte positionering zodanig gekozen is dat de stroken zich uitstrekken in achterwaartse richting ten opzichte van het midden van 10 de hefboom maar toch een afstand van enkele centimeters vrij laten tot aan het inwaarts gerichte element 100. Het uiteinde van elke strook 106, dat toegekeerd is naar het onderuiteinde van de hefboom 4-8, is via een kort rechthoekig af sluit element 108 verbonden met de plaat 94-, welk 15 afsluitelement 108 loodrecht staat zowel op de strook als op de plaat en tevens loodrecht staat op het zijelement 96 en samen komt met de strook in positie voorbij de strook-rand over een afstand in de orde van de dikte van de strook. Elk afsluitelement 108 heeft een dikte gelijk aan de dikte 20 van een strook 106.
Een opening 110 is aangebracht in de plaat 94- tegenover elke strook 106. Elke opening 110 heeft een rechthoekige vorm en heeft dezelfde lengte als de strook 106 en de opening strekt zich uit vanaf het afsluitelement 108 .25 .tot over. een afstand, gelijk aan de dikte van het stop- element, voorbij het van het stopelement afgekeerde uiteinde van de strook. De breedte van elke opening 110 is groter dan de breedte van een strook 106 waarbij de overmaat enigszins meer bedraagt dan de dikte van de. plaat 94-, en de 30 openingen strekken zich uit in de plaat 94- vanaf de zijelementen 96. Een lineaire groef 112 is aangebracht in de plaat 94- bij de hoek van elke opening 110 die zich het dichts bevindt zowel bij de longitudinale hartlijn als bij het bovenuiteinde van de hefboom 4-8. Elke groef 112 heeft 35 een breedte die iets groter is dan de dikte van de plaat 94- en strekt zich uit over een afstand vanaf de respectievelijke opening 110 gelijk aan ongeveer twee maal deze waarde. De groeven 112 zijn uitgelijnd parallel met en monden uit op de respectievelijke lange randen van de openingen 110-.- 4-0 Grendelpennen 114- zijn bevestigd aan de naar elkaar 8101 293 15 toegekeerde oppervlakken van de zijelementen 96 in de nabijheid van het inwaarts gerichte element 100. Sik van de twee grendelpennen staat loodrecht op het respectievelijke zijelenent 96 en strekt zich uit over een afstand in de-5 zelfde orde als de maximale dikte van de scharnierpen 104·. 77at betreft de vorm heeft elke grendelpen 114- een boogvormige dwarsdoorsnede, waarbij de basis van de boog aangrenst aan de van de plaat 94- verwijderde rand van het respectievelijke zijelement 96. Elke pen 114- strekt zich in lengte-10 richting uit langs het respectievelijke zijelement 96 over een afstand in de orde van grootte van de dikte van een zijelement en strekt zich uit vanaf de rand van het zijele-ment in de richting van de plaat 94· over een afstand die ongeveer gelijk is aan twee maal deze afstand. Elke grendel-15 pen 114· is aangebracht op de hefboom 4-8 zodanig dat de afstanden tussen de hartlijn van een grendelpen en de corresponderende scharnierpen 104- gelijk is aan de afstand tussen de vlakken van een scheidingselement 64- en de eindplaten 74- in de rugplaat 24·, welke laatste afstand bij voorkeur 20 zodanig wordt bepaald dat de grendelpen 114- iets dichter bij de scharnierpen ligt dan de indeuking 100. Als fabri-kagehulpniddel is de plaat 94- voorzien van een paar patroon-gaten 115 tegenover elke grendelpen 114-.
De onderranden van elk zijelement 96 zijn bij voorkeur 25 voorzien van een enigszins onvierkant profiel, zodat schuine randen 116 ontstaan. De schuine randen 116 lopen in de richting van de bovenkant van de hefboom 48 bij groter wordende afstand vanaf de plaat 94. De hoei: die de schuine randen 116 bepalen met het vlak van de plaat 94 is in 30 hoofdzaak gelijk gekozen aan de hoek die wordt bepaald door een lijn tussen het onderuiteinde van de hefboom 48 en het onderuiteinde van de rugplaat 24 met het vlak van de plaat 94 wanneer de bindinrichting geheel geassembleerd is en de hefboom zich in de nog nader te beschrijven uitstekende 35 positie bevindt. Over het algemeen zal deze hoek 10 tot 20° kleiner zijn dan een rechte hoek.
In figuur 9 is een gevormde klamp 118 getoond. De klamp 118 bestaat uit één stuk en is voorzien van een stijl 120 en pennen 122 en 124. De stijl 120 bestaat uit een dun-40 wandig in hoofdzaak rechthoekig lichaam. De lengte van de 8101293 16 stijl 120 is bij voorkeur in de orde van de halve lengte van de hefboom 48 en zijn breedte is kleiner gekozen dan de afstand tussen de afsluitelementen 108 van de hefboom. De dikte van de stijl 120 is gekozen op basis van de materiaal-5 sterkte zodanig dat een redelijk stijve stijl wordt verkregen en ligt bij voorkeur in de orde van de dikte van de wanden 50, 52, 54 en 56 van de rugplaat 24. Teneinde de stijfheid van de stijl 120 te verbeteren kan ze voorzien zijn van verstijvende randribben 126, vooropgesteld dat de totale dikte 10 van de stijl daardoor niet te groot wordt.
De pen 122 is bevestigd aan één uiteinde van de stijl 120 zodanig dat ze uitgelijnd is met de rand van de stijl en uitsteekt buiten de zijkanten. De pen 122 is zodanig aangebracht dat ze aan beide zijden van de longitudinale hartlijn 15 van de stijl 120 even ver uit steekt. De pen 122 bestaat uit een rechte cirkelcylindersectie en heeft een diameter die ’ voldoende is om de benodigde sterkte te leveren. De lengte van de pen 122 is enigszins kleiner gekozen dan de scheiding tussen de eindkappen 88 van de houders 82 in de rug-20 plaat 24. In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de bevestiging van de pen 122 aan de stijl 120 ondersteund door een enigszins bredere sectie 128 van de stijl. De sectie 128 heeft een rechthoekige vorm en is gecentreerd op en verloopt langs de pen 122 over een afstand die enigszins 25. kleiner is dan de afstand tussen de houders 82 in de rugplaat 24.
De pen 124 is bevestigd aan het van de pen 122 afge-keerde uiteinde van de stijl 120 zodanig dat ze in lijn verloopt met dit.uiteinde. De pen 124 is zodanig aangebracht 50 dat ze over gelijke afstanden aan beide zijden van de stijl 120 uitsteekt. De pen 124 bestaat uit een rechte cirkel-cylindersectie en heeft een diameter die in hoofdzaak gelijk is aan de afstand tussen het oppervlak 94 en de stroken 106 van de hefboom 48. De lengte van de pen 124 is enigs-35 zins kleiner gekozen dan de afstand tussen de zijkanten 96 van de hefboom 48. De pen 124 is voorzien van een paar flenzen 130, die zich elk radiaal uitstrekken rond de pen over een afstand die niet uitstijgt boven de dikte van de plaat 94 van de hefboom 48. De flenzen 130 zijn aangebracht 40 op gelijke afstanden van de longitudinale hartlijn van de 81012 9 3
V
stijl 120 en hebben een tussenafstand gelijk aan de tussenafstand tussen de openingen 110 in de plaat 94 van de hefboom 48. De dikte (dat wil zeggen de axiale afmeting) van elk van de flenzen 130 is enigszins kleiner gekozen dan 5 het verschil tussen de breedte van een opening 110 en de breedte van de strook 106 waarmee deze opening is uitgelijnd.
In een voorkeursuitvoeringsvom is de bindinrichting voorzien van een etikethouder 132, welke het best te zien 10 is in de figuren 1, 2 en 4. De etikethouder 132 is vervaardigd uit transparant materiaal zoals polycarbonaat, polystyreen, een acrylpolymeer of een soortgelijke polymeer en is gevormd en bemeten aangepast aan de plaat 94 van de hefboom 48 tussen het bovenuiteinde van de hefboom en de 15 indeuking 100. De etikethouder 132 is voorzien van een af-deksectie 134 en een afstandsribbe 136. De afdeksectie 134 bestaat uit een dunne vlakke plaat met in hoofdzaak rechthoekige vorm en dezelfde afmetingen als de plaat 94 van de hefboom 45. De afstandsribbe 136 bestaat uit een 20 ribbe gevormd langs de zijkanten en de onderrand van de afdeksectie 134. De ribbe 136 past in een ondiepe indeuking gevormd langs de zijkanten en de onderrand van de plaat 94. De afstandsribbe 136 strekt zich uit tot voorbij het boven--’ n.9_0 ‘VS.I' C.3 Z.mLS,"u *13^" 0.“Ζθ!1.ΖΓ5.θ clis 3.0 z’ 25 elementen 96 zich uitstrekken tot voorbij de bovenzijde van de plaat 94 in de hefboom 48. Het bovenuiteinde van de etikethouder 132 is voorzien van een sterke geleidingsec-tie 138 die gepositioneerd is voorbij het bovenuiteinde van de afdeksectie 136. De geleidingsectie 138 verloopt trans-30 versaal ten opzichte van de afdeksectie 134 en is met zijn uiteinden verbonden aan de zijkanten van de afstandsribben 136. Het geleidingselenent 138 bestaat uit een dunwandig in zijn algemeenheid cylindrisch segment aangepast aan de kromming van de lip 98 van het oppervlak 94 van de hefboom 35 48. Het geleidingselement 138 is zodanig gepositioneerd dat het aanrust tegen de lip 98 op de in figuur 2 getoonde wijze wanneer de etikethouder 132 zodanig gepositioneerd is dat zijn afstandsribben samenwerken met de plaat 94 van de hefboom 48 waarbij de het open uiteinde van de afstands-40 ribbe 136 samenvalt met de bovenuiteinden van de zijelemen- 8101293 f * 18 ten % van de hefboom. De bovenrand van de af dekplaat 134 tegenover de geleidingsectie 138 is voorzien van een af-schuining 139 (figuur 2) concentrisch, met de geleidingsectie. De spleet tussen de afschuining 139 en. de geleiding-5 sectie 138 vormt een opening voor het insteken van een etiket of label in de ruimte tussen de afdekplaat 134- en de plaat 94- van de hefboom 4-8. Het onderuiteinde van de af dekplaat 134· en de afstandsribbe 136 zijn doorsneden door een nauwe sleuf 14-0 welke in hoofdzaak verloopt volgens de 10 longitudinale hartlijn van de etikethouder 132. Bij voorkeur heeft de sleuf 140 een lengte die enigszins groter is dan de afstand tussen het bovenuiteinde van de plaat 94- van de hefboom 4-8 en het bovenuiteinde van de zijelementen 96.
Het bovenuiteinde van de rugplaat 24 is verder voor-15 zien van een inzetstuk 142. Het inzetstuk 142 is bij voorkeur gevormd uit acrylonitriel-butadieen-styreen of een soortgelijk materiaal met de vereiste veerkracht om insnap-montage mogelijk te naken. 77at betreft de vorm heeft het inzetstuk 142 een holle doosvormige constructie met een 20 rechthoekig bovenvlak 144 en een paar tegenover liggende zijvlakken 145 en een paar tegenover liggende eindvlakken 146. Het inzetstuk 142 is dusdanig bemeten dat het nauwsluitend past in het bovenuiteinde van de rugplaat 24 waarbij de zijkanten 145 aanrusten tegen de naar elkaar toe-25 . gekeerde oppervlakken van de zijwanden 52 en de eindwanden 146 passen tussen en aanrustend tegen de bovenwand 54 en het scheidingselement 64. De middendelen van de eindwanden 146 het verst verwijderd van het oppervlak 144 zijn voorzien van ingesneden verende nokken 148 (waarvan alleen degene 30 aan de boveneindwand in figuur 2 zichtbaar is) welke nokken dusdanig zijn gedimensioneerd dat ze samenwerken met de groef 66 in de boveneindwand 54 en met de (niet getoonde) ondersnijding in het scheidingselement 64.
De assemblage van de hefboom 48 in de bindinrichting 35 zal in het volgende worden beschreven. De etikethouder 132 wordt op de hefboom 48 gepositioneerd met de afstandsribbe 136 in contact met de plaat 94, met de lange zijden van de afstandsribbe parallel aan en samenvallend met de zijden 96 en met de geleidingsectie aanrustend tegen de lip 98. In 40 deze positie wordt de etikethouder 132 dan bevestigd aan de 8101293 19 hef boon 4-8 bijvoorbeeld door een ultrasone laswerkwijze of op andere geschikte wijze.
De houders 82 worden opengespreid teneinde het moge lijk te naken dat de pen 122 van de klamp 118 op zijn plaats snapt 5 en de pen 124 van de klamp 118 wordt ingestoken in het spoor in de hefboom 48 gevormd tussen de stroken 106 en de plaat 94-. Deze laatste bewerking wordt voltooid door de uiteinden van de stroken 106 die zich het dichts bevinden bij het bovenuiteinde van de hefboom 48 tegenover en paral-10 lel aan de pen 124 te plaatsen waarbij de pen verloopt tussen de zijelementen 96 van de hefboom. De flenzen 130 op de pen 124 worden ingestoken in de groeven 112 in de plaat 94 van de hefboom en de hefboom wordt ten opzichte van de klamp 118 bewogen zodanig dat de pen 124 tegen het afsluitelement 15 i08 terecht komt, waardoor de hefboom 48 beweegbaar wordt gemonteerd aan de klamp 118.
Eet bovenuiteinde van de hefboom 48 wordt bevestigd aan de rugplaat 2“ door het insteken van de bovenuiteinden van de zijelementen 25 van de hefboom tussen de zijwanden 52 20 van de rugplaat zodanig dat de kwart ronde secties van de scharnierpennen 104 in contact komen net de achterwand 50 tussen de bovenwand 54 en het scheidingselement 64. Terwijl de scharnierpennen 104 in contact worden gehouden met de ac''tew"=v'd 5*"* word~ ''0- bcv—-'uitednde van de hefboom m3 25 bewogen in de richting van de ondereindwand 56 van de rugplaat 24 zodanig dat de scharnierpennen in de houders 57 terecht komen. Het zal duidelijk zijn dat de dikte van de wanden en de structuur van de rugplaat 24 zodanig zijn gekozen dat de stijve en toch veerkrachtig vervormbare in-30 springende lippen 63 van de topplaten 62 van de houders van de achterwand 50 weggehogen kunnen worden tijdens het inbrengen van de scharnierpen 104 in de houders 57· ITadat de hefboom 48 gekoppeld is met de houders 57 worden de scharnierpennen 104 bewogen tot in contact met de segmen-35 ten 60 van de houders en wordt het inzetstuk 142 aangebracht. Het inzetstuk 142 wordt uitgelijnd met het hovenuiteinde van de rugplaat 24 waarbij de zijwanden 145 van het inzetstuk zich bevinden tussen de zijwanden 52 van de rugplaat en de eindwanden 146 zich bevinden tussen de boven-40 eindwand 54- en het scheidingselement 64, en waarbij de zij- 8101293 20 wanden en eindwanden van het inzetstuk zich dichter bevinden bij de achterwand 50 dan het bovenvlak 144. De verende nokken 14-8 van het inzetstuk 14-2 worden inwaarts afgebogen naar elkaar toe, en het inzetstμk wordt in contact 5 gebracht net de achterwand 50, in welke positie de verende nokken terecht komen enerzijds in de groef 66 in de boven-eindwand 54- en anderzijds in de ondersnijding in het schei-dingselement 64. De verende nokken 148 snappen op hun plaats in de groef 66 en in de ondersnijding in het schei-10 dingselement 64 en vergrendelen daarmee het inzetstuk 142 in positie. Met het inzetstuk 142 in positie zijn de open uiteinden van de houders 57 gesloten door het inzetstuk waardoor de scharnierpennen 104 zijn ingevangen terwijl ze toch zowel kunnen roteren als een translatiebeweging ten 15 opzichte van de houders 57 kunnen uitvoeren.
Als de klamp 118 gekoppeld is met de hefboom 48 en met de rugplaat 24 op de in het bovenstaande beschreven wijze dan kan de klamp 118 zowel een translatiebeweging als een rotatiebeweging uitvoeren ten opzichte van de hefboom, 20 waardoor de bovengenoemde rotatie en translatie van de hefboom rond de scharnierpennen 104 mogelijk wordt. De beweging van het onderuiteinde van de hefboom 48 in de richting van de rugplaat 24 brengt de schuin verlopende randen 116 van de hefboom in contact met de schuin verlo-25 . ·. - pende- oppervlakken 70 van de nokken 68 op de rugplaat, met als resultaat dat de grendelpennen 114 worden gedwongen in de richting van de opvangelementen 72. Deze translatie-beweging van de hefboom 48 in de richting van het bovenuiteinde van de rugplaat 24 is mogelijk vanwege de longitu-30 dinale uitgestrektheid van de houders 57 waarin de schar_ nierpennen 104 zijn ingevangen. Als de grendelpennen 114 inkomen in de opvangelementen 72? dan komen de half ronde oppervlakken van de grendelpennen terecht tegen de uitstekende lippen 80 van de topplaten 78 van de opvangele-35 menten 72. Een verdere beweging van de grendelpennen 114 zorgt voor een veerkrachtige vervorming van de topplaten 78 van de opvangelementen van de achterwand 50 af totdat de bovenzijden van de grendelpennen onder de uitstekende lippen 80 kunnen passeren, waarna de elastische herstel-40 kracht ervoor zorgt dat de topplaten weer worden ontspannen 8101293 21 en terugbewegen in de richting van de achterwand 50, waardoor de uitstekende lippen de grendelpennen invangen. Tegelijkertijd konen de scharnierpennen 104· in contact met de inspringende lippen 65, waardoor het bovenuiteinde van 5 de hefboom 4-8 stevig zetelt tegen de achterwand 50 en op soortgelijke wijze de opvangelementen 72 en de grendelpennen 114- zorgen voor een bevestiging van het onderuiteinde van de hefboom. In deze ingetrokken positie is de hefboon 4-8 genesteld in de uitsparing in de rugplaat 72 gevormd door 10 de zij- en eindwanden 52, 5^· en 56 waarbij de af dekplaat 134· van de etikethouder 132 en het uitstekende deel 102 van de hefboom gelijk liggen net de van de achterwand 50 afgekeerde randen van de genoemde wanden.
De hefboom 48 kan worden geopend door het aangrijpen 15 ban de indeuking 100 en het uitstekende deel 102 en het verschuiven van de hefboom in de richting van de onder-eindwand 56. Door deze actie snappen de vergrendelpennen "14 uit de opvangelementen 72. Ben doorgaande neerwaartse beweging van de hefboom 43 brengt de schuine randen 116 20 van de hefboom in contact met de schuin verlopende oppervlakken 70 van de nokken 68 juist voordat er contact wordt genaakt tussen de scharnierpennen 104 van de hefboon en de segmenten 60 van de houders 57. De hefboom 45 kan nu rond o -¾ 2 'V/' 4 η'' λ v-> *-! Λ -**\' - -. -^»>4 λ "·λ ->-» rS —1 r* tnT-~ ~ m* n ” i'"'.*'- ' Wi TV. .
SV V ^ ^ » V. J. V «V Φ * ^ '^»rn w V V/ — 1Λ. * ί >v -v v » · <.w 25 uiteinde van de hefboom van het onderuiteinde van de rugplaat 24 af wordt bewogen. Tegelijkertijd scharniert de klamp 118 in de houders 82 en glijdt de pen 124 langs de stroken 106 van de hefboom. Bij voorkeur zijn de houders 82 zodanig gepositioneerd en de stroken 106 zodanig aange-30 bracht dat de pen 124 kan glijden langs de stroken 106 door het punt heen, waarin de klamp 118 loodrecht staat op de stroken, zodat wanneer de klamp met de hand wordt bewogen naar het einde van zijn bewegingsweg tegen de afsluitele-menten 103, dan bevindt de klamp zich in een over het 35 middelpunt liggende vergrendelde positie (dat wil zeggen dat de hoek ingesloten door de klamp en de hefboom 48 kleiner is dan 90°). In deze uitgestoken positie van de hefboon 48 kan de bindinrichting worden neergezet onder een hoek die geschikt is om te lezen, en wel op de schuin 40 verlopende randen 116 van de hefboom, de ondereindwand 56 8101293 22 van de rugplaat 24· en op een of "beiden van de onderranden van de geopende voor- en achterdekplaten 20 en 22.
In de gesloten toestand kan de bindinrichting eenvoudig worden opgeborgen in een opbergstelsel voorzien van 5 · een (niet getoonde) horizontale stang door middel van de haken 38 en 36, waarbij de stang in de haken binnenkomt via de openingen 4-0 en 4-2 en in de haken tot rust komt waarbij de bindinrichting hangt aan de uitstekende haakdelen 44 en 46. De plaatsing van de haken 38 en 36 zodanig dat de 10 openingen 40 en 42 verder van de rugplaat 24 af liggen dan de uitstekende haaknokken 44 en 46 maakt het mogelijk om de bindinrichting te koppelen met een dergelijke horizontale stang op in hoofdzaak dezelfde wijze als wanneer de bindinrichting op een gewone plank zou worden geplaatst, waar-15 "bij de bindinrichting met de voorrand in de richting van de stang wordt bewogen. De excentrische plaatsing van de haken 38 en 36 produceert een gewenste onbalans in de bindinrichting, waarbij de voorrand van de bindinrichting de neiging heeft om boven de rugplaat 24 uit te stijgen.
20 Deze opzettelijke onbalans maakt de bindinrichting volgens de uitvinding in het bijzonder geschikt voor gebruik in opbergstelsels van het type zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3*980.360, waarin een (niet getoonde) flens door contact met een deel van de voorrand 25 van de dekplaten 20 en 22 zowel de rugplaat 24 vertikaal houdt in de opgeborgen positie als, samen met het zwaartepunt van de bindinrichting een koppel oplevert dat zodanig gericht is dat de haak 32 de neiging heeft nog vaster te hechten op de dragende stang van het opbergstelsel.
30 Etiketkaarten of labelkaarten (die niet geïllustreerd zijn) kunnen ingebracht worden in de etikettenhouder 132 door de opening tussen het geleidingselement 138 en de af-schuining 139» waarbij het etiket in de volledig ingebrachte toestand gepositioneerd is tussen de plaat 94 van de hef-35 boom 48 en de afdekplaat 134 van de etikettenhouder. Een scherp instrument, zoals een penpunt kan gebruikt worden om het achterste uiteinde van het - etiket via de sleuf 140 aan te grijpen als hulpmiddel bij het verwijderen van een etiket.
40 Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding vatbaar is om 8101293 23 ook op andere wijze dan de geïllustreerde wijze te worden gerealiseerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de haken 56 en 38 niet excentrisch te monteren en het is ook niet noodzakelijk om de bovenranden van de dekplaten 20 en 22 5 van enkelvoudige haken te voorzien. Verder kan de behuizing bestaande uit de dekplaten 20 en 22 en de rugplaat 24- worden samengesteld uit afzonderlijke delen in plaats van te worden vervaardigd in een unitaire constructie. Al deze en ook verdere wijzigingen worden geacht binnen het 10 kader van de uitvinding te liggen.
8101293

Claims (13)

1. Bindinrichting voor losse vellen voorzien van een stijve rugplaat met een multiringeenheid voor liet losneem-Baar daaraan Bevestigen van op geschikte wijze van gaten 5 voorziene papieren en verder voorzien van een paar stijve dekplaten van rechthoekige vorm, scharnierend Bevestigd aan de genoemde rugplaat zodanig dat ze kunnen roteren rond een paar parallelle assen tussen een eerste gesloten positie waarin de dekplaten tegenover elkaar staan en een 10 tweede positie waarin de genoemde dekplaten onderling een stompe hoek vormen, met het kenmerk, dat in corresponderende enkele randen van de genoemde dekplaten congruente haakvormige uitsparingen zijn aangeBracht, welke enkele randen loodrecht staan op de genoemde draaiings-15 assen en de genoemde uitsparingen zodanig zijn aangeBracht langs de genoemde randen dat ze tegenover elkaar staan wanneer de stijve dekplaten zich in de eerste gesloten positie Bevinden.
2. Bindinrichting volgens conclusie 1, g e k e n - 20 merkt door een uittrekBare hefBoom die scharnierend Bevestigd is aan de rugplaat met een scharnieras loodrecht op de genoemde parallelle rotatie-assen, zodanig dat de hefboom Beweegbaar is tussen een ingetrokken positie parallel aan de genoemde parallelle rotatie-assen en een . .25.: uitgetrokken positie waarin de hefBoom een hoek maakt met een vlak parallel aan de genoemde parallelle rotatie-assen, waarbij wanneer de genoemde hefBoom zich in de uitgetrokken toestand Bevindt en de dekplaten van de Bindinrichting zich in de tweede geopende toestand Bevinden de Bindin-50 richting kan worden ondersteund op een oppervlak door de genoemde hefBoom, een uiteinde van de genoemde rugplaat en tenminste een van de genoemde, dekplaten waarbij de rugplaat schuin staat ten opzichte van het genoemde oppervlak.
3. Bindinrichting volgens conclusie 2, m e t het 35 kenmerk, dat de genoemde enkele randen verwijderd zijn van het genoemde uiteinde van de rugplaat.
4. Bindinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de genoemde uitsparingen een haakgedeelte definiëren alsmede een opening, 40 waarbij de haakdelen zich Bevinden tussen de genoemde 8101293 openingen en de rugplaat.
5. 3indinrichting volgens een der voorgaande conclusies, net het kenmerk, dat de genoemde uitsparingen excentrisch zijn gesitueerd langs de genoemde 5 enkele randen zodanig dat ze verder verwijderd zijn van de genoemde rugplaat.
6. Bindinrichting voorzien van een stijve rugplaat met een multiringeenheid voor het losneembaar daaraan Bevestigen van, van geschikte gaten voorziene papieren, en 10 verder voorzien van een paar stijve dekplaten van rechthoekige vorm welke scharnierend zijn bevestigd aan de genoemde rugplaat teneinde te kunnen roteren rond een paar parallelle assen tussen een eerste gesloten positie waarin de dekplaten tegenover elkaar staan en een tweede open 15 positie waarin de dekplaten een stompe hoek insluiten, met het kenmerk, dat een uittrekbare hefboom scharnierend bevestigd is aan de genoemde rugplaat met een scharnieras loodrecht op de genoer.de parallelle rctatie-assen, zodanig dat de hefboom beweegbaar is tussen een in-20 getrokken positie parallel aan de genoemde parallelle ro-tatie-assen en een uitgetrokken positie waarin de hefboom een hoek maakt met een vlak parallel aan de genoemde parallelle rotatie-assen, waarbij ’.vanneer de genoemde hefboom zich in de uitgetrokker. positie bevindt en de genoemde 25 dekplaten van de bindinrichting zich in de tweede open positie bevinden de bindinrichting kan worden ondersteund op een oppervlak door de genoemde hefboom, een uiteinde van de genoemde rugplaat en tenminste één van de dekplaten waarbij de rugplaat schuin staat ten opzichte van het opper-50 vlak.
7. Bindinrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de hefboom verder voorzien is van een grendeleenheid voor het vastzetten van de hefboom in de genoemde ingetrokken positie.
8. Bindinrichting volgens conclusie 7, n e t het kenmerk, dat de grendeleenheid voorzien is van gren-delmiddelen op de genoemde rugplaat en een grendelpen op de genoemde hefboom en de hefboom scharnierend bevestigd is aan de genoemde rugplaat met behulp van een scharnier- 4-0 pen die opgehangen is in langgerekte houders, zodanig dat 8101293 tevens kan bewegen langs de genoemde rugplaat, waarbij de grendelmiddelen en de grendelpen in aangrijping kunnen komen.
9. Bindinrichting volgens conclusie 6, m e t bet kenmerk, dat een grendelklamp aanwezig is voor bet 5 vastzetten van de hefboom in de uitstekende positie.
10. Bindinrichting volgens conclusie 9, m e t bet kenmerk, dat de grendelklamp voorzien is van een langgerekt element met eerste en tweede uiteinden, welk eerste uiteinde scharnierend bevestigd is aan de genoemde 10 rugplaat via een as parallel aan de as waar omheen de hefboom scharnierend aan de rugplaat is bevestigd en het tweede uiteinde verschuifbaar bevestigd is aan de genoemde hefboom zodanig, dat wanneer de genoemde hefboom wordt bewogen naar de genoemde uitgetrokken of uitstekende posi- 15 tie, de klamp passeert naar een positie voorbij de loodrechte stand zodanig dat een vergrendeling wordt bereikt.
11. Bindinrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de genoemde hefboom in hoofdzaak een rechthoekige vorm heeft en voorzien is van een transparant 20 etikettenhoudend deksel.
12. Bindinrichting volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de genoemde rugplaat in hoofdzaak bestaat uit een rechthoekige open doosvormige constructie waarvan de afmetingen zodanig zijn dat de hefboom wordt 25 opgenomen wanneer de genoemde hefboom zich bevindt in de teruggetrokken positie zodanig dat in die positie in hoofdzaak alleen het transparante etikettenhoudende deksel van de genoemde hefboom zichtbaar is.
13. Bindinrichting, voorzien van een stijve rugplaat 30 met een multiringeenheid voor het losneembaar daaraan bevestigen van, van geschikte gaten voorziene papieren en verder voorzien van een paar stijve dekplaten van rechthoekige vorm die scharnierend aan de rugplaat zijn bevestigd teneinde te kunnen roteren rond een paar parallelle 35 rotatie-assen tussen een eerste gesloten positie, waarin de dekplaten naar elkaar toegekeerd zijn en een tweede open positie waarin de dekplaten een stompe hoek met elkaar vormen, gekenmerkt door een paar congruente haakvormige uitsparingen in corresponderende enkele randen 40 van de genoemde dekplaten, welke enkele randen loodrecht 8101293 staan op de genoemde rotatie-assen en welke uitsparingen zodanig langs de genoemde enkele randen zijn aangebracht dat ze tegenover elkaar staan wanneer de genoemde stijve dekplaten zich in de eerste gesloten positie bevinden en 5 de genoemde uitsparingen verder een haakdeel alsnede een opening definiëren, welke haakdelen zich bevinden tussen de genoemde openingen en de genoemde rugplaat en de uitsparingen excentrisch langs de enkele as gesitueerd zijn zodanig dat ze verder van de genoemde rugplaat zijn ver-10 wijderd, een in- en uittrekbare hefboom die scharnierend bevestigd is aan de genoemde rugplaat volgens een as die loodrecht staat op de genoemde parallelle rotatie-assen zodanig dat de hefboom kan worden bewogen tussen een teruggetrokken positie parallel aan de genoemde parallelle ro-15 tatie-assen en een uitgetrokken of uitstekende positie waarin een hoek wordt gemaakt met een vlak parallel aan de genoemde parallele rotatie-assen, welke hefboom in hoofdzaak een rechthoekige vorm heeft en voorzien is van een transparant etikettenhoudend deksel en de genoemde rug-20 plaat voorzien is van een in hoofdzaak rechthoekige open doosvormige constructie waarvan de afmetingen zodanig zijn dat de hefboom hierin wordt opgevangen wanneer de hefboom zich bevindt in de genoemde teruggetrokken positie, zodanig dat dn die positie in hoofdzaak alleen net genoemde trans-2p paranze etikeztenhoudende deksel van de genoemde hefboom zichtbaar is, een grendeleenheid voorzien van grendel-middelen op de genoemde rugplaat en een grendelpen op de genoemde hefboom, welke in aangrijping kunnen komen teneinde de hefboom in de genoemde teruggetrokken positie vast te 50 zetten, en een vergrendelende klamp die beweegbaar bevestigd is aan de genoemde hefboom en aan de genoemde rugplaat teneinde de hefboom in de uitstekende of uitgetrokken positie vast te zetten, waarbij wanneer de genoemde hefboom zich bevindt in de uitgetrokken of uitstekende positie 35 en de dekplaten zich in de tweede open positie bevinden de bindinrichting kan worden ondersteund op een oppervlak door de hefboom, een uiteinde van de genoemde rugplaat en tenminste één van de genoemde dekplaten, waarbij de rugplaat schuin staat ten opzichte van het genoemde oppervlak en de 40 genoemde haken zich op afstand van dit betreffende uiteinde bevinden.Λ ********** 8101293
NL8101293A 1980-04-18 1981-03-17 Bindinrichting. NL8101293A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US14127380 1980-04-18
US06/141,273 US4315696A (en) 1980-04-18 1980-04-18 Easel-style suspension binder

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101293A true NL8101293A (nl) 1981-11-16

Family

ID=22494959

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101293A NL8101293A (nl) 1980-04-18 1981-03-17 Bindinrichting.

Country Status (15)

Country Link
US (1) US4315696A (nl)
JP (1) JPS56164896A (nl)
BR (1) BR8102363A (nl)
CA (1) CA1161721A (nl)
CH (1) CH652354A5 (nl)
DE (1) DE3112488A1 (nl)
DK (1) DK171681A (nl)
ES (1) ES267151Y (nl)
FI (1) FI73924C (nl)
FR (1) FR2480678B1 (nl)
GB (1) GB2074101B (nl)
IT (1) IT1170896B (nl)
NL (1) NL8101293A (nl)
NO (1) NO158290C (nl)
SE (1) SE454964B (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4400107A (en) * 1981-01-29 1983-08-23 Dennison Manufacturing Company Suspension files and binders
US4943177A (en) * 1988-11-04 1990-07-24 Litigation Innovations, Inc. Document organizer
DE19833534C2 (de) * 1998-07-25 2000-06-08 Audi Ag Buchhülle, insbesondere als Bordbuchhülle für ein Kraftfahrzeug
US20040164543A1 (en) * 2003-02-21 2004-08-26 Avery Dennison Corporation Wrap-around lay flat binder
US6966721B2 (en) * 2003-08-01 2005-11-22 Avery Dennison Corporation Wrap-around notebook
US7524127B2 (en) 2005-12-12 2009-04-28 Staples The Office Superstore, Llc Ring binder mechanism
US7527449B2 (en) * 2005-12-12 2009-05-05 Staples The Office Superstore, Llc Ring binder mechanism
USD656188S1 (en) 2008-07-07 2012-03-20 Staples The Office Superstore, Llc Binder
US9697704B1 (en) * 2016-06-01 2017-07-04 Microdata Corporation Searchable binder with security lock

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1471854A (nl) * 1967-05-10
US1077130A (en) * 1912-08-24 1913-10-28 Passaic Metal Ware Company Frame or easel.
US1728431A (en) * 1928-02-09 1929-09-17 George G Mevi Book support
US1728430A (en) * 1928-02-09 1929-09-17 George G Mevi Binder
US1889962A (en) * 1932-01-07 1932-12-06 Stanley G Johnson Loose leaf binder
US1957039A (en) * 1933-03-20 1934-05-01 Wilson Jones Co Loose leaf binder
US2046573A (en) * 1935-07-29 1936-07-07 Jr Edward Newmeyer Adjustable book support
CH227362A (de) * 1941-10-21 1943-06-15 Hartmann & Cie A G O Einrichtung an Umhüllungen, wie Mappen, Bucheinbänden, Buchhüllen und dergl., zum Stützen derselben in Gebrauchslage.
DE1831238U (de) * 1961-02-04 1961-05-18 Johann Schippers Kunststoffmappe mit pendelaufhaengung fuer registraturen.
US3186114A (en) * 1962-09-18 1965-06-01 Louis J Carter Label holder for loose-leaf binders
US3224792A (en) * 1964-07-23 1965-12-21 S E & M Vernon Inc Supporting prop or leg for book or binder
DE1486781A1 (de) * 1966-02-25 1969-05-08 Walter Lennartz Haengemappe
JPS5115732Y2 (nl) * 1972-06-15 1976-04-24
DE2656021C3 (de) * 1976-12-10 1981-03-19 Emil Mehle GmbH & Co KG, 3400 Göttingen Briefordner zur Aufnahme von gelochtem Schriftgut
JPS53118723U (nl) * 1977-02-24 1978-09-21
JPS5718340Y2 (nl) * 1977-06-11 1982-04-16
US4200945A (en) * 1978-08-24 1980-05-06 Ellis Leslie E Book and hanging device

Also Published As

Publication number Publication date
DE3112488A1 (de) 1982-01-07
JPS56164896A (en) 1981-12-18
SE454964B (sv) 1988-06-13
CA1161721A (en) 1984-02-07
GB2074101B (en) 1984-04-26
FR2480678A1 (fr) 1981-10-23
FI810751L (fi) 1981-10-19
FI73924C (fi) 1987-12-10
IT8148293A0 (it) 1981-04-16
FI73924B (fi) 1987-08-31
ES267151Y (es) 1983-08-16
NO810932L (no) 1981-10-19
GB2074101A (en) 1981-10-28
DK171681A (da) 1981-10-19
US4315696A (en) 1982-02-16
FR2480678B1 (fr) 1987-04-10
NO158290C (no) 1988-08-17
NO158290B (no) 1988-05-09
BR8102363A (pt) 1981-12-22
DE3112488C2 (nl) 1989-10-26
SE8101702L (sv) 1981-10-19
IT1170896B (it) 1987-06-03
ES267151U (es) 1983-02-16
CH652354A5 (de) 1985-11-15
JPS6260999B2 (nl) 1987-12-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4056296A (en) Document holder
US3865445A (en) Hanging binder
NL8200154A (nl) Documentenhouders.
US8745908B2 (en) Index tab holder
US5163768A (en) Combined binder and suspended file assembly
NL8101293A (nl) Bindinrichting.
US4171854A (en) Document holder
US20180079252A1 (en) Lift tab hanging structure
US5211458A (en) Ribbed mat for placement on bottom of file cabinet drawer to prevent document slippage
US3807883A (en) Label holding device for loose leaf binders
US4306736A (en) Document holder
JPS6157002B2 (nl)
JP6770352B2 (ja) 書類ホルダ及びファイル
CA2063599A1 (en) Container for cards or the like flat objects
US2695026A (en) File case
EP0140847B1 (en) A computer printout and document holding device, formed by composable elements
US20070196161A1 (en) Storage device with suspension elements
US3503694A (en) Loose leaf binders
GB2223715A (en) A filing system
US237241A (en) brower
US1864692A (en) Articulated index device
EP0371047A1 (en) Improvements in or related to document files
DE7803085U1 (de) Haengetasche
GB2207393A (en) Document file
GB2141668A (en) Suspendable filing container for programmers&#39; documentation

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable