NL8100692A - Klap-draairaam. - Google Patents

Description

* i -1- 815027Ainnners

Korte aanduiding: Klap-draairaam.

De uitvinding heeft betrekking op een klap-draairaam met twee aan weerskanten van het raam in het kozijn aangebrachte geleidingen, elk samenwerkend met een daarlangs beweegbare geleider waarmee het raam nabij de beide einden is verbonden via een koppelstuk 5 dat een rotatie van het raam om een met het raamvlak evenwijdige as toestaat.

Een dergelijk raam is op zich bekend uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7504801. Dergelijke bekende ramen hebben ten opzichte van de conventionele klap- respectievelijk draairamen 10 het grote voordeel dat de buitenzijde van het raam in de geheel omgeklapte toestand daarvan, waarbij dus de bovenrand van het raam zich nabij de onderkant der sponning bevindt, van binnenuit bereikbaar is, zodat het glas kan worden gereinigd of vervangen. In de horizontale stand van het raam is een goede ventilatie van de ruim-15 te waarin het raam is aangebracht mogelijk.

De bovenrand van een dergelijk raam voert tijdens het openen van het raam zowel een naar beneden gerichte beweging als een draaibeweging rond de draaias van het koppelstuk uit. Daarbij moet uiteraard worden voorkomen dat de rand van het raam tegen de spon-20 ning vastloopt; dit is mogelijk wanneer het draaipunt boven het raam ligt of met de bovenrand daarvan samenvalt. Dit vergt echter een speciale vormgeving en speciale voorzieningen in raam en sponning waardoor de raamconstructie aanzienlijk duurder wordt. Een 4 uitvoering waarbij het draaipunt op een bepaalde afstand onder de 25 bovenkant van het raam ligt is uit constructief oogpunt zowel het gunstigste als het eenvoudigste, doch dan zal zonder speciale voorzieningen de raamrand in de sponning vastlopen.

Dit kan worden voorkomen door de rand van het raam af te ronden doch deze maatregel maakt het raam onvermijdelijk duurder 30 (bij houten ramen is een extra bewerking nodig terwijl bij uit profielmateriaal vervaardigde ramen speciale profielen moeten 8100692 -2- * ï worden gebruikt) terwijl voorts het bereiken van een goede afdichting tussen raam en sponning wordt bemoeilijkt en speciale afdich-tingsprofielen nodig zijn.

De uitvinding beoogt een raam van de in de aanhef genoemde 5 soort te verschaffen waarbij op eenvoudige wijze het vastlopen van het raam tegen de sponning wordt voorkomen. Volgens de uitvinding is hiertoe het koppelstuk zodanig uitgevoerd dat de eerste fase van deze rotatie, tijdens het openen van het raam, gepaard gaat met een van het kozijn af gerichte verplaatsing van de draaiingsas. 10 De uitvinding berust op het inzicht dat het gewenste effekt op eenvoudige wijze kan worden verkregen wanneer het draaipunt van het raam tijdens de beginfase van de draaibeweging over een voorafbepaalde afstand naar binnen wordt verplaatst. Dan behoeven aan het raam geen aparte voorzieningen te worden getroffen of speciale 15 profielen te worden gebruikt; het raam kan uit de gebruikelijke standaardmiddelen en in de gebruikelijke afmetingen ook uit geringe diktes worden vervaardigd.

De volgens de uitvinding voorgestelde verplaatsing van het draaipunt kan worden verkregen doordat elke geleider een naar het 20 raam gerichte, eerste draaitap met een op afstand daarvan gelegen stuurpen draagt, welke draaitap past in een corresponderende uitsparing in een tussenstuk dat zich voortzet in een tweede, het draaipunt van het raam vormende cilindrische draaitap waarvan de as ligt op afstand van die van de eerste draaitap en die past in 25 een boring aan het raam waaromheen een gebogen geleidebaan is gevormd waarin een opneemholte voor de stuurpen uitmondt, waarin deze laatste bij gesloten raam wordt opgenomen, een en ander zodanig dat tijdens de beginfase van de raambeweging de in de opneemholte gelegen stuurpen als kantelpunt fungeert en de tweede draai-30 tap een zwaaibeweging rond de eerste draaitap uitvoert.

Bij voorkeur zijn daarbij geleider, stuurpen en eerste draaitap uit één stuk vervaardigd.

8 1 00 6 9 2 —3— ι

Een goede geleiding van het draaipunt wordt verkregen wanneer de stuurpen tijdens het einde van de raambeweging samenwerkt met het buitenoppervlak van het tussenstuk.

Een goed opsluiten van de delen ten opzichte van elkaar en een 5 juiste bepaling der baan wordt verkregen wanneer het tussenstuk past in een beweging ervan beperkende uitsparing in de geleider waaruit het uitsteekt.

Bij voorkeur zijn de aan het raam aanwezige boring ter opname van de tweede draaitap en de daarom aangebrachte geleide-oppervlakken 10 gevormd in een apart in het raam aan te brengen element.

Ook is een uitvoeringsvorm mogelijk waarbij uit het koppelstuk een naar het raam gerichte, het raamdraaipunt vormende draaitap en een op afstand daarvan gelegen stuurpen uitsteken, waarbij de draaitap past in een sleufgat aan de naar de geleider gerichte 15 raamzijde, rond welk sleufgat een gebogen geleidebaan is gevormd, eindigend in een naar een sleufeinde gerichte uitsparing ter opname van de stuurpen waarin deze laatste bij gesloten raam wordt opgenomen, een en ander zodanig dat tijdens de beginfase van de raambeweging de in de uitsparing gelegen stuurpen als kantelpunt 20 fungeert en de draaitap zich van het ene sleufgateinde naar het andere sleufgateinde verplaatst.

Een nog betere geleiding wordt verkregen wanneer aan de naar de draaitap en stuurpen gerichte zijde van het raam een tweede geleidebaan is gevormd bestaande uit een tegenover de eerste gebogen 25 geleidebaan gelegen gebogen deel dat uitloopt in een tangentieel daarvan af gericht, recht, deel, welke tweede geleidebaan samenwerkt met een aan de geleider aangebrachte diametraal tegenover de stuurpen gelegen tweede stuurpen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn sleufgat en geleidebanen 30 gevormd in een apart, in de raamzijde vast te zetten element.

8100692 4 * -4-

Een voorkeursuitvoeringsvorm waarbij een eenvoudige geleider wordt toegepast en die zeer weinig ruimte in de raamvlakrichting beslaat omvat een tussen geleider en raam aangebrachte zwaaiarm waarvan het ene einde draaibaar met de geleider en het andere 5 einde draaibaar met het raam is verbonden, waarbij de geleider een naar het raam gerichte stuurpen draagt die samenwerkt met een aan het raam gevormde oplopende de stuurpen omvattende geleide-baan waarvan het ondereinde uitloopt in een opneemholte waarin de pen bij gesloten raam rust, een en ander zodanig dat bij het openen 10 van het raam de geleidebaan tegen de pen oploopt, daardoor opzij wordt gedrukt en het raam via de zwaaiarm opzij beweegt» Bij voorkeur is daarbij de geleidebaan gevormd aan een apart aan de bovenrand van het raam aan te brengen element. Deze uitvoering is in het bijzonder geschikt voor uit holle profieldelen opgebouwde 15 ramen.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Fig. 1a-1c zijn zijaanzichten van een deel van een klaptuimel-raam volgens de aanvrage en verduidelijken de met behulp van de aanvrage verkregen beweging; 20 fig. 2 is een perspektivisch aanzicht in uiteengenomen vorm van een voorkeursuitvoeringsvorm van een geleiderkoppelstuk volgens de aanvrage waarmee de gewenste beweging van het draaipunt kan worden verkregen? fig. 3a is een doorsnede daarvan; 25 fig. 3b is een eindaanzicht van het in het raam aan te brengen deel daarvan; fig. 3c is een eindaanzicht van het deel volgens fig. 3a; fig. 3d is een half aanzicht - half doorsnede van het deel; fig. 4a is een schematische dwarsdoorsnede door een tweede 30 uitvoeringsvorm van de aanvrage; fig.' 4b is een eindaanzicht van het in het raam aan te brengen deel daarvan; 8 1 00 6 9 2

* V

-5- fig. 4c is een eindaanzicht van het zich op de geleider bevindende deel; fig. Ad is een zijaanzicht van dit deel; fig. 5 is een schematisch zijaanzicht van een derde uitvoe-5 ringsvorm.

In fig. 1a is met het verwijzingscijfer 1 aangegeven een kozijn waarin is opgehangen een klap-draairaam 2, waarvan uitsluitend het boveneinde is getekend. Het raam is van de uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7504801 bekende soort; het boveneinde van het raam 10 kan in vertikale richting bewegen langs een vaste vertikale geleide-rail, schematisch aangegeven met de streeppuntlijn 3 en draait daarbij om een draaipunt 4 dat zich bevindt tussen het einde van het raam 2 en een, niet getekende, over de rail 3 beweegbare geleider. Bij het openen van het raam voert het een beweging uit in de 15 richting van de vertikale pijl 5 en in de richting van de horizontale pijl 6. Het boveneinde van het raam voert een draaibeweging uit in de richting van de pijl 7 rond het draaipunt 4.

Fig. 1b toont hoe het resultaat van deze beweging is dat de punt 8 van het raam 2 aanloopt tegen de tochtstrip 9 van het kozijn 20 1 ter plaatse 10. Zoals in de inleiding uiteengezet verschaft de uitvinding maatregelen met behulp waarvan dit wordt voorkomen.

Fig. 1c toont schematisch hoe de maatregelen volgens de uitvinding leiden tot het gewenste resultaat: het vrij bewegen van de punt 8 van het raam 2 langs de rochtstrip 9. Volgens de uit-25 vinding wordt de koppeling tussen de over de rail 3 bewegende geleider en het raam hiertoe zodanig uitgevoerd dat het draaipunt 4 van het raam zich tijdens de omlaag gaande beweging in de richting van de pijl 6 verplaatst. Het draaipunt 4 beweegt van de aanvangs-stand naar de met het verwijzingscijfer 4* aangegeven stand tijdens 30 de eerste fase van de draaibeweging en verplaatst zich dus over een afstand d naar links. Daardoor blijft tijdens de eerste fase van de draaibeweging van het raam de punt 8 daarvan vrij van de tochtstrip 9.

8 1 00 6 9 2 I « ü > -ó-

Fig. 2 en de figuren 3a t/m 3d hebben betrekking op een eerste uitvoeringsvorm van een tussen de geleider en het raam aan te brengen koppelstuk waarmee dit effekt wordt gerealiseerd.

In fig, 2 is met het verwijzingscijfer 11 aangegeven het ge-5 hele, over de in deze figuur niet getekende in de sponning aanwezige vertikale rail 3 bewegende geleidestuk. Dit omvat het de rail 3 omvattend U-vormig glijdeel 12 met daaraan bevestigd de basis 13 waaruit uitsteken de draaitap 14 en de stuurpen 15. Rond de draaitap 14 verdraait het element 16 dat bestaat uit een tussenstuk 17 10 en de tweede draaitap 18. In het tussenstuk 17 is een boring 19 gevormd waarmee het tussenstuk 16 nauw past rond de eerste draaitap 14. De hartlijn van deze draaitap 14 ligt radiaal op afstand van de hartlijn 18' der tweede cilindrische draaitap 18. Het geheel wordt in geassembleerde toestand vastgehouden door middel van de door de 15 tap 14 gestoken borgpen 19, gestoken door de opening 19a in het borgplaatje 20 en daarna omgeklonken.

Opgemerkt wordt dat in de basis 13 een verdiept gedeelte 21 is gevormd waarbinnen het tussenstuk 17 past. Hierdoor wordt de draaibeweging van dit tussenstuk begrensd. Dit is echter niet 20 essentieel.

Het in het raam te bevestigen element bestaat uit een getrapt cilindrisch huis 22 met het brede gedeelte 23 en het smallere deel 24 -zie ook fig. 3d. Het deel 24 heeft een getrapte boring bestaande uit een eerste deel 25 en een tweede deel 26; de diameter 25 van het deel 25 komt overeen met de buitendiameter van het borgplaatje 20 en de diameter van het deel 26 komt overeen met de buitendiameter van de tweede draaitap 18. Het deel 23 heeft een op een speciale wijze gevormde uitsparing 27 die in het hiernavolgende nog nader zal worden beschreven en waarin passen het tussenstuk 17 30 en de stuurpen 15. De bevestiging van het huis 22 in de sponning kan geschieden door vastlijmen dan wel door middel van een door een geschikte boring gaande bevestigingsschroef 23a.

81 00 6 9 2 f -7-

De uitsparing 27 heeft het in fig. 3b zichtbare verloop met de randbegrenzing 28 die enerzijds eindigt in de uitholling 29 en anderzijds de halfcirkelvormige begrenzing 30.

De werking van het in het voorgaande beschreven koppelstuk is 5 als volgt:

In de gesloten toestand van het raam rust de stuurpen 15 in de uitholling 29 zoals in fig. 3b met stippellijnen getekend. Bij het begin van de raamopeningsbeweging ligt de hartlijn van de tap 18 op de plaats aangegeven met 18a. Bij het oralaagbewegen van het raam 10 blijft de stuurpen 15 aanvankelijk in de uitsparing 29 liggen en draait de hartlijn 18' van de positie 18a naar de positie 18b en beweegt dus over een afstand d (zie fig. 3c) opzij. Bij een verdergaande beweging van het raam komt de stuurpen 15 vrij van de uitsparing 29 en beweegt langs de geleidebaan, gevormd door de rand-15 begrenzing 28 naar de ligplaats 30. Daarbij loopt de binnenzijde van de stuurpen 15 aan tegen het buitenoppervlak van het tussenstuk 17 zodat het geheel goed is opgesloten en de beweging der delen nauwkeurig is bepaald. De baan van het draaipunt voor het raam welk draaipunt wordt gevormd door het buitenoppervlak van de 20 draaitap 18 en het binnenoppervlak der boring 26 blijft goed bepaald, zodat geen wringen of vastlopen van het raam kan optreden.

Bij het sluiten van het raam worden bovenbeschreven bewegingen in omgekeerde richting uitgevoerd.

De figuren 4a t/m 4d hebben betrekking op een tweede uitvoe-25 ringsvorm. De in zijn geheel met het verwijzingscijfer 35 aangegeven geleider bestaat uit een, bijvoorbeeld U-vormig, geleidedeel 36 passend om de geleiderail 3, zich voortzettend in een basis 37 waaruit de draaitap 38 en de twee stuurpennen 39 en 40 uitsteken. Deze werken samen met het in het raam bevestigd element 41 dat 30 bijv. door spuitgieten uit kunststof kan zijn vervaardigd en bestaat uit een in het raam passend cilindrisch bevestigingsdeel 42 vastgezet door middel van de schroef 43 en het daaruit uitstekend geleide- 8100692 ·# * -8- deel 44. Dit laatste heeft twee geleidebanen en wel een eerste gebogen geleidebaan 45 eindigend in de opneemholte 46 en een tweede geleidebaan bestaande uit een recht gedeelte 47 en een gebogen deel 48 eveneens uitlopend in de opneemholte 46. Voorts is in het 5 midden het sleufgat 49 gevormd waarin de draaitap 38 past.

In gesloten toestand van het raam ligt de stuurpen 40 in de holte 46 zoals aangegeven met 40a, en ligt de pen 38 in fig. 4b links in het sleufgat 49, en ligt de pen 39 ten slotte tegen de rechte geleidebaan 47, aangegeven met 39a.

10 Wanneer nu het raam wordt geopend en daarbij verdraait in de richting van de pijl 50 blijft de pen 40 aanvankelijk in de uitsparing 46 en beweegt de draaitap 38 ten opzichte van het sleufgat 49 naar rechts - in feite beweegt het deel 41 ten opzichte van de tap 38 - zodat het draaipunt tussen koppelstuk en raam zich in 15 fig. 4b gezien naar links verplaatst. Bij een verdergaande beweging van het raam komt de stuurpen 40 vrij van de uitsparing 46 en beweegt over de geleidebaan 45 terwijl de stuurpen 39 beweegt over de geleidebanen 47, 48 totdat de delen uiteindelijk de met 40b resp. 39b aangegeven stand hebben bereikt. Tijdens de openingsbe-20 weging van het raam loopt de punt van het raam vrij van de toeht-strip of sponning.

Fig. 5 heeft betrekking op een uitvoeringsvorm die het voordeel heeft bijzonder vlak te kunnen worden uitgevoerd en waarbij de belangrijkste delen aan de bovenzijde van het raam kunnen worden 25 aangebracht. Dit is van belang voor ramen met een holle constructie, bijv. opgebouwd uit holle profieldelen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een geleider van de in fig. 4d afgeheelde vorm met slechts een stuurpen 53 en uitsluitend de draaitap 54 die past in het boveneinde van een arm 55 welke in 30 het draaipunt 56 is verbonden met het raam 57. Dit raam draagt aan de bovenzijde een geleide-element 58 met een geleidebaan 59 die uitloopt in een opneemholte 60 waarin de stuurpen 53 past.

8100692 -9-

Bij het openen van het raam, waarbij dit beweegt in de richting van de pijl 61 wordt door de wand van de holte 60 een kracht uitgeoefend op de pen 53 waardoor de bovenkant van het raam zal bewegen in de richting van de pijl 62 en de punt 63 van het raam vrij blijft 5 van de tochtstrip of sponning 64, - Conclusies - 8100692

Claims (11)

1. Klap-draairaam met twee aan weerskanten van het raam in het kozijn aangebrachte geleidingen, elk samenwerkend met een daarlangs beweegbare geleider waarmee het raam nabij de beide einden is verbonden via een koppelstuk dat een rotatie van het raam om een met 5 het raamvlak evenwijdige as toestaat, met het kenmerk, dat het koppelstuk zodanig is uitgevoerd dat de eerste fase van deze rotatie, tijdens het openen van het raam, gepaard gaat met een van het kozijn af gerichte verplaatsing van de draaiingsas.

2. Raam volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat >10 elke geleider een naar het raam gerichte, eerste draaitap met een op afstand daarvan gelegen stuurpen draagt, welke draaitap past in een corresponderende uitsparing in een tussenstuk dat zich voortzet in een tweede, het draaipunt van het raam vormende cilindrische draaitap waarvan de as ligt op afstand van die van de eerste 15 draaitap en die past in een boring aan het raam waaromheen een gebogen geleidebaan is gevormd waarin een opneemholte voor de stuurpen uitmondt, waarin deze laatste bij gesloten raam wordt opgenomen, een en ander zodanig dat tijdens de beginfase van de raambeweging de in de opneemholte gelegen stuurpen als kantelpunt 20 fungeert en de tweede draaitap een zwaaibeweging rond de eerste draaitap uitvoert.

3. Raam volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat geleider, stuurpen en eerste draaitap uit één stuk zijn vervaardigd.

4. Raam volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat de stuurpen tijdens het einde van de raambeweging samenwerkt met het buitenoppervlak van het tussenstuk.

5. Raam volgens conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het tussenstuk past in een beweging ervan beperkende uitsparing 30 in de geleider waaruit het uitsteekt. \ 8 1 00 6 9 2 -11-

6. Raam volgens conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de aan het raam aanwezige boring ter opname van de tweede draaitap en de daarom aangebrachte geleide-oppervlakken zijn gevormd in een apart in het raam aan te brengen element.

7. Raam volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat uit het koppelstuk een naar het raam gerichte, het raamdraai-punt vormende draaitap en een op afstand daarvan gelegen stuurpen uitsteken,, waarbij de draaitap past in een sleufgat aan de naar de geleider gerichte raamzijde, rond welk sleufgat een gebogen 10 geleidebaan is gevormd, eindigend in een naar een sleufeinde gerichte uitsparing ter opname van de stuurpen' waarin deze laatste bij gesloten raam wordt opgenomen, een en ander zodanig dat tijdens de beginfase van de raambeweging de in de uitsparing gelegen stuurpen als kantelpunt fungeert en de draaitap zich van 15 het ene sleufgateinde naar het andere sleufgateinde verplaatst.

8. Raam volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat aan de naar de draaitap en stuurpen gerichte zijde van het raam een tweede geleidebaan is gevormd bestaande uit een tegenover de eerste gebogen geleidebaan gelegen gebogen deel dat uit- 20 loopt in een tangentieel daarvan af gericht, recht, deel, welke tweede geleidebaan samenwerkt met een aan de geleider aangebrachte diametraal tegenover de stuurpen gelegen tweede stuurpen.

9. Raam volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat sleufgat en geleidebanen zijn gevormd in een apart, in de 25 raamzijde vast te zetten element.

10. Raam volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tussen geleider en raam aangebrachte zwaaiarm waarvan het ene einde draaibaar met de geleider en het andere einde draaibaar met het raam is verbonden, waarbij de geleider een naar het raam gerichte 30 stuurpen draagt die samenwerkt met een aan het raam gevormde 8 ΐ 00 6 3 2 V f -12- oplopende de stuurpen omvattende geleidebaan waarvan het ondereinde uitloopt in een opneemholte waarin de pen bij gesloten raam rost, een en ander zodanig dat bij het openen van het raam de geleidebaan tegen de pen oploopt, daardoor opzij wordt gedrukt en het 5 raam via de zwaaiarm opzij beweegt.

11. Raam volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat geleidebaan en holte zijn gevormd aan een apart aan de bovenrand van het raam aan te brengen element. 8100692