NL8100581A

NL8100581A - Vergrendelingsmiddel voor een afleverpomp.

Info

Publication number: NL8100581A
Application number: NL8100581A
Authority: NL
Original assignee: Corsette Douglas Frank
Priority date: 1980-02-13
Filing date: 1981-02-06
Publication date: 1981-09-16
Also published as: IE810138L; BE887495A; AU545005B2; FR2475641B1; LU83123A1; NL182453C; FR2475641A1; NL182453B; GB2087982B; IT8119697A0; JPS56130256A; JPS6110187B2; IT1135443B; AU6720581A; US4343417A; GB2087982A; DK149070C; DK61481A; DE3104321A1; CA1148514A

Description

- 4 Μ.O. 29.858

Vergrendelingsmiddel voor een afleveringspomp

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een verbetering van een vloeistof afleverende pomp van de soort welke met de hand wordt vastgehouden welke een middel bezit voor het naar keuze onbewegelijk maken van de heen- en weerbeweegbare pompzuiger ter 5 voorkoming van niet gewilde aflevering of lek van het produkt gedurende de verscheping van de pomp en gedurende perioden dat de pomp niet in gebruik is.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een verbetering van de pompen beschreven in het Amerikaanse octrooi-10 schrift no. 3*827.606 alsmede in de Amerikaanse octrooischriften 3.827.6Ο5 en 3.797.705.

Deze octrooischriften beschrijven afleveringspompen welke vergrendelingstongen of -vingers bezitten die door nokoppervlakken buigbaar zijn in de heen- en weer-bewegingsbaan van een aanslag-15 schouder die is aangebracht op de zuiger bij relatieve draaiing van de organen die de nokken bevatten en de vergrendelingsvingers. De vergrendelingstongen of -vingers worden uit een dergelijke heen-en weerbewegingsbaan getrokken als zij zich in niet gespannen toestand bevinden, zodat de zuiger zonder belemmering vrij kan 20 worden ingedrukt. Deze vergrendelingsvingers of -tongen bestaan gewoonlijk uit een betrekkelijk stijf kunststofmateriaal dat voldoende buigzaam is om deze in de heen- en weerbewegingsbaan van de aanslagschouder te kunnen buigen voor het onbeweegbaar maken van de zuiger. De tongen of vingers liggen in normale of niet-ge-25 spannen toestanden radiaal bulten een dergelijke heen- en weerbewegingsbaan; nadat zij worden gebogen, keren zij. naar hun niet-gespannen toestand terug tengevolge van hun eigen elastisch geheugen als de nokoppervlakken bij een dergelijke relatieve draaiing van de vergrendelingsvingers worden teruggetrokken. Het alleen 30 maar vertrouwen op dit elastisch geheugen van de tongen of vingers bij het terugtrekken daarvan uit de heen- en weer-bewegingsbaan van het aanslagorgaan om de pomp te kunnen bedienen, kan maken dat de afleveringspomp niet werkt als het elastisch geheugen verloren raakt of afneemt gedurende de levensduur van het produkt. Er kan niet worden verwacht dat de vergrendelingsvingers vrij kunnen worden teruggetrokken als, tengevolge van de koud-stroming van het kunststofmateriaal, veel van het elastisch geheugen daarvan verloren raakt.

35 810058 1 2

Het is daarom het hoofddoel van de uitvinding een afleverings-pomp van de hiervoor beschreven soort te verschaffen met een middel voor het onbeweegbaar maken van de zuiger alsmede een middel voor het positief terugtrekken van de vergrendelingsvingers uit de 5 heen-en weer-bewegingsbaan van de aanslagschouder bij relatieve beweging van een regelring en het pomplijf, zodat, als het elastisch geheugen van de vergrendelingsvingers niet meer werkt of is afgenomen, elke belemmering van het heen-en weer-bewegen van de zuiger zal worden vermeden· Er wordt op deze wijze niet alleen vertrouwd 10 op het elastisch geheugen van de vergrendelingsvingers voor het terugtrekken daarvan in een niet-vergrendelende positie bij relatieve draaiing van de regel- en pomplijforganen.

Het regelorgaan bestaat uit een ring die voor het uitoefenen van een relatieve draaiingsbeweging is bevestigd op het pomplijf 15 en die een axiale opening bezit waardoorheen de zuiger zich uit-strekt gedurende de heen-en weer-gaande beweging. Ten minste een recht opstaande vergrendelingsvinger is aan het pomplijforgaan bevestigd terwijl, volgens een uitvoeringsvorm, eerste en tweede nokorganen worden gedragen door het regelorgaan die zijn bestemd 20 om in aangrijping te komen met tegenover elkaar liggende zijden van de vinger zodat deze respectievelijk in en uit de heen-en weer. gaande bewegingsbaan van de aanslagschouder worden bewogen bij een dergelijke relatieve draaiingsbeweging voor het zowel op positieve wijze onbeweegbaar maken van de zuiger en voor het verkrijgen van 25 de mogelijkheid van het indrukken daarvan zonder belemmering.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit de vergrendelingsvinger een vergrendelingspal die is bestemd om in aangrijping te komen met de aanslagschouder bij buiging van de vinger in een dergelijke heen-en weer-bewegingsbaan en om buiten 30 aangrijpiüg te komen met de aanslagschouder als de vergrendelings-vinger uit een dergelijke baan wordt weggebogpn.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat alleen een vergrendelingsnok op het regelorgaan welke is bestemd om te worden gebogen in de heen-en weer-bewegingsbaan van de aanslag-35 schouder bij relatieve draaiing van de regel- en pomplijforganen, waarbij de aanslag naar buiten toe is afgeschuind zodat dit een ontgrendelingsnok vormt die steunt tegen een hellend eindoppervlak van de vergrendelingsvinger voor het buigen daarvan uit een dergelijke heen-en weer-bewegingsbaan in het geval het elastisch geheu-lj.0 gen daarvan verloren is geraakt of is afgenomen. Middelen zijn 81 0 0 58 1 3 t i aangebracht voor het veerkrachtig drukken van de zuigerkop naar boven toe naar een volledig opgelichte positie, terwijl samenwerkende middelen bestaande uit een ringvormig afgeschuind oppervlak in de nabijheid van de aanslagschouder en een ringvormig oppervlak 5 op het regelorgaan zijn aangebracht voor het stilzetten van de bovenwaartse beweging van de zuigerkop bij volledig opgelichte positie daarvan.

De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm 10 van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 geeft een vertikale doorsnede weer door een afleverings-pomp volgens de uitvinding.

Fig. 2 geeft op vergrote schaal een gedetailleerd aanzicht weer van de pomp vergrendelings- en ontgrendelingsmiddelen volgens 15 fig. 1.

Fig. 3 geeft een vertikale doorsnede weer door de helft van een afleveringspomp volgens een andere uitvoeringsvorm waarbij een nokvergrendelingskenmerk is weergegeven.

Fig. 4 geeft hetzelfde aanzicht weer als fig. 3 met de pomp 20 in niet-vergrendelende toestand.

Fig. 5 geeft een doorsnede weer volgens de lijn V-V van een deel van de afleveringspomp volgens fig. 3·

Fig. 6 geeft een vertikale doorsnede weer van een deel van een afleveringspomp volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvin-25 ding.

Fig. 7 geeft een doorsnede weer volgens de lijn VTI-VII in fig. 6.

Verwijzend naar de tekeningen waarin dezelfde verwijzingsge-tallen zijn aangebracht voor overeenkomstige onderdelen in de ver-30 schillende aanzichten, is in fig. 1 een afleveringspomp 10 weergegeven met een middel voor het vergrendelen van de zuiger en voor het ontgrendelen daarvan. De onderhavige pomp is ^verbetering van de pomp beschreven in het Amerikaanse octrooischrift no. 4*050.613 van aanvrager en bevat een zuigerkop 11 welke is gevormd voor het 35 verschaffen van een naar beneden gerichte blinde mof 20 welke nauw passend daarin schuifbaar een buisvormige zuiger 12 ontvangt en daarmede een ingesloten verzamelkamer met variabel volume vormt welke via de zuiger in verbinding staat met het door een klep geregelde boveneinde van een inlaatkanaal 13» Deze verzamelkamer heeft 40 een aanzienlijk grotere diameter dan de pompkamer 14 met variabel 810058 1

volume (gevormd door de zuiger en de cilinder)) terwijl het ringvormige naar boven gerichte einde van de zuiger wordt blootgesteld aan de naar beneden gerichte fluidumdruk in de verzamelkamer tegen de naar boven gerichte veerkracht van een terugstelveer 15 ia· 5 Daardoor houdt de veer 15» bij het begin van de pompwerking, de zuiger in zijn volledig bovenste positie (fig. 1) waarin deze het blinde boveneinde van de mof gevormd door de zuigerkop afdicht, waarbij de kop tegen bovenwaartse verplaatsing wordt vastgehouden door-dat ringvormige aanslagen met elkaar in aangrijping staan 10 gevormd door oppervlakken 16 en 17·

Bij de benedenwaartse slag van de zuigerkop wordt vloeistof in de pompkamer samengeperst om-dat een kogelvormige inlaatklep 18 volledig tegen zijn zitting wordt gedrukt zodat, als de persslag voortgaat, de fluidumdruk hoe langer hoe meer toeneemt in de ver-15 zamelkamer totdat een dergelijke druk een benedenwaartse kracht op de zuiger uitoefent die voldoende groot is om de naar boven gerichte veerkracht van de veer te overwinnen. Dit zal leiden tot een benedenwaartse beweging van de zuiger waardoor het einde van een uitlaatkanaal 19 wordt geopend. Als de druk binnen de verza-20 melkamer. voldoende groot wordt om het uitlaatkanaal open te houden, zal de veerdruk de zuiger weer opnieuw in de mof voor de zuigerkop drukken zodat het uitlaatkanaal wordt gesloten* Gedurende de teruggaande slag wordt de inlaatklep geopend door de druk in de pompkamer* De hiervoor beschreven constructie en werking van 25 de pomp is in wezen gelijk aan die beschreven in het Amerikaans octrooischrift no. 4.050.613*

De afleverpomp bevat verder een pomplijforgaan 21 die fluidum afdichtend is bevestigd aan een vat (niet weergegeven) met een stroombaar produkt dat moet worden afgeleverd, waarbij het orgaan 30 21 voor dit doel is voorzien van inwendige schroefdraad 22. Een ringvormig regelorgaan 23 is bevestigd aan het pomplijforgaan voor het uitvoeren van een relatieve draaiende beweging door middel van met elkaar samenwerkende ringvormige lippen 24 en 25 die respectievelijk zijn aangebracht op de organen. Het regelorgaan bevat een 35 uit één stuk bestaande cilindrische wand 26 met eerste en tweede binnendiameters 26a en 26b die samenwerken met de mantelrok 27, brengen de lip 28 en de ribbe 29 voor het gedurende het op gang/van de pomp -persen van verzamelde lucht uit de pompkamer direkt in het vat via openingen 31 en 32, zoals in bijzonderheden beschre-40 ven in de hiervoor genoemde Amerikaanse octrooischrift.

810058 1

Het afsluitorgaan bevat verder een ringvormige ring 31 en een buitenste cilindrische wand 32 die daarvan afhangt waarbij een i zich in dwarsrichting uitstrekkende ringvormige wand 33 de cilindrische wanden 26 en 32 met elkaar verbindt en ligt', boven een 3 bovenwand 34 van het dekselgedeelte van het poraplijforgaan. Het regelorgaan bevat ook een rechtopstaande buisvormige zuiger 35 met een lip 28 aan zijn boveneinde en welke een rechtopstaande kolom 36 omring” die uit één stuk is verbonden met de wand 34 en welke een kogelzitting 37 aan zijn boveneinde bezit. Aan de zuiger 35 en 10 aan de kolom 36 zijn respectievelijk tapse ringvormige flenzen 38 en 39 aangebracht welke in afdichtende aangrijping met elkaar staan zodat ze een draaiende afdichting vormen welke verlies van druk uit de pompkamer 14 voorkomt. De kolom 36 ontvangt stevig het boveneinde van een dompelbuis 40 die aan zijn ondereinde zich uitstrekt 13 in het vat op op zichzelf bekende wijze.

De plunjerkop 11 is zodanig gevormd dat deze een naar boven gericht vingeronderdeel 41 bezit waardoor intermitterend op geschikte wijze vingerdruk daarop kan worden uitgeoefend welke wordt overgebracht op de plunjer 12 voor het mededelen van een heen-en 20 weer-gaande beweging daarvan op zuiger 35· Ook bevat de plunjerkop een afhangende ringvormige mantel 42 met een zich radiaal uitstrekkende ribbe 17 aan zijn ondereinde. De onderrand 43 van de mantel if2 vormt een ringvormige aanslagschouder welke de plunjer omgeeft en die op een vooraf bepaalde hoogte is geplaatst zodat in de 25 bovenste of uitgestoken positie van de plunjerj zoals weergegeven in fig. 1, de aanslagschouder bestemd is om samen te werken met het vergrendelingsmiddel volgens de uitvinding dat hierna nader zal worden beschreven. De aanslagschouder strekt zich uit door een axiale opening 34 van de ring 31· 30 ^ Vergrendelingsvingers 45 (waarvan er slechts een in fig. 1 en 2 is weergegeven) zijn^bijvoorbeeld door gieten,met basis 46 daarvan bevestigd aan het binnenoppervlak van een rechtopstaande ringvormige wand 47 van het pomplijforgaan. Deze vergrendelingsvingers, drie of meer, zijn op gelijke afstand van elkaar aange-35 bracht en bezitten een vrij einde 48 dat aanstoot tegen de ringvormige schouder 43 in de vergrendelingspositie van de plunjerkop volgens fig. 1. De vergrendelingsvingers geven dus een stabiliteit tegen buitenmatige belasting en tegen schadelijke werkingen van deze belastingen als de vergrendelingsweerstand zich bij of in de 40 nabijheid van het midden van de plunjerkop bevindt.

81 0 0 58 1 6

Zoals duidelijker in fig. 2 kan worden gezien bezit de wand 32 van bet afsluitorgaan een opening 49 die is geplaatst aan bet boveneinde daarvan. De onderrand 51 van deze opening strekt zich spiraalvormig uit en is aan de omtrek taps zodat deze wordt weggetrokken (vanaf bet einde 53 naar bet einde 52 van de onderste rand) van de vergrendelingsvinger 45 als bet bedieningsorgaan met de wijzers van bet uurwerk wordt raeegedraaid in de richting van de pijl 54 van fig. 2. De onderrand 51 dient ook voor bet positief afbuigen van de vergrendelingsvinger in de richting van de pijl 55 als bet bedieningsorgaan tegen de wijzers van bet uurwerk wordt ingedraaid (in de richting van pijl 56) vanaf het ene einde 52 van de onderrand naar het tegenover gestelde einde 53 daarvan. De onderrand 51 omvat dus een ontgrendelingsnok om-dat zijn boofdwerking is er voor te zorgen dat de vergrendelingsvinger om zijn..basis draait vanaf de positie weergegeven in fig. 2 en in de richting van de pijlen 55 gedurende een draaiing tegen de wijzers van bet uurwerk in van bet regelorgaan.

Een vergrendelingsnok wordt gevormd door een onderrand 57 van een flens 58 die afhangt van de ring 31 ©n die radiaal naar buiten ligt ten opzichte van de spleet 49· Deze onderrand 58 strekt zich eveneens spiraalvormig uit vanaf een onderste linker einde (gezien in fig. 2) naar een hoger rechter einde daarvan en is in omtreks-ricbting taps zodanig dat deze rand in wezen overeenkomt met de vorm van rand 51· De rand 57 wordt daardoor van de vergrendelingsvinger teruggetrokken bij ontgrendeling als Het regelorgaan tegen de wijzers van bet uurwerk in wordt bewogen (in de richting van de pijl 56) zodat de ontgrendelingsnok of rand 51 kan zorgen voor een beweging van de vergrendelingsvinger naar een ontgrendelingspositie. Anderzijds steunt de rand 57 tegen de vergrendelingsvinger om deze in zijn vergrendelingspositie te schuiven, fig. 2, (bij draaiende beweging met de wijzers van het uurwerk mee van het afsluitorgaan in de richting van de pijl 54) waarbij elke belemmering door de rand 51 wordt vermeden omdat, zoals hier boven beschreven, deze bij ontgrendeling van de vergrendelingsvinger wordt weggetrokken. Er wordt de nadruk op gelegd dat in fig. 2 de bijzonderheden van een vergendelingsvinger met zijn daarmee samenwerkende en ontgrendelende nokken is weergegeven, hoewel drie of meer van dergelijke vergrendelingsmiddelen op gelijke afstand van elkaar kunnen zijn aangebracht rondom de plunjerkop. Ook worden, voor het vergemakkelijken van het gieten, de vergrendelingsvingers ter plaatse in het 810058 1 __ 7 algemeen in rechtopstaande positie gegoten (weergegeven in streep-punt-lijnen in fig. 2) zodanig dat zij evenwijdig liggen aan de pompas. Bij het samenstellen worden de vergrendelingsvin-gers in hun respectievelijke spleten 49 gestoken waardoor de ver-5 grendelingsvingers in binnenwaartse richting worden gedraaid. Verder wordt er de aandacht op gevestigd dat de excentrische ligging van de ontgrendelings- en vergrendelingsnokken ten opzichte van de vergrendelingsvinger de vergrendelingsvinger ondersteuÊ tegen uitbuigbelastingen die kunnen worden uitgeoefend op de plunjerkop. Ί0 De afleveringspomp 10A volgens fig. 3 is in vele opzichten gelijk aan pomp 10 zodat dezelfde onderdelen zullen worden aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. De pomp werkt op dezelfde wijze als pomp 10 zoals beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift no. 4.050.613· Het pomplijforgaan 21A van de .pomp 10A be-15 vat een afdekkap voor het fluidumdicht bevestigen op een vat (niet weergegeven) voor een stroombaar produkt dat moet worden afgeleverd. Zoals in de hiervoor beschreven uitvoeringsvormt vormt de cilindrische wand 26 een stuk met de rechtopstaande buisvormige zuiger 35s met uitzondering van het feit dat deze zuiger het bo-20 veneinde van de dompelbuis 40 ontvangt terwijl een. horizontale flens 59 buiten de wand 26 uitstrekt. In het bovenvlak van de wand 34 is een ringvormige groef 61 aangebracht voor het ontvangen van een ringvormige tong 62 die afhangt van de wand 59* Samenwerking tussen de tong en de groef geeft een goede afdichting tussen 25 de tegen elkaar liggende flenzen 59 en 34«

Een regelorgaan in de vorm van een ringvormige ring 63 is bevestigd op het pomplijforgaan voor het uitvoeren van een relatieve draaiingsbeweging door middel van met elkaar samenwerkende ringvormige lippen 64 en 65. De met elkaar samenwerkende lippen 30 16 en 17 die zich respectievelijk op de plunjermantel 42 en de ring 63 bevinden vormen een middel voor het stopzetten van de bovenwaartse beweging van de plunjerkop bij de bovenste positie weergegeven in fig. 3. Evenals in de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm is de aanslagschouder 43 gevormd door een onderrand van 35 de mante£Xxn binnenwaartse richtingSafgeschuind naar de as van de heen-en weer-gaande beweging van de plunjer toe. Een aantal ver-grendelingsvingers 66 (waarvan er slechts één in fig. 3 en 4 is weergegeven) zijn op onderling gelijke afstanden aangebracht rondom de plunjerkop terwijl zij» op dezelfde wijze als weergege-40 ven in het Amerikaans octrooischrift no. 3·827*6θ6ι radiaal in 810058 1 8 buitenwaartse richting zijn verplaatst ten opzichte van de heen-en weer bewegingsbaan van de naar beneden gerichte vergrendelingsschou der if3 van de plunjer, zodat de plunjer vrij naar beneden kan worden gedrukt naar zijn positie weergegeven in streep-punt-lijnen in 5 fig. 3i als de plunjer zich in niet-vergrendelende positie van fig. 2f bevindt. Elke vergrendelingsvinger heeft een zich naar binnen uitstrekkende vergrendelingspal 67 waarvan een bovenste oppervlak 68 in aanraking kan komen met de aanslagschouder if3 als de pal in de vergrendelingspositie van fig. 3 is geschoven.

10 De regelring 63 bezit een vergrendelingsnok 69 die daar van afhangt in de vorm van een nokorgaan dat in aangrijping staat met een buitenzijde van de vergrendelingsvinger en dat in afmeting geleidelijk toeneemt op de wijze als weergegeven in fig. 5 zodat bij een draaiing met de wijzers van het uurwerk mee van de regelring in 15 de richting van pijl 71 van fig. 5> de vergrendelingsvinger vanuit zijn ontgrendelende positie van fig. if zal worden geschoven naar zijn vergrendelingspositie van fig. 3 waarin de vergrendelingspal naar binnen is gebogen totdat zijn bovenoppervlak 68 in steunende aanraking is gebracht tegen de aanslagschouder 43. De vergrende-20 lingsvinger is weergegeven in streep-punt-lijnen in fig. 5 in zijn vergrendelingspositie en in getrokken lijnen in deze figuur in zijn vergrendelingspositie.

De regelring heeft eveneens een afhangende ontgrendelingsnok 72 die in aanraking staat met de tegenover liggende zijde van de 25 vergrendelingsvinger, waarbij de nok zodanig is gevormd dat het dikste deel de ruimte bezet tussen de vergrendelingsvinger in zijn ontspannen positie van fig. if en de buitenrand van lip 17· De ontgrendelingsnok loopt vanaf zijn verdikte gedeelte geleidelijk taps toe naar zijn dunste gedeelte zoals weergegeven in fig. 3 en 3 30 zodat deze ervoor zorgt dat de vergrendelingsvinger naar buiten zal worden gebogen vanaf zijn positie weergegeven in getrokken lijnen in fig. 3 naar die weergegeven in streep-punt-lijnen in deze figuur bij draaiende beweging van de regelring in een richting tegen de wijzers van het uurwerk in weergegeven door pijl 73· 35 De vergrendelingsvinger en de daarbij behore.nde vergrende- lings- en ontgrendelingsnokken zijn, zoals hiervoor beschreven bij voorkeur in meerdere aantallen aanwezig (bijvoorbeeld drie of meer) welke op onderling gelijke afstanden rondom de plunjer zijn gerangschikt voor stabiliteitsdoeleinden zoals beschreven aan de ifO hand van fig. 1. De vingers, die zijn vervaardigd uit elk ge- 8100581 9 schikt kunststofmateriaal, zijn betrekkelijk stijf maar bezitten niettemin voldoende veerkrachtige buigzaamheid zodat zij naar binnen kunnen worden gebogen naar de in fig. 3 weergegeven vergren-delingspositie. Tengevolge van hun buigzaamheid zullen zij een 3 zekere mate van elastisch geheugen bezitten, waardoor zij naar buiten worden getrokken naar hun ontgrendelingspositie. Het is echter gebleken dat het elastisch geheugen van de kunststof niet zeer betrouwbaar is voor een afgeefinrichting welke een opslagtijd kan bezitten van twee jaar, tengevolge van koud stroming van de kunststof 10 waardoor het elastisch geheugen verloren kan raken. De ontgrende-lingsnok 72 zorgt daarom ervoor dat de vergrendelingsvinger naar zijn ontgrendelingspositie zal worden teruggetrokken zodat .de plunjer zonder belemmering gedurende het gebruik van de pomp kan worden ingedrukt.

15 Afleveringspomp 10B volgens fig. 6 is dezelfde als pomp 10A

met uitzondering van het feit dat de regelring 63 alleen maar is voorzien van een vergrendelingsnok 69 die aan een vooraf bepaald einde is verdikt en die geleidelijk taps toeloopt vanaf de vergrendelingsvinger 66b zoals weergegeven in fig. 7· De vergrendelings-20 nok is dus dezelfde als die welke is beschreven aan de hand van fig. ij. en 5, en steunt tegen een buitenoppervlak van de vergrendelingsvinger zodat deze naar binnen wordt gebogen vanaf zijn positie weergegeven in streep-punt-lijnen in fig. 6 en 7 naar de as van de heen-en weer-gaande beweging van de plunjer naar 25 zijn in getrokken lijnen weergegeven positie. Opgemerkt wordt dat bij deze uitvoeringsvorm de vergrendelingsvinger geen vergrende-lingspal bezit maar zodanig is gevormd dat zijn bovenste vrije einde 7b in aanraking wordt gebogen met de aanslagschouder b3· Dit einde 7b loopt schuin naar onderen en naar binnen toe in de rich-30 ting van de as van de heen-en weer-gaande beweging, terwijl de aanslagschouder b3 zodanig is afgeschuind dat deze zich naar boven en naar buiten vanaf een dergelijke as uitstreké^sdeUvergrendelings-vinger, tengevolge van hetverminderde of verloren geraakte elastisch geheugen daarvan, niet wordt teruggetrokken als de regelring met 35 de wijzers van het uurwerk wordt meegedraaid in de richting van pijlen 75 van fig. 7j waardoor de steunende rand van de vergrendelingsnok geleidelijk van de aanslagschouder wordt weggetrokken, zullen de onder een hoek staande corresponderende oppervlakken b3 en 7b maken dat het boveneinde van de vergrendelingsvinger radiaal bO naar buiten wordt weggetrokken bij de benedenwaartse slag van de 81 0 0 58 1 10 plunjerkop. Elke belemmering bij de werking van de pomp wordt daardoor in wezen vermeden en de afgeschuinde aanslagschouder werkt dan als een ontgrendelingsnok.

Uit het voorgaande kan worden gezien dat een afleveringspomp 5 is ontworpen die zowel een kenmerk bezit van het onbeweegbaar maken van de plunjer waardoor de plunjer in zijn bovenste positie wordt vergrendeld» alsmede een middel voor het positief ontgrendelen van de plunjer zodat de plunjer zonder belemmering tijdens in gebruik zijn een heen-en weer-gaande beweging kan maken· Er wordt 10 niet alleen vertrouwd op het elastisch geheugen van de vergrende-lingsvinger voor het tot stand brengen van het terugtrekken van de vergrendelingsvingers van onder de plunjerkop voor het mogelijk-'W^i^/ van de heen-en weer-gaande beweging van de plunjer zonder belemmering· De ontgrendelingsnok volgens de uitvinding is betrouwbaar, 15 werkt eenvoudig en kan gemakkelijk worden bediend en worden samengesteld.

Het is duidelijk dat in het licht van de bovenstaande uiteenzettingen veel andere wijzigingen en variaties in de uitvinding mogelijk zijn. De vergrendelings- en ontgrendelingsnokken die hier 20 zijn beschreven, kunnen bijvoorbeeld worden omgekeerd zodat vergrendeling plaats vindt bij een draaiing van de regelring tegen de wijzers van het uurwerk in en omgekeerd. Ook kunnen de nokver-grendelings- en ontgrendelings-eigenschappen volgens de uitvinding worden toegepast op afleveringspompen van een andere construc-25 tie dan de hier beschreven soorten voor het onbeweegbaar maken van de beweegbare plunjer gedurende het niet gebruik en gedurende de opslag en voor het mogelijk maken van de vrijeheen-en weer-gaande beweging gedurende het gebruik, daarvan* Het is daarom duidelijk dat de uitvinding binnen het kader van de uitvinding op andere 30 wijze kan worden uitgevoerd dan hiervoor aan de hand van de tekeningen is beschreven.

8 1 0 0 58 1

Claims

1. Afleveringspomp met een vinger-bediende plunjerkop welke voor het uitvoeren van een heen-en weer-gaande beweging is bevestigd op een pomplijforgaan dat fluidumdieht is bevestigd op een 3 vat voor een stroombaar produkt dat moet worden afgeleverd, waarbij heen-en weer-gaande beweging van de kop het afleveren van het produkt tot stand brengtf terwijl een naar beneden gericht aanslag-schouder aan de kop is aangebracht, op het genoemde lijforgaan een regelorgaan draaibaar is bevestigd welke een axiale opening bezit 10 waardoorheen de aanslagschouder zich uitstrekt gedurende de heen-en weer-gaande beweging van de plunjer, terwijl ten minste één rechtopstaande vergrendelingsvinger is bevestigd aan een van de genoemde organen en in dwarsrichting ten opzichte van de as van de heen-en weer-gaande beweging van de plunjer kan worden gebogen in 15 de heen-en weer-bewegingsbaan van de aanslagschouder* met het kenmerk, dat eerste en tweede nokmiddelen zijn aangebracht aan het andere van de genoemde organen bestemd om in aan-grijping te komen met de vinger voor het positief afbuigen van de vinger in dwarsrichting in en buiten de genoemde baan van de aan-20 slagschouderj als reactie op relatieve draaiingsbeweging van de genoemde organenj waarbij de plunjer naar wens onbeweegbaar wordt gemaakt bij buiging van de vinger in de genoemde heen-en weer-bewegingsbaan waarbij elke belemmering tussen de kop en de vinger gedurende de heen-en weer-gaande beweging van de kop wordt verme-25 den bij positieve.buiging van de vinger uit de genoemde heen-en weer-bewegingsbaan·

2. Pomp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de nokmiddelen zijn aangebracht op het genoemde regelorgaan, waarbij middelen de plunjerkop veerkrachtig naar boven drukken 30 naar een volledig bovenste positie, terwijl samenwerkende middelen zijn aangebracht op de kop en het regelorgaan voor het stilzetten van de bovenwaartse beweging van de plunjerkop bij de volledig bovenste positie daarvan.

3· Pomp volgens conclusie 2, met het kenmerk, 35 dat de eerste en tweede nokmiddelen respectievelijk in aangrijping staan met tegenover elkaar liggende zijden van de vinger, terwijl de vinger een vergrendelingspal daarop bezit welke bestemd is om in aangrijping te komen met de aanslagschouder bij buiging van de vinger in de genoemde heen-en weer-bewegingsbaan. i*0 if. Pomp volgens conclusie 2, met het kenmerk, 8100581 dat de eerste en tweede nokmiddelen in aangrijping staan met tegenover elkaar liggende zijden van de vinger, terwijl een vrij einde van de vinger in aangrijping komt met de aanslagschouder bij buiging van de vinger in de genoemde heen-en weer-bewegingsbaan. 5 5· Pomp volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een aantal vergrendelingsvingers zijn bevestigd aan het lijf-orgaan en in de vorm van een ring zijn aangebracht om de plunjer, waarbij de vingers vergrendelingspallen bezitten op een gemeenschappelijke hoogte bestemd om in aangrijping te komen met de aan-10 slagschouder bij buiging van de vingers in de genoemde heen-en weer bewegingsbaan, terwijl eenzelfde aantal eerste en tweede nokmiddelen respectievelijk zijn aangebracht voor het gelijktijdig in dwarsrichting buigen van de vingers voor het tot stand brengen van de aangrijping tussen de pallen en de aanslagschouder en voor het 15 losmaken van de pallen van de aanslagschouder bij relatieve beweging van de organen.

6. Pomp volgens conclusie if, met het kenmerk, dat een aantal vergrendelingsvingers zijn bevestigd aan het lijf-orgaan en ringvormig zijn gerangschikt rondom de plunjer waarbij 20 hun vrije boveneinde zich op een gemeenschappelijke hoogte bevinden terwijl zij normaal radiaal op afstand liggen van de kop en buiten de genoemde baan, terwijl eenzelfde aantal eerste en tweede nokmiddelen respectievelijk zijn aangebracht voor het gelijktijdig in dwarsrichting buigen van de genoemde vrije einden in en uit de 25 genoemde baan bij relatieve draaiing van de organen.

7. Afleverpomp met een vinger bediende plunjerkop welke voor een heen-en weer-gaande beweging is bevestigd op een pomplijforgaan welke fluidumdicht is bevestigd aan een vat van stroombaan produkt dat moet''worden afgeleverd, waarbij de heen-en -weer-gaande 30 beweging van de kop het afleveren van produkt tot stand brengt, terwijl een naar beneden gerichte aanslagschouder is aangebracht op de kop, een regelorgaan draaibaar is bevestigd aan het lijforgaan welke een axiale opening bezit waardoorheen de aanslagschouder zich uitstrekt gedurende de heen-en weer-gaande beweging van de 35 plunjer, terwijl ten minste een rechtopstaande vergrendelingsvinger is bevestigd aan een van de genoemde organen waarvan een vrij einde evenwijdig uitsteekt aan de as van de heen.en-weer-gaande beweging van de plunjer en in dwarsrichting naar de genoemde as in de heen-en weer-bewegingsbaan van de aanslagschouder kan worden gebogen, JfO en nokmiddelen aan het andere van de genoemde organen voor in 81 0 0 58 1 dwarsrichting afbuigen van het genoemde vrije einde als reactie op relatieve draaiing van de genoemde organen, met het kenmerk» dat de aanslagschouder een eerste ringvormig oppervlak bevat dat in benedenwaartse richting en naar binnen toe in de 5 richting van de genoemde as is afgeschuind, terwijl het genoemde vrije einde van de vinger naar boven toe en naar buiten toe schuin loopt voor het in aangrijping komen met het genoemde ringvormige oppervlak als dit in de genoemde baan wordt afgebogen door de genoemde nokmiddelen, waarbij de vinger radiaal op afstand buiten de Ί0 genoemde aanslagschouder ligt terwijl het genoemde vrije einde normaal buiten de genoemde baan ligt in een ontspannen toestand van de vergrendelingsvinger, hoewel het genoemde afgeschuinde ringvormige oppervlak indien nodig het genoemde vrije einde buiten de genoemde baan zal drukken gedurende de heen-en weer-gaande beweging 15 van de plunjer als het in aanraking komt met het genoemde schuin lopende vrije einde.

8. Pomp volgens conclusie 7i met het kenmerk, dat het nokmiddel is aangebracht aan het genoemde regelorgaan, waarbij middelen de plunjerkop veerkrachtig naar boven drukken tot 20 een volledig bovenste positie, terwijl samenwerkende middelen zijn aangebracht aan genoemde kop en het genoemde regelorgaan voor het stilzetten van de bovenwaartse beweging van de plunjerkop bij zijn bovenste positie, waarbij deze samenwerkende middelen bestaan uit een tweede ringvormig oppervlak aangrenzend aan het genoemde 25 eerste oppervlak en dat naar boven toe en naar binnen toe naar de genoemde as is afgeschuind, terwijl een ringvormig oppervlak aan het regelorgaan schuin naar beneden en naar buiten loopt om in aangrijping te komen met het genoemde tweede oppervlak.

9· Afleveringspomp met een heen-en-weer gaande plunjerkop die 30 is bevestigd aan een pomplijforgaan dat fluidumdicht is bevestigd aan een vat van stroombaar produkt dat moet worden afgeleverd, waarbij aan de kop een naar beneden gerichte aanslagschouder is aangebracht, een regelorgaan voor het uitvoeren van een relatieve draaiende beweging is bevestigd aan het lijforgaan welke regelor-35 gaan een axiale opening bezit waardoorheen de aanslagschouder zich uitstrekt gedurende de heen-en,weer-gaande beweging van de plunjer, terwijl ten minste een opstaande vergrendelingsvinger is bevestigd aan het lijforgaan en in dwarsrichting naar de as van de heen-en weer-gaande beweging van de plunjer toe buigbaar is in de heen-en 40 weer-bewegingsbaan van de aanslagschouder, waarbij het regelorgaan 81 00 58 1 een eerste nokmiddel daaraan bezit dat in aanraking kan komen met de genoemde vinger om deze in dwarsrichting in de genoemde baan te buigen, terwijl de genoemde vinger uit de genoemde baan wordt teruggetrokken bij een normale ontspannen toestand van de vergren-5 delingsvinger, in afhankelijkheid van de relatieve draaiingsbewe-ging van de organen, met het kenmerk, dat tweede nokmiddelen zijn aangebracht aan de plunjers of het regelorgaan bestemd om in aangrijping te komen met de vergrendelingsvinger voor het terugtrekken van de vinger uit de genoemde baan voor het 10 geval de vinger niet uit de genoemde baan wordt teruggetrokken als deze zich in zijn normale ontspannen toestand bevindt bij de genoemde relatieve draaiingsbeweging.

10. Pomp volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat de eerste en tweede nokmiddelen bestaan uit nokorganen aan het 15 genoemde regelorgaan die respectievelijk in aangrijping staan met tegenover elkaar liggende zijden van het genoemde vingerorgaan voor het positief buigen van de genoemde vinger dwars in alsmede uit de genoemde baan bij relatieve draaiing van de genoemde organen.

11. Pomp volgens conclusie 9i met het kenme r k, dat de aanslagschouder een eerste ringvormig oppervlak bezit dat in benedenwaartse richting en in binnenwaartse richting naar de li.ois genoemde as is afgeschuind zodat dit genoemde tweede nokmiddel vormt, waarbij de vinger een vrij einde bezit dat schuin naar bo-25 ven en naar buiten loopt om in aanraking te komen met het genoemde ringvormige oppervlak als het in de genoemde baan wordt gebogen door het genoemde eerste nokmiddel, waarbij het genoemde eerste oppervlak de vinger uit de genoemde baan wegtrekt bij heen-en weer _ gaande beweging van de plunjer als de vinger niet op andere wijze 30 wordt teruggetrokken naar de genoemde ontspannen toestand.

12. Pomp volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de vinger een vergrendelingspal daaraan bezit bestemd om in aangrijping te komen met de aanslagschouder bij buiging van de vinger in de genoemde baan. 35 13· Pomp volgens conclusie 9 of 10, met het ken merk, dat een vrij einde van de vinger in' aangrijping komt met het aanslagorgaan bij buiging van de vinger in de genoemde baan.

14. Pomp volgens conclusie 9» 10 of 11, met het kenme r k, dat middelen zijn aangebracht voor het veerkrachtig 40 drukken van de plunjerkop naar boven toe naar een volledig bovenste 8100581 positiej terwijl samenwerkende middeln aan de genoemde kop en het genoemde regelorgaan zijn aangebracht voor het stilzetten van de bovenwaartse beweging van de kop bij de genoemde bovenste positie.

15· Pomp volgens conclusie 11{., met het ken-5 m e r kj dat de samenwerkende middelen bestaan uit-een tweede ringvormig oppervlak dat in benedenwaartse richting en in buitenwaartse richting ten opzichte van'de genoemde as is afgeschuind en dat aangrenzend aan de aanslagschouder ligt, en een oppervlak van het regelorgaan dat correspondeert met het genoemde tweede op-10 pervlak. *****.** 8 1 0 0 58 1