NL8100489A

NL8100489A - Van een zeefkettingband voorziene inrichting.

Info

Publication number: NL8100489A
Application number: NL8100489A
Authority: NL
Original assignee: Zijlstra & Bolhuis Bv
Priority date: 1981-02-02
Filing date: 1981-02-02
Publication date: 1982-09-01
Also published as: NL188385C; NL188385B

Description

P t 70 1603

Tan een zeefkettingband voorziene inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting', voorzien van een treem en een daarin opgenomen eindloze zeefkettingband, omvattende uit op de omlooprichting van de zeefkettingband haaks staande kettingstaven, die ter weerszijden met de uiteinden daarvan 5 bevestigd zijn op eindloze, aan de onderzijde gladde riemen,terwijl de zeefkettingband geleid is rond een begin- en eindkeerrol waartussen in Langsrichting het bovenste deel van de zeefkettingband ter weerszijden daarvan gedragen is door ten minste een paar steun-rollen, en de inrichting voorzien is van middelen voor het rond-10 voeren van de zeefkettingband.

Een dergelijke inrichting is algemeen bekend. Daarnaar wordt bij voorbeeld verwezen in de nederlandse octrooiaanvrage no. 7802052, waarbij dit geschrift in het bijzonder betrekking heeft op een onder meer van een zeefkettingband voorziene . aardappeloogst-13 machine, de zeefkettingband heeft daarbij ten doel de geoogste aardappelen tijdens het transport daarvan op de machine te reinigen van aanhangende aarde en Loofdelen, die door de openingen tussen de kettingstaven naar beneden vallend kunnen worden afgeveerd.

! volgensjde genoemde nederlandse octrooiaanvrage no. 7802052 2c is het bekend ter ondersteunning van de kettingstaven riemen toe te passen die aan de onderzijde glad zijn en waarvan da bovenzijde door dwarsgroeven geprofileerd is waarvan de groeven zich over de gehele riembreedte uitstrekken en een diepte bezitten die ten minste gelijk is aan da dikte van de kettingstaafuiteinden. Deze laatst-25 genoemde maatregel is bedeeld om botsing van de kettingstaafuiteinden, die met de koppen boven het oppervlak van de staafuiteinden uitstekende klinknagels aan de riem bevestigd zijn, met de aard- 8 1 0 0 4 8 9 * .» -2- appelen aldus tegen beschadiging door de nagelkoppen te vrijwaren, egen een uitvoeringsvorm van de bekende riem met een gladde onderzijde en een met dwarsgroeven geprofileerde bovenzijde bestaat volgens de genoemde nederlandsa octrooiaanvrage het bezwaar dat 5 de tamelijk diepe groeven de riemsterkte nadelig beïnvloeden, reden waarom een nieuw riemtype is voorgesteld die zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde van dwarsprofilering is voorzien en wel zodanig, dat de bovenzijde voorzien is van beschermingslippen met een hoogte waardoor de beschermingslippen boven de klinknagel-10 koppen uitsteken terwijl aan de onderzijde volgens een bepaalde regelmatig, van de plaats van de beschermingslippen aan de riem-bovenzijde afgeleid patroon nokken zijn aangebracht.

Algemeen bekend is voorts een inrichting van het in de aanhef vermelde type die specifiek met het doel eventueel nog 15 hardnekkig aanhangende resten aarde en/of loof van de geoogste gewassen zoals aardappelen te verwijderen, als een afzonderlijke kettingzeefinrichting is opgesteld in de transportketen van het aanvoerpunt van de aardappelen af naar bij voorbeeld de opslagbunker in een loods. Een dergelijke kettingzeefinrichting is veelal voor-20 zien van middelen waarmede het bovenste, de aardappelen dragende r deel van de kettingzeefband tijdens het transport van de aardappelen in trilling wordt gebracht. Hiertoe is het bij voorbeeld bekend de zeefkettingband te leiden over steunende rollen waarvan het oppervlak voorzien is van nokken of waarbij de rollen onrond, bij voor-25 beeld in dwarsdoorsnede ellipsvormig zijn uitgevoerd, volgens een andere bekende methode is de inrichting voorzien van middelen voor het door botsen tegen de de onderzijde van de zeefkettingband de band in trilling te bregen middelen, öeze middelen omvatten daarbij hamerelementen die tegen de onderzijde van de zeefketting-30 band slaan en daartoe verbonden zijn met een roteerbare krukas.

X 8 1 0 0 48 9 r * -3- 2en nadeeL van deze laatstgenoemde uitvoeringsvorm is dat naar het hoogste punt van de beweging van de hamerelementen toe, de snelheid daarvan tot nul nadert.

Doel van de uitvinding is een verbeterde van een zeef-5 kettingband voorziene inrichting waarbij voor het samenstellen van de zeefkettingband van een slechts aan een zijde , nauwelijks geprofileerde riem van gangbare constructie kan worden uitgegaan en waarbij de inrichting kan worden voorzien van middelen waarmede de zeefkettingband door hameren tegen de onderzijde daarvan met 10 een van geval tot geval regelbare kracht in trilling kan worden gebracht.

volgens de uitvinding wordt daartoe een inrichting van het in de aanhef vermelde type verschaft dat daardoor is gekenmerkt, dat de kettingstaven met de uiteinde daarvan aan de gladde onderzijde 15 van de riemen bevestigd zijn.

Door volgens de uitvinding de kettingstaven aan de gladde onderzijde te bevestigen worden een aantal voordelen bereikt, zo vermen de kettingstaven, die veeal plat uitgevoerd zijn, tot een met een wasbord te vergelijken groep nokken die bij het rondvoeren van 20 de zeefkettingband bij het rollen daarvan over de een of meer paren steunrollen leiden tot een trileffect in de kettingzeefband.

Voorts _ bieden de aan de onderzijde van de riem tussen de kettingstaafuiteinden ontstane sleuven de mogelijkheid daarin ongeveer complementair gevormde vingervormige organen op te 25 nemen en door middel daarvan de zeefkettingband aan te drijven op een wijze waarbij de veelal uit een kunststofmateriaal vervaardigde en rond de kettingstaven aangebrachte beschermnulzen niet worden beschadigd.

8100489 * t

Derhalve is een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, die waarbij de beginkeerrol de aandrijfrol van de zeefkettingband is en samengesteld is uit een de zeefketting-band ongeveer ter breedte van de riemen ter weerszijden ondersteunend 5 paar door middel van een as verbonden kooirollen waarvan de traliestaven in het raakgebied tussen elke kooirol en de zeefkettingband zich verzonken tussen een paar kettingstaafuiteinden bevinden.

ne kettingstaven kunnen op gebruikelijkêrwijze door middel van per kettingstaafuiteinde normaliter twee klinknagels worden to verbonden met de riemen, waarbij deze klinknagels van de onderzijde af door de kettingstaafuiteinden en daarna door de riemen en aan de bovenzijde van de riemen door dunne steunplaten worden geleid en geklonken, om beschadiging van de gewassen zoals de aardappelen tijdens het transport daarvan te verhinderen is het voordelig in 15 de bovenzijde daarvan de riemen ter plaatse van de steunplaten van een groef te voorzien met een breedte dis voldoende is om daarin de steunplaat onder het bovenoppervlak van de riem verzonken op te nemen, oe steunplaten kunnen van een dun staalmateriaal, bij voorbeeld met een dikte van niet meer dan circa 1 mm worden ver-20 vaardigd zodat ook de groeven slechts ondiep behoeft te worden uitgevoerd en deze daardoor nauwelijks een nadelige invloed hebben op de treksterkte van de riem.

In een verdere uitwerking van de inrichting volgens de uitvinding waarbi'j deze is voorzien van voor het door botsen tegen 25 de onderzijde van de zeefkettingband de band in trilling te. brengen middelen wordt ervoor gezorgd , dat op de aan te drijven beginkeerrol een stang via een krukoverbrenging op een in een vlak evenwijdig aan de omlooprichting van de zeefkettingband evenwijdig beweegbare wijze is aangesloten, welke stang aan het van de beginkeerrol af-

8 1 0 0 48 S

« ·*· z -5- • gekeerde uiteinde daarvan gekoppeld is met de eerste middelen van onderling door middel van een spiraalveer verbonden gedeelde eerste en tweede middelen, waarbij de via de krukoverbrenging aan het stanguiteinde teweeg te brengen verplaatsing daarvan onder invtoed 5 van de veerspanning is om te zetten in een hamerbeweging van de tweede middelen tegen de onderzijde van het bovenste deel van de zeefkettingband. In het bijzonder zijn daarbij de tweede middelen zodanig uitgevoerd, dat zij onderling evenwijdig opgestelde en door een stang verbonden haltervormige elementen omvatten waarvan de lo uiteinde van wielen voorzien zijn, welke haltervormige elementen gelijktijdig beurtelings met elk van de wielen tegen de onderzijde van het bovenste deel van de zeefkettingband te bewegen zijn.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening waarin een uitvoeringsvoorbeeld daarvan is weergegeven nader toegelicht, r.n 15 de tekening toont fig. 1 perspektivisch in bovenaanzicht een kettingzeef-inrichting, fig. 2 een doorsnede van de inrichting volgens de lijn ïi-n in fig. 1, 2o fig. 3 vergroot het door m. in fig, 2 omcirkelöe deel, fig, 4 aan de hand van het in fig. 3 omcirkelde gedeelte van het bovensta deel van de zeefkettingband de samenstelling daarvan in langsdoorsnede, fig. 5 een dwarsdoorsnede van de zeefkettingband ever de 25 lijn V-’V in fig. 4, fig. 5 in zij-aanzicht de met de stang verbonden gedeelte eerste en tweede middelen, die zich in neutrale stand bevinden en door middel waarvan tegen de onderzijde van het bovenste deel van de zeefkettingband kan worden gehamerd, en 30 fig. 7 de middelen volgens fig. 5 in een van de neutrale stand afwijkende stand.

81 0 0 48 9 -6- + *

In de tekening wordt door 1 de kettingzeefinrichting aangegeven, voorzien van een zeefkettingband 2 met kettingstaven 3, die aan de uiteinden bevestigd zijn aan de riemen 4, die bij voorbeeld vervaardigd kunnen.zijn uit een weefselversterkt rubber 5 materiaal.

De zeefkettingband is geleid om de beginkeer- of aandrijfrol 6 en de eindkeerrol_7 (fig. 2) waarvan de positie in de omloop-richting van de zeefkettingband instelbaar is door middel van stelmoer 8 in samenwerking met de van de van schroefdraad voor-10 ziene staaf 9.

De aandrijfrol 6 is verbonden met en wordt aangedreven door de elektromotor 10.

De kettingzeef inrichting is cpgehanger. in een draagraam waarvan fig. 2 een van de langsblaken 11 toont, waarbij de ketting-15 zeefinrichting verder zodanig is voorzien van wandplaten zoals wandplaat 13 (fig'. 2), dat de zeefkettingband kan worden gezien als het - rond te voeren- bodemdeel van een aan de bovenzijde in hoofdzaak open transportgoot.

3d beginkeerrol 6 is uitgevoerd als een as 14, verbonden 20 met twee kooirollen 15 en 16, elk voorzien van traliestaven 17 die verzonken tussen de staafuiteinde 18 van het rond de kooirol gelegen deel van de zeefkettingband gelegen zijn en met de traliestaven naar elkaar toe gekeerd zijn, en waarop de corresponderende riemen 4, ' worden gedragen.

25 Tegen de gladde onderzijde van de riemen 4 zijn de platte uiteinden van de kettingstaven 3 door middel van paren klinknagels 5 en onder toepassing van steunplaten 19 bevestigd, oe steunplaten 19 zijn verzonken in in de bovenzijde van de riem 4 aangebrachte ondiepe groeven 20.

8 1 0 0 48 9 -T- A.an de binnenzijde van de langsblaken 11 van het draagraam zijn op gepaste afstanden roteerbare steunrollen 21, 22 aangebracht die het bovenste deel van de zeefkettingband aan de kanten daarvan ondersteunen, pa eindloze zeefkettingband werkt verder samen met 5 gebruikelijke geieiderotten 23, 24 om een regelmatige omloop van de band verder te waarborgen.

De as 14 van de beginkeer- of aandrijfrol 6 is aan de ene, dit is aan de in fig. 1 linkerzijde daarvan gekoppeld met de elektromotor 10, en aan de rechterzijde via de langsbalk 11 ver-50 langd totbuiten de omtrek van het draagraam en vervolgens via een krukarm 25 verbonden met het ene uiteinde van de stang 26 waarvan het andere uiteinde 27 (fig. 6) trapsgewijze verstelbaar verbonden is met het ene uiteinde van de l-vormige staaf 28 die nabij het andere uiteinde 29 daarvan door tussenkomst van de spiraalveer 15 30 verbonden is met de arm 31 via een van een schroefdraad voor ziene staaf 32 waarmede de spiraalveer 30 meer of minder kan worden uitgetrokken en in de gewenste stand gefixeerd, ce in te stellen veerspanning is ook te variëren door bij voorbeeld een zwaardere spiraalveer of een aantal daarvan toe te passen.

2Q De arm 31 is via een as 33 door de langsbalk 11 en de tegenoverliggende balk 11 roteerbaar aan het draagarm bevestigd.

Aan de as 33 zijn tussen de langsbalken 11, gelegen onder de beide kantdelen van het zeefkettingband, halters 3^bevestigd, die aan de uiteinde voorzien zijn van wielen 35. De bij de rondgang van de 25 krukarm aan het stanguiteinde 27 meegegeven beweging wordt omgezet in een rond de as 36, die met langsbalk 11 roteerbaar verbonden is, in het vertikale vlak op- en neergaande beweging van het met de spiraalveer 29 verbonden uiteinde van de l-vormige staaf 28.2e - 8 1 0 0 48 9 * ψ -θτ.

spiraalveer 29''zorgt ervoor dat deze beweging verder wordt door-* gegeven aan de arm 31, zodanig dat deze arm 31 tesamen met de as 33 heen en weer roteert waarbij de wielen 35 van de beide halters 34 met een van de veerspanning van de spiraalveer 29 afhankelijke 5 snelheid beurtelings tegen de onderzijde van zeefkettingband 'i worden geslagen.

Uiteraard zijn aan de hierboven beschreven en in de tekening getoonde inrichting wijzigingen aan te brengen zonder dat men daarbij het kader van de uitvinding verlaat.zo kan de 10 inrichting middelen omvatten waarmede de arm 31 in de in fig. 6 getoonde neutaale stand geblokkeerd is, waardoor de halters· 34 met wielen 35 niet heen-en-weer worden gezwenkt.

81 0 0 48 9

Claims

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beginkeerrol de aandrijfrol van de zeefkettingband is en samengesteld is uit een de zeefkettingband ongeveer ter t? breedte van de riemen ter weerszijden ondersteunend paar door middel van een as verbonden kooirollen waarvan de traliestaven in het raakgebied tussen elke kooirol en de zeefkettingband zich verzonken tussen een paar kettingstaafuiteinden bevinden. 3. inrichting volgens conclusie 2, voorzien van voor het 20 goor botsen tegen de de onderzijde van de zeefkettingband de band in trilling te bregen middelen, met het kenmerk, dat op de aan te drijven beginkeerrol een stang via een krukover-brenging op een in een vlak evenwijdig aan de omlocprichting van de zeefkettingband evenwijdig beweegbare wijze is aangesloten, 25 welke stang aan het van de beginkeerrol afgekeerde uiteinde daar- O V 81 00 48 9 -1 ον an gekoppeld is met de eerste middelen van onderling door middel van een spiraalveer verbonden gedeelde eerste en tweede middelen, waarbij de via de krukoverbrenging aan het stanguiteinde teweeg te brengen verplaatsing daarvan onder invloed van de veerspanning 5 is om te zetten in een hamerbeweging van de tweede middelen tegen de onderzijde van het bovenste deel van de zeefkettingband.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het ken merk, dat de tweede middelen onderling evenwijdig opgestelde en door een stang verbonden haltervormige elementen omvatten 10 waarvan de uiteinden van wielen voorzien zijn, welke haltervormige elementen gelijktijdig beurtelings met elk van de wielen tegen de onderzijde van het bovenste deel van de zeefkettingband te bewegen zijn. 81 0 0 48 9 . VEREENIGDE OCTROOIBUREAUX Nederlandse octrooiaanvrage no. 81OOU89 'S-gravenhage (HOLLAND) Behoort bij schrijven d.d. 26 februari 1981 Vm/mjk ίι ! E v. d I B* 26FE81981 ÏEEBETEHIIGSBLAD Opgave van verbeteringen van errata in de beschrijving, behorende bij octrooiaanvrage no. 8100^89, voorgesteld door aanvraagster onder datum 2 februari 19Ö1. blz. 2,‘ regel 2: "egen" wijzigen in "tegen", blz. 2, regel 11: "regelmatig" wijzigen in "regelmaat", blz. 2, regel 28: "bregen" wijzigen in "brengen", blz. 3, regel 18: "kettingstaven" wijzigen in "kettingstaven-uiteinden". blz. 3, regel 18: "veeal" wijzigen in "veelal". blz. k, regel 20: "behoeft" wizigen in "behoeven". blz. 5, regel 21: na "fig. 3" inlassen "door IV". blz. 5, regel 26: "gedeelte" wijzigen in "gedeelde". blz. 6, regel 14: "langsblaken" wijzigen in "langsbalken". blz. 6, regel 21: "staafuiteinde" wijzigen in "staafuiteinden". blz. 7, regel 1: "langsblaken" wijzigen in "langsbalken". blz. 7, regel 23: "halters 3" wijzigen in "halters 3^". blz. 8, regel 2: "tesamen met" schrappen. 8 1 00 48 9