NL8100166A - Drijver, in het bijzonder een meetboei. - Google Patents

Description

^ ,4 * dW/M/12.985 -1-

Brijver, in het bijzonder een meetboei.

Be uitvinding heeft betrekking op een drijver, in het bijzonder een meetboei, voorzien van een drijflichaam met een grotere horizontale afmeting dan verticale afmeting.

Bergelijke drijvers of meetboeien zijn in het bijzonder 5 nuttig wanneer de drijver de bewegingen van het oppervlak van het water moet volgen, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van golfmetingen.

Ben moeilijkheid voor een dergelijke drijver is, dat hij, wanneer hij bij ruw weer omslaat, verder onwerkzaam is.

10 Be uitvinding beoogt deze moeilijkheid te voorkomen.

Bienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien, dat op het drijflichaam een hulpdrijver is aangebracht, die voldoende volume heeft om de drijver, wanneer hij omgeslagen is, terug te laten kantelen.

15 Hoewel het terugkantelen, wil dit in rustig water direct gebeuren, waarvoor nodig is dat bij elke hoek met de verticaal, die de drijver maakt, een moment in de terugkantel-richting wordt uitgevoerd, hoge eisen aan het volume van een dergelijke hulpdrijver stelt, is het voor normale omstandig-20 heden, waaronder een drijver kan omslaan, dus altijd toch een niet onaanzienlijke golfslag, voldoende dat de hulpdrijver een groter drijfvermogen heeft dan het gewicht van de gehele drijver met eventuele inhoud.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding, waarbij het 25 drijflichaam in hoofdzaak rotatie symmetrisch is om een verticale as, bestaat daarin dat de hulpdrijver eveneens rotatie symmetrisch is om dezelfde verticale as. Baarbij verdient het nog meer de voorkeur, dat de hulpdrijver cilindrisch is.

50 Een hulpdrijver heeft voor een meetboei, die de opper- vlaktehelling van het water moet volgen,het nadeel, dat door windkrachten een moment kan worden uitgeoefend, dat een zekere kanteling van de drijver veroorzaakt, hetgeen de 8100166 -2- meetresultaten onnauwkeuriger kan maken.

De uitvinding beoogt in deze een oplossing te verschaffen, die de door de bulpdrijver veroorzaakte windgevoeligheid niet alleen verkleint, maar bij juiste dimensionering zelfs 5 negatief kan maken, zodat de totale windgevoeligheid van drijfliehaam en bulpdrijver kleiner is dan die van bet drijf-licbaam alleen.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien, dat de middellijn van de bulpdrijver, waar deze op 10 bet bovenoppervlak van bet drijfliebaam ligt, tussen 0,2 en 0,8 maal de middellijn van bet bovenoppervlak van bet drijf-liebaam is.

De verklaring voor deze windongevoeligbeid is daarin te zoeken, dat aan de aanstroomzijde voor de bulpdrijver een 15 drukverboging ontstaat, die ook op bet bovenvlak van bet drijfliebaam werkt, terwijl aan de afstroomzijde een onderdruk ontstaat, die eveneens voelbaar is op bet bovenvlak van bet drijfliebaam. Dit op bet bovenvlak van bet drijfliebaam uitgeoefende moment is tegengesteld aan bet kantelmoment dat 20 door de wind op zowel drijfliebaam als bulpdrijver zelf worden uitgeoefend en bet is mogelijk dit moment groter te maken dan bet alleen op de bulpdrijver uitgeoefende moment.

Een verder voordeel van de constructie volgens de uitvinding is, wanneer de drijver of meetboei van een antenne 25 is voorzien, dat de mogelijkheid bestaat de bulpdrijver een verticale aan zijn bovenzijde met een afronding verwijde doortoebt te geven, waar de antenne doorbeen steekt. Dit voorkomt de betrekkelijk kostbare verende opstelling van een antenne, die tot dusver om afbreken te beperken, bij meet-' 30 boeien noodzakelijk was en geeft in feite een grotere bescherming van de antenne, niet alleen wanneer de boei in bet water ligt, maar eveneens bijvoorbeeld bij bet te water laten van de boei dan wel aanvaringen en dergelijke. De afronding zorgt er in dat geval voor dat de antenne, die veelal van 35 buigzaam materiaal is, kan meegeven zonder op de rand geknakt te worden.

Een dergelijke doortoebt wordt bij voorkeur aan zijn benedenzijde van afwateringsdoortoebten voorzien.

Om een aantal redenen is bet veelal voordelig een 40 drijver van bet type, waar de uitvinding betrekking op beeft 8100166 -3- te voorzien van een beneden het drijflichaam uitstekend huis, bijvoorbeeld voor bet opnemen van instrumentatie. De voordelen van een dergelijk buis zijn in gelijktijdig met deze aanvrage ingediende samenbangende aanvragen beschreven.

5 De uitvinding geeft nu de mogelijkheid om, wanneer door een aanvaring of een andere ernstige beschadiging de meetboei gedeeltelijk vernield wordt, bijvoorbeeld door dat het drijflichaam, dat bij voorkeur uit schuimkunststof of een dergelijk materiaal bestaat, er uit gevaren is, het instru-10 mentarium te kunnen redden. Daartoe wordt er volgens de uitvinding In voorzien, dat de hulpdrijver en dit huis onafhankelijk van het drijflichaam, vooral wanneer dit laatste in segmenten is onderverdeeld, één mechanisch geheel vormen. De hulpdrijver heeft immers voldoende drijfvermogen voor 15 het dragen van dit huis met inhoud.

Om daarbij te voorkomen, dat hulpdrijver met huis weg kunnen drijven wordt er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding in voorzien, dat het genoemde mechanische geheel met een verankeringslijn is verbonden.

20 Een verder voordeel van de hulpdrijver is, dat deze de mogelijkheid geeft de drijver of meetboei van een radar-reflector te voorzien. Juist omdat meetboeien op plaatsen kunnen liggen, waar scheepvaart passeert is het signaleren van de aanwezigheid van de meetboei van belang. Daarbij 25 vormt de radarreflector een belangrijk middel, temeer omdat deze geen energie vergt, zoals bijvoorbeeld een verlichting van 'de boei, en steeds meer schepen met radar zijn uitgerust. De bekende drievlaksradarreflector, dus drie onderling loodrechte spiegelvlakken, die de eigenschap hebben een 50 invallende straal in dezelfde richting terug te kaatsen, is hiervoor een bekende uitvoering. De uitvinding geeft nu de mogelijkheid deze uitvoering zonder verhoging van de windgevoeligheid aan te brengen door er in te voorzien, dat de hulpdrijver één of meer drievlaks radarreflectoren bevat.

35 Hierdoor wordt de reflector mechanisch beschermd en kan bijgevolg licht worden uitgevoerd wat niet alleen het totaal-gewicht ten goede komt doch ook het streven naar een laag zwaartepunt bevordert.

De eisen voor de positie van de reflectorvlakken ten 40 opzichte van elkaar zijn namelijk hoog, zodat wanneer ze 8100166 -4- η - . *ï niet mechanisch worden beschermd de constructie vrij zwaar wordt. Het aanbrengen van een reflector boven de hulpdrijver leidt tot een verhoging van het zwaartepunt en door de grotere hoogte boven de waterlijn in het algemeen tot een grotere 5 windgevoeligheid. Uiteraard moet dan de huldrijver van een materiaal zijn, dat electro.magnetische golven doorlaat.

Een eenvoudige uitvoeringsvorm van het bovenstaande bestaat daarin, dat de hulpdrijver twee onderling loodrechte, door de as van de hulpdrijver gaande verticale reflectie-10 vlakken heeft en aan.boven- en/of benedenzijde horizontale reflectievlakken.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin schematisch een zijaanzicht van een drijver volgens de uitvinding is weerge-15 geven.

In de tekening is met 1 een in hoofdzaak schijfvormig drijflichaam aangegeven, dat uit een viertal cirkelsegmenten bestaat, die rondom een cilindrisch naar beneden stekend huis 2 zijn aangebracht. Deze aanbrenging kan bijvoorbeeld 20 plaats hebben door middel van I-balken 3, die vast met de wand van het huis 2 zijn verbonden.

Bij voorkeur via de I-balken 3 is een hulpdrijver 4 vast met het huis 2 verbonden, die coaxiaal met het drijflichaam 1 is en een zodanig volume heeft, dat, wanneer de 25 drijver is omgeslagen, hij de gehele overige drijver net boven het water tilt.

Met de I-balken 3 zijn verbindingskettingen 5 verbonden, die weer verbonden zijn met een verankeringslichaam 6, dat in dit geval de vorm heeft van een kruis, waaraan in het 30 midden een verankeringslijn 7 is bevestigd.

Centraal in de hulpdrijver 4 is een doortocht 8 aangebracht waardoor een antenne 9 steekt. In de hulpdrijver 4 zijn onderling loodrechte verticale radarspiegelvlakken aangebracht, terwijl het bovenoppervlak 10 en/of het beneden-35 vlak 11 van electro-magnetische golven reflecterend materiaal zijn.

Doordat de antenne 9 in eeü doortocht steekt, die aan de bovenzijde is afgerond wordt hij, wanneer hij opzij wordt gebogen op afstand van zijn bevestigingspunt ondersteund 40 zonder dat daarbij een plaatselijke grote belasting optreedt 8100166 -5- zoals 13±3 een scherpe rand het geval zon zijn eh de praktijk leert, dat hierdoor de kostbare en betrekkelijk kwetsbare verende opstelling van een antenne, die bovendien impedantie-aanpassingsproblemen kan geven, overbodig is.

5 Wanneer de drijver volgens de uitvinding kantelt wordt door het opdrijvend vermogen van de hulpdrijver 4 er voor gezorgd, dat hij weer terugkantelt. Wanneer door aanvaring of dergelijke een ernstige beschadiging optreedt, waarbij segmenten van het drijflichaam 1 los kunnen raken, blijft 10 het geheel drijven door het drijfvermogen van de hulpdrijver 4 en aan de ankerlijn bevestigd, aangezien het huis 2, de I-balken 3 en de hulpdrijver 4 een sterk mechanisch geheel vormen.

Omdat de doortocht 8 water kan opvangen, zowel bij rus 15 weer water van het oppervlak waar de drijver in drijft als regen, is een afvoerdoortocht 12 aangebracht.

De bodem van de hulpdrijver 4 en het huis 2 vormen één sterk mechanisch geheel, bijvoorbeeld van staal.

De niet getekende radarreflectievlakken in de drijver 4 20 hebben weliswaar een onderbreking aangrenzend aan de doortocht 8, maar er blijft bij normale uitvoering voldoende oppervlak over voor een goed detecteerbaar radarreflectie.

8100166

Claims (11)

1. Drijver, in het bijzonder meetboei, voorzien van een drijfliehaam met een grotere horizontale afmeting dan verticale afmeting, met het kenmerk, dat op het drijfliehaam een hulpdrijver is aangebracht, die voldoende volume heeft ©m de 5 drijver, wanneer hij omgeslagen is, terug te laten kantelen.

2. Drijver volgens conelusie 1, met het kenmerk, dat de hulpdrijver een groter drijfvermogen heeft dan het gewicht van de gehele drijver met eventuele inhoud.

3. Drijver volgens conclusie 1 of 2, waarbij het drijf- 10 lichaam in hoofdzaak rotatie symmetrisch is om een verticale as, met het kenmerk, dat de hulpdrijver rotatie symmetrisch is om dezelfde verticale as.

4. Drijver volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hulpdrijver in hoofdzaak cilindrisch is.

5. Drijver volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de middellijn van de hulpdrijver, waar deze op het bovenoppervlak van het drijflichaam ligt, tussen 0,2 en 0,8 maal de middellijn van het bovenoppervlak van het drijflichaam is.

6. Drijver volgens één of meer van de voorafgaande 20 conclusies, voorzien van een antenne, met het kenmerk, dat de hulpdrijver een verticale, aan zijn bovenzijde met een afronding verwijde doortocht heeft, waar de antenne doorheen steekt.

7. Drijver volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 25 de- doortoeht aan zijn benedenzijde met afwateringsdoortochten is verbonden.

8. Drijver volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met een beneden het drijflichaam uitstekend huis, bijvoorbeeld voor het opnemen van instrumentatie, met het 30 kenmerk, dat de hulpdrijver en dit huis één mechanisch geheel vormen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met‘het kenmerk. dat het genoemde mechanische geheel met een verankeringslijn is verbonden.

10. Drijver volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpdrijver één of meer drievlaks-radarreflectoren bevat. 8100166 -7-

11. Drijver volgens conclusie 10, met liet kenmerk, dat de hulpdrijver twee onderling loodrechte, door de as van de hulpdrijver gaande verticale reflectievlakken heeft en aan hoven- en/of henedenzijde horizontale reflectievlakken. \ 8100 166